^r-. - bibliotheek.eyefilm.nlbibliotheek.eyefilm.nl/bibis/other/Cinema en Theater/1943/Cinema...

12
Links: Rigoletto (rechts) met den ban- diet Sparafucile (Michel Simon en Juan de Landa). Onder links: Koning Frans I als student vermomd op het marktplein, waar hij Gilda in het oog krijgt. Onder rechts: De Koning en Gilda (Rossano Brazzi met Maria Mercader). (Foto's Sonora) RIGOLETTO . ffaar het drama van Victor Hugo en met muziek uit de Opera „Rigoletto" van Giuseppe Verdi. Regie: Mario Bonnard. Spelers: Michel Simon Rossano Brazzi Maria Mercader Elli Parvo . . Doris Duranti Carlo Ninchi . Juan de Landa Loredana . . Rigoletto •Franz I Gilda Magdalene (Margot) De Zigeunerin Graaf van St. Vallier Spärafucile Diana van St. Vallier Italië, het klassieke land van de opera, zendt na „Tosca" een nieuwe aan opera herinnerende film „Rigoletto" de wereld in, en na ook dit product van een serie die waarschijnlijk nog wel langer zal wor- den gezien te hebben, zijn wij geneigd te gelooven, dat deze soort rolprenten een bloeiend en zelfstandig bestaan tegemoet gaat. De regisseur Mario Bonnard bewijst met „Rigoletto", dat men in het zonnige zuiden de juiste combinatie van opera- en film- ren dan, dat deze er terecht meer film dan opera van gemaakt heeft. Anders gezegd, niet FmftV libretto, doch Victor Hugo als auteur van het drama „Le Roi s'amuse", dat aan Rigoletto ten grondslag ligt, lever- de de stof voor het scenario. De film „Ri- C\0 UtTT 1 Wm^TT^ X^r^r^r ^. o] 1 etto " wekt onze bewondering in vele op- yJ* tlE, i Wl lit, DOCK ten; de regie ' de mGnta & e . h et camera- werk, de muziek en vooral ook het spel, alles werkt mede om het geheel RIGOLETTO kunst gevonden heeft, waardoor een vruchtbaar terrein voor het scenario ont- dekt, is, dat op ontginning wacht. Combi- natie was hier een gebiedende noodzake- lijkheid, immers, had men slechts de opera verfilmd, dan was een flauwe afschadu- wing op het witte doek van hetgeen wij van de planken kennen, ongetwijfeld het resultaat geweest. Doch thans zien wij „Rigoletto" uit een anderen gezichtshoek, namelijk uit dien van den filmkunstenaar, en wij constatee- . tot een waardevol specimen der Europeesche film- evolutie te maken. De tragische figuur van den onmensche- lijken spotter, de nar Rigoletto, wordt ver- tolkt door Miqhel Simon (naar verluidt de vader van de Fransche actrice Simone Simon), die een creatie te zien geeft, zóó treffend en aanvaardbaar als wij ons op de planken slechts konden wenschen. Zijn geheele wezen is een meedoogenlooze be- spotting van alles wafmet menschelijk ge- voel te maken heeft, slechts de liefde, die (ii -(. Cl KEMA &• THEATE R - (nr. 1-2) 2 ^r-. "^ Boven: De graaf van St. Vallier (Carlo Ninchi), Onder: Tijdens een carnavalsfeest aan het hof wordt Gil- da ontvoerd. Twee beelden uit de Italiaansche film „Rigoletto". (Foto's Sonora) hij koestert voor zijn dochter Gilda, is zijn Achilleshiel. Doch ook verder in de rolverdeeling lezen wij namen, die in ons land zoo lang- zamerhand een goeden klank beginnen te verkrijgen. Zij zijn Maria Mercader, die de rol van Gilda vertolkt, Rossano Brazzi, die een avontuurlijken en jeugdig-over- moedigen koning Frans I te zien geeft, Carlo Ninci, als de tragische Graaf de St. Vallier, en Juan de Landa als de bandiet Sparafucile. Ook de kleinere rollen zijn in goede handen, terwijl de aankleeding allen lof verdient. Uit al deze factoren kan men dus con- cludeeren, dat de Italiaansche filmkunst ten opzichte van het klassieke nationale eigendom, de opera, althans wat Verdi's „Rigoletto" betreft, haar taak ten volle begrepen heeft. De muziek van den mees- ter diende de film tot passende illustratie, zonder nochtans den boventoon te voeren, die voortreffelijk tot haar ^ recht komt. Het verloop van het verhaal moge dan bekend zijn, de film „Rigoletto" zal niet nalaten den opera- èn den filmliefhebber beiden van begin tot eind te boeien, zoowel door Victor Hugo's meesterlijke intrige als door haar groote artistieke verdiensten als filmwerk. L. J. CA PIT Verdi kende zijn pappenheimers Naar aanleiding van de Italiaansche film Rigoletto, geven wij curiositeitshalve nog de volgende anecdotische bijzonder- heid. In Venetië had in 1851 de eerste op- voering van Verdi's Rigoletto plaats. Toen de overbekende mooie aria op de repetitie moest gezongen worden, het gezang van den koning, dat van zoo groot belang voor het geheel is, vond de tenor Mirate dat gedeelte niet in de muziek geschreven. Ontstemd riep hij uit: „Maestro, een ge- deelte ontbreekt nog!" Zeer tevreden en voldaan antwoordde Verdi toen: „Daar- voor is nog tijd genoeg!" lederen dag herhaalde Mirate dezelfde vraag, en lederen dag gaf Verdi hetzelfde antwoord. Eindelijk werd op de generale repetitie onder diepe stilte de bewuste aria voor het eerst gezongen. In zeer korten tijd had nu Mirate de melodie ingestu- deerd. Verdi had heel goed geweten, dat, als de aria op iedere repetitie gezongen was, zij weldra ook op straat gehoord zou zijn, waarmee het succes van de eer- ste avond verloren zou zijn gegaan. Toen de aria dan ook op de première over het voetlicht kwam, volgde een dave- rend applaus. De componist had ge- lijk gehad. En toen 's avonds het publiek de schouwburg ver- liet, neuriede en floot iedereen de in één avond po- pulair geworden aria! L. v. H. PAUL STEENBERGEN als HAMLET Bij het „ten tooneele brengen" (zooals de eenigszins plechtige uitdrukking placht te luiden) van een klassiek meesterwerk, is het nadeel van een bepaalde stijl-richting natuurlijk de een- zijdigheid: het keurslijf, waarin de regisseur den tekst naar eigen opvattingen wringt' en welk keurslijf hij daarna den toeschouwer opdringt om het aldus „te nemen of te laten". Maar het voordeel is, dat er dan tenminste een gezichtshoek is, waaronder men het drama kan zien. En het tooneel heeft altijd een schijnwerper noodig, zelfs al accentueert deze eenzijdig, door wat buiten zijn lichtbundel ligt, eenvoudig uit te schakelen. Groote gebouwen in een stad zijn altijd even zoovele problemen, die door den éen of anderen architect als weleer den Gordiaanschen knoop worden doorgehakt en zulk een schepping staat steevast aan de critiek der medemenschen bloot, welke meestal eerst door den tijd verzacht wordt. Het gebouw moest immers gebouwd worden en één moest het tenslotte doen. Beter de stijl van één, dan een rij huurkazernes. „Hamlet", misschien 's werelds grootste, al- thans bekendste tragedie, laat vele stijl-opvattin- gen toe en elk kan desgewenscht zijn rechtvaar- diging in den tekst vinden. Uit Shakespeare en den Bijbel kan men nu eenmaal alles citeeren. Maar het eenige wat juist ook „Hamlet" mijns inziens niet duldt, is „vrij spel", want juist de stuurloosheid, die in deze meest tragische aller tragedies den boventoon voert, wil op het tooneel „geleid" zijn. Daarom is het wat hachelijk om in het pro- gramma van het Residentie-Tooneel als „Leit- motiv" voor deze voorstelling een op zichzelf geestige, paradoxale, maar in zijn onvruchtbaar- heid de zaak niets „verder" brengende uitspraak van Anatole France te lezen: „Hamlet, gij zijt wat wij zijn: een mensch te midden van al het leed der wereld. Gij haat de leugen, en uw leven is niet anders dan een groote leugen. Gij zijt een vat vol tegenstrijdigheden. Men heeft gezegd, dat gij geen mensch waart. Maar juist daarin ligt uw diepe menschelijkheid. Gij zijt snel besloten en voorzichtig, gij zijt stoutmoedig en schuchter, goedhartig en wreed, gij zijt wijs en daarenboven gek. In één woord: gij leeft. Wie onzer lijkt, in een of ander opzicht, niet op u? Wie onzer spreekt zichzelf nooit tegen, handelt niet tegen- strijdig. Wie onzer is niet gek?" Wel, dat is taal voor Hamlet zelf. Maar de regisseur en de hoofdrolspeler hebben het „geval- Hamlet" niet aan de jury van het publiek een- voudig voor te leggen, zij zijn er om het te be- fleiten. En dat leidinggevende element miste men in deze knappe, maar niet groote en daardoor zelden waarachtig ontroerende voorstelling. Hoe men Hamlet zelf ook benaderen wil, het drama is en blijft doemdreigend noodlot over een middeleeuwsch kasteel, een vloek en een alzijdige ondergang, waarin de dadenlooze droomer, de prins van Denemarken, zelf wordt meegesleurd. Het spookt op Elseneur, en danig ook! En de stem van Hamlet spreekt in eenzaamheid tegen steenen muren. Want zoo ooit de monoloogvorm dramatisch gerechtvaardigd was, dan is het hier. Zulk een drama op te voeren, vraagt weidsch- heid van allure. Het is daarentegen thans opge- voerd terwijl alle omstandigheden en ook de tijd tegen waren. In den kleinen Princesseschouw- burg kan men toch eigenlijk maar een soort „Kammerspiele" geven, en ik heb in dat verband nooit van Hamlet gehoord. Tenzij men Verkade's oude „gordijnen"-oplossing nog aanvaardt en de tragedie geheel intellectueel styleert, heeft men voor Hamlet eenige „ruimte" noodig: kleine figuren tegen groote decors, afstand tusschen gebeuren en toeschouwer, een tragedie die men 3 (nr. 1-2) - CINEMA &• THEATER

Transcript of ^r-. - bibliotheek.eyefilm.nlbibliotheek.eyefilm.nl/bibis/other/Cinema en Theater/1943/Cinema...

Page 1: ^r-. - bibliotheek.eyefilm.nlbibliotheek.eyefilm.nl/bibis/other/Cinema en Theater/1943/Cinema en... · Rigoletto •Franz I Gilda Magdalene (Margot) De Zigeunerin Graaf van St. Vallier

Links: Rigoletto (rechts) met den ban-

diet Sparafucile (Michel Simon en Juan de Landa). — Onder links: Koning Frans I

als student vermomd op het marktplein, waar hij Gilda in het oog krijgt. — Onder

rechts: De Koning en Gilda (Rossano Brazzi met Maria Mercader).

(Foto's Sonora)

RIGOLETTO .

ffaar het drama van Victor Hugo en met

muziek uit de Opera „Rigoletto" van Giuseppe Verdi.

Regie: Mario Bonnard. Spelers: Michel Simon

Rossano Brazzi

Maria Mercader Elli Parvo . .

Doris Duranti Carlo Ninchi .

Juan de Landa

Loredana . .

Rigoletto •Franz I

Gilda

Magdalene (Margot)

De Zigeunerin

Graaf van St. Vallier

Spärafucile

Diana van St. Vallier

Italië, het klassieke land van de opera, zendt na „Tosca" een nieuwe aan opera herinnerende film „Rigoletto" de wereld in, en na ook dit product van een serie — die waarschijnlijk nog wel langer zal wor- den — gezien te hebben, zijn wij geneigd te gelooven, dat deze soort rolprenten een bloeiend en zelfstandig bestaan tegemoet gaat.

De regisseur Mario Bonnard bewijst met „Rigoletto", dat men in het zonnige zuiden de juiste combinatie van opera- en film-

ren dan, dat deze er terecht meer film dan opera van gemaakt heeft. Anders gezegd, niet FmftV libretto, doch Victor Hugo als auteur van het drama „Le Roi s'amuse", dat aan Rigoletto ten grondslag ligt, lever- de de stof voor het scenario. De film „Ri-

C\0 UtTT1 Wm^TT^ X^r^r^r ^.o]1etto" wekt onze bewondering in vele op-

yJ* tlE, i Wl lit, DOCK ten; de regie' de mGnta&e. het camera- werk, de muziek en vooral ook het spel, alles werkt mede om het geheel

RIGOLETTO kunst gevonden heeft, waardoor een vruchtbaar terrein voor het scenario ont- dekt, is, dat op ontginning wacht. Combi- natie was hier een gebiedende noodzake- lijkheid, immers, had men slechts de opera verfilmd, dan was een flauwe afschadu- wing op het witte doek van hetgeen wij van de planken kennen, ongetwijfeld het resultaat geweest.

Doch thans zien wij „Rigoletto" uit een anderen gezichtshoek, namelijk uit dien van den filmkunstenaar, en wij constatee-

. tot een waardevol specimen der Europeesche film- evolutie te maken.

De tragische figuur van den onmensche- lijken spotter, de nar Rigoletto, wordt ver- tolkt door Miqhel Simon (naar verluidt de vader van de Fransche actrice Simone Simon), die een creatie te zien geeft, zóó treffend en aanvaardbaar als wij ons op de planken slechts konden wenschen. Zijn geheele wezen is een meedoogenlooze be- spotting van alles wafmet menschelijk ge- voel te maken heeft, slechts de liefde, die

(ii -(.

Cl KEMA &• THE ATE R - (nr. 1-2) 2

^r-. "^

Boven: De graaf

van St. Vallier (Carlo Ninchi), — Onder: Tijdens een

carnavalsfeest aan het hof wordt Gil- da ontvoerd.

Twee beelden uit de Italiaansche film „Rigoletto".

(Foto's Sonora)

hij koestert voor zijn dochter Gilda, is zijn Achilleshiel.

Doch ook verder in de rolverdeeling lezen wij namen, die in ons land zoo lang- zamerhand een goeden klank beginnen te verkrijgen. Zij zijn Maria Mercader, die de rol van Gilda vertolkt, Rossano Brazzi, die een avontuurlijken en jeugdig-over- moedigen koning Frans I te zien geeft, Carlo Ninci, als de tragische Graaf de St. Vallier, en Juan de Landa als de bandiet Sparafucile. Ook de kleinere rollen zijn in goede handen, terwijl de aankleeding allen lof verdient.

Uit al deze factoren kan men dus con- cludeeren, dat de Italiaansche filmkunst ten opzichte van het klassieke nationale eigendom, de opera, althans wat Verdi's „Rigoletto" betreft, haar taak ten volle begrepen heeft. De muziek van den mees- ter diende de film tot passende illustratie, zonder nochtans den boventoon te voeren, die voortreffelijk tot haar ^ recht komt.

Het verloop van het verhaal moge dan bekend zijn, de film „Rigoletto" zal niet nalaten den opera- èn den filmliefhebber beiden van begin tot eind te boeien, zoowel door Victor Hugo's meesterlijke intrige als door haar groote artistieke verdiensten als filmwerk. L. J. CA PIT

Verdi kende zijn

pappenheimers

Naar aanleiding van de Italiaansche film Rigoletto, geven wij curiositeitshalve nog de volgende anecdotische bijzonder- heid.

In Venetië had in 1851 de eerste op- voering van Verdi's Rigoletto plaats. Toen de overbekende mooie aria op de repetitie moest gezongen worden, het gezang van den koning, dat van zoo groot belang voor het geheel is, vond de tenor Mirate dat gedeelte niet in de muziek geschreven. Ontstemd riep hij uit: „Maestro, een ge- deelte ontbreekt nog!" Zeer tevreden en voldaan antwoordde Verdi toen: „Daar- voor is nog tijd genoeg!"

lederen dag herhaalde Mirate dezelfde vraag, en lederen dag gaf Verdi hetzelfde antwoord. Eindelijk werd op de generale repetitie onder diepe stilte de bewuste aria voor het eerst gezongen. In zeer korten tijd had nu Mirate de melodie ingestu- deerd. Verdi had heel goed geweten, dat, als de aria op iedere repetitie gezongen was, zij weldra ook op straat gehoord zou

zijn, waarmee het succes van de eer- ste avond verloren zou zijn gegaan.

Toen de aria dan ook op de première over het voetlicht kwam, volgde een dave- rend applaus. De componist had ge- lijk gehad.

En toen 's avonds het publiek de schouwburg ver- liet, neuriede en floot iedereen de in één avond po- pulair geworden aria! L. v. H.

PAUL STEENBERGEN als

HAMLET Bij het „ten tooneele brengen" (zooals de

eenigszins plechtige uitdrukking placht te luiden) van een klassiek meesterwerk, is het nadeel van een bepaalde stijl-richting natuurlijk de een- zijdigheid: het keurslijf, waarin de regisseur den tekst naar eigen opvattingen wringt' en welk keurslijf hij daarna den toeschouwer opdringt om het aldus „te nemen of te laten".

Maar het voordeel is, dat er dan tenminste een gezichtshoek is, waaronder men het drama kan zien. En het tooneel heeft altijd een schijnwerper noodig, zelfs al accentueert deze eenzijdig, door wat buiten zijn lichtbundel ligt, eenvoudig uit te schakelen.

Groote gebouwen in een stad zijn altijd even zoovele problemen, die door den éen of anderen architect als weleer den Gordiaanschen knoop worden doorgehakt en zulk een schepping staat steevast aan de critiek der medemenschen bloot, welke meestal eerst door den tijd verzacht wordt. Het gebouw moest immers gebouwd worden en één moest het tenslotte doen. Beter de stijl van één, dan een rij huurkazernes.

„Hamlet", misschien 's werelds grootste, al- thans bekendste tragedie, laat vele stijl-opvattin- gen toe en elk kan desgewenscht zijn rechtvaar- diging in den tekst vinden. Uit Shakespeare en den Bijbel kan men nu eenmaal alles citeeren. Maar het eenige wat juist ook „Hamlet" mijns inziens niet duldt, is „vrij spel", want juist de stuurloosheid, die in deze meest tragische aller tragedies den boventoon voert, wil op het tooneel „geleid" zijn.

Daarom is het wat hachelijk om in het pro- gramma van het Residentie-Tooneel als „Leit- motiv" voor deze voorstelling een op zichzelf geestige, paradoxale, maar in zijn onvruchtbaar- heid de zaak niets „verder" brengende uitspraak van Anatole France te lezen: „Hamlet, gij zijt wat wij zijn: een mensch te midden van al het leed der wereld. Gij haat de leugen, en uw leven is niet anders dan een groote leugen. Gij zijt een vat vol tegenstrijdigheden. Men heeft gezegd, dat gij geen mensch waart. Maar juist daarin ligt uw diepe menschelijkheid. Gij zijt snel besloten en voorzichtig, gij zijt stoutmoedig en schuchter, goedhartig en wreed, gij zijt wijs en daarenboven gek. In één woord: gij leeft. Wie onzer lijkt, in een of ander opzicht, niet op u? Wie onzer spreekt zichzelf nooit tegen, handelt niet tegen- strijdig. Wie onzer is niet gek?"

Wel, dat is taal voor Hamlet zelf. Maar de regisseur en de hoofdrolspeler hebben het „geval- Hamlet" niet aan de jury van het publiek een- voudig voor te leggen, zij zijn er om het te be- fleiten. En dat leidinggevende element miste men in deze knappe, maar niet groote en daardoor zelden waarachtig ontroerende voorstelling.

Hoe men Hamlet zelf ook benaderen wil, het drama is en blijft doemdreigend noodlot over een middeleeuwsch kasteel, een vloek en een alzijdige ondergang, waarin de dadenlooze droomer, de prins van Denemarken, zelf wordt meegesleurd. Het spookt op Elseneur, en danig ook! En de stem van Hamlet spreekt in eenzaamheid tegen steenen muren. Want zoo ooit de monoloogvorm dramatisch gerechtvaardigd was, dan is het hier.

Zulk een drama op te voeren, vraagt weidsch- heid van allure. Het is daarentegen thans opge- voerd terwijl alle omstandigheden en ook de tijd tegen waren. In den kleinen Princesseschouw- burg kan men toch eigenlijk maar een soort „Kammerspiele" geven, en ik heb in dat verband nooit van Hamlet gehoord. Tenzij men Verkade's oude „gordijnen"-oplossing nog aanvaardt en de tragedie geheel intellectueel styleert, heeft men voor Hamlet eenige „ruimte" noodig: kleine figuren tegen groote decors, afstand tusschen gebeuren en toeschouwer, een tragedie die men

3 (nr. 1-2) - CINEMA &• THEATER

Page 2: ^r-. - bibliotheek.eyefilm.nlbibliotheek.eyefilm.nl/bibis/other/Cinema en Theater/1943/Cinema en... · Rigoletto •Franz I Gilda Magdalene (Margot) De Zigeunerin Graaf van St. Vallier

; J

liefst vanuit den engelenbak zou moeten zien. Johan de Meester als regisseur heeft echter wel

degelijk de suggestie van realiteit en zelfs van fantastische realiteit willen geven. Terwijl Ham- let als het moet geheel in zwart-wit gespeeld kan worden, gooit hij veel kleur op zijn tooneel met tal van vaandels en wapens, hij laat Hamlet spelen in het meest opzichtige, tevens stijve, „op- gedirkte" Elisabethaansche costuum van Shakes- peare's eigen tijd. Hij zet op een héél minuscuul tooneel er liefst nog een paar pages en krijgs- lieden en alle mogelijke, kwalijk te regisseeren liguratie bij, schrapt geen een rol, hoe onbedui- dend ook, verdeelt het tooneel noodgedwongen in trapjes en vakjes, waardoor er bij de groote ..hofhoudingen" een soort bonte onderonsjes van schuttersgilden ontstaan en, bij de bewegelijke scènes allerhand gedrang om langs het achter- gordijn te komen en geen requisiet omver te loopen.

Dan moet er. ook al weer door oorlogsomstan- digheden, gejacht worden om op tijd klaar te zijn. En waar weinig coupures zijn aangebracht, leidt dit tot een tempo, dat voor een Amerikaan- ■sche film misschien prachtig is en voor menii; blijspel gewenscht kan worden. Maar Hamlet is noch het een noch het ander, en „te zijn of niet te zijn" vraagt eenige bezonkenheid!

In de derde plaats hebben wij een paar tiental- len jaren lang een Hamletspeler bij uitnemendheid gekend: Eduard Verkade, wiens intellectueele, nerveuze opvatting van de rol — hoe vaak ook gewijzigd en herzien, onder welke verschillende omstandigheden ook gespeeld — toch een zoo zwar,- schaduw werpt, dat alleen de allergroot- sten de herinnering aan deze hoofdrol (en zelfs aan verschillende andere rollen onder zijn regie, vooral den Koning. Polonius, Ophelia) kunnen' vervangen.

Ik heb eenigen tijd geleden den zeer geroem- den Hamlet van den jongen acteur Gijsbert Ter- steeg bij Laseur in Amsterdam niet gezien. Paul Steenbergen, die hem ditmaal speelde, is daar- voor krachtens zijn zeer groot speel- en spreek-

Links: De ongelukkige prins Hamlet (Paul Steenbergen) met — links — zijn vriend Horatio (Henk Rigters).' — Rechts- onder: De raadsheer Polonius (Dirk Ver- beek) en zijn dochter Ophelia (Emmy Meu- nier).

(Foto's PolygooiilMeijrr I

talent, zijn overgevoelige weergave, zijn typisch Hamlet-uiterlijk, zonder twijfel aangewezen en men kan slechts de grootste bewondering hebben voor zijn doordringend-scherpe, intelligente, wel iets te mannelijke, iets te daadkrachtige vertol- king, die wellicht ook nog mettertijd zal groeien, want ook Steenbergen zal hem zijn leven lang wel moeien spelen en met Hamlet komt men nooit klaar, tenzij men er te oud voor is (en Hamlet is eigenlijk zulk een heel erg jonge rol van een nauwelijks twintigjarigen prins, die pas begint te leven. Ieder acteur krijgt hem eigenlijk te laat toebedeeld).

Voor de rest kan men niet verwachten dat het Residentie Tooneel met zijn vrij klein tableau de Ia troupe de volledige, ideale bezetting van deze meest vertakte tragedie zal leveren. Laten wij dus slechts de successen melden: een droge, bazig- pedante, formalistische Polonius van Dirk Ver- beek, een vurige föertes van Jan Retel, een Ophelia van Enny Meunier, die in haar waanzin- scènes stellig een pakr gevoelige momenten had, en een paar kleine rollen van Jan van der Linden, al had de regie voorwijn eersten Doodgraver — altijd al een los „nummer" in een Hamlet-voor- stelling — wel wat erg veel commedia dell' arte- vrijheden toegelaten en, al is het misschien wel gemotiveerd om Shakespeare's tekst (altijd nog iflaar in de van Looy-vertaling met zijn onna- tuurlij kheden!) te verrijken met woorden als .,rotzak" en „hassebassie", toch leidt zoo'n komi- sche Einlage wel èrg van Hamlet af, die ten- slotte de eerste speler, zij het dan ook niet de eerste doodgraver is!

En afleidende factoren rondom de hoofd- figuur waren er rijkelijk vele in deze te benepen, maar als gezegd ook wel weer knappe voorstel- ling, die in elk geval op betere verhoudingen wacht om uit de verf te komen.

HENRIK SCHÖLTE.

„DORP IN ONRUST"

Toen Frans de Prez in „Cinema & Theater" ur. 26 van den vorigen jaargang den Bosschen tooneelschrijver Kees Spierings besprak, heeft hij in het bijzonder gewezen op Spierings' laatste

■stuk „Dorp in onrust", spelend in Brabant en ten deele in Brabantsch dialect geschreven. Een fragment uit dit spel werd bij genoemd artikel afgedrukt, en het zal de lezers van deze scène niet verwonderd hebben, dat onlangs „Dorp in onrust" den hoogsten prijs verkreeg in de af- deeling „ernstige stukken" der door het Departe- ment van Volksvoorlichting en Kunsten uit- geschreven tooneelprijsvraag.

Het verheugt ons zeer, dat dit „spel van het land" van onzen medewerker binnenkort zijn ver- diende uitvoering zal krijgen. Het wordt, onder Spierings' .eigen regie, ingestudeerd door het „Noord-Hollandsch Tooneel", waarbij de Bra- bander Willem van der Veer de hoofdrol speelt.

De première kan omtrent 1 Februari verwacht worden, vermoedelijk in het Zuiden. Behalve Willem v. d. Veer spelen mede o.a.: Jan C. de Vos, Mien Duymaer van Twist, Mevr. Chrispijn- Mulder, Cilly Bach, Ton van Otterloo", Jean Stapelveld en Jan Hageboud, die met ingang van dit jaar aan het gezelschap verbonden is, na eerst bij het Residentie-tooneel gespeeld te hebben.

Vermelding verdient nog, dat „Dorp in on- rust" een tooneeluitwerking is van een oorspron- kelijke vertelling van den auteur, die onder den minder gelukkigen titel „Wat zou Anna willen?" werd gepubliceerd in de „Katholieke Illustratie" van 4 December 1941. De tragische gebeurtenis, die in het spel het kern-conflict veroorzaakt — een noodlottig schot, dat aan Clazina (in de novelle nog Anna geheeten) het leven kost, en waarvoor de werkelijke „dader" niet durft uit- komen — is historisch. De personen, hun verhou- dingen en omstandigheden zijn echter verdicht.

„Dorp in Onrust" zal binnenkort in onze Theaterreeks in boekvorm verschijnen, welk boekje op zichzelf een merkwaardigheid zal we- zen : het zal zoowel het tooneelstuk bevatten als de novelle, en daardoor eenig inzicht geven in voor beide litteraire kunstsoorten zoo verschil- lende technieken !

CINEMA d- T ff EAT ER - (nr. 1-2) 4

ILSE MEÜDTm DAIST Na maanden een weerzien in het casino van het

„Deutsches Theater" in den Haag: een kleine, uitermate sierlijke, overmoedige vrouw, half nymph, half faun — een altijd lachend gezicht met toch een overgevoelige trek om de schelm- sche mondhoeken — nerveuze vingertoppen, die met bloemen spelen — rusteloos, enthousiast en onveranderd kinderlijk. Collega's komen >. daar hun opwachting maken: Yvonne Georgy, Franz en Mariann Lutz. De rustige figuur van Dr. Nu- fer, den intendant, is haar tafelheer.

Bij haar vorig bezoek aan ons land werd zij voor dit blad reeds uitvoerig geïnterviewd1). Trouwens, welke danseres praat na haar op- treden nog over kunstrichtingen of opvattingen ?

Wij vragen alleen vanwaar de reis, sinds dezen zomer, en waarheen thans? Zij reisde in dezen oorlogstijd meer dan eenige ordonnans van het hoofdkwartier.. Zestig avonden aan het Oostfront liggen achter haar sinds het voorjaar. Waar de kanonnen voor Leningrad opgesteld stonden,- danste Ilse Meudtner: in de voorste linies, in ge- improviseerde officierscasino's, voor de man- schappen op de dozijnen vliegvelden — de eene avond hier, de andere avond honderden kilo- meters verder. Vaak op een ruimte niet grooter dan een paar vierkante meter, vaak op een tafel. Maar zij bracht er het beste wat de Duitsche danskunst te bieden heeft. En men begreep het en juichte haar toe. Vaak nóg uitbundiger dan het publiek der groote steden.

Daarna volgde een tournee door het westen: van Denemarken tot de golf van Biskaje. Overal: uniformen, „Truppenbetreuung", geïmproviseerd reizen, geïmproviseerd dansen. Geen wonder dat ineens, ergens in een der Oostelijke randstaten, alle bagage met alle costuums weg was en niet rneer boven water kwam, geen wonder.dat in Parijs haar paspoort verdween en telefonisch

5 (nr. 1-2) - CINEMA &■= TH EAT EK

aan den Bren- ner weer uitge- schreven werd.

De Brenner.. ja dat was voor een korte va- cantie tusschen- door, naar zij zich voorstelde op Capri, waar- heen zij sinds jaar en dag gaat om uit te rusten. Maar de golf van Na- pels is oorlogs- gebied gewor- den en zoo dwaalde zij af, naar Lussin Piccolo. een klein Itali- aansch eilandje voor de Dalma- tijnsche kust.

Ook het in- terview dwaal- de hier af. Men ontmoet niet zoo vaak men- schen, die Lus- sin Piccolo ook kennen en be- halve danskunst kan men soms beter samen praten over het schieten van visschen met onderwaterpis-

tolen, dat men daar doet en waar Ilse ver- zot op was.

Berlijn brengt ons weer op 't goede spoor.

In haar groote villa werd haar nieuwe pro- gramma ingestudeerd en. . . Nederlanders hadden hierin een belangrijk aandeel. Want sinds haar vorige tournee heeft Ilse Meudtner een Neder- landsche pianist, Chris Veelo, naar zij zegt de beste accompagnateur, dien zij zich kon wenschen. Daarnaast is het de bekende Nederlandsche pianist en componist Cor de Groot, die voor het pièce de resistance van haar nieuwe programma, het vierdeelige „Lucrezia Borgia"-ballet, de mu- ziek componeerde. .-,

Met dit programma trad zij in den herfst reeds in veertig steden van het Duitsche rijk op. Overdag reizen, 's avonds dansen — dat is het leven van groote danseressen. T^ans gaat het van hier uit naar Weenen en naar die paar over- gebleven steden, die om haar riepen zonder dat zij tot dusverre in de „ronde van Duitschland", die Ilse elk jaar danst, konden worden opge- nomen.

Onvermoeibaar, enthousiast en onderwijl vol nieuwe ideeën voor het komende seizoen: zoo gaat Ilse Meudtner door de wereld. „Wenn ich nur tanze..." zijn steeds weer de laatste woorden van deze bezeten en rasechte kunstenares.

Dansende door de wereld te gaan, ieder sei- ?oen met een-nieuwen cyiyus, waarin — bij een fabuleuze'beheersching aller technische middelen — rechtstreeks de som der innerlijke levens-

• ervaringen gepresenteerd wordt, is de gave der grooten, waartoe Ilse Meudtner met de jaren ongetwijfeld is gaan behooren.

Indien uit zoo'n programma slechts één dans overblijft, waarnaar de persoonlijke ontwikkeling

1) Zie ,,Cinema & Theater", Nn: 22. .32ste jaargf.

der danseres ten volle gemeten kan worden, is haar boodschap reeds volbracht. Want zoo sub- tiel, zoo wankel zijn eigenlijk alle dans-indruk- ken op den toeschouwer, dat de herinnering — maar dan ook onvergetelijk! — toch altijd ver- bonden blijft aan één enkel hoogtepunt en niet aan het gemiddelde niveau. Men zal altijd blijven weten: dat was het jaar, dat Kreutzberg zijn „Drei irre Gestalten" of „Gesang der Nacht" danste, en daarvoor veel vergeten wat toch ook geen stand bleek te houden in den tijd.

Voor mijn gevoel werd Ilse Meudtner's nieuwe programma ditmaal bepaald door de groote, elegische suite. ..Gespräche nut dem Andren", waarvoor Chopin de muziek van zijn heerlijkste préludes leende. In een vervoerde, maar nergens onklare mystiek gaf de danseres, met die weer- galooze intimiteit die alle recht uit de ziel komen- de en niet slechts in gebaren géteekende dansen tenslotte zijn, een evocatie van de groote „Sehn- sucht" in het altijd benarde menschenhart: een vullen der ruimte en — over de tooneelruimte heen — een aanraken van alle ruimte rondom, die hetzelfde is als alle eeenzaamheid — een ge- stadig zoeken, een geboeid zijn door iets onzeg- baars, dat uit den steeds omhooggeslagen blik sprak, een eb en vloed van onuitsprekelijke ge- voelens, waarin zij alle lieflijkheid en ook alle groote pathos, alle rhythmische onstuimigheid wist te leggen, die haar deel zijn.

En beter dan eigen woorden het kunnen, heeft reeds de dichter dit onbestembare uitgedrukt, dat in zulk een dans zijn lichamelijke gelijkenis vindt. Want mêt een kleine variant zou men Rilke willen nazeggen :

Das ist die Sehnsucht: wohnen im Gewoge und keine Heimat haben in der Zeit, und das sind Tänze: leise Dialoge

; ' täglicher Stunden mit der Ewigkeit.

Daarnaast viel de groote suite „Lucrezia Bor- gia" ontegenzeggelijk tegen. Bij alle felheid en geweld, waarin de danseres getracht heeft, in vier motieven (met één costuumwisseling van groei) in wit brokaat) de hoovaardij en het verval der vroeg-renaissance, in zijn meest roekelooze vrouwenfiguur verpersoonlijkt, plastisch samen te vatten en er, wars van alle pantomime, een daemonische impressie van brokaat en muziek uit te kristalliseeren, ontkomt men niet aan de ge- dachte, dat er méér in een Borgia-verschijning is dan thans tot uitdrukking kwam. Wellicht dat deze figuur, waartoe de danseres zooveel mee brengt, nog eenmaal anders in haar zal ontstaan en „overgedanst" zal worden .

Ik moet ook zeggen, dat de muziek van Cor de Groot voor dit „soloballet" mij in zijn be- doelingen en verloop niet duidelijk geworden is en niet die suggestiviteit van motief meebracht, die men voor zulk een hoog-gegrepen dans toch zou wenschen.

Tenslotte is haar verzameling van irreëele wezens, wonderlijke gnomen en scurriele snaken weer met een paar nieuwe "fantasieën uitgebreid: een schichtige, prille „Seejungfrau" in pastel- blauw (nota bene op muziek van Albeniz) en een als een droomfantasie van Jeroen van Bosch uit- gedost aardmannetje in de „Sommernachts- geschichte" op muziek van Haydn. Het is de andere, de groteske, speelsche en sterk op de zaal gespeelde zijde van dit verbluffend rijke dans- talent.

Maar naar mijn smaak niet de grootste en niet de voor de toekomst beslissende. Varianten in een eenmaal beproefd gebleken genre hebben nooit de scheppende verrukking van een volledige overgave in zich, die misschien voor alle groote kunst, en zeker voor de danskunst, tenslotte en gelukkig in het voluit tragische ligt.

HENRIK SCHÖLTE.

B/J DE FOTO: Ilse Meudtner in brokaat

als Lucrezia B'orgia op muziek vfin onzen landgenoot Cor de Groot.

(Foto S. FukolmaHn)

iiii ^Ml

Page 3: ^r-. - bibliotheek.eyefilm.nlbibliotheek.eyefilm.nl/bibis/other/Cinema en Theater/1943/Cinema en... · Rigoletto •Franz I Gilda Magdalene (Margot) De Zigeunerin Graaf van St. Vallier

Pppr ^tPlpfpjlPgpr-

BALLET-MATINEE fan het „Deutdched Theater"

Het ballet van het Deutsches Theater heeft bij rijn eerste zelfstandige presentatie met veel tegenslag te kampen gehad. Niet alleen konden enkele belangrijke solisten, waaronder de prima ballerina Suse Preisser, wegens ongeval of ziekte niet optreden. Maar ook verder droeg de middag — in costuum, belichting en andere technische details — nogal het karakter van een improvi- satie. Waartegenover stond, dat althans de jeugd volledig aan het woord kwam, en dit niet alleen in het gelijknamige slotballètje, dat eigenlijk nog het minst persoonlijk was. Maar vooral in het eerste ballet, al was dat volgens het programma eigenlijk niet voor ons bestemdI

Want voor de pauze heette het eenigszins over- moedig „Wir tanzen für uns", na de pauze eenigszins geringschattend „Wir tanzen für Euch". Wel, al was dan het eerste ballet blijk- baar meer een intern genoegen, men keek er met veelal onverdeeld plezier naar. Het bracht in het kader van een salondans in avondtoilet (al ver- dwenen de sleepen van de danseressen dan ook stuk voor stuk voor de zooveel makkelijker tutuutjes) een serie geestige choreographische in- vallen van den jongen balletmeester Frani Lutz: het was pure dansvreugde, verdeeld in „snobis- tisch, sentimenteel, overmoedig, mondain", in step, een geestig droomdansje en een potsierlijke cake-walk. Het was vaak dol, absurd, zoo maar toegevend aan grillen en grappen. Maar geens- zins vormloos. En het had misschien het meeste succes van den heelen middag.

Na de pauze volgde een lange reeks divertisse- menten, lang niet allen geslaagd. Er was een te veel aan den toeschouwer opdringen van pathos en losse capriolen, te weinig gebonden en over- gegeven dans, te weinig echt „gekunde" soli. Mariann Lutz-Pastré zag men het beste in een plastisch sterk geteekende Indiaansche dans, Jaro Berger erg bandeloos in den vuurdans van de Falla, waarvan de opvatting een soort havelooze derwisch, blijkbaar — ofschoon eenigszins onbe- grijpelijk — heen en weer geslingerd tusschen vuur-aanbidding en crucifix-symbool, wel origi- neel was, maar weinig aesthetische bekoring bood. Eva Patockova bleef in de eenige ,.Spitzen"-(lans van het programma zeer onpersoonlijk, maar had een paar mooie momenten in het al te uitvoerig pantomimische „Liebeslied" op muziek van Suk en was verder een weldoortrainde, decoratieve verschijning.

Van de twee invallers kwam het grootste suc- ces dezer divertissementen, een Beiersche „Länd- ler", van Judita Ivelja en Jan Rebel. Het was vooral voor den Nederlandschen danser een ver- rassend debuut in deze omgeving, nadat hij reeds onlangs bij Blacher's „Fest im Süden" van de Haagsche Balletgroep de eerepalra wegdroeg. Trouwens, ook thans danste hij, met Franz Lutz en Jaro Berger, de dans der drie leutige matrozen uit Blacher's ballet.

Rest nog een kostelijk genre-stukje van Lutz zelf met zijn vrouw "en Eva Patockova: een Ukrainsche volksdans in den trant van den „Blauen Vogel": vaardig, vol geestige vondsten en licht — waarmee dan ook tevens de wfnst van dezen middag wel het volledigst is aangeduid.

HENRIK SCHÖLTE.

„LA BOHÈME" VAN PUCCINI

Het „Deutsches Theater in den Nieder- landen" gaf een grootsch gemonteerde op- voering van de opera „La Bohème" van Puccini, onder regie van Hans Strohbach en onder muzikale leiding van Georg Pilotcski. Hiernaast: De scène voor het kunstenaars- café. (Foto SieburglStaff)

m VROUW TOT mouw EINDELIJK WEER UIT1

Mijn man, die van het platteland afkomstig is, beweert 's zomers, als het wekenlang niet ge. regend heeft, dat hij physiek voelt, dat er regen moet komen. Dat is zoo, zegt hij, omdat hij van kind af aan buiten heeft gewoond, omdat hij als het ware in den grond geworteld is. Het kan zijn! In elk geval: ik voelde onlangs physiek, dat ik weer eens naar den schouwburg moest. Eenige weken was ik niet uit geweest. Ik werd er ziek en akelig van verlangen weer eens wat te zien en te hooren!

Er waren echter allertei obstakels. In de eerste plaats mijn man. Ik vertelde u onlangs immers hoe ik, na de voorstelling van „Ferdinand Huyck", naar huis moest loopen, omdat er geen tram meer was, en ik vertelde ook, dat mijn man niet ongerust was geweest. Schijn was dat, je reinste comedie! Hij was wèl ongerust geweest. Zoo zijn de mannen!

Wij, vrouwen, maken van ons hart geen moordkuil. Als wij ongerust zijn geweest over iemands lang uitblijven, flappen wij dat er uit. maken soms, van pure opluchting, een scène. Maar mannen zijn anders: mannen beheerschen zich. In de komende dagen merkte ik echter, dat hij er niet op gesteld was, dat ik andermaal naar een. avond-voorstelling toog, zeker niet, als de maan ons in den steek liet.

Er waren bovendien andere dingen, die mij beletten schouwburgwaarts te tijgen. Er was alle- maal narigheid. Narigheid komt niet druppel- gewijs, maar in heele stroomen, als ze komt. Mijn dochtertjes hadden griep en andere familie- leden hadden zorgen en verwachtten, dat nichtje — dat ben ik — belangstelling zou toonen en soelaas brengen.

Tot overmaat van ramp liep mijn man rond met een gezicht van zeven dagen slecht weer. Hij had moeilijkheden in zaken. De een of andere afnemer betaalde zijn schulden niet, hetgeen net- jes uitgedrukt wil zeggen, dat een debiteur in gebreke bleef, en nu scheen mijn man ook „in gebreke te zullen moeten blijven".

Brrr, er hing een zware atmosfeer in huis en ik had een lust om alle vervelendigheden van mij af te schudden als een hond, die gezwommen heeft, het water. Ik moest en wilde wat anders zien en hooren. In zoo'n geval is er voor mij maar één uitkomst: het tooneel.

Toen kwamen de feestdagen, die nu alweer achter ons liggen, en heb ik kort en bondig in- gegrepen. Ik heb mijn man meegedeeld, dat wij met de meisjes, die weer beter waren, buitenshuis zouden gaan eten in een genoeglijk restaurant en daarna een onschuldig stuk zouden gaan zien.

„Dat komt er van," zei ik hem, „als je alle comedie in je zaken wilt zoeken. Daarin speel je te veel zelf een rol om er zuiver van te kunnen genieten. Bij den minsten tragischen draai, dien het stuk krijgt, ga je er aan ten onder!"

Toen heeft hij heusch naar mij geluisterd en braaf geholpen het programma af te werken, zooals ik dat had opgesteld. Het heeft hem goed gedaan. Er was een aardig stuk, dat hem wer- kelijk meesleepte; af en toe zag ik zelfs een glimlach op zijn gezicht komen.

Alle menschen hebben nu en dan eenige aflei* ding noodig — mijn echtvriend is heusch niet anders dan de rest van het menschdom. Alleen wil hij het niet bekennen. Maar nu heeft hij toch moeten toegeven, dat, als de realiteit van het leven je dreigt te verstikken, de irrealiteit van het tooneel een schuilplaats is voor enkele uren.

De stijfkop! Hij heeft zich gehaast te zeggen,, dat je tóch niet te vaak naar den schouwburg moet om er van te blijven genieten. Ik vind daar- entegen, dat het theater smaakt als champagne: hoe meer je er van geniet, hoe meer je er van ge- nieten kunt! EEN THEATERBEZOEKSTER.

MEDEDEELING In verband met de verplichte bedrijfs-

sluiting tusschen 24 December en 4 Januari j.1., kon ons blad op 1 Januari 1943 niet ver- schijnen. Volledigheidshalve werd daarom dit nummer als „nummer 1-2" gemerkt.

De overvloed van premières sinds ons Kerstnummer ter perse ging, maakt het ons helaas niet mogelijk deze alle thans te be- spreken. Het spijt ons derhalve tot het vol- gende nummer diverse besprekingen te moe- ten laten liggen, terwijl tevens nog moesten blijven overstaan herdenkingsartikelen bij de jubilea van Wagner's „Fliegende Hollan- der", Ibsen's „Peer Gynt" en den komiek Siem Nieuwenhuyzen, evenals een „In memo- riam Louise Fleuron" van Alex de Haas.

=^^"=^—^W

CINEMA & THEATER - (nr. 1-2) 6

GUSBREGHT VAN AEMSTEL IS HUISELIJKER GEWORDEN

Nieuwjaar in den Amsterdamsenen Stadsschouwburg Wij hebben geen Schiller en geen

Goethe, geen Racine' en geen Corneille, geen Shakespeare of Calderon, maar wij hebben onzen Vondel. Of liever, hij moest ónze Vondel zijn, doch daaraan ontbreekt nog al wat!

„Vondel is goed voor de school", mee- nen velen nog altijd. De schooljeugd, die Vondel's drama's te lezen krijgt, wordt daarbij echter gewoonlijk onthaald op zoo- veel zwaarwichtige en dorre inleiding en zooveel uitleg bij den tekst, dat er dikwijls jaren noodig zijn eer zulk een, bij voor- baat kopschuw gemaakte, leerling eindelijk moed "schept om nu eens zélf een stuk van dien zoo vaak noodeloos moeilijk gemaak- ten dichter te gaan zien.

En toch blijft de eenige waarachtige kennismakking met Vondel's tooneelpoëzie voor jong en oud een bezoek aan den schouwburg.

Daarom is het gelukkig, dat de goede, oude gewoonte der Amsterdammers om jongelui voor hun eerste schouwburgbezoek met Nieuwjaar op Vondel's „Gijsbreght van Aemstel" te onthalen, nog steeds in eere wordt gehouden. Want de jeugd, die eenmaal van een Vondel-opvoering heeft genoten, zal daardoor terstond een geheel anderen kijk krijgen op zijn werken, welke zij in de schoolbanken misschien nooit anders dan met tegenzin heeft opgeslagen..

Zoo was op den Nieuwjaarsdag van 1943 de Amsterdamsche Stadsschouwburg weer voor een groot gedeelte, vooral op de bovenrangen, met jeugdige toeschouwers gevuld. Zij waren — en dat is dan wèl een afwijking van de oude traditie — over het algemeen niet meer onder de hoede van hun ouders; de meesten zijn trouwens sinds jaar en dag gewend op eigen beenen naar de bioscoop te gaan. Maar juist dat zooveel jongelui tegenwoordig op eigen gelegenheid en waarschijnlijk ook in de meeste gevallen uit eigen beweging Von- del's „Gijsbreght" gaan zien, is een zeer verheugend verschijnsel.

„Gijsbreght van Aemstel" immers is de sleutel tot Vondel's tooneelpoëzie. De handeling in dit drama is levendiger, min- der verheven en vooral realistischer dan die van zijn meeste treurspelen. Hef stuk is vol fijne, zielkundige trekjes, ieder karakter is duidelijk getëeVend en goed van de andere onderscheiden. Krijgslist en wisselende oorlogskans, tnannenmoied; SP vrouwelijke bezorgdheid, vroomheid \ en goddeloosheid, vormen hier de hoofd- motieven. Evenals in Vondels dagen kan

7 (nr. 1-2) - CINEMA &■ THEATER

iedereen dit stuk begrijpen en er van ge- nieten. Er mogen enkele woorden en toe- spelingen in voorkomen, die zonder ver- klaring niet terstond duidelijk zijn, aan den indruk van het gehéél schaadt dit weinig. Daarom is het dunkt mij beter de jeugd naar een Gijsbreght-opvoering te laten gaan met het risico, dat niet alles zal worden begrepen, dan na een langdurige en weinig aantrekkelijke voorbereiding op school, met de kans dat het genoegen al van te voren is bedorven.

Dat aan alle medewerkers aan de voor- stelling van het Amsterdamsche Theater- bedrijf ditmaal eenzelfde opvatting duide- lijk voor oogen heeft gestaan, kan niet worden gezegd. Reeds het feit, dat het programma geen regisseur noemde, wees in die richting. Uiteraard berustte ook thans de algemeene leiding bij den inten- dant, Cor van der Lugt Melsert, maar het zal wel geen geheim zijn dat Cor Hermus hem bij die leiding ter zijde heeft gestaan. Dat de voorstelling iets tweeslachtigs heeft gekregen door deze werkverdeeling, zou ik niet willen zeggen. Veeleer kreeg ik den indruk, dat Van der Lugts voorkeur voor hetgeen men welwillend het „gevoelig- intieme" en minder vriendelijk „het bur- gerlijke" zou kunnen noemen, door Cor Hermus (zooals ook bleek uit zijn eigen spel als de bisschop Gozewijn) tot in onderdeelen is doorgevoerd. Van vroegere opvoeringen onderscheidde deze voorstel- ling zich vooral door haar realisme en ... haar huiselijkheid. Sterk werd ditmaal het gezinsleven, tot uiting gebracht.

Reeds dadelijk als Arend van Aemstel aan Gijsbreght komt melden, hoe hij de belegeraars langs den Haarlemmerdijk heeft achtervolgd, voelt men, dat hij en Gijsbreght inderdaad broeders zijn. Hun weerzien is hartelijk en zij verheugen zich gemeenscha f felijk over de vermeende vlucht van den vijand. Frits van Dijk, die nu al zooveel jaren de rol van Arend speelt — en men zou zeggen dat hij zijn sublieme vertolking ieder jaar nog weet te verbeteren! — is er ditmaal, ook in zijn groote scène met Badeloch, in geslaagd, zonder aan den gedragen stijl van zijn voordracht of aan het krijgshaftige van ?ijn verschijning afbreuk te doen, ons heel sterk te doen gevoelen, hoeveel de familie- betrekkingen in dit stuk beteekenen. Trou- wens ook John Gobau, die verleden jaar

John Góbatt als Gijsbreght van Aemstel en Magda Janssens als Badeloch in een der scènes van de traditioneele opvoering.

voor het eerst de hoofdrol vervulde en die thans wéér als Gijsbreght optreedt, gaf, sterker nog dan de vorige maal, relief aan de beteekenis dier familiebanden.

Deze tr,ek in de voorstelling mag stellig een aanwinst worden genoemd. Dit warme en innige past ook treffend bij dit wereld- sohe Kerstspel, waarbij men bedenken moet, dat Vondel zijn stuk in 1637 schreef voor de feestelijke opening van den nieu- wen schouwburg, welke op Tweeden Kerst- dag zou geschieden. De opvoering moest toen worden uitgesteld tot 3 Januari, wegens bezwaren, die van calvinistische zijde werden geopperd tegen de „super- stitiën van paper ij e als misse ende andere ceremoniën", welke Vondel in dit drama ten tooneele brengt.

Eigenlijk hebben onze Amsterdamsche tooneelgezelschappen met de scène voor het Karthuizerklooster in het eerste bedrijf, waarin vader Willebrord zijn uitvoerig verhaal doet, en vooral met die in de kapel van het Klarissenklooster, waar Gozewijn met de nonnen voor het altaar bidt, nooit goed raad weten. De moeilijkheid was en blijft, geloof ik, dat Vondel zijn Gijs- breght schreef, toen hij nog niet katholiek was en aan den eenen kant nog te weinig op de hoogte was van den katholieken eeredienst, terwijl hij anderzijds — mis-

Page 4: ^r-. - bibliotheek.eyefilm.nlbibliotheek.eyefilm.nl/bibis/other/Cinema en Theater/1943/Cinema en... · Rigoletto •Franz I Gilda Magdalene (Margot) De Zigeunerin Graaf van St. Vallier

Vosmeer de Spie vertelt zijn leugenach- tige verhaal. V.l.n.r.: Ludzer Eringa als Willebrord, John Gobau als Gijsbreght, Jo- han Schmitz als Vosmeer en Frits van Dijk als Arend van Aemstel.

(Foto's PolygoonjNoske)

schien ook wel een beetje om zijn calvinis- tische tegenstanders in het harnas te jagen, want hij was in dien tijd zeer strijdlustig — allerlei specifiek katholieke bijzonder- heden sterk naar voren heeft gebracht.

Wat de scène tusschen Willibrord en Gijsbreght betreft, schijnt het voor onze regisseurs nog altijd een open vraag te zijn, of Vondel dezen breedsprakigen en in zijn optreden tegen de belegeraars ietwat huichelachtigen abt, al dan niet sympathiek wil zien voorgesteld. Ludzer Eringa, die deze rol ditmaal voor het eerst speelde, hield hier het juiste midden; jammer, dat hij zoo slecht verzen zegt!

Zeer geslaagd leek mij de oplossing voor de ceremonie in het Klarissenklooster. Cor Hermus gaf hier de voorkeur aan het weer- geven van een gedeelte van den gebruike- lijken katholieken kerkdienst, zeer een- voudig en zonder eenig effectbejag.

Zoo waren er in deze voorstelling vele details te waardeeren; ook bijvoorbeeld de enscèneering. van de ontmoeting tus- schen Gijsbreght en den onderhandelaar van den vijand, waarbij deze laatste aan den voet van den toren staat en Gijsbreght hoog op den trans. En nog beter geslaagd was de opstelling der reien, waarvan de voordracht evenals verleden jaar tot het beste van de voorstelling behoorde.

Van de nieuw-bezette rollen viel Johan Schmitz' creatie als Vosmeer de Spie wel het meest te bewonderen. Niet alleen is hij een uitstekend verzenzegger, zooals hij al meermalen heeft bewezen, hij toonde ook goed te hebben begrepen, dat deze, voor het verloop van het beleg zoo belangrijke, figuur méér is dan een willekeurige hand- langer van Egmond, den aanvoerder der belegeraars. Terecht gaf hij een door-

tastenden Vosmeer te zien, die zich goed bewust is van zijn groote verantwoordelijk- heid.

Van de overige spelers mogen, onmid- dellijk na Frits van Dijk, den onover- troffen Arend van Aemstel, weer Louis van Gasteren als de Bode, Henri Eerens als Egmond en Johan Elsensohn als Diedrick van Haarlem worden genoemd: vier manhafte mannen, die (zij het niet allen in gelijke mate) den grooten stijl van Vondels vers goed weten weer te geven.■

Hetzelfde kan, helaas, niet volmondig van de twee hoofdpersonen worden gezegd. De Gijsbreght van John Gobau en de Badeloch van Magda Jianssens zijn sym- pathieke, gevoelige figuren. Maar zij mis- sen iets, dat vooral Frits van Dijks spel zoo zeer onderscheidt; zij doen ons niet voldoende beseffen, dat hun lot en dat van hun stad Amsterdam één en hetzelfde is. Misschien houdt dit tekort verband met hun Zuid-Nederlandsche afkomst, die in hun uitspraak nog altijd hoorbaar is. Maar waarschijnlijk moet het ten deele óók wor- den geweten aan de regie, die niet altijd bij machte bleek, de groote lijn in het oog te houden en die zich over het algemeen niet voldoende bewust was van het feit, dat Vondels ,,Gijsbreght van Aemstel" in de eerste plaats een —- zij het dan half- tragische — verheerlijking van zijn ge- liefd Amsterdam wil zijn.

Niet voor niets schreef de dichter in 2ijn opdracht aan Hugo de Groot, dat hij ge- tracht heeft „den schoonen brand van Troje t'Amsterdam, in het gezicht zijner ingezetenen, te stichten".

Vondels „Gijsbreght" is een mythe. Geen historisch werk, maar een dichterlijke schepping, die den toeschouwer wil laten meeleven met het lot van een „herboren Troje", een stad boven alle steden door den dichter bemind. En daarvan bleek bij deze voorstelling te weinig!

CHR. DE GRAAFF

GIJSBREGHT ook een radio—traailie 't Op hetzelfde uur, dat voor den zooveelsten keer

op i Januari in den Amsterdamschen Stads- schouwburg het doek voor den „Gijsbreght" werd gehaald, kon het gansche land ditm'aal getuige zijn van „d'ondergang van Aemstel's stad" door de opvoering als luisterspel voor den Néderland- schen Omroep.

Het spreekt vanzelf, dat geen letterlijke op- voering kon plaats hebben. Het zou van den alleen op het gehoor aangewezen radio-luisteraar te veel gevergd zijn. J. A. van Kersbergen heeft daarom den „Gijsbreght" op verdienstelijke wijze verkort en bewerkt, zonder Vondel's vers geweld aan te doen, doch hij slaagde er toch niet in het Amsterdamsche treurspel begrijpelijk en geheel „volgbaar" te doen zijn voor hem, die het nog niet kent door lezing of door een tooneelopvoering. Men had bij de uitzending de korte inhouds- beschrijving te zeer noodig om te welen, welke personen spraken.

Wellicht dat men hier en daar den naam van den toegesprokene had kunnen inlasschen, voor zoover Vondel's vers dit gedoogt; uit woord en tegenwoord zou de luisteraar dan de sprekers hebben leeren kennen — een techniek, die voor het luisterspel onvermijdelijk is.

Aanbeveling zou het ook hebben verdiend bij de inhoudsomschrijving, welke .de „Luistergids" bevatte, aan te geven, in hoeverre de radio- bewerking wijzigingen ten gevolge had. De reien . waren bijvoorbeeld deels verplaatst.

Desniettemin hebben wij voor deze uitzending zeer veel waardeering, omdat over het algemeen Vondel's verzen prachtig werden gezegd. In dit opzicht muntten uit de Badeloch van Mien Duy- maer van Twist, de Arend van Jacq. de Haas, Vosmeer de Spie van Piet Rienks en de Raphael van Henri Emmelot, terwijl de rei van Klarissen („O Kerstnacht, schooner dan de dagen") ont- roerend werd gezegd door Nel Snel, die der Burghzaten („Waer werd oprechter trou") innig door Fred. Menger; de rei der Edelingen en die der Maeghden werden voldoende vertolkt door resp. Han König en Lien de Jong.

De muziek van Bernard Zweers, die de bedrij- ven aan elkaar verbindt zonder den tekst te be- geleiden, werd fraai gespeeld door het Rotter- damsch Philharmonisch Orkest onder Eduard Flipse, en bewees vooral bij een radio-uitzending haar doel voortreffelijk te dienen.

Jan Koetsier Muller heeft het geheel straf ge- regisseerd, zoodat wij de hoop uitspreken, dat een jaarlijksche „Gijsbreght" ook bij de radio een traditie zal worden. Men kan voor den volgenden keer dan lessen trekken uit deze eerste uitzending, zoodat nog breedere kringen onze klassieken zul- len leeren liefhebben.

Doch wij zouden de radio-Gijsbreght-traditie het liefst gevestigd zien op Kerstmis, overeen- komstig Vondel's bedoeling. De nieuwe radio- traditie behoeft niet slaafs de oude schouwburg- traditie te volgen, die zijn grond vindt in de door d? predikanten voor Kerstmis 1637 onmogelijk gemaakte eerste-opvoering ter inwijding van den schouwburg, welke toen pas op 3 Januari 1638 kon plaats hebben.

De samenspraak over het afgeloopen jaar van (in kwasi streektaal sprekende) Thomasvaer en Pieternel behoeft toch niet per sé op den „Gijs- breght" te volgen ? Ook op de Amsterdamsche planken kennen wij ze sinds den oorlog niet meer, evenmin als Kloris en Roosje!

JOH. T. HULSEKAMP..

-t KJ<UM; IM...I.II . ..... f ..ir , ; , , ,, -,„ ;—

Links: De directeur-generaal der „Li- bussa" beweegt zijn dochter aan het bal met de leden van het Ministerie van Handel deel te nemen. (V.l.n.r. Otto Tressler, Friedl Haerlin, Siegfried Breuer, Irene von Meven- florf). — Linksonder: Lily vindt Dr. Goll heel aardig (Rolf Wanka en Irene von Meyendorf). — Rechtsonder: De minister (Oskar Sima, midden) verleent den textiel- magnaat audiëntie. (Foto Bavaria-ToHs)

HET DOSSIER UIBUSSA, (Leinen aus Irland)

Rol verdeeling: :

K-ommerzialrat Kettner Lilly, zün dochter De minister .... Or. Goll Ur. Kuhn .... Alois Hubermaier . Verder met: Friedl Haerlin, Hans Olden, Georg Alexander, Tiber von Halmay, Fritz Imhoff e.v.a.

Otto Tressler Irene von Meyendorf Oskar Sima Rolf Wanka Siegfried Breuer Karl Skraup

HET DOSSIER

CINEMA THEATER - (nr. 1-2) 8

„Leinen aus Irland" is de oorspronkelijke titel van de film, die thans als „Het dossier Li- bussa" in ons land vertoond wordt. Het is een raadsel, waarom de oorspronkelijke titel niet een- voudig vertaald is geworden, want de dreiging van linnen-invoer uit Ierland in het oude Oos- tenrijk van het begin van d(;ze eeuw beheerscht het geheele gegeven van deze film, terwijl het ..dossier Libussa" slechts een factor in de intrige is.

De film heeft een uitgesproken tendens met betrekking tot de misstanden, welke onder een parlementair stelsel kunnen voorkomen, en als zoodanig verkreeg zij in Duitschland het prae- dicaat „Staatspolitisch wertvoll". Heinz Helbig, die de regie voerde, is er overigens niet in ge- slaagd het gegeven, dat zeker kwaliteiten bezit,

9 (nr, 1-2) - CINEMA fir» THEATER

LIBUSSA tot een boeiende rolprent te maken.

Wij zien in het verloop van de film, hoe het machtige groot-kapitaal de kleine particuliere ondernemingen, die de centra zijn van een op- gewekte textiel-nijverheid in Bohemen, in zijn macht krijgt om dan hun productie te gaan be- perken en tot invoer van linnen uit Ierland over te gaan. Het lot van duizenden wevers, die in de huisnijverheid hun bestaan vinden, is hiermede gemoeid.

De directeur van de groote, alles-opslokkende maatschappij „Libussa", Kettner, (een gevoelige, aristocratische rol van Otto Tressler) wordt een speelbal in de handen van zijn gewetenloozen secretaris Dr. Kuhn (een on-Arisch type van Siegfried Breuer), die voor zichzelf groote rijk- dommen vergaart en die zich in het hoofd gezet heeft de schoone Lily, dochter van den direc- teur (Irene von Meyen- dorf) te trouwen.

Hij zal zijn princi- paal echter eerst tot deze concessie kunnen bewegen, als hij heeft weten te bewerken, dat de Libussa het zoo- veel goedkooperg ler- sche linnen mag im- porteeren om zoodoen- de tot een concern van wereldbeteekenls te groeien. Met aller- lei kuiperijen in het caricaturaal voorge- stelde Handelsministe- rie en met medewer- king van een liberaal- democratische ministe;-, die den vrijhandel wil bevorderen, zou zijn opzet bijna gelukt,zijn, als niet de jonge, plichtsgetrouwe ambte- naar dr. Goll, (Rolf Wanka) die ten de-

partemente met de behandeling van het ver- zoekschrift der'„Libussa" belast is, • zich tijdig realiseerde welk een ramp dit voor tienduizenden landgenooten zou beteekenen, en tegen het per- soonlijke bevel van den minister adviseett het verzoek af te wijzen.

Het toeval wil, dat Dr. Goll en Lily goede vrienden zijn, en dat Lily's hart hem reeds in stilte toebehoort. In het dilemma, dat hier uit voor hem voortvloeit, blijft hij echter getrouw aan zijn ambtelij ken plicht. Gelukkig voor hem wenscht Lily niet anders en ook haar vader, als de schurkenstreken van zijn secreUris hem dui- delijk geworden zijn, weet zijn houding te waar- deeren, zoodat niets het happy ending, dat men al een uur lang heeft zien aankomen, meer in den weg staat.

Het voornaamste bezwaar, dat zich bij deze film doet gelden, is het volkomen gemis aan tempo. Weliswaar wordt dit tegen de ontknooping iets beter, doch voor drie-kwart gedeelte volgen de scènes elkaar op in een slakkengang,^ terwijl ook de fotografie niets aantrekkelijks biedt.

Onder de spelers valt vooral Karl Skraup op, in de rol van den textielhandelaar Alois Huber- maier, die een aanvankelijk vergeefschen strijd voert tegen het onrecht, hem aangedaan, en die dan zelf in het ministerie binnendringt om ge- noegdoening te krijgen. Zijn aanwezigheid en zijn heilig vuur, waarmede hij de belangen van zijn wevers verdedigt, geven inderdaad den doorslag. Oskar Sima speelt de rol van den minister ietwat gechargeerd, terwijl Georg Alexander als de adellijke vriend van Dr. Goll tamelijk onbedui- dend is. L- J- CAPIT.

Page 5: ^r-. - bibliotheek.eyefilm.nlbibliotheek.eyefilm.nl/bibis/other/Cinema en Theater/1943/Cinema en... · Rigoletto •Franz I Gilda Magdalene (Margot) De Zigeunerin Graaf van St. Vallier

JOHANNES R1EMANN '•'■■•■ : ——

Johannes Riemann heeft niet erg veel plezier gehad Van zijn verblijf in ons land. De eerste twee weken waren danig druk en vermoeiend; den geheelen dag — en dikwijls nog den ge- heelen nacht — was hij aan zijn werk gebonden.

Verwonderlijk is dat geenszins te noemen, om- dat Johannes in de jongste Berlin-film „Ich suche einen Mann für meine Frau", welke hem eenigen tijd onzen gast deed zijn, een zeer voor- naam aandeel heeft. Waarmede wij niet in de eerste plaats op het oog hebben de hoofdrol, welke hij vertolkt, doch veeleer het- feit, dat hij even- eens —. in samenwerking met den regisseur Hu- bert Marischka — het draaiboek schreef.

Dat draaiboek — ïes weken heeft hij er aan gewerkt, zegt Riemann — behandelt een aardige intrige. Riemann, als hoofdrolspeler wel te ver- staan, houdt niet. meer van zyn vrouw (Magda Schneider) of althans: denkt niet meer van haar te houden en wil scheiden. Een diplomatieke schoonmoeder (die zijn er immers!) gaat daarmee accoord, doch verbindt aan haar toestemming de voorwaarde, dat Riemann moet zorgen voor een geschikten „plaatsvervanger" voor zijn vrouw. Op zoek daarnaar komt men voor heel wat dwaze en burleske situaties te staan, maar, zooals be- grijpelijk is: niet tot een resultaat, hetgeen leidt tot het bijna onmisbare gelukkige slot.

Nu wordt er tijdens de opnamen van een film aan het scenario dikwijls nog heel wat veranderd, waarvan de zooeven genoemde nachtelijke over- uren in het hotel het gevolg waren. Daarbij kwam echter bovendien nog een in de tochtige Haag- sche studio opgeloopen zware verkoudheid, welke hem de laatste week dwong zijn kamer te houden, en wat ons gelegenheid bood hem even op te zoeken, om hem — zijn zichtbaar zware hoofd- pijn oneerbiedig negeerende — het een en ander te laten vertellen.

Hoewel Johannes Riemann in zijn prilste jeugd slechts ambitie toonde voor kok of machi- nist, kruiste zijn weg toch reeds spoedig dien der kunst. Dat wil zeggen: op zestienjarigen leeftijd

meldde hij zich aan bij het Berliner Hof- en

Domchor. Beter is het te zeggen : \,\Venschte hij zich aan

te melden", want hij werd afgewezen. De jon- gen had toen inderdaad nog heel weinig kunst- zinnig gevoel. Maar een half jaar later, toen hij zijn poging herhaalde, had hij succes.

Van dien tijd af was zijn ideaal oratorium- zanger te worden, doch de stemwisseling maakte abrupt een einde aan deze illusie en deed hem verhuizen naar een muziekhandel, waar hij tekst- boekjes mocht verkoopen ....

Toen hield een eventueele tooneelloopbaan voor het eerst zijn gedachten bezig, doch financieele moeilijkheden beletten hem aanvankelijk dezen

■ weg te volgen. Tot een vrouwelijke maecenas hem aan een engagement bij het toenmalige Hebbel- theater (het huidige theater in de SaarlaÄistrasse)

hielp. Daar beging hij eenige domheden, die hem

spoedig weer buiten de deur zetten, waarna de beroemde voordrachtskunstenaar, prof. Strakosch, hem weer aan een verbintenis te Teplitz moest

helpen. In Praag solliciteerde hij te bescheiden en

werd hij afgewezen. Toen koos hij van twee aan- biedingen uit Brünn en Meran die, welke de kleinste gage gaf. Dat verleende hem den roep „niet goed wijs te zijn". . . . Doch Riemann had er zijn reden voor: hij verlangde naar de bergen!

Wat later in Weimar begon hij reeds eenigs- zins naam te maken. Hij bracht het zelfs tot directeur, doch bleef uiterst bescheiden (dit laatste vertelde hij natuurlijk niet zelf, doch het

is waar!). Het was de bekende actrice Henny Porten, die

Johannes met de film — toentertijd nog erg sensationeel — deed kennismaken. Zijn eerste belangrijke film „Veritas Vincit", waarin hij — hoe griezelig! — door leeuwen opgegeten werd, boekte een groot succes, vooral toen de acteur na afloop zelf voor het doek verscheen ....

In 1930 ging Riemann naar Hollywood, waar hij een tijdlang verbleef en onder andere de

Boven: Johannes Riemann in „Bel Anti" met Olga Tschechotva. — Linksonder: Met

Leny Marenbach in een scène uit de beken-

de film „Friedemann Bach". (foto's Ufa/Terra)

groote succesfilm „Liebe auf Befehl" schreef, regisseerde en, te zamen met Olga Tschechowa,

speelde. Sedertdien was het regisseeren Riemann veel

meer waard dan het spelen zelf, doch lang bleef hij niet op den achtergrond. In „Yvette" vierde hij zijn terugkeer als acteur, naar ieders tevreden-

heid. Intusschen bleef hij ook het tooneel trouw en

ging hij onder andere op tournee met het Deut- sche Theater naar Skandinavië, Zwitserland en

Nederland. Riemann's bekendste films — hij heeft er

thans meer dan honderd gespeeld — waren : „Ich heirate meine Frau", „Eva", „Die Grosse und die kleine Welt" en „Ave Maria" (met Benja- mino Gigli), welke hij alle regisseerde, en verder „Bel ami", „Einmal werd' ich dir gefallen", '„Liebeskomödie", „Ihr erstes Erlebnis", waarin Ilse Werner debuteerde, en „Die gute Sieben", een hoogtepunt in zijn loopbaan. De film „Kin- derarzt dr. Engel", grootendeels door kinderen gespeeld, was een knap staaltje van regie-kunst.

Riemann — die 31 Mei jarig is en wiens adres luidt: Fasanenstrasse 58, Berlin W 15 — « van nature rusteloos en niet spoedig tevreden over zijn eigen prestaties. Mogelijk, dat hij daar- door in iedere nieuwe rol telkens weer fascineert.

Naast zij n werkzaamheden voor de film schrij ft

en dicht Riemann veel. Al met al kregen wij den indruk, dat hij mis-

schien niet spoedig tevreden is over zijn werk, doch in elk geval wèl tevredenheid toont met zijn werk. En dat is toch wel het belangrijkste, dat de mensch in zijn leven kan bereiken!

E. J. HOLLMANN.

11 (ur. 1-2) - CINEMA &■ THEATER

Page 6: ^r-. - bibliotheek.eyefilm.nlbibliotheek.eyefilm.nl/bibis/other/Cinema en Theater/1943/Cinema en... · Rigoletto •Franz I Gilda Magdalene (Margot) De Zigeunerin Graaf van St. Vallier

^^—^—^—^ '—I ■—-

ELF-ELF m Oeteldonk's historie

De roem van het Bossche Carnaval behoeft geen meerdere verkondiging, en wanneer wij er nu aandacht voor vragen is dit, om een histo- risch feit te herdenken en tevens een dwaling uit den weg te ruimen.

Zij die geen Carnaval-stad bewonen, hetzij Maastricht, Sittard, Venlo, Breda, Bergen op Zoom, of nog anders, hebben er geen notie van, dat al in November de dwaasheid geboren wordt.

althans de luiermand al wordt klaargemaakt. De elfde van de elfde maand, dat is dus 11

November, springt in de hersenen van den ras- echten Carnavalist een vakje open en krijgt zijn hart een anderen maatslag. Het is de dag dat de zotternij, de dwaasheid, de romantische illusie in hem ontwaakt, pril, schroomvallig weliswaar, maar spoedig een voorspoedigen groei verwer- vende (in normale tijden althans).

De elfde November is in alle nauwgezette en onverdachte Carnaval- steden het begin der dwaasheids-periode. Het is een vaste, dwingende datum, even bepaald als de data die de boeren hebben voor hun zaai- goed. De dwaasheid zaait elf November haar zots- kapballen, haar illustre onderscheidingen en haar rhetorische oorkonden en proclamaties. Zich zelf respecteerende vas- tenavondclubs — en zou- den er zich-nièt-respec-

. teerende zijn? — zullen zich op dien dag der twee elven oprichten. Ook de Bossche Carna- val-club „Oetcldonk" richtte zich op dien da- tum op. 11 November i 942 was dat zestig jaar

'geleden. Zestig jaren zotternij,,

zestig ■ jaren spot en dwaasheid. Zestig jaren bestaat het illusionaire Rijk -van Prins. Ama- deiro di Ricosto, Ridder van het Reksam, heer der watervrije moeras- sen en zandwoestijnen

Links: De beroemde Biqzeperdjes ont- braken niet in de Oeteldonksche revue. De teekenaar Herman -Moerkerk zag ze vroe- ger eens, zooals rechts is afgebeeld. — Linksonder: De geheimschrijver (Hein Westenbroek) toont Henneke (Monique Westenbroek) het „levende portret" van Oeteldonk's burgemeester Peer van den Muggenheuvel — Rechtsonder op de vol- gende pagina: Het gemengde koor „Den Bleinden Bolvink" in actie. — Onder: Een herinnering aan een vroeger jubileum.

(Foto's van Rhijn (3), Archief (2) )

van Oeteldonk enz. enz. Zestig jaren regeerde hij zonder revoluties, zonder regentschappen over onmondige troonopvolgers, zonder.... huwelij- ken zelfs. Want in dit Rijk der dwazen zijn alle troonopvolgers zéér mondig, vooral aan tafels en buffetten ; en vrouwen worden in de hofjiouding, evenmin als in de prinselijke familie toegelaten.

Een mannenstaat is Oeteldonk, althans in de regeer-instanties. Aan vrouwenrechten doet die staat niet. De Prins regeert, bijgestaan door zijn ministers, gezanten en gevolmachtigden die blin- ken van ordeteekenen van de Gulden Kikvorsch, de Diamanten Huismusch, de Vastenavondzotte Sneeuwklokjes, en den Zilveren Rammelaar, en wat al meer ridderorden het de gulle dwaas- heid van Prins Amadeiro behaagd heeft in te stellen om zijn volgzame onderdanen te stof fee- ren.

De duur der regeeringsjaren der opeenvolgen- de Amadeiro's wordt bepaald door de meerdere of mindere geestesgesteldheid der prinsen, want

v geloof ons: er behoort een bijzondere geest toe drie volle-dagen te leven, te eten en te drinken en te doen leven, eten en drinken in de illusie van dit Rijk der Verbeelding. Eigenlijk zijn het meer dan drie dagen. Want reeds op 11-11 wordt dat rijk telkens gegrondvest. Dan verschijnt Prins Amadeiro met zijn hof, en beginnen de bespre- kingen. In deze besprekingen wordt hij terzijde gestaan door zijn Raad- van Elf, door den Bur- gervaojer. Peer van de Muggenheuvel en diens assessor, terwijl de orde bewaard wordt door den veldwachter Driek Pakaon.

Roemruchte Prinsen kende Oeteldonk er niet vele. Jan Baks geldt nog altijd als degene die het vaardigst den titel droeg en dat vele jaren achtereen. Zijn optreden in de lawaaierige feest- massa's had altijd, in zijn rhetorische romantiek

1927

GrGDteOeïeidoDHxbc Mucfrl ler^elcöGobcid .van bet aoJóriöwbileuD?

-^

Uiiinw vwn^w 1 «,I,MI ,.. ■■ ■ ■■ ■ - —^™^—^ ; ' ■ . ' ' ' . ^

= - ^ \ \

en machtsvertoon, iets zeer persoonlijks, iets dat illusie wekte.

Roemruchte burgervaojers kende Oeteldonk en eigenlijk ook maar één die traditie had; Niek de Rooij Sr. Diens prachtig dialect, zijn nuchtere humor en gemoedelijke critiek waren kostelijk, niet alleen uit dialect-kundig opzicht, maar ook als volks-psychologische typeering.

Het was vooral in de kleurige revue's van Herman Moerkerk en Hein Wertenbroek dat Peer v. d. Muggenheuvel gelegenheid kreeg zich te ontpoppen als droog-humorist en gevat-nuch- tere criticus op al wat er in de stad reilde en zeilde. Die revue's, zij waren een aardige tradi- tie geworden, maar zij konden zich niet hand- haven.

Ter gelegenheid der Bossche stadsfeesten (>935) vatte Niek de Rooy Jr. de revue-traditie weer op, maar nu niet in Oeteldonkschen, doch Bosschen geest. Trouw bleef deze traditie ge- handhaafd en elk jaar, op zen Paaschdag. volgt heel den Bosch de revue's van ,JIek 't oe niet gzeed?" of „f/ou-doe-wor", van ,,lVa zed-de me daar van?" of ,J/ne is 't meuglik?" Carnaval- revue's waren het echter niet, maar thans, bij de herdenking van Oeteldonk's zestig-jarig bestaan, werd weer eens een echt. onvervalscht Oetel- donk-festijn gevierd. Hein Westenbroek, die al eerder met Herman Moerkerk de vermaarde revue's als ,;Krèk as hij Paust" en ,,Nat en Drcug" verzorgde en die ook vaak de matinee's van Carnaval-Zondag opluisterde met revue- schetsjes, achtte dit de tijd om de Bosschenaren weer eens in Oeteldonksche romantiek te bren- gen.

,,Een lachen een traan in Oeteldonk" heeft den nar weer doen regeeren over zijn dwaasheidsland, temidden van Colombine's, Harlekijns, Pier- rot's, Pierrette's. De liefde, de carnavaleske lief- de bloeit er; het spitsvondige woord streelt of priemt; de romantiek waart rond en door muziek en zang en dans wordt een andere wereld ge- tooverd.

Acht stampvolle Casino-zalen, dus ruim 8000 menschen, hebben in de Kerst- en Nieuwjaars- dagen, ongeacht de duisternis en het vlagende weer, vreugde beleefd van deze nieuwe revue van Hein Westenbroek, ,,Een lach en een traan in Oeteldonk".

Zelfs al is ieder sprankje carnavaleske lichtzin- nigheid vreemd aan de sfeer der Kerstdagen, des-

ondanks bleek de massa aandacht te willen wijden aan die wel zeer tegenstrijdige mentaliteit.

Hein Westenbroek begreep dit ook zoo en wil- de in zijn revue alreeds bezinning brengen op de latere carnavalsviering.

In 't,Een lach en een traan in Oeteldonk'* heeft Westenbroek, in de bezonkenheid zijner 60-jarige levenservaring, de Carnavals-vereeniging Oetel- donk èn het Bossche volk reeds nu willen brengen tot bezinning op zijn folkloristische plichten en gemeenschaps-verantwoording. Hij schreef een plezierig stuk, dat men het best zou kunnen noe- men : een geactiveerde» aftocht. Zooals vroeger de Carnavals-optocht door de Bossche straten trok in groepen, die onderling samenhang ver-

toonden, zoo trokken thans die groepen ons oog voorbij in „schuifkes" zooals de Vlamingen dat noemen, en ieder schuifke of tafereel werd uit- gewerkt en levend gemaakt met woord, muziek en dans. Een eigenlijk conflict was dan ook maar heel oppervlakkig aanwezig, en van meer belang was de kleurigheid, de bewegelijkheid.

Regisseur van Erp heeft die mogelijkheden uitgebuit zooveel het kon, zoodat de revue een lust werd voor de oogen.

De muziek bracht het niet zoo ver in het op- wekken van vroolijkheid, misschien of m.i. juist omdat zij zoo weinig in de sfeer van Carnaval en Brabant paste. Een boerenpaartje dat „croont" is tegennatuurlijk; de muziek èn de zang vloekten dan met het volkskarakter.

De dansen hadden jammer genoeg slechts een ondergeschikt aandeel in de feestelijkheid. Hoe aardig was de boerendans en hoe deed die ver- langen dat er meer zulke muziek en dans .ver- werkt waren!

Ook de spelers gaven onder van Erp's regie wat zij konden. Er was een lief Hanneke, het Oeteldonksche-,,durske", dat haar hartje ver- pandde aan Drikske, eveneens oprecht gespeeld als natuurlijke boerenjongen.

Wat aan persoonlijke spelmogelijkheden in de revue lag, is volledig gebruikt. De prins Ama- deiro, ziek van heimwee naar Oeteldonk en ver- lievend op het boerenkindje Hanneke; zijn min- streel, zijn lijfarts, zijn geheimschrijver, (gespeeld met alle romantieke sfeer door Hein Westenbroek zelf), de Nar vonden alle een vertolking die de juiste sfeer bracht. Opmerkelijk was Hendrien, de prinselijke huishoudster, der traditie getrouw- in travesti gespeeld door Jan v. Kempen. Koste- lijk was zijn aardappelenschillerij, zijn snoepje op het hofbal en zijn vrijerij met den lijfarts. Een opmerkelijke prestatie leverde W. Trimbos als de stotterende voorzitter van de vereeniging tot veredeling van het raskonijn; als directeur van het gemengd koor ,,Den Bleinden Botvink" èn als minstreel.

Goed geleid en met allerhartelijkste overgave speelden jong èn oud zijn carnavalslust uit, den Bosch daarmee een beschaafd en kleurig festijn bezorgend, dat ongetwijfeld kans biedt een tra- ditie te worden. Respect voor Westenbroek, die nog de vitaliteit bezit zoo'n traditie te willen grondvesten. KEES SPIERINGS

CINEMA &° THEATER - (nr. 1-2) 12 13 (nr. 1-2) - CINEMA & THEATER

ik 1 ,nr K

Page 7: ^r-. - bibliotheek.eyefilm.nlbibliotheek.eyefilm.nl/bibis/other/Cinema en Theater/1943/Cinema en... · Rigoletto •Franz I Gilda Magdalene (Margot) De Zigeunerin Graaf van St. Vallier

ipi^

BLONDE ENGEL Een kort verhaal door L. van der Meer-Prins

Het artisten-pension stond op den hoek van een oude gracht: een sombere gevel van zwart-berookte steenen met veel ramen, alle met dezelfde goedkoope, gore vitrages en stoffige vensterbanken. Doch door de vervelooze deur trad men in het frivole wereldje van vaak berooide, maar opge- wekte, gulle, jonge menschen. In de gangen klonken vele luidruchtige stem- men en voetstappen, deuren werden open en dicht geflapt, de geur van bruine boo- nen en uien mengde zich met die van par- fums en poeders en af en toe schalde een kernachtig verzoek om: „stilte!"

Daar woonden Greet en Stans. Natuurlijk werd Greet niet door de

andere pensiongasten als artiste be- schouwd: ze was mannequin en heel mooi. (Een artiste hoeft niet mooi te zijn, als zij maar talent heeft!)

Stans was schrijver ■ van libretto's en tooneelstukken, dus wèl artist, maar hij verdiende voorloopig zijn pensiongeld op een klein kantoor in de buurt. Hij wist, dat hij eens beroemd zou worden en werkte ge- duldig verder aan een steeds grooter wor- dende stapel manuscripten, die Greet net- jes sorteerde en op volgorde in een laden- kast deponeerde, waar zij, bij gebrek aan

postzegels voor verzending, meestentijds bleven liggen. Ook zij was er van over- tuigd, dat roem en welvaart eens hun deel zouden worden.

Want Stans' succes zou ook het hare worden. Zij hielden van elkaar. Van den dag af, dat de stille, eenvoudige schrijver in de kamer naast de hare was komen wonen, had zij zich vaker in de deur ver- gist. Stans was wel ingenomen met deze bezoeken. Er ontstonden talrijke, haastig opgeschreven en daardoor bijna onleesbare gedichten over en voor haar, van tijd tot tijd nam hij haar in zijn armen en noemde haar zijn blonde engel.

's Avonds bij de warmte van het kleine oude potkaoheltje en het licht van het wankele schemerlampje op den schoorsteen las hij haar zijn gedichten voor. En dan, als het stiller werd, begonnen zij hun plan- nen te maken voor de toekomst.

Hij wenschte zich een huis aan zee of hoog op een duin, zij droomde zich een woning in de stad en voor den zomer een klein buitenhuisje aan zee of aan de meren.

„Wat moeten we den langen, langen winter in zoo'n verlaten streek doen, m'n jongen? Ja, schrijven, maar je moet toch ook stof verzamelen ?"

's Avonds las hij haar zgn gedichten voor,.. (Teekening Eiine v. Eykern)

Hij staarde voor zich uit en streek met zijn hand over haar blonde krullen.

„We zullen zien," zei hij dan. Om zich van tijd tot tijd de illusie van

rijkdom te geven, gingen ze dineeren in een deftig restaurant. Ze bekeken in aan- bouw zijnde huizen, critiseerden en keur- den en kwamen tot de overtuiging, dat dit niet was, wat ze zochten.

Zoo ging jaar op jaar voorbij. Eén keer had Stans een gelukje. Een éénacter werd aangenomen en opgevoerd. Hij ontving een bedrag aan geld, kocht er het hoog- noodige nieuwe costuum voor en voor Greet den vurig verlangden verlovingsring. Er volgde een klein fuifje, zooals dat in het pension gebruikelijk was, en daarna vielen ze weer terug in den sleur van allen dag.

En in dezen sleur trad een heer, die steeds op diè modeshow verscheen, waar Greet paradeerde, en met een hardnekkig- heid den beeren eigen, trachtte hij de be- langstelling van Greet op te wekken, wat na veel moeite gelukte.

Want Greet naderde zoo zoetjes aan de dertig en ze bedacht, dat schoonheid ver- gankelijk was. De heer in kwestie kon haar net zoo vaak, als zij wilde, mee uit dineeren nemen en zoo gebeurde het, dat Stans steeds vaker in eenzaamheid zijn avonden doorbracht. Zijn eerlijke kinderlijke aard dacht er niet aan Greet te wantrouwen. Hij dichtte zijn verzen op haar en als ze bij hem kwam, noemde hij haar weer zijn blonde engel en vertelde, dat hij hard werkte voor hen samen.

Maar Greet droomde geen toekomst- droomen meer met Stans. Ze bekeek den toestand nuchter en zakelijk. Zij stak haar nieuwen vriend net zoo lang een vinger toe, dat hij haar heele hand wenschte. Hij deed een huwelijksaanzoek.

En Greet zei ja.

Twee maanden later had ze haar huis in de stad, haar villa'tje buiten, geen beroem- den, maar in ieder geval een rijken man en ze nam afscheid van het pension met een knalfuif met champagne, waarbij ze zelf niet aanwezig was.

Toen werd Stans wakker. Hij begreep, hoe ze hem bedrogen had,

al die maanden lang. Zij had hun liefde op het altaar van den mammon geofferd. Zij had met hem gespeeld, zij had. . . . !

Al het leed, alle bitterheid, alle wraak- zucht propte zich op in zijn gevoelige kunstenaarsziel. Hij sloot zich op in zijn kamer, zat bij het koude potkacheltje, de handen tot vuisten gebald tegen de slapen.

Zoo zat hij dagen, hij vergat zijn kan- toor, zijn werk, at werktuigelijk het eten, dat de hospita, die medelijden met hem had, voor hem neerzette.

Op een avond begon hij te schrijven. Dagen en nachten achtereen schreef hij

CINEMA & THEATER - (nr. 1-2) 14

j^gpfF ^T— ■ ' •', •'^"^ ! ' ' ■■ =—^———

1

aan het drama: „De blonde Engel". Het werd een aanklacht! Hij beschuldigde haar, verafschuwde haar, verachtte haar, maar altijd was daar weer zijn liefde, die onsterfelijk, onvergankelijk was. Zij was een vrouw met vele gedaanten: de engel, de demon, de heilige, de vampier, de naïeve, de geraffineerde, maar in al haar gedaanten was zijn liefde voor haar onver- anderlijk. Maar tenslotte was zij ook de lijderes, de rustelooze, omdat haar geweten haar niet meer vrijliet van het verraad van hun liefde.

Toen hij na een paar weken zijn kamer verliet, zag hij er uit als een geest, maar hij was bevrijd, gelouterd. Hij bond den bundel papieren bijeen en bracht het aan den tooneel-directeur.

Deze las, las met verbazing, met ontzet- ting. Dit was aangrijpend, dit was een meesterwerk!

Vier maanden later beleefde „De blonde

Engel" haar vijfenzeventigste voorstelling. De schouwburg schudde op zijn grond- vesten, toen de orkaan van gejuich los- barstte, die den auteur moest huldigen.

Tusschen de weelde van bloemen stond Stans, smal en bleek in de donkere smo- king. Hij dankte, dankte nogmaals en dan sloten de zware gordijnen zich tusschen hem en het publiek. Een tooneelknecht bood hem iets aan op een blad. Toen zijn oogen aan het normale licht gewend waren, zag hij wat het was. De corsage van een rijke vrouw:

Drie prachtige roode rozen in zilveren huls. . . .

Er was een kaartje bij.

„Kun je me vergeven? Blonde Engel."

Hij liet het vallen, of hij zich gebrand had. Een gebogen gestalte tastte zich een weg achter de coulissen.

Ter herdenking van HAUPTMANN Ter gelegenheid van den tachtigsten verjaar-

dag van Gerhart Hauptmann werden verschei- dene zijner stukken weder opgevoerd. In ons land „Rose Bernd", „Voor zonsondergang", „Voerman Henschel", ,,De Beverpels", „Han- nele's Hemelvaart", terwijl „De verzonken klok" ons nog te wachten staat.

Ook de film betuigt den grijzen dichter hulde door de verfilming van zijn „Die Jungfern vom Bischofsberg", welke rolprent haar voltooiing nadert. Käthe Dickhoff, Carla Rust, Sonja Zie- mann en Ursula Gauglitz spelen de vier titel- rollen. (Prag-Film).

Zeer zeker zal daardoor de belangstelling voor zijn leven en werken sterk stijgen, en daarom is het goed, dat er herdenkingsuitgaven verschij- nen.

In ons land verscheen dezer dagen „Leven en werken van Gerhart Hau-ptmann" door F. Primo als deel 3 der „Theater-reeks" bij de N.V. Nederlandsche Uitgeverij „Opbouw" te Amsterdam (in welke reeks als nummer 4 Pri- me's vertaling van „Rose Bernd" zal uitkomen).

In genoemd boekje wordt een helder inzicht gegeven in de beteekenis van Hauptmann voor de dramatische litteratuur, en alle tooneelwerken worden er, het een uitvoeriger, het andere kor- ter, in besproken en toegelicht. Het boekje, dat tachtig bladzijden telt en met veertien foto's uit Hauptmann's leven en van vroegere opvoeringen is geïllustreerd, is te beschouwen als een zeer sterk uitgebreide versie van het artikel, dat de heer Primo voor ons blad in November jl. schreef.

Een mooie Duitsche uitgave is het herden- kingsalbum „Gerhart H au-ptmann", dat bij Schlesien-Verlag in Breslau verscheen en waar- uit wij in nr. 49 de foto reproduceerden van Thorak's beeld „Hannele's Himmelfahrt". Deze illustratie is er een van de ongeveer honderd en zestig, die dit op groot formaat uitgevoerde boek van honderd en zeventig bladzijden verlevendigen en die deels in vierkleurendruk zijn uitgevoerd.

Verscheidene deskundige schrijvers hebben aan deze uitgave medegewerkt en ieder van hen be- licht een ander facet uit Hauptmann's rijke leven en werken, terwijl eenige aan hem gewijde gedichten werden opgenomen, benevens de eerste vier scènes uit het nog niet in druk verschenen drama „Iphigenie in Aulis", geschreven in blanke verzen.

Dit fragment doet ons des te meer hopen, dat het hieraan voorafgegane en in Duitschland bij

15 (nr. 1-2) - CINEMA & THEATER

den 79-sten verjaardag van Hauptmann in 1941 voor het eerst opgevoerde „Iphigenie in Delphi" onze Nederlandsche planken spoedig moge be- reiken. Wij schreven reeds eerder, dat het een dankbare taak moet zijn voor het Residentie- Toneel het na Goethe's „Iphigenie in Tauris" op het repertoire te nemen en het daarna te doen volgen door Hauptmann's jongste werk „Iphige- nie in Aulis".

Hauptmann bereidt een derde „Iphigenie"- drama voor, die de trilogie zal afronden, met Agamemnon en Orestes' moedermoord in het middelpunt. EEN NIEUW DRAMA: „MAGNUS GARBE"

Inmiddels verscheen reeds een nieuw drama in druk, dat ook in boven besproken boekwerken nog niet vermeld kon worden : „Magnus Garbe" (uitgegeven bij "Suhrkamp Verlag, vormals S. Fi- scher Verlag, Berlin).

Deze tragedie in drie bedrijven speelt tijdens de inquisitie in de zestiende eeuw in een rijks- vrije stad, waarvan Magnus Garbe burgemeester is. Hij is pas laat gehuwd met de veel jongere Felicia Amsing, eenige dochter uit een zeer rijk patriciersgeslacht, waarvan het kostbare huis in Garbe's bezit als woonhuis is overgegaan en waar in hij tot macht en aanzien is gekomen, niet om het geld, doch_ om zijn gaven.

Op den dag, dat P'elicia haar vijftigjarigen man een stamhouder schenkt, is Pater Gislandus met Dominikanermonniken in de stad gekomen als Pater Inquisitor om de ketters te veroordee- len, aan wie de burgerij de ongekende droogte en de pestepidemie verwijt. Het gepeupel wordt op- gejaagd, steekt huizen van „heksen" in brand en wordt ook opgezet tegen Felicia, die als kind reeds behekst zou zijn geweest.

De geeestelijken maken van de gelegenheid gebruik den te machtigen burgemeester door het wegvoeren van zijn vrouw en pasgeboren zoon te breken; als hij het bericht ontvangt, krijgt hij een beroerte, die hem half verlamt. In een aan- grijpende scène in den kerker, wanneer hij, drie weken later, zijn tot krankzinnig wordens toe ge- martelde vrouw in den nacht vóór haar terecht- stelling opzoeken mag, sterven beiden van uit- putting in eikaars armen.

Hun zoon echter is door den secretaris der stad gered en weggevrerd naar Holland. Want „wehe der deutschen Städtefreiheit, wehe der ganzen deutschen Freiheit, wo das Geschlecht der Garbes nicht weiterlebt".

Zoo staat ook dit historische spel, dat een

scherpe aanklacht tegen de inquisitie is, niet los van den tijd, waarin het ontstond, en wij, Ner derlanders, die ook groote figuren als Garbe heb- ben gekend, zullen dit inzicht kunnen deelen. Merkwaardig trouwens, dat Hauptmann den zoon naar Holland in veiligheid laat brengen!

liet is een uiterst sterk speelstuk, dat echter technisch in de voorschriften voor het decor van het op Garbe's wijnberg spelende tweede bedrijf, waar hij de jobstijding ontvangt, hooge eischen stelt.

En bovendien zal het niet gemakkelijk zijn voor de achtjarige tweelingen van den wijnberg- pachter spelertjes te vinden. Wellicht is de auteur in staat zoo noodig de eerste tafreelen van dit tweede bedrijf iets te wijzigen en daarbij toch den door deze tweelingen geïnspireerden dialoog over kinderzegen te behouden, die het contrast met de even later komende jobstijding ver- sterkt.

Onuitputtelijk en tot in het oneindige geva- rieerd schijnt Hauptmann's scheppende kracht Maar toch komt telkens weer het thema van den eenzame terug. Het drama „Einsame Menschen" zegt het in den titel, doch in haast elk stuk vindt men eenzame menschen. En hoewel in dit nieuwste drama Garbe's vrienden hem niet ver- laten, werkelijk zielscontact hebben zij met hem niet, ook niet, wanneer het volk hem, die zooveel ten goede deed, verloochent. Hij zegt het zijn vriend, den schilder Jan Gossaert, zelf: „Wir Menschen wissen nichts voneinander. . . ."

Magnus en Felicia sterven samen, als eenzame menschen; en hun zoon zal opgroeien, wees, in een vreemd, zij het verwant land, eenzaam. . . .

Joh. T. HULSEKAMP.

Januari - Programma onder leiding van

Signorita DOLLY DOLORES. aanvang 9 uur

Optreden van HAN HOFMEESTER, conferencier.

CAROLA en FRANCOIS, mondain danspaar.

CHERRY en BRANDY, komiek aki.

DANIA-TRIO, drie charmante danseressen.

RIA en POULET, dansduel.

BALLET DE LUXE, hel elegante ballet uit

BORANO, Musicale clown. (Kopenhagen.

'ELLY WESTERMEYER, zangeres.

DE DRIE ROCARDIS, accordeon-viriuoozen. Alleen toegang op Introductie of

toegangskaart. (Leldicheplein achterzijde gebouw Hinch)

SAVOY cc&ctet

m

Page 8: ^r-. - bibliotheek.eyefilm.nlbibliotheek.eyefilm.nl/bibis/other/Cinema en Theater/1943/Cinema en... · Rigoletto •Franz I Gilda Magdalene (Margot) De Zigeunerin Graaf van St. Vallier

GROOTMOEDER WEMMROI OPGEVOERD DOOR HET NOORD-HOLLANDSCH TOONEEL

Het Noord-Hollandsch Tooneel heeft in den Stadsschouwburg te Groningen de Nederlandsche première gebracht van „Das Werk", een familie- spel van Mia Hergeth, door intendant Jan C. de Vos uit het Duitsch vertaald onder den titel ..Grootmoeder Weadenkron". Het is een van de beste voorstellingen geworden van dit jonge ge- zelschap, dat bij andere opvoeringen wel eens te kampen heeft gehad met de moeilijkheid om voor bepaalde rollen de geschikte kunstenaars te vinden. In „Das Werk" heeft De Vos een stuk gevonden, dat hij met het hem ter beschikking staande spelersmateriaal ook in de finesses goed en verantwoord kan geven.

„Grootmoeder Wendenkron" is een eenvoudig en gezond stuk zonder psychologische kronkels of geforceerde buitenissigheden. Het heeft als basis de familie en het werk, de fundamenten van een goede samenleving.

Min of meer wordt erin gesuggereerd, dat deze grondslagen der maatschappij uitsluitend op het land worden gevonden, maar gelukkig heeft de

schrijfster genoeg werkelijkheidszin om geen orthodox aanhangster van deze these te zijn. Zij laat een harer figuren, Britta, zoo terloops zeg- gen, dat in de stad even goed verstandige als on- verstandige vrouwen worden gevonden.

De vrouwen spelen in dit stuk wel de voor- naamste rollen. In de eerste plaats is daar Mar- tha Wendenkron, ,,de oude uit de bergen", die in het gezin van haar schoondochter en haar kin- deren te Berlijn een haast mystieke figuur is. Zij woont eenzaam op den Beukenhof, waar zij op zeventigjarigen leeftijd de nog altijd energieke leidster is van de door haar reeds sinds jaren overleden man gestichte cellulose'-fabriek.

Haar zoon is door het drijven van zijn wufte en hersenlooze vrouw het werk in de bosschen ontrouw geworden en heeft een bankiershuis op- gericht, dat bijna failliet is als hij overlijdt. Als Klaus door zijn advocaat op de hoogte is ge- bracht van den stand van zaken, roept hij met tegenzin de hulp van zijn grootmoeder in.

En dan verschijnt de oude Martha als de ver- tegenwoordigster van een vroeger geslacht, waar- voor plicht en trouw de grondbeginselen van het leven waren, in de moderne stadsvilla, waar de menschen schijnbaar louter voor hun genoegen leven. Zij grijpt in met harde hand, weigert borg te zijn om nieuw kapitaal voor de bankiersfirma te verkrijgen, en dwingt haar schoondochter Fan- ny, haar kleinzoon en diens vrouw Valerie en haar kleindochter Britta op den Beukenhof te komen. Hier bindt de oude vrouw den strijd aan tegen den funesten invloed van Fanny.

Klaus moet op de fabriek komen en zij tracht haar liefde voor het werk en de menschen op hem over te brengen.

In de in haar liefde reeds jong teleurgestelde Britta heeft zij van den, aanvang af een mede- standster, maar Klaus gaat gebukt onder de ver- meende mislukking van zijn huwelijk, dat op een debacle schijnt uit te loopen als baron Dreihaun, de geroutineerde vrouwenverleider, Valerie naar den Beukenhof vervolgt.

Ook hier is het weer het gezonde verstand van de oude uit de bergen, dpt de gelegenheid schept om klaarheid te brengen. En als zij meent het spel verloren te hebben, blijkt zij juist de over- winning te hebben behaald. Valerie blijft haar man trouw en Klaus neemt zijn grootmoeder de

CINEMA &* THEATER - (nr. 1-2) IG

IJ.iv. .-■

Links: V.l.n.r, Mien Duymaer van Tuist (Fanny), Just Chaulet (Klaus), Willy de Vos—Dunselman (de schoondochter). Gus- to Chrispijn-HJulder (grootmoeder Wenden- kron) en Joke Busch (Britta). — Linkson- der: Grootmoeder Wendenkron met haar boekhouder Grothe (Willem v. d. Veer), — Rechts: Grootmama in een zakelijke pose.

(foto's J. A. Stevens (2); A. Peperkamp (1) ).

teugels uit handen. „Het werk" blijft onder lei- ding van een Wendenkron. Alleen Fanny verlaat het door haar gehate huis, waar een nieuw ge- slacht zal opgroeien en de oude tradities van plicht en trouw eerbiedigen.

Zooals men ziet: een eenvoudig stuk. Het ont- leent zijn waarde aan het principe, waardoor het gedragen wordt. De figuren zijn duidelijk en klaar getypeerd, de dialoog spreekt tot een groot publiek, zonder zwaarwichtig of preekerig te worden.

De sfeer van dit spel is bij de door Jan C. de Vos geregisseerde opvoering zuiver bewaard.

Gusta Chrispijn-Mulder wist de hoofdfiguur het juiste accent te geven; haar creatie was wel doordacht, haar spel sterk en gevoelig.

Mien Duymaer van Twist speelde de ondanks haar vijftig jaren wufte schoondochter natuur- lijk en zonder overdrijving.

Willy de Vos—Dunselman had in Valerie nu eens een rol, welke haar volkomen ligt, zoodat ook haar vertolking heeft voldaan aan wat men ervan mocht verwachten.

Joke Busch voldeed over het algemeen goed als Britta, behoudens een zekere neiging tot sentimentaliteit. ,

De Klaus van Just Chaulet was zeer aanneme- lijk en Jean Stapelveld had van baron Dreihaun een goed type als „Lebemann" gemaakt.

Ingenieur Haidecher, de verstokte vrijgezel, die tenslotte bezwijkt voor de charmes van Britta, werd in het begin door Ton van Otterloo helaas wat al te „werkmansachtig" getypeerd.

Van de overige rollen noem ik alleen nog den procuratiehouder Grothe, waarvan Willem van der Veer een dankbaar klucht-type had gemaakt.

Tenslotte een woord van lof voor het smaak- volle decor van het eerste bedrijf.

Een talrijk publiek —- de schouwburg was 's avonds uitverkocht — heeft blijkens zijn warm en veelvuldig applaus deze première in Gronin- gen zeer gewaardeerd. „Grootmoeder Wenden- kron" zal zich wel geruimen tijd op het repertoire van Het Noord-Hollandsch Tooneel handhaven!

JAN UBINK.

^_^ S^SBSSS? „,____: __„.: ■ '■' ' ' ■! " I.'. • -i ■"■

,II.,I i.aupi

„PETERCHENS MONDFAHRT" BOOR DE KAMEROPERA

De Decembermaand met haar verkwikkende en hartverwarmende feestdagen is bij uitstek de maand van het kind, en ook in den schouwburg krijgt de jeugd wat haar toekomt. Zelden is het aantal kindervoorstellingen zoo groot geweest als in dezen tijd. en thans heeft ook de Kamer- opera (leiding Jaap Kool) een bijdrage in deze richting geleverd. Niet, dat Peterchens Mond- fahrt, het sprookjesspel in zeven tafereelen van Gerdt von Bassewitz met muziek van Cle- mens Schmalstich, ongeschikt zou zijn voor volwassenen — wie een kinderlijk hart behou- den heeft, kan zeker niet minder dan de jeugd oprecht genieten van wat des kinds is — maar toch richt de inhoud van dit spel zoowel als de uitvoering zich in eersten aanleg tot den kinder- geest en de kinderziel.

Het kindergemoed is gewoonlijk ontvankelij- ker voor hetgeen te zien, dan voor wat te Aooreu wordt gegeven, en de opzet van dit fantastische spel heeft met dezen regel rekening gehouden. Toch wil dit niet zeggen, dat de auteurs hun taak hebben genonchaleerd. Integendeel, zij zijn van de juiste opvatting uitgegaan, dat voor een kind het goede nog niet goed genoeg is en dat pas dan iets behoorlijks voor de jeugd geleverd is, als het werk de scherpste zelfkritiek en de meest serieuze kritiek van volwassenen verdra- gen kan.

De jonge hoofdpersonen, Peterchen en Anne- liese, die door Minna, het dienstmeisje, naar bed worden gebracht en zoowel door het licht van de maan als het zoemend geluid van een naar binnen gevlogen meikever moeilijk in slaap kun- nen komen, worden door moeder met een teeder liedje in slaap gezongen, maar gaan dan beide het rijk vän het groote avontuur, den kinder- droom binnen. Daar zien ze eensklaps, hoe de meikever, zoo groot als een mensch, door de kamer danst en zijn liedje zingt, terwijl hij zich- zelf begeleidt op een zilverglanzende viool.

Natuurlijk sluiten de kinderen een innig bond- genootschap met den vroolijken meikever, die in- tusschen een treurig verhaal doet: een van zijn oudste voorvaders heeft bij een ramp zijn zes- den poot verloren, en sindsdien is zijn heele nageslacht gedoemd met vijf pooten rond te gaan. De befaamde „missing link" is ergens op den dorren woesten maanberg aan een verwelk- ten boom gehangen, en de eenigen, die in staat zijn om dit smartelijk gemiste lichaamsdeel terug te halen, zijn kinderen, die nog nooit in hun leven dieren hebben gekweld, en voor hun om- geving altijd prettig en lief zijn geweest.

Welnu, Peter en Anneliese voldoen beide aan de voorwaarden, en bovendien is de onderne-

mende 1'eter nog heelemaal niet bang ook. Zij gaan dus grif in op het voorstel van den mei- kever om vliegen te leeren, en komen zoodoende in het domein van den Zandman, die het opper- toezicht heeft over de sterren. Het blijkt dat de lichtstralen van de sterren, die elk in contact staan met een bepaald kind op aarde, gehavend worden als hun beschermeling kwaad doet. Wel — er valt voor de sterren eiken dag heel wat te verstellen en te repareeren.

Maar als Peter en Anneliese boven komen en de oude goede Zandman wil weten wat hij aan hen heeft, geven hun sterren een zeer vleiend rapport.

Zandman en zij worden dus de beste vrienden, en hij neemt de kinderen plus den meikever op den rug van den grooten beer mee naar het ver- blijf van de Nachtfee die op het middernachte- lijk uur receptie houdt.

Donder, bliksem, regen, wolk, ijs en zon, avond- en morgenrood, alle komen hier in men- schelijke gedaanten op bezoek, en beloven aan Peter en Anneliese hulp," wanneer zij aan het moeilijkste gedeelte van hun taak, welke zij overigens alleen moeten volbrengen, toegekomen zijn. De Maanberg is alleen bereikbaar wanneer zij per kanon naar de koele hoogten worden af- geschoten. Zandman belast zich met dit werkje, en zoowel de kinderen als de meikever komen ongedeerd op den Maanberg aan, maar worden nu bedreigd door den woesten Maanman, die altijd hongerig is, en op niets méér belust dan op menschenvleesch.

Nadat hij eerst van de gulle vrijheid der beide jonge gasten heeft geprofiteerd, zal hij hen met zijn felle wapens zelf te lijf gaan, maar wordt op wonderdadige wijze teruggeslagen. Het zijn de nieuwe vrienden van Peter en Anneliese, die beschermend over hen waken. Als de man van de maan blindgeslagen wordt, hebben de kinde- ren vrij spel, rukken den zesden poot van den boom, waaraan hij zooveel jaren heeft gehangen, en maken den meikever en zichzelf gelukkig. In het laatste bedrijf blijkt dat dit alles een droom is geweest, ook het bezoek aan de kerstweide en het kerstmannetje, dat een onderdeel vormde van hun avontuurlijke reis.

De schrijver heeft deze kindervertelling in een boeienden vorm gedramatiseerd, en zijn glad- loopènde, intelligente verzen worden vaak door humoristische glimlichtjes versierd. De moraal wordt natuurlijk niet vergeten, al hoedt de schrijver zich voor een teveel op dit punt en houdt hij zich ook ver van een te groote sentimentaliteit.

Eenvoudig en bevattelijk is de muziek van Clemens Schmalstich, die zich voornamelijk be-

perkt heeft tot een aantal bekoorlijke liedjes en danswijsjes, welke door het orkest onder leiding van Wim Quispel met verdienste worden uitge- voerd. Ook de entr'actemuziek wordt niet als een sinecure opgevat, wat ook geboden is, aangezien de talrijke changementen eenig oponthoud tus- schen de tafereelen onvermijdelijk maken.

Uitgaande van de boven weergegeven stelling, dat het kind bovenal wil zien, is aan het visueele gedeelte van de voorstelling veel aandacht be- steed. De decors, vervaardigd op het atelier van Geel, hebben kleuren speelsche vormen, en zijn, speciaal wat de „hemelsche" scènes betreft, vol suggestieve détails. Ook het licht werkt hier op de juiste wijze mee. Minder goed geslaagd is de tooneelbouw voor de Kerstweide; trouwens, dit heele tafreel lijkt er voor de gelegenheid met de haren bijgesleept. Bovendien slaagde Piet Böhm er niet in van het Kerstmannetje een ge- loofwaardig type te maken, terwijl zijn dictie (ook door een slappe rolkennis?) veel te wen- schen overliet.

Dat de leden van deze troep, allen Nederlanders, met de Duitsche taal nog moeilijkheden hadden, kan men niet zeggen. Wie niet wist, dat hier Ne derlanders op de planken stonden, zou het ge- loof ik ook niet gemerkt hebben, indien het programma hem niet had ingelicht. Een enkele maal verried een al te groote nadrukkelijkheid, wat hier in 't spel _was.

De leden van het ensemble kregen dank zij de lange lijst van personages alle een rol, meer dan één zelfs een doublure voor zijn rekening. Wiesje Neijs en Laura Walraven zorgden voor bekoor- lijke vertolkingen van de beide kinderrollen, An- neliese en Peterchen; Lidy v. d. Veen was een kittige dienstmaagd en een pittige wolkenvrouw, Bep Dekker wist als de meikever verdienstelijke bokkesprongen en dansjes te maken. Van de overigen noem ik een amüsanten waterman van Frans van Soest, een slagvaardige nachtfee van Eri Visser, die echter te weinig schakeeringen in haar dictie legde, een schrille „Beitzhexe" van Louise de Vries, een vervaarlijken donderman en een schrikaanjagenden Maanman van Anton Eidering.

Boven alles uit stak de vertolking van den Zandman door Albert May, die het leeuwenaan- deel in het komische voor zijn rekening nam. en die bovendien de regie had. De frissche cos- tumes, ontworpen door F. A. de Koning waren op de ateliers van de Kameropera uitgewerkt.

Ik vermoed, dat het gezelschap van deze uit- voering het plezier zal beleven, dat het zich er van heeft voorgesteld. C. A. SCHILP.

BIJ DE FOTOS:

Onder: Peterchen (Laura Walraven) en Anneliese (Wiesje JSeys) en de Meikever (Beb Dekker). — Links: Peterchen en Anneliese bij het Zandmannetje (Albert May). (Foto's Polygoon/Van Bilsen)

17 (nr. 1-2) - CINEMA &■= THEATER

i:..!,«,/. .,. ....^... ■..^.i^aM

Page 9: ^r-. - bibliotheek.eyefilm.nlbibliotheek.eyefilm.nl/bibis/other/Cinema en Theater/1943/Cinema en... · Rigoletto •Franz I Gilda Magdalene (Margot) De Zigeunerin Graaf van St. Vallier

^^ 1 —!—! :

„Ons klimaat

is vochtig" zegt Santéa.

En zoowel voor de thee van vroeger als voor de Santé-tabletjes van nu is vocht heel verkeerd! Daarom: bewaar Uw Santé- tabletjes in een klein, goedsluitend blikje of fleschje; dan smelten ze niet weg en blijven ze gemakkelijk te gebruiken!

Het beste theesurrogaat ooit vervaardigd!

Vj

Kou gevat? Rillerig? Zoo echt grieperig? Wacht dan niet tot de koorts U overvalt.

Ga vroeg naar bed, neem 'n "AKKERTJE". Tien tegen één, dat Ge dan weer morgen "fit" opstaat en dat de Griep niet doorzet!

"AKKERTJES" zijn griep verdrijvers bij uitnemendheid en helpen direct tegen hoofdpijn, zenuwpijn, rheumatische pijnen.

BO'

___ //-

Neem n AKKERTJE De Nederlandsche Pijnstiller

14) Korte inhoud van het voorafgaande Carolientje is pakstertje in een sifarettenfabriek en wordt gekweld door roman-

tische droomen, die hun oorzaak vinden in een veelvuldig bioscoop- en theaterbezoek. In een van de doosjes sigaretten, welke zij dagelijks inpakt, stopt zij een briefje met het verzoek, of de ontvanger of ontvangster haar uit den somberen sleur van het leven in de sigarettenfabriek wil komen verlossen.

Na een feest te zijnen huize is de filmregisseur aan de „Meteoor-film" verbonden. Piet Steen, die in conflict is geraakt met zijn hoofdrolspeelster en verloofde Winnie Klaasse, in een allerminst vroolijke stemming. Als hij een pakje sigaretten openmaakt vindt hij het briefje van Carolientje en voelt intuïtief dat dit het meisje is waarnaar hij zoekt. Hij besluit kennis met haar te gaan maken.

Juist als Steen zich aan de fabriek vervoegd heeft, breekt er brand uit en het lot wil, dat Steen een meisje uit het gebouw redt, dat later Carolientje blijkt te zijn. Hij neemt haar mee naar zijn woning en zet haar zijn plannen voor haar film- carrière uiteen. Steeu's vriend, de journalist Zebedeus Pit, heeft ontijdig publiciteit aan het geval gegeven. Op de kamer van Steen maakt hy kennis met Carolientje. Den volgenden dag gaan zy gedrieën naar de filmstudio; Carolientje voor proef- opnamen. Pit voor de publiciteit en Steen om zijn directie te Bussen.

Bij de concurreerende filmmaatschappij, de N.V. „Cine", die met Winnie Klaasse een contract heeft afgesloten, ziet men met leede oogen hoe Carolientje door Zebedeus' artikeltjes in de krant steeds populairder wordt. De jazzbandleider Ratje, een onbetrouwbaar individu, stelt den „Cine"-directeur van Gniffen voor, Caro- lientje te laten ontvoeren. Ratje neemt daarvoor twee ongure typen. Rooie Tinus en Linke Sjaakie in den arm. Den volgenden dag neemt Piet Steen Carolientje Wee op een uitstapje. Bij die gelegenheid slaan Rooie Tinus en Linke Sjaakie hun »lag

Om zes uur vernam de van zijn werk uitblizende journalist het schokkende nieuws, dat hij, der ge- woonte getrouw, onmiddellijk in krantenkoppen voor zich zag:

„F/LMACTJt/CE ONT- VOERD OP DE VELUIVE. Waar is Piet Steen's nieuwe ontdekking? Misdaad, of af- schuwelijke graft"

Met een schok kwam Zebedeus tot de werkelijkheid terug. „Ver- dorie," schreeuwde hij tegen Steen door het apparaat, ,,blijf daar, hoor je. Blijf daar. Ik kbm ook. Ik kom zoo gauw mogelijk."

Het gesprek was afgeloopen en Zebedeus, rennende naar de kast, waarin zijn reiskoffertje stond, zag bleek als een doek.

Carolientje had op de hei argeloos loopen wandelen. . . . Een dooiend meisje in een heerlijk brok natuur.

Naast haar ging Bello, de bond van Moeke Miebet, in zijn goedigen sukkelgang. Het beestje was al vrij oud en het maakte zich niet graag meer druk in het leven. Af en toe bukte Carolientje zich om het aardige dier, dat Soms trouw- hartig naar haar opkeek, te stree- len.

„Gek", dacht Carolientje, „een hond, die ik vandaag voor den eersten keer ontmoet, blijft rustig naast mij loopen alsof wij al jaren samen zijn. Zou Moeke Miebet hem gedresseerd hebben om zoo vriendelijk tegen de gasten van haar uitspanning te doen ?" Eerder geloofde zij, dat in een plaatsje als Heivelde, waar de menschen goed en vriendelijk waren, de honden onmogelijk anders konden zijn. Want het zijn ook meestal de men- schen, die er voor zorgen, dat hon-

(Vervolg op bh. 20).

Tinus had den tcagen net voor het voetpad gestopt.... (Teekening E line van Eykern)

. - , ^ ■■r,'''^-^^^^'^:^r"^WI^^W:J:W^:S^.

DEUTSCHES ©THEATER N DEN NIEDERLANDEN

HET OORDEEL VAN DE PERS OVER:

DIE KLUGE WIENERIN Nieuwsbron, v. 16-12-42:

Dat was alles prachtig van stijl en kleur en met zorg waren de costuums uitgezocht om harmonisch in dit decor te passen.

DER BARBIER VON SEVILLA Deutsche Zeitung in den Niederlanden, v. 14-12-42:

Zusammenfassend sei noch gesagt, dass auch der „Barbier" genau wie der „Don Giovanni" in starkem Masse durch das schauspielerische Können aller Be- teiligten die Oper aus dem rein Gesanglichen und Musikalischen hinüberhob zum lebendigen Theater. Der.Beifall des gefüllten Hauses galt den Künstlern, dem Bühnenbild und dem Orchester.

Nieuwe Rotterdammer Courant, v. 14-12-42: Trouwens alle medewerkenden stonden vocaal en muzikaal op een hoog niveau, hun actie door een hoogst bekwame regie gesteund, natuurlijk en rad zoo- als het in dit zonnige blijspel past.

PARKSTRASSE 13 Deutsche Zeitung in den Niederlanden, v. 10-12-42:

Man muss dem Spielleiter zugestehen, dass er aus dieser klugen und abgewogenen Mischung von Komödie, Kriminaldrama und Gesellsch9.ftsstück eine stärkere Wirkung kaum hätte herausholen können.

Vooruit, v. 9-12-42: Het Dultsche gezelschap heeft ons dit stuk welverzorgd en voor een zeer fraai decor vertoond, waarbij alle medespelenden levendig acteerden.

>S&*^ J* n

MUNTPLEIN 10 AMSTERDAM

vanaf 1 JANUARI

Refreinzang LIESJE POONS

Orkest TONY DIJKMAN

met medewerking van

THEO VAN BRINKOM en EDDY CHRISTIANI

HOLTHUUZEN JUWELIERS

MN MAAO • UNOC rOHN 43 .TEL IIJMT

GOUD . ZILVER . JUWEELEN UlIKOOP . VERKOOP • TAXATIE

ANTIEK. MODERN

Maziek^ehool Zwaag^ Aanvang nieuwe cursussen:

Trompet Klarinet Saxophoon Xylophoon Slagwerk Stringbas

Lesgeld f2.75 per maand (instr.) Gratis instrumenten in bruikleen op de les, tevens studiegelegenheid. Theoretische lessen f 0.25 per maand 2500 Leerlingen 50 Leeraren

Piano Accordeon Gitaar Hawaiian Banjo Mandoline Viool Mandola Orgel Ukeleie Cello Harmonium

Adressen:

Amsterdam 15 Telel. 80940

135 „ 96915

1 „ 96748 21 „ 26522 15 „ 54289 60 „ 398849 71 „ 181513 46 17 rood „ <.

110 „ 4425 Broek op Langendijk Z.-Scharwoude A 91 ,

Den Haag

Haarlem Alkmaar

Jac. v. Lennepkade Willemsparkweg Dinteistraal Ferdinand Bolstraat Middenweg Regentesselaan Musschenbroekstraat Stille veerkade Kruisstraat Stationsplein

SUBLIEM

Tevens schriftelijke lessen door geheel Nederland: „Muzieklessen In hef oude schrift per brief" SUBLIEM koml overal.

GERHART HAUPTMANN 80 JAAR

IN DE THEATERREEKS VERSCHEEN:

LEVEN EN WERKEN VAN

GERHART HAUPTMANN geschetst door F. PRIMO

en binnenkort zal verschijnen de Nederlandsche tekst van het stuk, dat met groot succes

werd opgevoerd :

ROSE BERND Prijs per deeltje in stevig omslag en met vele illustraties f 1.25 Verkrijgbaar in den boekhandel en bij N.V. NED. UITG.

„OPBOUW", Paulus Potterstraat 4, Amsterdam-2.

CIXh.MA &• THE.ITEK - (nr. 1-2) 18

- . .

19 (nr. 1-2) - CINEMA <&• THEATER

Page 10: ^r-. - bibliotheek.eyefilm.nlbibliotheek.eyefilm.nl/bibis/other/Cinema en Theater/1943/Cinema en... · Rigoletto •Franz I Gilda Magdalene (Margot) De Zigeunerin Graaf van St. Vallier

v ■' .—— : ' ' ■ ; " . ."" .J I lllllllllllJUJU(UKJU!JllW.WÜ^l!lü>J ■■ .ui-— WiMM^^^^^^^HBHa

Schaarscher... maar nog steeds verkrijgbaar. Wij

doen ons best om U

allen van Wybert te

voorzien. Houdt vol. Dan

komt U zeker van tijd tot tijd aan een doosje.

WTBERT Wilt U een

succesrijk / Spreker^

worden ? Waarom kan de eene mensch een gehoor „onderste boven pra- ten", terwijl een ander weinig of geen indruk maakt? Waarom „ge ooft" men in iemand en heeft men geen vertrouwen in een ander, die toch even bekwaam is in zijn vak? Wat telt, is

niet alleen, WAT ge te zeggen hebt, doch HOE gij het zegt.

Dalmeijer's Cursussen leeren U, hoe U de juiste woorden op het juiste oogenblik op doeltreffende wijze kunt spreken; hoe overtuigingskracht in uw woorden te leggeü; hoe verlegenheid te overwinnen; hoe uw denkvermogen en uitbeeldingskracht te beheerschen en zonder voorbereiding met het meeste effect te benutten.

Een 30-jarige reputatie 1 i

DE BEKWAAMHEID

VRIJMOEDIG EN OVERTUIGEND

TE SPREKEN

heelt menige schuierende loopbaan geopend

Langs de lijnen uitknippen a.u.b.

Na invulling, met 15 cts. postzeiärls, zen« den aan DALMhIJER S CURSUSSEN, Koninginneweg 182, Afd. CT 1, A'dam.Z.

om kosteloos te ontvangen het programma van den per POST éegeven Cursus in

VRIJ SPREKEN.

N^AM,VOLLEDIGadresinDRUKletters. (Aanvragen kunnen ook per brief geschiet den. als U dit blad niet wilt beschadigen).

BON

en-«

Bezoekt nu allen het BAR- CABARET

WIM DU BEAU VAN WOU STRAAT 4-6

HET INTIEME CABARET VAN ZUID ledere avond half acht - Zondagmiddag van 3-6 matinee

den valsch worden. Zoo, mijmerend en genietend van de warmte, kij- kend naar 'den blauwen hemel en in de wijde ruimte, bereikte Caro- lientje het bosch, schuin achter de uitspanning.

Het was een eilandje van dennen en sparren op de heidevlakte. Er liep een voetpad doorheen, dat mul en stoffig was. Bello blies van lou- ter tierelierigheid in het stofachtige zand en kreeg het op luidruchtige manier te kwaad met zijn neus- gaten. ... .

Met Carolientje en Piet Steen hadden Rooie Tinus en Sjaakie hun doel bereikt. Zij volgden in hun eigen karretje den wagen van Steen, totdat deze het terrein der uitspanning opreed.

„Nou gaan ze bikken", zei Tinus.

,.Geef ze eens ongelijk", repli- ceerde Sjaakie ietwat droevig, om- dat zijn maag rommelde als een vallende gletscher.

„Met dat al hebben wij nog geen plannetje", ging Tinus, Sjaa- kie's verlangen naar een maag- versterking negeerend, voort.

„Het is eigenlijk een krankzin- nig karweitje, dat we op ons ge- nomen hebben. Snaai een meissie, dat er zoo en zoo uit ziet en mor- gen met 'r vriendje gaat auto- rijden, zei mijnheer Ratje. En ver- der zei-ie niets. Jawel, mijnheer. Rooie Tinus en Sjaakie moeten een meissie verduisteren alsof het een pond boter is. ... "

„Een riskant gevalletje", vond Sjaakie, „ik heb er m'n buik al vol van. Wat zou je krijgen in ons land voor een kleine ontvoering?"

„Als het lukt de pegulijnen van Ratje, die is er goed voor, want die krijgt ze ook weer van een ander. Als het mislukt, dan draai ik de bak in voor een paar jaartjes en jij gaat als minderjarig jongetje naar een verbeteringsgesticht om matjes te vlechten".

„Barst", zei Sjaakie. „Ik wou, dat wij maar niet zoo op zwart zaad hadden gezeten toen Ratje met ons kwam fluisteren. Dan waren wij er nooit aan begonnen. Enfin, wij zitten er nu in. Een man een man, een woqrd een woord. Ze noe- men mij de sjentelman en dat zal ik waar maken. Hoe doen wij het nou?"

Rooie Tinus maakte een afwe- rende beweging. Hiermede wensch- te hij te kennen te geven, dat hij ernstig wilde nadenken. Zoo reden zij 'langzaam de uitspanning voor- bij en een eindje verder stuurde Tinus de auto de heide op.

„Om te beginnen", kondigde hij ;ian, ..gaan wij dit karretje een beetje gedekt opstellen. Zie je dat boSje daar? Daar hobbelen wij wel naar toe en daar kunnen wij dek- king vinden tegen de booze wereld

en tegen die gloeiende zon op mijn bast".

Zoo gezegd, zoo gedaan. Beschut tusschen de boomen

vond de auto een plaats. Tinus had den wagen net vóór het voetpad gestopt. Het was zijns inziens niet noodig, dat de sporen der wielen al te duidelijk werden. Op den har- den weg en op het stukje hei, waar- over zij gegaan waren, viel dit nog- al mee. In het mulle voetpad zou- den het diepe sporen worden, die zelfs de meest kippige politie-agent niet over het hoofd kon zien.

Beide mannen stegen uit en Tinus zocht een plek om het moede lijf neer te vlijen. Sjaakie volgde hem, met de meegebrachte flesch, welke een vloeistof bevatte, de doek en het touw bij zich. Je kon ten slotte nooit weten, wanneer het moment van handelen kwam. Zeer zeker niet in een zaak als deze, waaraan elke systematiek ontbrak. Het was eigenlijk de eerste keer, dat Rooie Tinus en Sjaakie tot de improvisatie overgingen op het terrein van de misdaad. Wel een bewijs hoe Ratjes gerammel met geld en zijn beloften hen in een zeer zwakke plek getroffen hadden.

Hun rustplek vonden zij onder een spar, bij een met brem begroei- den heuvel. Rooie Tinus ging op zijn buik liggen, de ellebogen steunende op den grond. Sjaakie volgde zijn voorbeeld.

Kauwende op een takje heide, zei Tinus: „Het eenige, dat wij, weten is, waar het pakketje straks af te leveren. In den kelder van Sientje Wip. Verder weten' wij niets".

„Ik weet nog iets", verzekerde Sjaakie en hij tuurde uit het boschje.

„Ik weet, dat wij van hieruit regelrecht op den achterkant van die uitspanning kijken. Zou het gek zijn als ik daar eens ging neu- zen? Misschien zie ik de parkietjes zitten en krijg ik een idéé".

Tinus vond het best. Hij werd lui daar onder dien spar. Erg veel kansen op een goeden afloop van het geval ontdekte hij ook niet. Ze moesten binnen korten tijd eeij hoop geluk hebben of anders kwam er niets van terecht. Ver- duiveld, ten slotte was ontvoeren een heel apart vak, waarvan ze in de Nederlandsche onderwereld weinig kaas hadden gegeten....

Sjaakie, de „gereedschappen" bij Tinus latende, begaf zich uit de schuilplaats. Op zijn dooie gemak liep hij het voetpad een eindje af t-n zwenkte daarna in de richting van de uitspanning.

Tinus keek hem na, totdat zijn oogen dichtvielen....

Eenigen tijd later werd hij door een opgewonden Sjaakie wakker gemaakt.

(Vervnlx nf blz. 24),

„FLIP-FLAP" BIJ DE KOMEDIANTEN

CINEMA & THEATER - (nr. 1-2) 20

De Komedianten, Johan Kaart's gezel- schap, plegen in hun programma een soort open brief aan den bezoeker te publiceeren. Ditmaal rechtvaardigen ze daarin de keuze van „Flip-Flap", de Nederlandsche ver- taling van „Das goldene Kalb", een zot- ternij in drie bedrijven van Otto Schwartz en Carl Mathern: „Het instrument „klucht" heeft echter niet zeer veel snaren en het zou uiteraard eentonig worden, wanneer te lang op één snaar, die van de huwelijks-ontrouw en slippertjesma'kerij. werd gespeeld.' Deswege hebben wij dit keer voor U een andere snaar aangeroerd en wel die van de uitbundige zotternij."

Het is hier niet de plaats om te dis- cussieeren over de begrippen zotternij en klucht en laten we het er daarom niet over hebben of de Hjke oom uit Zuid-Amerika, die zidh voor een landlooper uitgeeft, er. de landlooper, die mèt wil en dank voor Jen rijken oom wordt gehouden, al of niet tot de eentonige kluohtmuziek behooren. Het doet er eigenlijk zoo weinig toe in dit verband.

Hoofdzaak is, dat we weer eens een avond genoten van een ouderwetsch „doile klucht", die Kaart gelegenheid geeft, zijn heele repertoire van dwaasheden, malle uitdrukkingen en zijn aanstekelijk wer- kende grinnikende lachjes voor den dag te halen. Hij is nu eenmaal een geboren kluchtspeler; de charge zit hem blijkbaar in het bloed en met een -wonderlijk gemak rolt hij door cle meest dwaze situaties, schijnt hij met alles en nog wat, zidizelf incluis, een loopje te nemen en zoo is hij

21 (nr. 1-2) - CINEMA 6- THEATER

tenslotte de figuur, die drie bedrijven on- waarschijnlijkheid aan elkander weet te rijgen.

Ondanks dit alles blyft hij een figuur van vleesch en bloed, zelfs in de gekste situaties todi nog een kereltje uit één stuk.

Weer landlooper geworden, dient hij de lieden, die hem eerst alleen om zijn ver- moede geld in huis hebben gehaald, nog van voorspraak bij den edhten rijken erf- oom, die hen onterfd heeft; en wanneer er dan kans is dat hij een baantje kan krij- gen, neemt hij het toch niet anders aan dan nadat hij weet, dat zijn wettige gade, de werkster in het huisgezin van zijn pseudo-familie, met hem mee zal trekken. In het stuk zelf is niet zooveel karakter- teekening: het zit aardig in elkaar en het heeft de groote verdienste, dat het na het tweede bedrijf niet rekt, maar eerst in het derde zijn hoogtepunt bereikt.

De Komedianten hebben het vlot en met animo over het voetlicht gebracht. Naast' Kaart verdient in de eerste plaats Johan Valk als de mallotige burgemeester Matthias von Bossecker genoemd te worden. Hij heeft er een chiquen dwaas van gemaakt zooals J. Bouwmeester-Kluun van Julie, zijn zuster, een verliefde gekkin maakte; in het bijzonder nadat ze zich ten gerieve van den zwager met de millioenen in een jong meisje had gemetamorphoseerd, paste ze volkomen in den stijl van het kluchtspel

Joekie Broedelet was Barbara, de ge- dienstige van den huize, die het moet be- leven dat haar echtgenoot (om naar wiens

graf te gaan ze ieder jaar een middag vrijaf kreeg) eerst als vagebond binnen- dringt en dan als vermoedelijken bloed- verwant wordt binnengehaald. Annie Lan- genaken had een klein maar dankbaar rolletje, dat van Clara Zeander, een film- ster met zéér Spaansch temperament.

Piny Klumper was de vrouwelijke helft van het jonge paar, dat wordt gevormd door de'burgemeestersdochter en den zoon van een houtvester. Het is te hopen, dat WL'

deze actrice ook nog eens in grooter werk zullen kunnen bewonderen; haar spel wekt de verwachting dat het dan inderdaad bewondering of tenminste waardeering zal kunnen zijn.

Gerard Hartkamp was de mannelijke helft van vorenbedoeld paar, een jonge dichter met wat .stuntelige manieren, zooals jonge dichters die nu eenmaal op het too- neel plegen te hebben. En verder spelen dan nog mee Rien van Noppen als de echte en onvervalschte erfoom, Bob van Leersum als een schorre houtvester. Piet Urban als een belachelijke type. van een veldwachter, zoo een als er in kluchten plegen rond te loopen, en J. v. d. Berg als een niet snug- gere kruier.

Een uitverkocht huis dat van de eene lachbui in de andere viel, deed ervaren, dat de Komedianten geen slechte keus hebben gedaan. A. GLAVIMANS

EEN OPERA VAN EEN VROUW Het aantal vrouwelijke componisten is reeds

niet groot, dat der vrouwelijke opera-componis- ten is bijzonder klein. Dezer dagen voltooide Klsa Oliviera San Giacomo, de weduwe van den Italiaanschen componist Ottorino Respighi. een opera: „Het geschenk van Alceste".

TWEE MOMENTEN UIT „FLIPFLAP". Boven: Het verliefde paar, de burgemees-

tersdochter en de houtvesterszoon, wordt door de vaders gescheiden, (V.l.n.r, Rien van Noppen, Piet Urban, Joh. Valk, Piny Klumper, Gerard Hartkamp en Bob van Leersum), — Onder: de pseudo-filmmag- naat neemt met de filmster Clara Zeander een Spaansche scène door (Annie Langen- aken en Johan Kaart). , (fo/o's J. W. 1'erhoef)

mtÊÊÊÊÊ

Page 11: ^r-. - bibliotheek.eyefilm.nlbibliotheek.eyefilm.nl/bibis/other/Cinema en Theater/1943/Cinema en... · Rigoletto •Franz I Gilda Magdalene (Margot) De Zigeunerin Graaf van St. Vallier

.- ■ , • „ ; '. - »■ - ■

; OIR: OLtXUiUNNINK TEL 538001^

CIRCUS

MIKKENIE-STRASSBURGER De Grootste Roofdierensensalie met Leeuwen, Us- en Kraag- beren - „2 Giovannis" in de nok van het circus - „Tondeur" op het slappe koord - „2 Conrads" op het galoppeerende paard - „Nelly" de wónder-olifant - Regina Strassburgers Hoogeschool - „3 Codreanos" vlie- gende menschen - „5 Readings" kunstwielrijders - „4 French" de koningen van den lach - „Paola" de meesterjongleur - „3 Palmiri's" motorsportsensatie - Hans Strassburgers 50 prachtige paarden - „Kossmayer's

vroolijke ezelcomedie. AI deze sensaties kunt U lederen dag om 2 uur en

half 8 zien in ons NIEUW ATTRACTIE PROGRAMMA

«TATIOXS-KOFFIKHI 1« Leo v. d. Havo

Verzorgde dag- en avondschotels STATIONSPLEIN 12 - HAARLEM

-HOMMERSOM EN TOSCANU brengen U in:

BROADWAY PALACE (REMBRANDTPLEIN, AMSTERDAM)

„De vreugdebron van Amsterdam"

De nieuwe adueele revue Annoil943 door HENVO

TWEE ORKESTEN 1. Revue- en Amuiemenl.orkeil o.l.v. C. VAN DISSELDORP 2. Atlraciie-orkett van „LINO FALCONI"

56 Medewerkenden: o.a. Elly Rexon en Rens van Dorth lederen .vond 7-11. Matinee 2.15-5 (behalve Zaterdagi)

«•lljyUVWM'V ""' '■ AI ;.i ..i.w.WM.MMH.iy.

MRIGOLETTO" Michel Simon • Maria Marcader

Rossano Brazzi • Regie: Mario Bonard

„RIGOLETTO" Michel Simon • Maria Mercader

Rossano Brazzi • Regie: Mario Bonard

LA €ÜBAJ¥A Leldschestraat 52 - A'DAM

4 December heropend Sonja Maassen zingt met Jaap Streefkerk's trio

T , REMBRANDTSPLEIN 44

(Bar-Cabaret) VAN , SEPTEMBER J.L. AF:

PIET VAN DIJK en zijn orkest

Op de eerste étage: Orchestre CARLO CARCASSOLA met medewerking van de radiozangeres: ROSA VEI^TI

EEW AVONDJE UIT? DAN NATUURLIJK NAAR

nieuwendijlc 98 - |; D» Vïipsterdait)

DE GEZELLIGSTE BAR-BODEGA DER HOOFDSTAD

QUARTIER LATIN De gezellige bar voor het betere publiek

LEIDSCHESTRAAT No. 63 AMSTERDAM-C.

Restaurant A. W. FRIJLINK WAGENSTRAAT naast SCALA

's-GRAVENHAGE Telefoon 1 1 6560

HOLLANDSCHE EN

DUITSCHE KEUKEN DIV. BELEGDE BROODJES

CINEMA & THEATER - (nr. 1-2) 22

iPIUlWiiw ""■ ' —^^^^^^^^^^^^^OMH

^ VOORZETRAADSEL OPLOSSINGEN van 24 Dec. (no. 49) RAADSEL-VARIETE

Oplossingen der onderstaande opgaven zende men — liefst op een briefkaart — uiterlijk 21 Januari a.s. aan den „Raadsel-regisseur", Redactie „Cinema & Theater", Paulus Potterstraat 4. Amsterdam-Z. Op de adreszijde te vermelden: „Raadselvariété 21 Januari".

Onder de inzenders van ten minste twee der drie opgaven worden verloot: een hoofdprijs van ƒ 2.50 en vijf troostprijzen van ƒ 1.—.

DIABOLORAADSEL

Horizontaal: 8, naam van een film- België; 5. top; 6. regelmatige wind in acteur. de tropen; 7. tevreden (met).

Verticaal: I. schrappen; 2. wils- kracht; 3. vakgenootschap; 4. plaats in (Ingez. door Jan v. d. Pol, R'dam).

(Vervolg van blz. 20). „Vrouwe Fortuna lacht ons

toe," kondigde Sjaakie vroolijk aan. „Weet je, wat het meisje van plan is?"

„Hoe zou ik?" „Ze komt ons straks een bezoek

brengen." . „Hè," Tinus veerde omhoog. „Ja zeker," verklaarde Sjaa-

kie. „Ik kwam vlak achter die haag om de uitspanning en had het geluk dien snuiter van de film met het meisje in een prieel te zien zitten. Nog mooier: ik hoorde pre- cies, wat ze tegen elkaar zeien ook. Eerst las hij haar een mal verhaal- tje voor, dat een film moest wor- den of zooiets. Toen zei zij, dat zij wel een stukkie zou willen wan- delen. Toen zei hij weer: dan

gaan wij eerst eten en daarna, als ik een paar telefoongesprekken voer, ga jij de hei hierachter maar een eindje op. Daar is een aardig boschje. Goed zei ze. Dat is af- gesproken."

Rooie Tinus luisterde met stom- me verbazing. Zijn mond viel open.

„Asjemenou," murmelde hij, „wat een vak hebben die kitneb- bers. Ze hoeven maär in de hei te gaan liggen en de kindertjes wan- delen naar- ze toe. Zóó voor het pakken."

„Je zegt het," vulde Sjaakie aan. „Straks zien wij d'r wel ver- schiinen en dan is de rest dood- gemakkelijk. Tenminste als ze niet v^n plan veranderen."

Door een zuiver toeval, door het

23

Aan de Admiri.stratie van CINEMA & THEATER Paulus Potterstraat 4 — Amsterdam Zuid.

Mijne Heeren.

Elke week wil ik op de hoogte blijven vau nieuwe filrns, tooneelstukken, opera's enz. Noteert u mij dus, op de gebrui- kelijke voorwaarden, als abonné voor toezending per post.

Het abonnementsgeld wordt betaald met ƒ G.50 per jaar*/ ƒ3.25 per half jaar*//1.62" per kwartaal* en voldaan door overschrijving op uw girorekening 78676.

Naam.: '. ;••

Adres .'. : ^ Handteekening

te .! .' .' ;:.!..... ' i;^.!.;

Datum i

Verzenden in enveloppe als brief of geplakt op een briefkaart. *) DoorhaJen wat niet van toepassing is.

(nr. 1-2) - CINEMA & THEATER

Zet voor elk der volgende woorden één' letter, zoodat nieuwe woorden wor- den gevormd. In de juiste volgorde ge- plaatst, vormen de voorgezette letters den naam van een bekend leider van een amusementsorkest. De woorden zijn: aard, ver, en, iep, oom, as, el, aan, is, al, erven.

(Inzending Henk Stuurman, A 'daw).

WOORDSCHAKEL RAADSEL

1. af — pers 2. kort — trek 3. kaars — bank 4. midden — druk 5. paarden — wagen 6. muizen — toon 7. wind — kleurig 8. even — gezind 9. room — koud

10. wapen — wacht 11. haar — aas 12. kippen — land 13. bloed — vonk

Door tusschenplaatsing van eenletter- grepige woorden, wordt zoowel met het voorgaande als met het volgende een nieuw begrip gevormd. De beginletters der tusschen te plaatsen woorden vor- men, achter elkaar geplaatst, den naam van een jonge filmactrice.

(Ingez. door Jan v. d. Pol, R'dam).

Mozaik raadsel: Albert Matterstock; Franziska Kinz; Horst Birr.

Oftel- en aftrekfuzzle: a. markant; b. kant, c. ia, d. n, e. nevel, f. vel, g. sigaar, h. gaar, i. ra, j. sonoor, k. oor.

Katnraadsel: Horizontaal: i. Viktor Staal. Verticaal: i. vasten, 2. kamen, 3. orkaan, 4. streek, 5. amulet, 6. logger.

PRIJSWINNAARS Hoofd-prijs: mej. M. P. te Helden. Troostprijzen: mevr. G. C. O.—L. te

Assen; mej. F. L. te Zundert; mej. T. W. te Doetinchem; A. d. L. te Vlaar- dinger-Ambacht; B. S. te Steenwijk.

OPLOSSINGEN van 31 Dec. (no. 50) Paardensprong-raadsel: Viktor Staal;

Grethe Weiser; Arthur Maria Rabenalt; Herbert Maisch; Hilde Sessak; Olga Tschechowa.

Filmsterraadsel: Everzwijn, laden, frankeerzegel, rotsvast, inzicht, editie, dageraad. — Elfriede Datzig.

A nagram-raadsel: Hanne lore Schroth, Hilde Sessak, Rudolf Platte, Ursula Grabley.

PRIJSWINNAARS Hooldfrijs: F. E. te Heerlen. Troostprijzen: mej. L. B. te Schie-

dam, G. M. te Rotterdam, A. C. M. te Rotterdam, J. J. S. te Vlaardingen, J. H. N. te Tilburg.

stomme geluk van twee boeven dus, kwam het, dat Carolientje, verge- zeld door Bello, regelrecht voor haar eigen ontvoering zorgde.

De twee kerels zagen haar aan- komen. De hond bracht ze wel een tikje in verwarring. Maar Rooie Tinus, die verstand van honden had, wist onmiddellijk een handel- baar beest voor zich te hebben. En binnen zijn bereik lag een bak- steen, de hemel weet hoe daar ge- komen. Die greep hij vast in zijn knuist.

Sjaakie ontkurkte de flesch en liet hieruit iets op den doek drup- pelen. De natte doek hield hij voor actie bereid.

Het meisje slaakte slechts een zacht kreetje, toen een man voor haar opsprong en haar bliksem-

snel een doek op den mond drukte, waarvan zij een vreemde geur op- snoof, die haar duizelig maakte en deed bezwijmen.

De hond was direct geveld met een meesterlijken slag op zijn kop. Sjaakie droeg Carolientje naar de auto. Tinus nam de flesch mee en het touw. Zij vonden, dat de mo- tor- van hun wagentje veel lawaai maakte. Dat was hun nog nooit zoo opgevallen als in dit geval, met een roerloos meisje achterin lig- gende op den grond. . . .

Toen ze al een eind op weg wa- ren naar Sientje Wip, vloekte Ti- nus ineens. Sjaakie keek hem vra- gend aan.

„Ik had die hond en die steen daar niet moeten laten liggen," zei Tinus. (Wordt vervolgd-)■

Het weekblad „CINEMA & THEATER" verschijnt des Yrijdags. Alle bijdragen, foto's, teekeningen en redactioneele correspondentie,

zonder vermelding van persoonsnamen, te richten aan de Kedacti«, abonnementsopgaven en andere administratieve correspondentie aan de Administratie van Het Weekblad „Cinema & Theater", Paulus Potterstraat 4, Amsterdam-Zuid. Telefoon: 08145. 21511, 21424. — Postgiro no. 78670. — Advertentietarieven op aanvrage verkrijgbaar bij de administratie. — Prijs per losse nummers 15 cents. Abonne- mentsprijs franco per post ƒ G.50 per jaar, ƒ3.25 per halt jaar, /1.G21

/J per kwartaal, bij vooruitbetaling; in plaatsen, waar bezorgers zijn gevestigd, des:4ewenscht 12J^ cents per week bij bezorging in de week na verschijning. Abonnemenlen worden stilzwijgend telkens voor een kwartaal verlengd, indien niet twee weken vóór afloop schriftelijk opzegging is ontvangen. (Prijsverhooging toegestaan bij brief van 2;: Maart 1042, no. 1017 P.H. van het Rijksbureau voor de Grafische Industrie.) — Nadruk alleen toegestaan voor korte gedeelten, mits met bronvermelding. — Bij ongevraagde bijdragen slnite men retour porto (zoo mogelijk een geadresseerde en gefrankeerde enveloppe) in.

Hoofdredacteur: Louis Thijssen, Voorburg (Z.-H.); plaats- vervanger: Joh. Hulsekamp, Amsterdam. — Chef-van-dienst der redactie: R. H. J. Pfaff, Amsterdam. — Redacteur: L. J. Capit, Amsterdam. — Verantwoordelijk voor de advertenties: R. M. A. Ausems, Amsterdam. — Uitgave der N.V. Nederland- sche Uitgeverij „Opbouw", Paulus Potterstraat 4, Amsterdam- Zuid; (P 1083). — Druk der N.V. Drukkerij Elsevier, Amster- dam-Zuid (K 199).

\' U«8/4

.

Page 12: ^r-. - bibliotheek.eyefilm.nlbibliotheek.eyefilm.nl/bibis/other/Cinema en Theater/1943/Cinema en... · Rigoletto •Franz I Gilda Magdalene (Margot) De Zigeunerin Graaf van St. Vallier

w*mmmm*mmmmmm*mm—^—

Ik wensch U een glansrijk Nieuwjaar

In het Verleden ligt het Hed en... Dat geldt in het bijzonder voor Indanthren- stoffen. Verouderde japonnetjes, gemaakt van Indanthren-stoffen. kunnen met een beetje handigheid en fantasie vermaakt worden tot nieuwe voorjaars- en zomercreaties, omdat de kleuren frisch en fleurig zijn gebleven. Kunt U nog stof krijgen, let er dan speciaal op. dat het Indanthren-stof is!

® Indanthren _VV|e_fnd0n^ren heeft gekochf, kan von geluk spreken

Met glans voor het schaarsch schoe-

nenpaar! Wie Erdal wil koopen, voor

t leer, zeldzaam goed. Geev' eerst

ons 't leeg doosje, daar "t steeds

nog zoo moet

'■

298

Ned. Fabrikaat No. 20 normale

doos 16 et.

titeuwe. sfuZftHUide. tectuuc!

^^ D«xer dagen veriehijnl •••t eerste nummer van

„DE DRIE-STÜIVERS-ROMAN" Elke veertien dagen een spannend en com- pleet evonluur van

PHILIP RAACK Het eente nummer is getiteld:

ZHT

5&t>

32 pagina's mei leckeningen in hm Meuren »Hseldtuk

AdminisMi«: P«|„. P.lU.stia.l 4, Am.l.,d,n..Z.

\

ABDIJSIROOP

CINEMA e~ THEATER - (nr. 1.2) 24

■-""■■---—--^ ^faii'i t. '■iXï* i »