Persoonlijkheidskenmerken en betrokkenheid · Fagro Consultancy BV lag ten grondslag aan de...
Transcript of Persoonlijkheidskenmerken en betrokkenheid · Fagro Consultancy BV lag ten grondslag aan de...
1 | P a g i n a Masterthesis Open Universiteit | Roy Meertens | 851329303 | [email protected] | 06-30072321
Persoonlijkheidskenmerken en betrokkenheid
Onderzoek naar de invloed van neuroticisme en openheid op de betrokkenheid
van medewerkers binnen verandertrajecten
Personality traits and Commitment
Research on the influence of neuroticism and openness on
commitment to change
Universiteit
Faculteit
Open Universiteit
Management, Science & Technology
Afstudeerrichting
Afstudeerkring
Implementation and Change Management
Organisatieontwikkeling en SHRM
Begeleider I/ Examinator Mw. dr. J. Rupert
Begeleider II/ Medebeoordelaar Dhr. drs. Be Albronda
Studentnaam R.W.M. (Roy) Meertens
Studentnummer 851329303
Datum van inzending 30-9-2017
2 | P a g i n a Masterthesis Open Universiteit | Roy Meertens | 851329303 | [email protected] | 06-30072321
Inhoud
Voorwoord ............................................................................................................................. 4
Abstract ................................................................................................................................. 5
Samenvatting .......................................................................................................................... 6
Hoofdstuk 1 Inleiding ............................................................................................................... 9
§ 1.1 Doelstelling en onderzoeksvraag ............................................................................. 9
§ 1.2 Relevantie ............................................................................................................ 9
§ 1.2.1 Theoretische relevantie .......................................................................................... 9
§ 1.2.2 Praktische relevantie ............................................................................................ 11
§ 1.3 Leeswijzer .......................................................................................................... 11
Hoofdstuk 2 Theoretisch kader ............................................................................................... 12
§ 2.1 Betrokkenheid van medewerkers als afhankelijke variabele ..................................... 12
§ 2.2 Persoonlijkheidskenmerken als onafhankelijke variabele ......................................... 14
§ 2.2.1 Neuroticisme als persoonlijkheidskenmerk (Five-Factor Model) ................................ 18
§ 2.2.2 Openheid als persoonlijkheidskenmerk (Five-Factor Model) ..................................... 20
§ 2.2.3 Conclusie Neuroticisme en Openheid als persoonlijkheidskenmerken ........................ 22
Hoofdstuk 3 Methodologie……………………………………………………………………………………………………………..23
§ 3.1 Inleiding onderzoeksmethode ............................................................................... 23
§ 3.2 Dataverzameling .................................................................................................. 24
§ 3.2.1 Procedure ........................................................................................................... 25
§ 3.2.2 Casebeschrijving, procedure en respondenten ........................................................ 26
§ 3.3 Meetinstrumenten .............................................................................................. 29
§ 3.3.1 Controlevariabelen .............................................................................................. 29
§ 3.3.2 Commitment to change ........................................................................................ 30
§ 3.3.3 Neuroticisme en openheid .................................................................................... 31
§ 3.4 Methoden van analyse ......................................................................................... 36
Hoofdstuk 4 Resultaten .......................................................................................................... 37
§ 4.1 Beschrijvende statistiek ........................................................................................ 37
§ 4.2 Toetsing hypothesen ........................................................................................... 38
3 | P a g i n a Masterthesis Open Universiteit | Roy Meertens | 851329303 | [email protected] | 06-30072321
Hoofdstuk 5 Conclusie, discussie en aanbevelingen ................................................................... 40
§ 5.1 Conclusie ............................................................................................................ 40
§ 5.2 Discussie ............................................................................................................ 41
§ 5.3 Aanbevelingen voor de praktijk ............................................................................. 43
§ 5.4 Implicaties en aanbevelingen voor verder onderzoek.............................................. 44
§ 5.4.1 Methodologische implicaties van het onderzoek en aanbevelingen .......................... 44
§ 5.4.2 Theoretische implicaties en aanbevelingen voor verder onderzoek ........................... 45
§ 5.4.3 Beperkingen van het onderzoek ............................................................................ 46
Literatuurlijst ........................................................................................................................ 48
Bijlage 1 Codeboek vragenlijst. ................................................................................................ 53
Bijlage 2 Factoranalyse commitment. ...................................................................................... 56
Bijlage 3 Factoranalyse neuroticisme en openheid. ................................................................... 57
4 | P a g i n a Masterthesis Open Universiteit | Roy Meertens | 851329303 | [email protected] | 06-30072321
Voorwoord
Na vier en een half jaar komt er een einde aan de Masterstudie Implementation &
Changemanagement (faculteit Managementwetenschappen) aan de Open Universiteit te
Heerlen. Deze studie heeft een grote bijdrage geleverd aan mijn persoonlijke ontwikkeling.
Ook het verbreden van kansen op de arbeidsmarkt c.q. doorgroeimogelijkheden binnen
Fagro Consultancy BV lag ten grondslag aan de uiteindelijke keuze voor deze studie. Als
persoon heeft de mens bij mij altijd centraal gestaan tijdens uitvoering van interim
consultancy werkzaamheden binnen de publieke sector. Vragen als ‘Wat beweegt nou de
werkende mens?’, ‘Waarin onderscheiden medewerkers nu werkelijk van elkaar op het
gebied van persoonlijkheidskenmerken?’ en ‘wat brengt medewerker en organisatie het
dichtst bij elkaar?’
Tijdens deze studie en in het bijzonder de uitvoering van dit onderzoek zijn bovenstaande
vragen nog altijd niet volledig beantwoord maar heeft dit zeker voldoende handvatten
geboden voor verdere ontplooiing.
Een studie staat of valt niet enkel met motivatie een doorzettingsvermogen. Het aansporen
door partner, familie, vrienden en studiegenoten waren dikwijls doorslaggevend. Een
bijzonder woord van dank voor begeleidster Joyce Rupert. Haar directheid, kritische
feedback en gevoel voor urgentie in terugkoppeling wanneer mijn handen in de haren
gingen. Studiegenoten Sophia, Bartele en Joep die samen met Joyce deze afstandsstudie
uiteindelijk een gezicht gaf; ook hun feedback was bijzonder prettig. Aanwijzingen voor de
spreekwoordelijke ‘puntjes’ op de i werden aangegeven door de heer Be Albronda. Ook
wanneer de ‘puntjes’ dikke punten bleken mocht ik vertrouwen op het advies van de heer
Albronda. Dit ging op persoonlijke wijze, gepaard met begrip voor het lange afstudeertraject
zonder afbreuk te doen aan de gewenste kwaliteit.
Ouders en overige familieleden die het respect en acceptatie toonden voor mijn belang om
te studeren en deze studie voorrang te geven gaf boven familiefeesten en partijen.
Vrienden Laurent, Willem, Roy, Bo en Joost die accepteerde dat mijn beschikbare tijd
beperkt was en desondanks mij onvoorwaardelijk steunden in de voortgang. A special word
of thanks for Ewa who was able to make our ‘being together moments’ secondary to my
graduation and thereby she unconditionally supported me.
5 | P a g i n a Masterthesis Open Universiteit | Roy Meertens | 851329303 | [email protected] | 06-30072321
Abstract
In this research, the commitment to change of individual employees in change processes are
put central. Many change action plans are focussed on goal settings, development action
plans, communication, timing, measures and results. Many scientists have studied the
relationship between commitment to change and emotions or have indicated the role of
personality characteristics as an dependent variable. The literature hardly shows the
relationship between personality characteristics and commitment to change. The aim of this
study is to answer the question what the effect is of personality traits on commitment to
change. As personality traits, neuroticism and openness to change are central elements in
relation to commitment. The research presented, is based on a cross-sectional survey of 119
employees in two connected public organisations (municipality Arnhem and BVO De
Connectie). Both organisations are subjected to an organizational change process.
The results show a positive relationship between neuroticism and commitment to change
and negative relationship between openness and commitment to change.
Keywords: Personality traits, neuroticism, openness, commitment to change
6 | P a g i n a Masterthesis Open Universiteit | Roy Meertens | 851329303 | [email protected] | 06-30072321
Samenvatting
Positieve en negatieve basisemoties zijn bepalend hoe medewerkers een verandertraject
beleven, zo stelt Steigenberger (2015). Deze beleving is ook bepalend voor de
betrokkenheid van medewerkers bij verandertrajecten. De betrokkenheid van medewerkers
bij verandertrajecten leidt volgens de onderzoekers Herscovitch en Meyer (2001) tot
bepaald gedrag. In dit onderzoek gaat het om hetgeen van invloed is óp de betrokkenheid
van medewerkers bij verandertrajecten, te weten: de rol van persoonlijkheidskenmerken,
bestaande uit een bundeling van basisemoties en gedragskenmerken.
Binnen overheidsorganisaties waar verandertrajecten plaatsvinden wordt doorgaans in
mindere mate aandacht besteed aan persoonlijkheidskenmerken. Dikwijls wordt
aangenomen dat een zo volledig mogelijk veranderplan de betrokkenheid van medewerkers
vergroot. Aangenomen wordt ook dat er behalve medewerkers zijn die betrokken zijn, ook
medewerkers die weerstand bieden om vervolgens de aandacht te vestigen op
medewerkers die weerstand bieden. In de praktijk wordt doorgaans aangenomen dat juiste
communicatie, plan van aanpak, training en opleiding het succes vormen achter een
succesvol verandertraject.
In dit onderzoek staat ook het driecomponentenmodel van Allen & Meyer (1990) centraal.
Deze componenten zijn affectief, continuïteits en normatief commitment. Commitment
bestaat uit meerdere componenten omdat medewerkers zich vanuit verschillende
perspectieven committeren aan hun organisatie (Herscovitch & Meyer, 2001).
Persoonlijkheidskenmerken worden in dit onderzoek gelijk gesteld aan
karaktereigenschappen. De naam van de Big Five persoonlijkheidstheorie van het Five
Factor Model (FFM) slaat op vijf karaktereigenschappen (traits). Dit zijn extraversie,
altruïsme, consciëntieusheid, neuroticisme en openheid.
Dit onderzoek draagt kennis bij door de mate van invloed te onderzoeken van
persoonlijkheidskenmerken als neuroticisme en openheid op de betrokkenheid
(commitment) van medewerkers, met name binnen organisatorische veranderingen. De
vraag die in dit onderzoek centraal staat luidt:
“Wat is de invloed van neuroticisme en openheid op de betrokkenheid van medewerkers
binnen verandertrajecten?’’
Een voorwaarde die gesteld werd bij selectie van een betreffende organisatie was de
aanwezigheid van een (organisatorisch) verandertraject.
7 | P a g i n a Masterthesis Open Universiteit | Roy Meertens | 851329303 | [email protected] | 06-30072321
Oftewel een verandering wat leidde tot een aanpassing in het organogram. Een andere
voorwaarde waar het verandertraject aan moest voldoen was een duidelijk begin en einde
van het traject. Tevens moest het verandertraject organisatorisch van aard zijn. Binnen dit
onderzoek is sprake van onafhankelijke en afhankelijke variabelen, worden hypothesen
getest door middel van data en is er sprake van een vaststaande onderzoeksopzet. Concreet
betekent dit dat er gekozen is voor een enkelvoudige casestudy (single case) waarbij de
nadruk lag op het verzamelen van een kwantitatieve dataset. Voor het verzamelen van data
is gekozen voor een cross-sectionele benadering waarbij variabelen binnen een
geselecteerde onderzoeksgroep eenmaal en binnen dezelfde periode werden gemeten.
De organisatie waarbinnen dit onderzoek heeft plaatsgevonden was het Cluster Interne
Ondersteuning (298 medewerkers) binnen de organisatie Gemeente Arnhem. Binnen deze
organisatie is per 1 juli 2017 een samenwerkingsverband operationeel waarbij
bedrijfsvoeringstaken met de buurgemeenten Renkum en Rheden worden gebundeld
binnen bedrijfsvoering-organisatie (BVO) De Connectie. Op het moment van onderzoek
kende deze organisatie 25 medewerkers. Het totaal aan benaderde personen kwam
daarmee op 323. De populatie heeft een omvang van 119 respondenten wat een respons
van 36,8% betekent.
De meetbaarheid van facetten van neuroticisme en openheid werd verricht op basis van de
Nederlandstalige NEO – Five Factor Inventory (NEO-FFI), op basis van een vijfpunts Likert-
schaal. In totaal telt de vragenlijst rond neuroticisme 29 vragen en de vragenlijst rond
openheid 27 vragen. De relatie tussen de onafhankelijke variabelen neuroticisme en
openheid en de afhankelijke variabele commitment zijn onderzocht op basis van een
meervoudige (multipele) regressieanalyse (bij de methode Enter). De data-analyse werd
uitgevoerd met IBM SPSS Statistics 24.
Hypothese 1 veronderstelt dat neuroticisme een negatieve invloed op betrokkenheid van
medewerkers binnen verandertrajecten heeft. Vanwege de tegengestelde richting van het
totale verband tussen neuroticisme en (componenten) commitment, wordt hypothese 1
niet volledig geaccepteerd. In hypothese 2 werd een positieve relatie verondersteld tussen
openheid en commitment to change (H2). Vanwege de tegengestelde richting, met
uitzondering van normatief commitment, van het verband tussen openheid en
(componenten) commitment, wordt ook hypothese 2 niet volledig geaccepteerd.
8 | P a g i n a Masterthesis Open Universiteit | Roy Meertens | 851329303 | [email protected] | 06-30072321
De variabele neuroticisme kent een sterke en positieve correlatie met affectief
commitment. Daarnaast kent neuroticisme een zeer sterke en positieve relatie met
continuerend- en normatief commitment. De variabele openheid kent een verwaarloosbare
en negatieve correlatie met zowel affectief-, continuerend- en normatief commitment.
Uitgaande van de resultaten van dit onderzoek kan dus geconcludeerd worden dat het niet
vanzelfsprekend is dat neuroticisme een negatieve invloed heeft op betrokkenheid c.q.
commitment. Ook kan geconcludeerd worden dat openheid niet vanzelfsprekend een
positieve invloed heeft op betrokkenheid. Echter, volgens de theorie worden beide
hypothesen niet uitgesloten. Ter discussie staat het onderscheid van de organisatie
waarbinnen het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenstelling tot niet vergelijkbare
organisaties waar hetzelfde verandertraject van kracht is. In de discussie blijkt dat de soort
organisatie, privaat of publiek, de grondslag kan zijn voor de verworpen hypothesen.
Juist de diversiteit aan persoonlijkheidskenmerken is in de praktijk een aanbeveling om
onderdeel te laten zijn van veranderaanpakken ten behoeve van organisatorische
verandertrajecten. Door inzicht te krijgen op de individuele persoonlijkheidskenmerken
kunnen veranderaanpakken de diversiteit aan deze kenmerken meenemen om het
draagvlak te vergroten en de weerstand te reduceren. Concreet wordt aanbevolen zelfs
verder te kijken dan persoonlijkheidskenmerken, in het bijzonder de wettelijke status van
medewerkers te betrekken bij verandertrajecten. De noodzaak om weerstand te bieden
tegen een verandering zal minder zijn binnen een publieke organisatie dan bij een private
organisatie wanneer het gaat om angst voor verlies van een baan.
De onderzoeksopzet is gebaseerd op literatuuronderzoek naar diverse methodieken en
theorieën om persoonlijkheidskenmerken te typeren. Op basis van de uitkomsten van de
vergelijkingen van het literatuuronderzoek is gekozen voor de persoonlijkheidskenmerken
van het Five-Factor Model. Daarnaast is er bewust voor gekozen om twee van de vijf
persoonlijkheidskenmerken als onafhankelijke variabelen te plaatsen. Binnen de vijf
persoonlijkheidskenmerken zijn naast neuroticisme en openheid meer mogelijkheden en
combinaties mogelijk.
9 | P a g i n a Masterthesis Open Universiteit | Roy Meertens | 851329303 | [email protected] | 06-30072321
Hoofdstuk 1 Inleiding
§ 1.1 Doelstelling en onderzoeksvraag
Het doel van het onderzoek is om nieuwe kennis toe te voegen aan het onderzoeksgebied
organisatieontwikkeling en SHRM. Dit onderzoek draagt kennis bij door de mate van invloed
te onderzoeken van persoonlijkheidskenmerken als neuroticisme en openheid op de
betrokkenheid (commitment) van medewerkers. Tevens kunnen onderzoeksresultaten
kennis toevoegen aan het te voeren beleid binnen veranderingstrajecten.
Centrale vraag:
“Wat is de invloed van neuroticisme en openheid op de betrokkenheid van medewerkers
binnen verandertrajecten?’’
Figuur 1.1: Conceptueel model onderzoek.
§ 1.2 Relevantie
§ 1.2.1 Theoretische relevantie
Het onderzoek is theoretisch relevant omdat het nieuwe kennis toevoegt over de invloed
van persoonlijkheidskenmerken als neuroticisme en openheid op betrokkenheid van
individuele medewerkers binnen verandertrajecten. Uit literatuuronderzoek blijkt dat onder
andere intelligentie en emotionele stabiliteit positief van invloed zijn op bedrijfsprestaties
(Arnulf, 2012).
-/-
+
Openheid
Neuroticisme
Commitment to
change/
Betrokkenheid
10 | P a g i n a Masterthesis Open Universiteit | Roy Meertens | 851329303 | [email protected] | 06-30072321
Echter, deze persoonlijkheidsinventarisatie door Arnulf (2012) op basis van een 16PF5
schaal (meetinstrument van Cattell, 1993) betreft een inventarisatie en nog geen
beschrijving van persoonlijkheidskenmerken.
Daarnaast staat het onderzoek van Arnulf in relatie tot bedrijfsprestaties en niet in relatie
tot een verandertraject. Steigenberger (2015) heeft in een van zijn onderzoeken wel een
relatie aangetoond tussen emoties en de beleving van verandering. Daarnaast heeft
Steigenberger de relatie aangetoond tussen vier basisemoties en de motivatie om te
veranderen. Volgens Steigenberger geven de basisemoties de inhoud vorm die bepalend is
voor medewerkers hoe een verandertraject wordt beleefd. Deze beleving is bepalend voor
de betrokkenheid van medewerkers met verandertrajecten. Bevindingen van Steigenberger
(2015) suggereren dat het beheersen van affectieve reacties van medewerkers nog
ondergeschikt is binnen veranderprocessen. Hij noemt bijvoorbeeld angst als emotie een
trigger die actie vermijdt en een toestand van openheid in de weg staan. Angstige mensen
zullen dus minder kans hebben om deel te (willen) nemen aan activiteiten die een
verandering stimuleren of ondersteunen. Emotioneel neutrale mensen zijn volgens
Steigenberger (2015) actiever in het deelnemen aan sensegiving activiteiten. De relatie
tussen emoties en persoonlijkheidskenmerken is te vinden in facetten van
persoonlijkheidskenmerken. Het Five Factor Model (FFM), dat verder in dit
onderzoeksvoorstel uitgebreider aan de orde komt, kent onder andere neuroticisme met
facetten als angst, ergernis, depressie, schaamte, impulsiviteit en kwetsbaarheid. Een ander
persoonlijkheidskenmerk (FFM) is openheid met facetten als acties, fantasie, esthetiek,
gevoelens, ideeën en waarden. De emotie angst zoals in de onderzoeken van Steigenberger
is te relateren aan het persoonlijkheidskenmerk neuroticisme. De actieve houding van
medewerkers is te relateren aan openheid.
Van de vijf karaktereigenschappen (FFM) is neuroticisme (emotionele instabiliteit met diens
facetten) de enige niet positief wenselijke eigenschap. In de literatuur is er geen tot weinig
onderzoek gedaan naar neuroticisme en openheid in relatie tot betrokkenheid.
11 | P a g i n a Masterthesis Open Universiteit | Roy Meertens | 851329303 | [email protected] | 06-30072321
Het voornoemde is een van de aanleidingen om onderzoek te doen naar componenten van
persoonlijkheidskenmerken in relatie tot veranderbereidheid.
Persoonlijkheidskenmerken maken dat de beleving van verandering anders wordt ervaren
wat kan leiden tot verschillen in betrokkenheid. Steigenberger (2015) heeft in zijn
onderzoeken vooral emotionele componenten gebruikt in relatie tot de beleving van
verandering. Juist gezien het bovenstaande is onderzoek naar componenten van
persoonlijkheidskenmerken in relatie tot betrokkenheid van toegevoegde
wetenschappelijke waarde.
§ 1.2.2 Praktische relevantie
Het onderzoek is praktisch relevant omdat het inzicht geeft in de relatie tussen twee
persoonlijkheidskenmerken en de betrokkenheid van individuele medewerkers bij
verandertrajecten. Binnen verandertrajecten wordt doorgaans in mindere mate aandacht
besteed aan persoonlijkheidskenmerken. Dikwijls wordt aangenomen dat een zo volledig als
mogelijk veranderplan de betrokkenheid vergroot. Aangenomen wordt dat, behalve dat er
medewerkers zijn die betrokken zijn, medewerkers zijn die weerstand bieden om vervolgens
als change agent de aandacht te leggen op medewerkers die weerstand bieden. In de
praktijk wordt doorgaans aangenomen dat juiste communicatie, plan van aanpak, training
en opleiding het succes vormen achter een succesvol verandertraject. Deze
onderzoeksresultaten bieden de mogelijkheid inzage te geven in twee aannames
gerelateerd aan persoonlijkheidskenmerken in relatie tot betrokkenheid. Daarnaast geeft
dit onderzoek inzage in het belang van persoonlijkheidskenmerken in relatie tot de aanpak
van een organisatorisch verandertraject.
§ 1.3 Leeswijzer
Deze Masterthesis bestaat uit 5 hoofdstukken. In hoofdstuk 2 wordt het theoretisch kader
beschreven. Hoofdstuk 3 besteedt aandacht aan de methode van onderzoek. Hoofdstuk 4
geeft de onderzoeksresultaten weer waarvan de conclusie tot uitdrukking komt in
hoofdstuk 5. In dit laatste hoofdstuk wordt tevens aandacht geschonken aan discussie rond
de onderzoeksresultaten en worden aanbevelingen voor verder onderzoek gepresenteerd.
12 | P a g i n a Masterthesis Open Universiteit | Roy Meertens | 851329303 | [email protected] | 06-30072321
Hoofdstuk 2 Theoretisch kader
In de (sub)paragraaf 2.1 wordt de afhankelijke variabele ‘betrokkenheid’ nader uitgewerkt.
De (sub)paragraaf 2.2 bevat een toelichting op de onafhankelijke variabele
‘persoonlijkheidskenmerken’ als neuroticisme en openheid. De (sub)paragraaf 2.3 geeft
inzage in het conceptueel model en de hypothesen.
§ 2.1 Betrokkenheid van medewerkers als afhankelijke variabele
In dit onderzoek staat de betrokkenheid van medewerkers binnen verandertrajecten
centraal. Betrokkenheid van medewerkers bij verandertrajecten is in die zin de vertaling van
‘commitment to change’. De begripsomschrijving zal dan ook uitvoerig aan bod komen. Wat
is nu precies ‘betrokkenheid’? En, wat beïnvloedt nu eigenlijk de mate van betrokkenheid?
Ook wordt aangegeven welke definitie van toepassing is binnen dit onderzoek.
Onderzoek van Armenakis en Bernerth (2007) beschrijft de integratie van elementen die
onderdeel uitmaken van veranderingsinspanningen. Deze veranderingsinspanningen
worden onderverdeeld in context, inhoud, proces en individuele verschillen in
persoonlijkheid. De voornaamste categorie die van toepassing is op dit onderzoek zijn de
individuele verschillen in persoonlijkheid.
Voor een definitie c.q. beschrijving van commitment to change, ofwel betrokkenheid bij een
verandertraject, wordt verwezen naar diverse onderzoekers. Onder andere Herscovitch en
Meyer (Meyer & Herscovitch, 2002, p. 301), definiëren betrokkenheid als 'een kracht (mind-
set) die een individu verbindt aan een actie die noodzakelijk wordt geacht voor een
succesvolle implementatie van een veranderinitiatief'. Deze definitie staat centraal in dit
onderzoek.
Binnen de literatuur staan meerdere beschrijvingen die Herscovitch & Meyer (2002) geven
aan commitment, in relatie tot verandering, die samengevat kunnen worden als:
commitment is het zeer positief bijdragen aan het slagen van de verandering.
Conner noemt (1992, in Herscovitch & Meyer, 2002) commitment de lijm die de vitale band
vormt tussen medewerkers en doelen van de verandering. Om een verandering te doen
laten slagen is namelijk commitment nodig.
13 | P a g i n a Masterthesis Open Universiteit | Roy Meertens | 851329303 | [email protected] | 06-30072321
Dit commitment komt voort uit het beeld dat de medewerker heeft over de betreffende
(organisatorische) verandering. Volgens Boonstra (2004) behoeft het feit dat veranderingen
vaak niet lukken geen betoog. Een van de oorzaken is dat veranderingen onvoldoende
draagvlak hebben om te slagen. Volgens Boonstra is commitment, oftewel draagvlak,
essentieel wil een verandering slagen. Volgens Yukl (2006) gaat commitment over ‘het nut
van de verandering’ inzien en geloven in de verandering.
In dit onderzoek staat ook het driecomponenten model van Allen & Meyer (1990) centraal.
Gezien het literatuuronderzoek naar onder andere definities van diverse onderzoekers rond
commitment c.q. betrokkenheid gaat het veelal om de band tussen de medewerker en de
organisatie. Commitment bestaat uit meerdere componenten omdat medewerkers zich
vanuit verschillende perspectieven committeren aan hun organisatie (Meyer & Herscovitch,
2001; Meyer et al., 2002). Deze verschillende componenten komen tot uiting in het
driecomponentenmodel van Allen & Meyer (Allen & Meyer, 1990; Meyer & Allen 1991 in
Meyer & Herscovitch, 2001). Het driecomponentenmodel van commitment van Allen &
Meyer is een bekend model op het gebied van ‘organizational commitment’. Benadrukt
wordt dat het driecomponentenmodel van toepassing is op een verandertraject en niet op
een organisatie. In dit onderzoek is dit vooral van toepassing op de conceptualisatie en de
basis voor het meetinstrument. Op basis van het driecomponentenmodel ontwikkelden de
onderzoekers drie componenten; affectief-, continuerend- en normatief commitment.
Affectief commitment is gebaseerd op de conceptualisatie van Mowday et al. (1979) en
verwijst naar een gevoel van verbondenheid met de organisatie en het verlangen bij de
organisatie te horen. Met andere woorden, affectief betrokken werknemers blijven bij een
organisatie omdat ze dit graag willen, het beschrijft de emotionele band met de organisatie
(Meyer et al., 2002; Angle & Perry, 1981; Porter et al., 1974 in Meyer et al., 1989). Als
tweede component van commitment onderscheiden Allen & Meyer (1984) het
continuïteitscommitment. Dit construct is ontstaan in navolging van Becker (1960. P.33; in
Meyer & Allen, 1984) die commitment als gedrag beschouwt (McGee & Ford, 1987).
Continuïteitscommitment ontstaat door de opbouw van waardevolle affecten, zoals tijd en
geld, die medewerkers aan de organisatie binden (bijvoorbeeld een gunstige hypotheek).
Medewerkers zijn bij een organisatie betrokken omdat ze geen alternatief hebben en of de
alternatieven elders minder aantrekkelijk zijn.
14 | P a g i n a Masterthesis Open Universiteit | Roy Meertens | 851329303 | [email protected] | 06-30072321
De derde component is normatief commitment en vindt zijn oorsprong bij Wiener (1982; in
Allen & Meyer, 1990). Commitment wordt door hem beschreven als een socialisatie die
voorafgaand aan de intrede bij een organisatie plaats heeft gevonden (Wiener, 1982).
Normatief inspanning omvat de morele verplichting om te blijven bij een organisatie
(bijvoorbeeld omdat ouders ook voor dezelfde organisatie hebben gewerkt).
Over definiëringen van betrokkenheid die uiteen worden gezet valt op te merken dat er
meerdere factoren zijn die betrokkenheid beïnvloeden (emotionele reacties, geschreven en
ongeschreven normen/ richtlijnen, keuzes om plannen wel of niet te omarmen). Nauwelijks
blijkt uit de literatuur welke individuele verschillen, oftewel individuele ‘mind-sets’,
aansporen of een afkeer creëren om zich te verbinden met verandering. Individuele
verschillen worden binnen voornoemde onderzoeken summier genoemd als ‘resultante’
(Herscovitch en Meyer (2002: 475)). Deze individuele verschillen zijn dikwijls als afhankelijke
variabele geplaatst. Ook werd beschreven dat individuele medewerkers gedurende
verandertrajecten veranderen in attitude en emoties als gevolg van een verandertraject.
Herscovitch en Meyer (2001; Meyer et al., 2002) hebben reeds aangetoond dat gedrag een
resultante van commitment is. De betrokkenheid van medewerkers bij verandertrajecten
leidt volgens de onderzoekers tot bepaald gedrag. In dit onderzoek gaat het om hetgeen
wat van invloed is óp de betrokkenheid van medewerkers met verandertrajecten, te weten:
de rol van persoonlijkheidskenmerken.
§ 2.2 Persoonlijkheidskenmerken als onafhankelijke variabele
Literatuuronderzoek wijst uit dat de rol van persoonlijkheidskenmerken, als onafhankelijke
variabele, dikwijls ontbreekt in relatie tot betrokkenheid van medewerkers binnen
verandertrajecten. Nauwelijks blijkt uit de literatuur welke individuele verschillen het
individu aansporen of een afkeer creëren om zich te verbinden met verandering. Individuele
verschillen worden in voornoemde onderzoeken summier genoemd als ‘resultante’ van
commitment (Herscovitch en Meyer, 2002). Organisatorische verandertrajecten leiden vaak
tot veranderingen in emoties en gedrag van medewerkers. Anderzijds kan aangenomen
worden dat emoties en gedrag van medewerkers ook van invloed zijn op de attitude ten
opzichte van verandertrajecten.
15 | P a g i n a Masterthesis Open Universiteit | Roy Meertens | 851329303 | [email protected] | 06-30072321
Dikwijls blijft de invloed van persoonlijkheidskenmerken op de betrokkenheid van
medewerkers onderbelicht in de aanpak en uitvoering van verandertrajecten.
Deze persoonlijkheidskenmerken zijn minstens zo belangrijk als communicatie- en
opleidingsplannen binnen verandertrajecten omdat ze de basis vormen van een attitude die
bepaalt of een medewerker weerstand biedt of betrokkenheid toont ten aanzien van
verandertrajecten. In dit onderzoek vormen de persoonlijkheidskenmerken (neuroticisme
en openheid) de onafhankelijke variabele.
In dit onderzoek staan ook verandertrajecten centraal. Een van de vele doelen van een
verandertraject, wat ook van toepassing is op dit onderzoek, is het verbeteren van
prestaties van een organisatie (Homan, 2000).
Binnen veel onderzoeken naar verandertrajecten ligt de nadruk op harde componenten
(opleidingen, trainingen, werkconferenties enzovoorts) maar blijven zachte componenten
(individuele kenmerken van medewerkers) buiten beschouwing. Zo wordt door Ritz, Shantz,
Alfes en Arshoff (2012) de mate van kwaliteit van de relatie tussen medewerkers en
managers vergeleken in relatie tot de betrokkenheid van medewerkers om te veranderen.
Arnulf (2012) onderzocht de rol van persoonlijkheden binnen managementteams in relatie
tot de impact op bedrijfsprestaties. In het eerste voorbeeld (Ritz et al., 2012) staat de
kwaliteit van relatie tussen medewerkers en managers centraal, in het tweede voorbeeld
(Arnulf (2012) staat de rol van persoonlijkheden binnen managementteams centraal. Wat
dikwijls ontbreekt, is de rol van persoonlijkheden c.q. karaktereigenschappen van
medewerkers die onderhevig zijn aan een organisatorische verandering. Hierin ontbreekt
dus de relatie tussen individuele kenmerken en betrokkenheid van medewerkers binnen
verandertrajecten. Deze relatie is belangrijk omdat individuele medewerkers van elkaar
verschillen qua persoonlijkheidskenmerken. Een veranderaanpak die ook deze verschillende
persoonlijkheidskenmerken erkend zou het draagvlak van betrokkenheid uiteindelijk
kunnen vergroten. Daarom wordt in dit onderzoek gekeken naar de invloed van
persoonlijkheidskenmerken (onafhankelijke variabele) in relatie tot betrokkenheid van
medewerkers (afhankelijke variabele) die een organisatorische verandering ondergaan.
In deze paragraaf staan de persoonlijkheidskenmerken centraal. Waarom
persoonlijkheidskenmerken interessant kunnen zijn voor organisatieveranderingen. Tevens
komen de keuzen voor de variabelen neuroticisme en openheid komen aan bod.
16 | P a g i n a Masterthesis Open Universiteit | Roy Meertens | 851329303 | [email protected] | 06-30072321
Persoonlijkheidskenmerken worden wetenschappelijk onderscheiden met behulp van
meerdere indicatoren. Een van de meest bekende wetenschappelijke indicatoren zijn de
karaktereigenschappen van het Five-Factor Model (FFM), ook wel de Big Five genoemd.
De Big Five is gebaseerd op onderzoek van de Amerikaan Raymond Cattell (1993). Hij stelde
vast dat elk kenmerk van menselijk gedrag weleens door een bijvoeglijk naamwoord is
verwoord. Op basis van vele onderzoeken bracht Cattell (1993) deze vele verwoordingen
van menselijk gedrag terug tot uiteindelijk vijf woorden, de vijf persoonlijkheidskenmerken.
De naam van de Big Five persoonlijkheidstheorie van het Five Factor Model (FFM) slaat op
de vijf karaktereigenschappen (traits) die het onderscheidt. Dit zijn extraversie, altruïsme,
consciëntieusheid, neuroticisme en openheid.
Extraversie is de mate waarin personen behoefte hebben aan sociaal contact en dus graag
in het gezelschap van anderen verkeren. Personen die laag scoren op extraversie zijn meer
introvert en geven de voorkeur aan een rustieke omgeving.
Altruïsme (vriendelijkheid) is de mate waarin een persoon het belang van een ander
persoon boven zijn eigen belang stelt. Deze personen zijn tolerant en behulpzaam. Personen
die hoog scoren op altruïsme zijn meer coöperatief dan competitief.
Consciëntieusheid (ordelijk) is de mate waarin personen georganiseerd en doelgericht
werken. Een consciëntieus persoon is ambitieus, betrouwbaar en gewetensvol. Personen
die hoog scoren op consciëntieusheid zijn gestructureerd en kunnen minder goed tegen
chaos.
Neuroticisme (emotionele instabiliteit) is de mate waarin personen zich zorgen maken.
Neurotische personen zijn onzeker en nerveus. Personen die hoog scoren op neuroticisme
kunnen emotioneel minder stabiel zijn. Deze personen zijn minder snel tevreden en maken
zich sneller zorgen dan emotioneel stabiele personen.
Openheid (voor nieuwe dingen) is de mate waarin personen openstaan voor nieuwe
ervaringen. Personen die hoog scoren op openheid zijn nieuwsgierig en fantasievol.
Personen die laag scoren op openheid houden zich liever bezig met feiten en geven de
voorkeur aan het vertrouwde.
Het Big Five persoonlijkheidsmodel is een empirische bottom-up benadering rond
belevingen van bijvoorbeeld veranderingen met weinig kernovertuigingen. Met empirisch
bottom-up wordt bedoeld dat de uiteindelijke vijf persoonlijkheidskenmerken een
categorisatie zijn vanuit een inventarisatie van alle mogelijke belevingen.
17 | P a g i n a Masterthesis Open Universiteit | Roy Meertens | 851329303 | [email protected] | 06-30072321
Binnen het Big Five persoonlijkheidsmodel wordt voor elke karaktereigenschap een normaal
verdeling toegekend (hoog, gemiddeld, laag). Een belangrijk kenmerk is de
normaalverdeling van scores op de persoonlijkheidskenmerken. Het model ziet elke
eigenschap als een wenselijke kwaliteit (met uitzondering van neuroticisme).
De keuze om voor de persoonlijkheidskenmerken ‘neuroticisme’ en ‘openheid’ te kiezen als
onafhankelijke variabelen is gebaseerd op voornoemde literatuur rond
persoonlijkheidstheorie van de Big Five (Five-Factor Model c.q. FFM). Hierin blijkt dat naast
consciëntieusheid ook neuroticisme als meest bepalend wordt gezien voor het functioneren
binnen een werksituatie (Lloyd, 2012). Neuroticisme (emotionele instabiliteit) kent een
negatievere lading dan openheid (voor nieuwe dingen). Met negatieve lading wordt bedoeld
dat dit een kenmerk is die men doorgaans niet wil kennen. Normaal gesproken kiest
niemand ervoor om emotioneel instabiel te zijn. Voor dit onderzoek vind ik het van belang
om twee van elkaar tegengestelde onafhankelijke variabelen te hanteren. Een
tegengestelde persoonlijkheidsvariabele van neuroticisme (met kenmerken als onder
andere angst) is openheid. De aanname zou gemaakt kunnen worden dat medewerkers
met aanleg voor neuroticisme minder betrokken zijn bij een organisatorische verandering
dan medewerkers die zich openstellen voor verandering. Maar, is dit wel realistisch? Zou
het ook kunnen zijn dat medewerkers die kenmerken vertonen van neuroticisme -denk aan
bijvoorbeeld angst, ergernis en impulsiviteit- misschien juist heel sterk een verandering
omarmen? Kortom, met deze keuze voor betreffende variabelen ligt de nadruk op de zachte
componenten die dikwijls onderbelicht blijven tijdens verandertrajecten.
18 | P a g i n a Masterthesis Open Universiteit | Roy Meertens | 851329303 | [email protected] | 06-30072321
Tabel 2.1: Facetten van persoonlijkheidskenmerken (geen tegenstellingen)
Five-Factor
Model
Neuroticisme Openheid
Facetten Angst (irritable, angry hostility) Fantasie (fantasy, imaginative)
Ergernis (anxiety, tense) Esthetiek (aestetics, artistic)
Depressie (depression, not
contented)
Gevoelens (feelings, excitable)
Schaamte (shy) Acties (actions, wide interests)
Impulsiviteit (moody, impulsiveness) Ideeën (curious)
Kwetsbaarheid (vulnerability,
not self-confident)
Waarden (values, unconventional)
Lage score Calm, even-tempered, secure Practical, conventional, prefers
routine
Hoge score Anxious, unhappy, prone to negative
emotions
Curious, wide range of interests,
Independent
In de volgende paragrafen worden de kenmerken ‘neuroticisme’ en ‘openheid’ als
persoonlijkheidskenmerk binnen het Five-Factor Model nader toegelicht.
§ 2.2.1 Neuroticisme als persoonlijkheidskenmerk (Five-Factor Model)
Het Five Factor Model (FFM) ziet in elke karaktereigenschap (trait) een wenselijke kwaliteit,
met uitzondering van neuroticisme (Lloyd, 2012). Neuroticisme ofwel
emotionele instabiliteit bestaat uit een aantal facetten volgens het Five-Factor Model (FFM)
namelijk angst, ergernis, depressie, schaamte, impulsiviteit en kwetsbaarheid.
Volgens Cattell kan neuroticisme het best omschreven worden als de neiging om het
makkelijk ervaren van onplezierige emoties zoals woede, angst, depressie en of
kwetsbaarheid.
Volgens Arnulf (2012) is de mate van intelligentie en emotionele stabiliteit noodzakelijk voor
het algemeen aanpassingsvermogen van medewerkers. Uit diens onderzoek naar de
vervorming van rollen in managementteams in relatie tot de impact op bedrijfsprestaties
blijkt dat enkel intelligentie en emotionele stabiliteit positief van invloed waren op
bedrijfsprestaties.
19 | P a g i n a Masterthesis Open Universiteit | Roy Meertens | 851329303 | [email protected] | 06-30072321
Hierbij werd geconcludeerd dat andere sterke persoonlijkheidskenmerken kunnen leiden
tot starheid. Denk bij overige eigenschappen aan bijvoorbeeld openheid, gevoeligheid,
waakzaamheid, levendigheid, regelbewustzijn, vrees, spanning, zelfredzaamheid en
perfectionisme. Het onderzoek is, in tegenstelling tot het veel gebruikte Five-Factor Model,
uitgevoerd op basis van de 16 schalen van Cattell (1993)
(16PF5, persoonlijkheidsinventarisatie).
Eysenck & Rochman (1965) schrijft dat neuroticisme gelijk staat aan onaangepast gedrag.
Neurotisch gedrag wordt gekenmerkt door emotionele labiliteit, emotionele
overreactiviteit, vage lichamelijke klachten, zorgen, angsten en zelfvernietigend gedrag
(Eysenck & Eysenck, 1964; Ellis, 1962, volgens Kachman, Mazer, Gilbert, 1990). Individuen
die dergelijke kenmerken vertonen zouden worden beschouwd als individuen die zich slecht
aanpassen aan veranderende omstandigheden.
Er blijkt weinig onderzoek verricht te zijn naar de relatie tussen neuroticisme als
persoonlijkheidskenmerk en betrokkenheid. Wel blijkt uit het onderzoek van Bipp en
Kleinbeck (2011) dat medewerkers die hoog scoren op neuroticisme snel afgeleid zijn van
taakrelevante aspecten die een positief effect impliceren op inspanning en
doorzettingsvermogen. Echter, volgens Bipp en Kleinbeck (2011) kan het ook voorkomen
dat medewerkers die hoog scoren op neuroticisme een hogere motivatie en streven hebben
om hun meerwaarde te tonen dan emotioneel stabiele medewerkers. De oorzaak ligt vooral
in het in bescherming nemen van individuele bevoegdheid, oftewel het beschermen van
eigen taken, rollen en bijvoorbeeld persoonlijke invloed. Meerdere emoties maken als
facetten onderdeel uit van een totaal aan persoonlijkheidskenmerken en die worden juist
niet of nauwelijks onderzocht als onafhankelijke variabele in relatie tot betrokkenheid.
Neuroticisme kent onder andere het facet angst, hierbij kan angst ontstaan wanneer er door
organisatorische veranderingen vertrouwde patronen moeten worden losgelaten wat de
betrokkenheid negatief beïnvloed. Neuroticisme kan worden beschouwd als een negatief
persoonlijkheidskenmerk die gepaard gaat met negatieve emoties. Over het algemeen zal
een individu dat hoog scoort op neuroticisme minder snel overgaan tot ‘actie’. Maar, zoals
bovenstaande paragraaf vermeldt, kan uit diezelfde angst ook de behoefte bestaan om
eigen bevoegdheden te beschermen. Deze behoefte zou juist kunnen leiden tot actie ten
aanzien van betrokkenheid.
20 | P a g i n a Masterthesis Open Universiteit | Roy Meertens | 851329303 | [email protected] | 06-30072321
Het bovenstaande leidt tot de volgende hypothese:
H1: Neuroticisme als persoonlijkheidskenmerk heeft een negatieve invloed op betrokkenheid
van medewerkers binnen verandertrajecten.
§ 2.2.2 Openheid als persoonlijkheidskenmerk (Five-Factor Model)
In een situatie waarin een organisatie een verandering voorstelt zullen leden met een hoge
mate van openheid voor verandering de neiging hebben om relevante informatie actief op
te zoeken. Daarnaast zullen zij sneller mogelijke (toekomstige) gevolgen voor hun baan en
de organisatie in zijn geheel willen aanvoelen (Choi, 2011; Neves, 2009). Deze kenmerken
impliceren dat medewerkers die een positieve, attente en aangesloten houding aannemen
ten aanzien van organisatieverandering, ook meer bereidwillig zijn tot het accepteren van
de verandering. Volgens Jimmieson & Armenakis, (2012) dienen medewerkers met een
hoge openheid betrokken te worden bij het ondersteunen en implementeren van
veranderingen.
Volgens de onderzoekers Rothmann, Coetzer (2003) omvat openheid een actieve
verbeelding, esthetische gevoeligheid, aandacht voor innerlijke gevoelens, een voorkeur
voor verscheidenheid, intellectuele nieuwsgierigheid en een onafhankelijk oordeel.
Personen die laag scoren (Five-Factor Model) tonen doorgaans conventioneel gedrag en zijn
conservatief in vooruitzichten. Medewerkers met een dergelijke lage score op openheid
geven de voorkeur aan het vertrouwde en reacties zijn over het algemeen gematigd.
Medewerkers die hoog scoren op openheid neigen naar onconventioneel gedrag en zijn
voorbereid op nieuwe ethische, sociale en politieke ideeën. Open medewerkers zijn over
het algemeen nieuwsgierig naar zowel de innerlijke als de uiterlijke werelden, wat hun leven
‘rijker’ maakt. Deze medewerkers zijn bereid om te entertainen en enthousiasmeren rond
nieuwe ideeën en zij ervaren zowel positieve als negatieve emoties scherper dan
medewerkers die minder open en/-of gesloten zijn. Volgens Rothmann en Coetzer (2003)
heeft onderzoek aangetoond dat openheid voor ervaring gerelateerd is aan succes
(verwijzing naar Hamilton, 1988) en aanpassingsvermogen aan verandering (verwijzing naar
Horton, 1992, Raudsepp, 1990) en opleiding (verwijzing naar Barrick, Mount, 1991, Vinchur
et al., 1998).
21 | P a g i n a Masterthesis Open Universiteit | Roy Meertens | 851329303 | [email protected] | 06-30072321
Daarentegen verwijzen deze onderzoekers ook naar Johnson (1997) en Hayes, Röhm,
Castellano (1994) die concludeerden dat succesvolle medewerkers significant laag scoren op
openheid. Tett et al. (1991) meldde dat openheid tot ervaring geen geldige voorspeller is
van prestaties op het werk.
Volgens de reikwijdte van het ‘Big-Five Model’ (Garcia, Rosenberg, Sikström (2016)), kent
‘Openheid’ zes facetten: fantasie, esthetiek, gevoelens, acties, ideeën en waarden. Met
name het facet ‘gevoelens’ kent vanuit een redenering een relatie met de facetten van
neuroticisme (angst, ergernis, depressie, schaamte, impulsiviteit en kwetsbaarheid). Vanuit
de redenering dat neuroticisme negatief van invloed kan zijn op de betrokkenheid is er voor
gekozen om een gelijkwaardig persoonlijkheidskenmerk te gebruiken die positief van
invloed kan zijn op de betrokkenheid.
De definitie van openheid die voor dit onderzoek van toepassing is (Hendriks, Hofstee & De
Raad, 1999) betreft ‘het open staan voor verschillende invalshoeken op een bepaald
thema’.
Openheid kent de facetten ‘acties’ en ‘ideeën’, individuen staan open voor verandering, zijn
daarom ook eerder bereidwillig en dragen ideeën aan om deze vervolgens tot uitvoer te
brengen. Openheid kan in beginsel beschouwd worden als een positief
persoonlijkheidskenmerk met positieve emoties in relatie tot betrokkenheid.
Openheid zal vanuit deze redenering de betrokkenheid positief beïnvloeden.
H2: Openheid als persoonlijkheidskenmerk heeft een positieve invloed op betrokkenheid van
medewerkers binnen verandertrajecten.
Deze hypothesen leiden tot het volgende conceptueel model’.
Figuur 2.1: Conceptueel model.
-/-
+
Openheid
Neuroticisme
Commitment to
change/
Betrokkenheid
22 | P a g i n a Masterthesis Open Universiteit | Roy Meertens | 851329303 | [email protected] | 06-30072321
§ 2.2.3 Conclusie Neuroticisme en Openheid als persoonlijkheidskenmerken
Literatuuronderzoek wijst uit dat de rol van persoonlijkheidskenmerken dikwijls ontbreekt
in relatie tot betrokkenheid van medewerkers binnen verandertrajecten. Uit voorgaande
paragrafen is gebleken dat zowel neuroticisme en openheid tot de
persoonlijkheidskenmerken behoren. Ook is gebleken dat beiden een andere invloed
kunnen hebben op de betrokkenheid van medewerkers van organisatorische
veranderingen. Medewerkers met een hoge mate van neuroticisme kennen onder andere
facetten als angst en kwetsbaarheid. Angst om te veranderen, angst om hun vertrouwde
werkomgeving te moeten verlaten. Medewerkers voelen zich kwetsbaar wanneer door een
organisatorische veranderingen werkzaamheden in enge of ruime zin inhoudelijk
veranderen. Openheid kent onder andere de facetten acties en ideeën. Openheid gebaseerd
op de te ondernemen acties die een verandering ondersteunen en daardoor de bereidheid
kunnen laten toenemen.
Ook de ideeën die eventueel worden aangedragen kunnen de betrokkenheid tot het
ondersteunen van een verandering positief beïnvloeden. In dit onderzoek zijn de
persoonlijkheidskenmerken (neuroticisme en openheid) de onafhankelijke variabele. In dit
onderzoek gaat het om wat van invloed is óp de betrokkenheid van medewerkers met
verandertrajecten, waarbij betrokkenheid van medewerkers bij verandertrajecten de
afhankelijke variabele vormt.
23 | P a g i n a Masterthesis Open Universiteit | Roy Meertens | 851329303 | [email protected] | 06-30072321
Hoofdstuk 3 Methodologie
§ 3.1 Inleiding onderzoeksmethode
In dit hoofdstuk worden de beslissingen met betrekking tot de keuze van de
onderzoeksmethode toegelicht. Het onderzoek kan vooral worden getypeerd als een
exploratief (‘hoe zit het’) onderzoek. In het onderzoek worden aanknopingspunten gezocht
om meer te weten te komen over de invloed van de persoonlijkheidskenmerken
neuroticisme en openheid op de betrokkenheid van medewerkers binnen
organisatieveranderingen.
Veel gehanteerde methoden van onderzoek binnen de managementwetenschappen zijn de
survey, het casestudy-onderzoek en (in mindere mate) het experiment. Casestudy-
onderzoek wordt vaak gebruikt om in een real-life context managementvraagstukken te
exploreren en te beschrijven, eventueel ter illustratie van een bepaalde theorie of om
nieuwe hypothesen te ontwikkelen (Yin, 2014).
In het verlengde van de onderzoeksvraag is daarom in dit onderzoek gekozen voor een
casestudy-opzet, en wel de enkelvoudige casestudy (single case) met daarbinnen een
nadruk op het verzamelen van een kwantitatieve dataset. In exploratief onderzoek is vaak
een momentopname voldoende, en ook dat maakt de casestudy in principe een geschikte
methode van onderzoek.
Tegen deze achtergrond is voor het verzamelen van data gekozen voor een cross-sectionele
benadering, waarbij variabelen binnen een geselecteerde onderzoeksgroep eenmaal en
binnen dezelfde periode worden gemeten. Een zeer belangrijk nadeel van enkelvoudig
casestudy-onderzoek is dat de resultaten van het onderzoek in principe lokaal bepaald zijn,
en dus niet generaliseerbaar zijn naar (in dit geval) andere verandertrajecten, organisaties,
of zelfs branches.
24 | P a g i n a Masterthesis Open Universiteit | Roy Meertens | 851329303 | [email protected] | 06-30072321
§ 3.2 Dataverzameling
In een poging om generaliseerbaarheid van de onderzoeksresultaten in dit onderzoek
vooraf toch iets aannemelijker te maken, is in de caseselectie gezocht naar wat Yin (2014)
een typical case noemt. In de caseselectie is daarom in eerste instantie gezocht naar een
organisatieveranderingstraject dat aan een aantal voorwaarden diende te voldoen:
- een duidelijk formeel begin en einde van het traject;
- een traject met het karakter van een reorganisatie, resulterend in een aanpassing in het
organigram, en
- verkerend in een stadium dat medewerkers concreet wisten welke gevolgen deze
verandering had voor hun rol en positie binnen de herziende afdelingen en de totale
organisatie;
- niet afgerond omdat juist dan de persoonlijkheidskenmerken op de meest authentieke
wijze kunnen worden gemeten.
In het caseselectie-proces heeft vervolgens de mogelijke toegang tot data een belangrijke
rol als selectiecriterium gespeeld. Veel organisatieveranderingstrajecten staan niet direct
open voor externe onderzoekers, maar voor het specifieke traject binnen de geselecteerde
decentrale overheidsorganisatie (zie § 3.2.1), dat ook nog eens voldeed aan de hiervoor
geschetste voorwaarden, gold dat wel.
Teneinde de externe beïnvloeding van het lopende organisatieveranderingstraject zo
minimaal mogelijk te houden, is in het onderzoek afgezien van veel gehanteerde
kwalitatieve dataverzamelingsmethoden zoals het interview of (participerende) observatie,
en is de nadruk gelegd op de cross-sectionele verzameling van data via de zogenoemde
casesurvey methode.
Om het gevaar van misinterpretatie van data in een enkelvoudig casestudy-onderzoek zo
veel mogelijk te reduceren pleit Yin (2014) voor het toepassen van zogenoemde
datatriangulatie. In dat geval worden in het kader van het onderzoek meerdere
dataverzamelingsmethoden gecombineerd, om zodoende omstandigheden, ontwikkelingen,
onderzoeksvariabelen enzovoort vanuit meerdere invalshoeken te kunnen bestuderen.
De triangulatie-eis impliceert in principe een minimum aantal van drie verschillende
dataverzamelingsmethoden, maar is specifiek van toepassing op kwalitatief onderzoek.
Voor casestudy-onderzoek waarin ook kwantitatieve dataverzamelingsmethoden zijn
opgenomen is deze minimale eis echter minder stringent (Yin, 2014). Vandaar dat in het
onderzoek is volstaan met een verkennende documenten-analyse, alsmede de casesurvey.
25 | P a g i n a Masterthesis Open Universiteit | Roy Meertens | 851329303 | [email protected] | 06-30072321
§ 3.2.1 Procedure
Met als vertrekpunt de eerder geformuleerde voorwaarden waaraan een te onderzoeken
organisatieveranderingstraject zou moeten voldoen is uiteindelijk gekozen voor een traject
binnen de gemeente Arnhem, waar ten tijde van het onderzoek duidelijk was welke
aanpassing werd doorgevoerd binnen het organogram van de gemeente. Binnen cluster
‘Interne Ondersteuning’ zijn de afdelingen ICT, Financiële Administratie, personeel &
Salarisadministratie en een deel van de afdeling gegevensbeheer per 1 juli 2017
overgeheveld naar een nieuwe organisatie. Deze nieuwe organisatie (De Connectie) betreft
een samenwerkingsverband (gemeenschappelijke regeling) tussen de gemeenten Arnhem,
Rheden en Renkum. Daarnaast was ten tijde van het onderzoek duidelijk welke
werkzaamheden, taken en rollen de medewerkers zouden vervullen na implementatie van
de nieuwe organisatorische samenwerking.
De werkzaamheden, taken en rollen bleven ook na implementatie onveranderd. Ten tijde
van het onderzoek bevond de organisatie, in het bijzonder voornoemde afdelingen binnen
de gemeente Arnhem, zich op twee derde van het totale verandertraject. Het
verandertraject was gestart rond 1 januari 2016 en werd geïmplementeerd vanaf 1 juli
2017. Gezien deze voorwaarden was een single-casestudy het meest van toepassing in
relatie tot dit cross-sectioneel onderzoek. Alle individuele medewerkers die zijn uitgenodigd
tot deelname van dit onderzoek zijn afzonderlijk tegelijk benaderd.
Hiermee werd gegarandeerd dat alle medewerkers op hetzelfde moment binnen dezelfde
fase van het organisatorisch verandertraject zouden deelnemen aan de survey.
Er is geprobeerd de mate van non-respons zoveel als mogelijk te beperken. De vragenlijst is
voorzien van een duidelijke lay-out, eventuele terminologie die vragen of onduidelijkheden
zou kunnen oproepen is toegelicht. Tevens is er een test-fase vooraf gegaan aan de
daadwerkelijke verspreiding en publicatie. Diverse personen uit de doelgroep hebben de
mate van uitvoerbaarheid getest.
Vooral het gebruiksgemak, helderheid, geïndiceerde tijdsbesteding in relatie tot werkelijke
tijdsbesteding en algemene opzet is onderdeel geweest van de testfase. Om de
toegankelijkheid te vergroten en de mate van non-respons te beperken, is gekozen voor een
vragenlijst die toegankelijk is per computer (laptop/ desktop), tablet en mobiele telefoon.
De mate van volledigheid is zo optimaal als mogelijk gesteld door alle vragen als verplicht te
stellen.
26 | P a g i n a Masterthesis Open Universiteit | Roy Meertens | 851329303 | [email protected] | 06-30072321
Een auto-control functie biedt hulp in de borging van volledigheid. Omdat vastgestelde
antwoordmogelijkheden zijn gehanteerd is geprobeerd de mate van systematische
codeerfouten te beperken.
De invloed van de onderzoeker was nihil. De onderzoeker stond in de dagelijkse rol als
consultant ad interum los van het organisatorische verandertraject. Van bias, in de zin van
‘beïnvloeding’ door de onderzoeker op de resultaten, was geen sprake.
Interpretatieproblemen zijn voorkomen door zoveel als mogelijk een toelichting te geven op
vragen die tot onduidelijkheden konden leiden. Als voorbeeld werd pleonasme voorkomen
(een deel van een term door een ander woord laten benadrukken). Tautologie (met twee
woorden hetzelfde aanduiden) werd voorkomen door de vragen zo kort als mogelijk te
houden. Hetzelfde was van toepassing voor contaminatie (woorden of uitdrukkingen ten
onrechte vermengen) en dubbele ontkenning. Vooral dubbele ontkenning zou kunnen
leiden tot een verkeerde intepretatie onder de populatie.
De vragenlijst werd vormgegeven en gepresenteerd met behulp van Google Docs-
Formulieren. De applicatie bevat diverse mogelijkheden tot maatwerk waardoor het
onderzoeken specifiek kon worden ingericht volgens mijn wensen als onderzoeker.
De informatie die in de database van Google Docs werd opgeslagen, is beveiligd met een
encryptie algoritme zodat de anonimiteit van de respondenten werd gewaarborgd.
Het probleem van non-response werd zoveel als mogelijk beperkt door regelmatig aandacht
te vragen voor de vragenlijst tijdens vergaderingen waar de onderzoeker aan deelnam. De
mate van non-response met als reden dat er angst voor gebrek aan anonimiteit werd
gegarandeerd, werd gereduceerd door de populatie te wijzen op het beveiligde algoritme
encryptie. Tevens werd benadrukt dat de uitkomsten enkel dienden ten behoeve van dit
onderzoek en het management van de doelgroep niet werd geïnformeerd over de mate van
respons.
§ 3.2.2 Casebeschrijving, procedure en respondenten
De organisatie waarbinnen dit onderzoek heeft plaatsgevonden is de Gemeente Arnhem
(154.497 inwoners per 1 april 2016). Binnen deze organisatie is per 1 juli 2017 een
samenwerkingsverband operationeel waarbij bedrijfsvoeringstaken met de buurgemeenten
Renkum (31.162 inwoners per 1 april 2016) en Rheden (43.793 inwoners per 1 april 2016)
27 | P a g i n a Masterthesis Open Universiteit | Roy Meertens | 851329303 | [email protected] | 06-30072321
worden gebundeld. Deze bundeling komt tot uitdrukking in een bedrijfsvoeringsorganisatie
(BVO) De Connectie. Een voorwaarde voor dit onderzoek was een gevorderd stadium van
het verandertraject waarbij het doel en fasering duidelijk was. Ten tijde van het onderzoek
was er een kalenderjaar verstreken binnen het totale verandertraject en daarmee verkeerde
de organisatorische verandering op twee-derde van de totale fasering. Per 1 juli 2017 is de
BVO De Connectie een feit. Een bestuurlijk akkoord op het voorgestelde organisatorisch
veranderplan was tevens een voorwaarde. De Colleges van Burgemeester & Wethouders
(dagelijks bestuur), gemeenteraden (algemeen bestuur), (bijzondere) ondernemingsraden
van de deelnemende gemeenten hadden ten tijde van het onderzoek een bestuurlijk
akkoord ondertekend.
Voor het onderzoek was het een voorwaarde dat de populatie enkel zou bestaan uit
medewerkers die onderhevig waren aan een betreffende organisatorische verandering.
De keuze voor de respondenten heeft zich dan dus ook primair gericht op de betreffende
afdelingen die onderhevig zijn aan de organisatorische veranderingen. Het organisatorisch
cluster waarbinnen de voornaamste verandering plaatsvindt, betreft het cluster Interne
Ondersteuning waarvan de bedrijfsvoeringstaken (belastingen, administratie, ICT,
personeelszaken) worden gecentreerd binnen de BVO De Connectie.
De respondenten ten behoeve van dit onderzoek waren dan ook allen werkzaam binnen de
Gemeente Arnhem (cluster Interne Ondersteunding met 298 medewerkers). Binnen De
Connectie zijn momenteel vooral directieleden, stafleden, kwartiermakers en een
bouwteam werkzaam. Zowel de directie, stafleden, kwartiermakers en het bouwteam van
De Connectie bepalen in de huidige organisatorische ontwikkelfase de strategische keuzen.
Ook BVO De Connectie behoorde tot de respondenten. Voor dit onderzoek is geen
onderscheid gemaakt in respons vanuit de Gemeente Arnhem en BVO De Connectie. De
betreffende vragenlijst is via het intranet van BVO De Connectie ter beschikking gesteld.
De 298 medewerkers van cluster Interne Ondersteuning Gemeente Arnhem zijn persoonlijk
aangeschreven per email. Gezien mijn externe inzet als interim consultant was het enkel
mogelijk om de betreffende medewerkers van de Gemeente Arnhem te benaderen.
De gemeente Arnhem kenmerkt zich door voortdurende organisatorische veranderingen
met als voornaamste wens meer integraal werken. Deze wens en ontwikkelingen zijn
kenmerkend voor alle Nederlandse gemeentelijke organisaties.
28 | P a g i n a Masterthesis Open Universiteit | Roy Meertens | 851329303 | [email protected] | 06-30072321
Het integrale karakter hangt onder andere samen met de decentralisatie van
overheidstaken die de overheid vanuit het Rijk via gemeentelijke organisaties dichter bij de
burger moet brengen. Doorgaans vinden er minimaal eens per decennium grote
organisatorische veranderingen plaats. De afgelopen drie decennia heeft dit geleid tot drie
opeenvolgende organisatiemodellen: het secretariemodel, het sectorenmodel en het
directiemodel. Naast veranderingen in de organisatorische structuur speelt regionale
samenwerking een grote rol. Mijns inziens kan regionale samenwerking als vierde
organisatiemodel worden benoemd. Vooral bedrijfsvoeringstaken, ICT en Personeelszaken
worden dikwijls uitgevoerd in samenwerkingsverband tussen twee of meer gemeentelijke
organisaties die geografisch gezien als buurgemeenten worden beschouwd. Dit is ook het
geval voor BVO De Connectie waarin de gemeenten Arnhem, Renkum en Rheden
participeren aangaande bedrijfsvoeringstaken (communicatie, economische zaken,
personeelszaken, ICT, financiële administratie).
Binnen BVO De Connectie zijn momenteel 25 medewerkers werkzaam. Binnen
organisatorisch cluster Interne Ondersteuning Gemeente Arnhem zijn 298 personen
werkzaam. Hiermee kwam het totaal aan benaderde personen die onderhevig zijn aan de
organisatorische verandering op 323. De populatie kent een omvang van 119 respondenten
wat een respons van 36,8% opleverde. De respons bestond voor 45,8% uit vrouwen en
54,2% uit mannen. De leeftijd werd door 119 respondenten ingevuld. De gemiddelde
leeftijd was 49, de maximale opgegeven leeftijd was 65, de minimale leeftijd was 22 en de
standaard deviatie was 10,8. Met betrekking tot de werkervaring in jaren was het
gemiddelde 25 jaar werkervaring met een minimum van 1 jaar werkervaring en een
maximum van 50 jaar werkervaring. De standaarddeviatie was 12,5 jaar.
Tabel 3.1: Overzicht controlevariabelen respondenten
De vragenlijst werd ter beschikking gesteld van maandag 13 maart 2017 tot en met zondag
2 april 2017. Bij de samenstelling van de vragenlijst en bij de uitvoering van het
vragenlijstonderzoek werd gebruik gemaakt van twee meetinstrumenten.
Variabelen n % M SD
Geslacht Man 64 54,0
Geslacht Vrouw 55 46,0
Leeftijd in jaren 119 49 10,8
119 25 12,5Werkervaring in jaren gemiddeld
29 | P a g i n a Masterthesis Open Universiteit | Roy Meertens | 851329303 | [email protected] | 06-30072321
§ 3.3 Meetinstrumenten
Binnen deze paragraaf staan de verschillende meetinstrumenten centraal die binnen dit
onderzoek zijn gehanteerd. Hierbij wordt tevens ingegaan op de validiteit en
betrouwbaarheid van deze meetinstrumenten. Als eerste staat het meetinstrument centraal
met betrekking tot de onafhankelijke variabelen neuroticisme en openheid. Vervolgens
wordt gekeken naar de afhankelijke variabelen commitment to change.
§ 3.3.1 Controlevariabelen
Aan het einde van de vragenlijst, dus na voorgelegde vragen met betrekking tot
neuroticisme, openheid en commitment kwamen algemene vragen aan bod. Hierbij ging het
om geslacht, leeftijd, branche, werkervaring in jaren, functie/rol en opleidingsniveau. In het
onderzoeksontwerp zijn vooraf voorwaarden gesteld (§ 3.2.1 Procedure). In het
onderzoeksontwerp zijn naast de voorwaarden ook controlevariabelen benoemd. Vooraf
heeft er geen selectie van doelgroep plaats gevonden. Derhalve is het gebruik van
controlevariabelen achterwege gebleven in de uitvoering van het onderzoek.
Tabel 3.2: variabelen in relatie tot (schaal)constructies).
Variabele Type variabele Schaalconstructies
Algemeen - Geslacht Controlevariabele Man, Vrouw
- Leeftijd Controlevariabele Vrije invoer
- Branche Controlevariabele - Hospital & Health Care,
- Information Technology and
Services,
- Gorvernment Administration,
- Financial Services,
- Education Management.
- Werkervaringsjaren Controlevariabele Vrije invoer
- Functie/rol Controlevariabele Vrije invoer
- Opleidingsniveau Controlevariabele MBO, HBO, WO(+), Overig
Neuroticisme Onafhankelijke variabele H1 NEO-FFI
Openheid Onafhankelijke variabele H2 NEO-FFI
Commitment to change Afhankelijke variabele Herscovitch & Meyer (2002)
30 | P a g i n a Masterthesis Open Universiteit | Roy Meertens | 851329303 | [email protected] | 06-30072321
§ 3.3.2 Commitment to change
De vragenlijst ten behoeve van dit onderzoek voor de afhankelijke variabele commitment to
change is gebaseerd op de vragenlijst van Herscovitch & Meyer (2002) met inbegrip van het
driecomponentenmodel van Allen en Meyer (1990). De vragenlijst van Herscovitch & Meyer
(2002) en het gebruik van het driecomponentenmodel werd bijna standaard gebruikt door
onderzoekers die geïnteresseerd waren in verschillende vormen van commitment. Het
standaard gebruik was voor De Gilder, Van den Heuvel en Ellemers (1997) een reden om
een Nederlandstalige versie te ontwikkelen.
Per component zijn 6 vragen te onderscheiden met elk vijf antwoordmogelijkheden (Likert
vijfpuntschaal van ‘1. helemaal oneens’ tot ‘5. helemaal eens’). In totaal kent de vragenlijst
aangaande betrokkenheid daarmee 18 vragen. Ook de validiteit van dit meetinstrument
werd onderzocht aan de hand van factoranalyse. Als factorlading is > 0.30 als grenswaarde
gehanteerd.
Dubbel ladingen, factoren die ten opzichte van elkaar minder dan .20 verschilden zijn
verwijderd. De eigenwaarde is gesteld op >1 en er is bewust geforceerd op 3 factoren c.q.
componenten op basis van theorie (Herscovitch & Meyer, 2002). Deze componenten
betreffen affectief-, continuerend- en normatief commitment.
Voor de factoranalyse Commitment (bijlage 2) is enkel vraag 14 verwijderd omdat een
inhoudelijke inspectie uitwees dat deze dubbel ladingen kende. Deze vraag was gericht op
het vermogen tot denken in lijn met een rechtvaardigheidsgevoel. Vraag 70 was de enige
vraag binnen normatief commitment gerichte vragen die expliciet sprak over ‘denken’
terwijl de andere vragen gericht zijn op ‘gevoel’. Vraag 74 is op basis van theoretische
grondslag behouden gebleven ondanks de dubbel ladingen. Deze vraag spreekt duidelijk
over ‘gevoel’, in lijn met de overige vragen binnen het normatief commitment. Een
inhoudelijke inspectie wijst uit dat de subdimensies affectief en continuerend commitment
een duidelijke factorlading kennen. Subdimensie normatief commitment is sterk verspreid.
Een verklaring zou kunnen zijn dat de vragen van normatief commitment de emotie oftewel
het gevoel aanspreken terwijl de vragen van subdimensie affectief en continuerend vooral
rationeel van aard zijn. De betrouwbaarheidsanalyse op basis van de factoranalyse
Commitment resulteerde in α = 0,862. De factoranalyse commitment is opgenomen onder
Bijlage 2 Factoranalyse commitment.
31 | P a g i n a Masterthesis Open Universiteit | Roy Meertens | 851329303 | [email protected] | 06-30072321
§ 3.3.3 Neuroticisme en openheid
De meetbaarheid van facetten van neuroticisme en openheid werd verricht op basis van de
Nederlandstalige NEO – Five Factor Inventory (NEO-FFI). Dit op basis van een vijfpunts
Likert-schaal. De vragenlijst rond neuroticisme kent twee subschalen: wislpelturigheid en
zelfbewustzijn. In totaal telt de vragenlijst rond neuroticisme 29 vragen.
De Nederlandstalige NEO – Five Factor Inventory (NEO-FFI) is een vragenlijst die bij
volwassenene op basis van zelfbeoordeling de vijf persoonlijkheidsdimensies van de Big Five
theorie meet. Extraversie, neoricisme, openheid, altruïsme en consciëntieusheid.
De NEO-FFI kan worden beschouwd als een een verkorte versie van de tijdrovende Revises
Neo Personality Inventory (NEO-PI-R). De NEO-FFI wordt gebruikt om uitspraken te kunnen
doen over de individiuele persoonlijkheid in termen van de Big Five
persoonlijkheidsdimensies.
Voor dit onderzoek is de NEO-FFI het eerste meetinstrument. Benadrukt wordt dat voor dit
onderzoek enkel de persoonlijkheidskenmerken neuroticisme en openheid onderhevig zijn
aan de vragenlijst. De vragenlijst bestaat uit uitspraken waarvan de repsondent wordt
gevraagd aan te geven in hoeverre de uispraak op hem/ haar van toepassing is in vijf
antwoordmogelijkheden (Likert vijfpuntschaal van ‘1. helemaal oneens’ tot ‘5. helemaal
eens’). Op basis van factoranalyses van Young, Quilty en Peterson (2007) is gekozen voor
een model waarbij elke persoonlijkheidsfactor (Big Five) bestaat uit twee onderliggende
facetten. Voor neuroticisme zijn dit ‘wispelturigheid’ (14 vragen) en ‘zelfbewustzijn’
(15 vragen). Voor openheid zijn dit ‘intellect’ (12 vragen) en ‘openheid’ (15 vragen).
De validiteit van dit meetinstrument werd onderzocht aan de hand van factoranalyse. Als
factorlading is >.30 als grenswaarde gehanteerd. Dubbel ladingen, factoren die ten opzichte
van elkaar minder dan .20 verschilden zijn verwijderd. De eigenwaarde is gesteld op >1 en
er is bewust geforceerd op 2 factoren. Als eerste is de factoranalyse toegepast tussen beide
onafhankelijke variabelen neuroticisme en openheid (zie bijlage 3 factoranalyse
neuroticisme en openheid). Vervolgens zijn combinaties tussen variabelen binnen de
factoranalyse uitgevoerd, dit wil zeggen neuroticisme op commitment en openheid op
commitment.
32 | P a g i n a Masterthesis Open Universiteit | Roy Meertens | 851329303 | [email protected] | 06-30072321
Met betrekking tot de factoranalyse tussen Neuroticisme en Openheid zijn in totaal vier
vragen verwijderd (zie bijlage 3 factoranalyse neuroticisme en openheid).
Binnen de onafhankelijke variabele Neuroticisme zijn zes vragen verwijderd op basis van
een empirische grondslag, deze vragen voldeden niet aan voornoemde eis waarbij de
factorlading >.30 en of ze resulteerde in een dubbel lading. Dit waren vragen 3, 4, 12, 13, 25
en 29. Binnen de onafhankelijke variabele Openheid zijn tevens zes vragen verwijderd,
namelijk 6, 13, 24, 25, 26, 27. Theoretisch waren er geen noemenswaardige redenen te
benoemen waarom deze vragen zijn verwijderd. Met name de factorlading <.30 was leidend
en de mate van dubbele lading. Over het algemeen viel op dat vooral de emotioneel
gerelateerde vragen laag scoorden. Als voorbeeld geldt vraag 14. Een nadere inhoudelijke
inspectie toont aan dat zes van de twaalf verwijderde items gerelateerd waren aan
neuroticisme, waarvan vier van de betreffende zes neurotisch gerelateerde vragen uit de
subschaal wispelturigheid. De overige twee van de zes neurotisch gerelateerde vragen
kwamen uit de subschaal zelfbewustzijn.
Binnen openheid zijn in totaal zes vragen verwijderd. Een van de zes vragen kwam uit de
subschaal intellect. De andere vijf vragen kwamen uit de subschaal openheid.
De betrouwbaarheidsanalyse resulteerde in α = 0,869.
Voor beide onafhankelijke variabelen (neuroticisme en openheid) is tevens een
factoranalyse uitgevoerd in combinatie met de afhankelijke variabele commitment (tabel
3.3 respectievelijke tabel 3.4. Binnen de variabele commitment zijn drie subschalen
aanwezig op basis van theorie (Bijlage 2 factoranalyse Commitment): affectief, continuerend
en normatief. Voor de variabele neuroticisme zijn voor de factoranalyse in combinatie met
commitment (tabel 3.3) dezelfde vragen geladen als de combinatie neuroticisme en
openheid (Bijlage 3). Dit kwam voort uit de selectie vooraf waarbij de vragen 3, 4, 12, 13, 25
en 29 zijn verwijderd. Binnen de variabele Commitment is enkel vraag 14 verwijderd. De
eigenwaarde is gesteld op >1 en er is bewust geforceerd op vier factoren. Deze selectie
berust op theoretische basis, drie factoren voor de afhankelijke variabele commitment plus
een factor voor de variabele neuroticisme. Voor de analyse werd voor de analyse de
grenswaarde als factorlading >.30 gehanteerd.
33 | P a g i n a Masterthesis Open Universiteit | Roy Meertens | 851329303 | [email protected] | 06-30072321
Een inhoudelijke analyse wees uit dat er, na verwijdering van zeven dubbel ladingen enkel
vraag 74 een dubbel lading kent. Zoals eerder vermeld is vraag 74 behouden gebleven op
basis van theoretische grondslag. De betrouwbaarheidanalyse resulteerde in α = 0,911.
Tabel 3.3: Factoranalyse neuroticisme en commitment.
Factor 1 Factor 2 Factor 3 Factor 4
1 Ik houd het hoofd koel in moeilijke situaties. (-) .61 - .04 .10 - .02
2 Ik erger mij snel. .33 .01 .39 .07
5 Ik ben snel van mijn stuk gebracht. .68 .12 .21 - .01
6 Ik ben stressbestendig. (-) .61 - .04 .03 - .01
7 Ik ben emotioneel. .34 .35 .13 .11
8 Anderen beïnvloeden mijn gemoedstoestand. .18 .17 .44 - .01
9 Ik irriteer mij snel aan anderen. .21 .03 .48 .15
10 Ik ben nerveus. .62 .00 .32 .03
13 Ik raak snel in paniek. .48 .13 .35 .01
14 Ik ben kalm. (-) .39 - .02 .02 .18
15 Ik ben een piekeraar. .50 .02 .27 - .09
16 Ik maak mij zorgen om wat anderen van mij denken. .30 .01 .71 .06
17 Ik ben onzeker. .69 - .03 .24 .04
18 Ik ervaar gevoelens van schaamte. .46 .26 .44 .13
19 Ik trek mij veel aan, van de mening van anderen. .26 .05 .65 .03
20 In een nieuwe omgeving ben ik zenuwachtig. .56 .08 .22 .12
21 Ik maak mij snel zorgen. .65 .10 .31 .10
22 Ik ben bezorgd. .46 .16 .24 .23
23 Ik maak mij zorgen over hoe ik over kom op anderen. .33 .11 .75 .04
24 Ik ben vaak bezig met hoe ik overkom op anderen. .15 .01 .80 .13
26 Ik houd mij bezig met hoe anderen over mij denken. .11 .09 .73 .09
27 Ik ben neerslachtig. .60 .13 .18 .07
28 Ik ben somber. .58 .25 .10 .05
34 | P a g i n a Masterthesis Open Universiteit | Roy Meertens | 851329303 | [email protected] | 06-30072321
In de volgende tabel 3.4 is de validiteit onderzocht door middel van een factoranalyse
tussen de onafhankelijke variabele openheid in combinatie met commitment als
afhankelijke variabele. Voor de variabele openheid zijn voor de factoranalyse in combinatie
met commitment (tabel 3.4) dezelfde vragen geladen als openheid in combinatie met
neuroticisme (Bijlage 3). Dit kwam voort uit de selectie vooraf waarbij de vragen 6, 13, 24,
25, 26 en 27 zijn verwijderd. Deze vragen kenden dubbel ladingen. Binnen de variabele
Commitment is op basis van een inhoudelijke inspectie naar dubbel ladingen enkel vraag 70
verwijderd. De eigenwaarde is gesteld op >1 en er is bewust geforceerd op vier factoren. De
selectie berust op theoretische basis, drie factoren voor de afhankelijke variabele
commitment plus een factor voor de variabele openheid. Voor de analyse werd voor de
analyse de grenswaarde als factorlading >.30 gehanteerd. Een inhoudelijke analyse wees uit
dat er in totaal 1 dubbel ladingen aanwezig is, zoals eerder toegelicht betreft dit vraag 74.
De betrouwbaarheidsanalyse resulteerde in α = 0,860.
57 Ik vertrouw op de waardevolle toevoeging van deze verandering. (-) .03 .74 - .02 .00
58 Deze verandering vind ik een goede strategie voor deze organisatie. (-) .07 .83 - .04 - .04
59 Ik denk dat het management/ bestuur een fout maakt met deze verandering. .06 .74 .14 .06
60 Deze verandering dient een vooraanstaand doel. (-) .20 .66 - .02 .18
61 Alles zou beter zijn zonder deze verandering. .02 .73 .23 .18
62 Deze verandering is niet nodig. .03 .76 .11 .28
63 Ik heb geen andere keuze dan mee te gaan met deze verandering. .04 .31 .00 .67
64 Ik voel druk om mee te gaan met deze verandering. .43 .24 .12 .46
65 Er staat voor mij teveel op het spel om verzet te bieden tegen deze verandering. .21 .28 .16 .71
66 Het zou te kostbaar zijn om weerstand te bieden tegen deze verandering. - .02 .17 .08 .85
67 Het zou riskant zijn om mij uit te spreken tegen deze verandering. .05 .38 .21 .67
68 Verzet tegen deze verandering is geen haalbare optie voor mij. .09 .17 - .16 .79
69 Ik heb een gevoel van plicht om mee te werken in de richting van deze verandering. .12 - .03 .04 .66
71 Ik zou mij niet slecht voelen over verzet tegen deze verandering. .00 .58 .15 .10
72 Het zou onverantwoordelijk van mij zijn om deze verandering te weerstaan. - .16 .00 .22 .33
73 Ik zou mij schuldig voelen over verzet tegen deze verandering. .08 - .17 .11 .45
74 Ik voel geen verplichting om deze verandering te ondersteunen. .16 .16 - .05 .04
Noot. Extractie-methode: Principal Component Analysis. Rotatie-methode: Varimax met Kaiser Normalisatie.
(-): items in negatieve richting gesteld en voor de analyse gehercodeerd.
35 | P a g i n a Masterthesis Open Universiteit | Roy Meertens | 851329303 | [email protected] | 06-30072321
Tabel 3.4: Factoranalyse openheid en commitment.
Factor 1 Factor 2 Factor 3 Factor 4
30 Nieuwe vaardigheden maak ik snel eigen. .47 - .08 .33 .04
31 Ik kom met creatieve oplossingen. .85 - .03 .03 .02
32 Ik ben kritisch. .68 .08 .06 - .02
33 Ik wil weten hoe dingen in elkaar zitten. .55 .10 .32 - .05
34 Ik ben analytisch. .57 - .09 .32 - .04
36 Ik ben vindingrijk. .82 .03 .03 .07
37 Ik ben creatief in het vinden van oplossingen. .85 .02 - .05 .01
38 Ik kom met innovatieve oplossingen. .81 .02 .05 .16
39 Ik ben nieuwsgierig. .56 - .01 .31 - .14
40 Ik ben op de hoogte van de actualiteiten. .46 .08 .17 - .07
41 Ik ben nooit te oud om te leren. .38 - .12 .20 - .16
43 Ik houd van verandering. .20 - .12 .76 - .12
44 Ik probeer graag nieuwe dingen uit. .38 - .05 .71 .04
45 Ik heb een hekel aan routine. .13 .00 .66 - .13
46 Ik heb liever dat alles bij het oude blijft. (-) .15 - .24 .59 - .34
47 Ik zoek steeds nieuwe uitdagingen. .48 - .09 .67 .02
48 Ik houd van afwisseling. .40 - .04 .57 - .09
49 Ik vind dat je alles een keer moet proberen. .18 .10 .56 .15
50 Ik interesseer mij voor veel dingen. .63 .00 .31 .05
51 Ik probeer graag nieuwe dingen uit. .52 - .02 .56 .06
52 Ik heb een brede interesse. .62 .00 .29 - .01
57 Ik vertrouw op de waardevolle toevoeging van deze verandering. (-) .02 .73 - .18 - .04
58 Deze verandering vind ik een goede strategie voor deze organisatie. (-) - .17 .83 - .10 - .07
59 Ik denk dat het management/ bestuur een fout maakt met deze verandering. .03 .78 .08 .08
60 Deze verandering dient een vooraanstaand doel. (-) .02 .66 - .16 .15
61 Alles zou beter zijn zonder deze verandering. - .03 .75 .07 .22
62 Deze verandering is niet nodig. - .03 .76 - .03 .29
63 Ik heb geen andere keuze dan mee te gaan met deze verandering. - .01 .28 - .30 .63
64 Ik voel druk om mee te gaan met deze verandering. .04 .27 - .34 .49
65 Er staat voor mij teveel op het spel om verzet te bieden tegen deze verandering. .02 .28 - .15 .75
66 Het zou te kostbaar zijn om weerstand te bieden tegen deze verandering. - .02 .16 - .07 .83
67 Het zou riskant zijn om mij uit te spreken tegen deze verandering. - .03 .40 .03 .71
68 Verzet tegen deze verandering is geen haalbare optie voor mij. .01 .16 - .03 .76
69 Ik heb een gevoel van plicht om mee te werken in de richting van deze verandering. - .01 - .01 - .04 .65
71 Ik zou mij niet slecht voelen over verzet tegen deze verandering. .09 .60 .10 .17
72 Het zou onverantwoordelijk van mij zijn om deze verandering te weerstaan. .05 .03 .26 .37
73 Ik zou mij schuldig voelen over verzet tegen deze verandering. - .07 - .15 .08 .48
74 Ik voel geen verplichting om deze verandering te ondersteunen. .08 .14 - .10 .08
Noot. Extractie-methode: Principal Component Analysis. Rotatie-methode: Varimax met Kaiser Normalisatie.
(-): items in negatieve richting gesteld en voor de analyse gehercodeerd.
36 | P a g i n a Masterthesis Open Universiteit | Roy Meertens | 851329303 | [email protected] | 06-30072321
§ 3.4 Methoden van analyse
De relatie tussen de onafhankelijke variabelen neuroticisme en openheid en de afhankelijke
variabele commitment zijn onderzocht op basis van een meervoudige (multipele)
regressieanalyse (bij de methode Enter). De methode Enter geeft aan dat alle variabelen
een keer worden meegenomen in de regressieanalyse. De data-analyse werd uitgevoerd
met IBM SPSS Statistics 24.
37 | P a g i n a Masterthesis Open Universiteit | Roy Meertens | 851329303 | [email protected] | 06-30072321
Hoofdstuk 4 Resultaten
In dit hoofdstuk staan de onderzoeksresultaten centraal. In paragraaf 4.1 worden de
correlaties tussen de variabelen besproken. De toetsing van de hypothesen komen aan bod
in de tweede paragraaf.
§ 4.1 Beschrijvende statistiek
De variabele neuroticisme kent een positieve correlatie met affectief commitment en is niet
significant (r = .12 p = .190). Daarnaast kent neuroticisme een significante positieve relatie
met continuerend commitment (r = .33 p = .000) en een significante positieve relatie met
normatief commitment (r = .25 p = .007).
De variabele openheid kent een positieve correlatie met affectief commitment en is niet
significant (r = .14 p = .136). Daarnaast kent openheid een negatieve relatie met
continuerend commitment die niet significant is (r = -.15 p = .099) en een positieve relatie
met normatief commitment die niet significant is (r = .05 p = .573).
De variabele neuroticisme kent een negatieve correlatie met openheid en is niet significant
(r = -.20 p = .103).
Tabel 4.1: Gemiddelden, standaarddeviaties en Pearson correlaties tussen de variabelen.
M SD 1 2 3.1 3.2 3.3
1. Neuroticisme 2.33 0.54 -
2. Openheid 3.84 0.49 -0.20 -
3.1 Commitment_Affectief 2.98 0.36 0.12 0.14 -
3.2 Commitment_Continuerend 2.77 0.88 0.33*** -0.15* 0.12 -
3.3 Commitment_Normatief 2.72 0.52 0.25** 0.05 0.26** 0.48*** -
Noot: N = 119. ***p <.001, **p <.01, *p <0.05
Variabelen
38 | P a g i n a Masterthesis Open Universiteit | Roy Meertens | 851329303 | [email protected] | 06-30072321
§ 4.2 Toetsing hypothesen
In deze paragraaf ligt de nadruk op de toetsing van hypothesen. Hypothese 1 en 2 worden
tegelijkertijd getoetst in een meervoudige (multipele) regressieanalyse (bij de methode
Enter). In hypothese 1 werd een negatieve relatie verondersteld tussen neuroticisme en
commitment to change (H1). Om te toetsen of het totale model significant is, zijn
onderstaand de resultaten van de meervoudige regressieanalyses weergegeven.
Tabel 4.2: Resultaten van de regressieanalyse neuroticisme en openheid en met
commitment (componenten) als afhankelijke variabelen.
Om hypothese H1 te toetsen is de regressieanalyse uitgevoerd van neuroticisme op
commitment. De regressieanalyse laat tevens een positief niet significant verband zien
tussen neuroticisme en affectief commitment (β = 0,12, t = 1,318, p = 0,190). Een positief
significant verband tussen neuroticisme en continuerend commitment (β = 0,33, t = 3,719, p
= 0,000) en een positief significant verband tussen neuroticisme en normatief commitment
(β = 0,25, t = 2,768, p = 0,007). Vanwege de tegengestelde richting van het totale verband
tussen neuroticisme en (componenten) commitment, wordt hypothese 1 in relatie tot dit
onderzoek niet geaccepteerd.
Affectief Continuerend Normatief
Neuroticisme
β 0.12 0.33*** 0.25**
r2
0.006 0.106 0.061
t 1.318 3.719 2.768
Openheid
β 0.14 -0.15 0.05
r2 0.019 0.015 0.003
t 1.503 -1.662 0.565
Noot: N = 119. ***p <.001, **p <.01, *p <0.05
39 | P a g i n a Masterthesis Open Universiteit | Roy Meertens | 851329303 | [email protected] | 06-30072321
In hypothese 2 werd een positieve relatie verondersteld tussen openheid en commitment to
change (H2). Om hypothese H2 te toetsen is de regressieanalyse uitgevoerd van openheid
op commitment. De regressieanalyse laat een positief niet significant verband zien tussen
openheid en affectief commitment (β = 0.14, t = 1,503, p = 0,136). Een negatief niet
significant verband tussen openheid en continuerend commitment (β = -0,15 t = -1,662, p =
0,099) en een positief niet significant verband tussen openheid en normatief commitment
(β = 0,05 t = 0,565, p = 0,573). Vanwege de tegengestelde richting van continuerend
commitment en het gebrek aan significantie wordt hypothese 2 niet geaccepteerd.
In figuur 4.1 zijn de resultaten van de meervoudige (multipele) regressieanalyses
weergegeven in het conceptueel model.
Figuur 4.1: conceptueel model met inbegrip resultaten regressieanalyse.
β = 0,36***
β = -0,07
***p <.001, **p <.01, *p <0.05
Commitment to
change/
Betrokkenheid
Openheid
Neuroticisme
40 | P a g i n a Masterthesis Open Universiteit | Roy Meertens | 851329303 | [email protected] | 06-30072321
Hoofdstuk 5 Conclusie, discussie en aanbevelingen
In dit hoofdstuk staat de onderzoeksvraag centraal in relatie tot de resultaten van dit
onderzoek. Dit wordt gevolgd door aanbevelingen voor verder onderzoek. In de eerste
paragraaf worden conclusies getrokken op basis van de onderzoeksresultaten die in de
tweede paragraaf worden besproken. De aanbevelingen komen aan bod in de derde
paragraaf. Methodologische en theoretische implicaties volgen in de vierde paragraaf
alsmede aanbevelingen voor verder onderzoek.
§ 5.1 Conclusie
Het doel van het onderzoek was om nieuwe kennis toe te voegen aan het onderzoeksgebied
organisatieontwikkeling en SHRM, door het verband te onderzoeken tussen neuroticisme en
openheid en de betrokkenheid van individuele medewerkers binnen verandertrajecten. In
de praktijk kunnen de onderzoeksresultaten van toepassing zijn voor vakgebied SHRM. Voor
concrete aanbevelingen wordt doorverwezen naar paragraaf 5.4. De volgende
onderzoeksvraag stond centraal:
“Wat is de invloed van neuroticisme en openheid op de betrokkenheid van medewerkers
binnen verandertrajecten?’’
Vanuit de onderzoeksvraag is een conceptueel model samengesteld met de
persoonlijkheidskenmerken, neuroticisme en openheid specifiek, als onafhankelijke
variabelen en betrokkenheid van medewerkers als afhankelijke variabele. Vanuit dit
conceptueel model zijn twee veronderstellingen gepresenteerd. Hypothese 1
veronderstelde dat neuroticisme een negatieve invloed zou hebben op betrokkenheid van
medewerkers binnen verandertrajecten. Hypothese 2 veronderstelde dat openheid een
positieve invloed zou hebben op betrokkenheid van medewerkers binnen
verandertrajecten. In relatie tot de resultaten van dit onderzoek worden beide
veronderstellingen niet geaccepteerd. In relatie tot de theorie worden beide
veronderstellingen ook niet uitgesloten. De resultaten van dit onderzoek tonen aan dat
neuroticisme vooral een positief verband houdt met betrokkenheid. Ook tonen de
resultaten van dit onderzoek aan dat er een positief verband is tussen openheid en
betrokkenheid, met uitzondering van continuerend commitment.
41 | P a g i n a Masterthesis Open Universiteit | Roy Meertens | 851329303 | [email protected] | 06-30072321
De theorie (Hoofdstuk 2 Theoretisch kader) toont aan dat individuele medewerkers die
kenmerken van neuroticisme vertonen zich slecht aanpassen aan veranderende
omstandigheden (Eysenck & Rochman, 1965). Met betrekking tot openheid toont de theorie
aan (verwijzing naar Horton (1992) en Raudsepp (1990)) dat openheid voor ervaring
gerelateerd is aan succes en aanpassingsvermogen aan verandering.
Uitgaande van de resultaten van dit onderzoek kan dus geconcludeerd worden dat het niet
vanzelfsprekend is dat neuroticisme een negatieve invloed heeft op betrokkenheid c.q.
commitment. Ook kan geconcludeerd worden dat openheid niet vanzelfsprekend een
positieve invloed heeft op betrokkenheid. Uit de resultaten die blijken uit het onderzoek
binnen de decentrale overheidsorganisatie gemeente Arnhem zou het kunnen zijn dat er
andere resultaten uit voort komen dan vooraf door de onderzoeker werd verwacht.
Uitgaande van de theorie kan tevens worden geconcludeerd dat beide veronderstellingen
worden geaccepteerd. Echter, ter discussie staat het onderscheid van de organisatie
waarbinnen het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenstelling tot niet vergelijkbare
organisaties waar hetzelfde verandertraject van kracht is. Dit onderscheid bepaalt of de
besproken theorie uitgebreid zou moeten worden. In de discussie blijkt dat de soort
organisatie, privaat of publiek, de grondslag kan zijn voor acceptatie van hypothesen.
§ 5.2 Discussie
De uitkomsten zijn gebaseerd op literatuuronderzoek naar diverse methodieken en
theorieën om persoonlijkheidskenmerken te typeren. Uiteindelijk is gekozen voor de
methodiek van het Five factor Model (FFM). Er is bewust gekozen om twee van de vijf
persoonlijkheidskenmerken als onafhankelijke variabelen te plaatsen. Binnen de vijf
persoonlijkheidskenmerken zijn naast neuroticisme en openheid meer mogelijkheden en
combinaties mogelijk. Een ander punt van aandacht ten behoeve van discussie betreft de
keuze voor commitment to change. Deze afhankelijke variabele wordt, zoals vermeld,
dikwijls in onderzoeken als onafhankelijke variabele geplaatst waarbij emoties de
afhankelijke variabele vormt. Gezien de minimale resultaten van de onderzoeken, waarbij
commitment to change de afhankelijke variabele betreft, beperkt dit de mate van referentie
naar vergelijkend onderzoek. Juist daarom was het een keuze om betrokkenheid als
afhankelijke variabele te plaatsen om de wetenschappelijke bijdrage van dit onderzoek te
vergroten maar is tevens een punt van discussie.
42 | P a g i n a Masterthesis Open Universiteit | Roy Meertens | 851329303 | [email protected] | 06-30072321
De onderzoeker kan ondanks beperkte resultaten vanuit het literatuuronderzoek kennis
toevoegen aan het bredere onderzoeksgebied organisatieontwikkeling en SHRM. De
onderzoeksresultaten stellen de hypothesen ter discussie. Op basis van de theorie kunnen
de veronderstellingen worden aangenomen. Op basis van enkel de onderzoeksresultaten
binnen dit onderzoek worden de veronderstellingen niet geaccepteerd. Ter discussie wordt
gesteld of een longitudinaal onderzoek andere resultaten had opgeleverd dan dit cross-
sectioneel onderzoek. Tevens staat ter discussie of een andere methodiek dan FFM ook tot
dezelfde resultaten had geleid op basis van een cross-sectioneel onderzoek. In lijn met het
brede onderzoeksgebied organisatieontwikkeling zou ter discussie kunnen worden gesteld
of de resultaten verschilden wanneer dit onderzoek zou plaats vinden binnen een profit
organisatie (private sector). Een punt van aandacht blijft de beperkte resultaten die het
literatuuronderzoek hebben opgeleverd inzake persoonlijkheidskenmerken in relatie tot
betrokkenheid van individuele medewerkers binnen organisatorische verandertrajecten.
Terug naar dit onderzoek waarin de onderzoeksresultaten aantonen dat neuroticisme en
openheid niet vanzelfsprekend een negatieve respectievelijk positieve invloed hebben op
betrokkenheid van individuele medewerkers binnen verandertrajecten. De aanname dat
medewerkers die hoog scoren op neuroticisme een verandering afwijzen op basis van angst,
ergernis en of impulsiviteit kan op basis van voornoemde onderzoeksresultaten ter discussie
staan. De onderzoeker stelt zich de vraag of het wel aannemelijk is dat individuele
medewerkers die kenmerken van neuroticisme vertonen daadwerkelijk een verandering
afwijzen. De onderzoeker veronderstelt dat het ook zo zou kunnen zijn dat deze individuele
medewerkers juist een verandering omarmen om angst c.q. ergernis te reduceren. Een
andere aanname die ter discussie staat is de betrokkenheid van medewerkers die hoog
scoren op het persoonlijkheidskenmerk openheid. Doorgaans wordt aangenomen dat
medewerkers met een hoge score op openheid meer betrokken zijn bij verandertrajecten.
Echter, uit de onderzoeksresultaten blijkt dat er een negatief verband is tussen openheid en
continuerend commitment. Opvallend, want continuerend commitment staat voor de
opbouw van waardevolle affecten als tijd en geld die medewerkers aan een organisatie
binden. Een mogelijke verklaring zou kunnen zijn dat medewerkers die deel hebben
genomen aan dit onderzoek de status aparte van ambtenaar genieten.
43 | P a g i n a Masterthesis Open Universiteit | Roy Meertens | 851329303 | [email protected] | 06-30072321
Met de voorgestelde organisatorische verandering waarbij medewerkers, lees: nu
ambtenaren, deze status zouden kunnen verliezen bij organisatorische positionering onder
een bedrijfsvoeringsorganisatie met een andere entiteit dan ‘overheidsorganisatie’. Deze
verklaring wordt kracht bijgezet door de relatief zwakkere correlatie tussen openheid en
commitment in vergelijking met de correlatie tussen neuroticisme en commitment.
Zoals beschreven in paragraaf 2.2.1 Neuroticisme als persoonlijkheidskenmerk (Five-Factor
Model), kan het voorkomen dat medewerkers die hoog scoren op neuroticisme een hogere
motivatie en streven hebben om hun meerwaarde te tonen dan emotioneel stabiele
medewerkers.
In lijn met continuerend commitment blijkt uit de onderzoeksresultaten dat de meest sterke
significante waarde wordt waargenomen in de relatie tussen neuroticisme en continuerend
commitment. De oorzaak zou kunnen liggen in het feit dat medewerkers, lees: ambtenaren,
juist minder neurotische kenmerken vertonen wanneer het gaat om het beschermen van
eigen taken, rollen en invloed uit angst dat juist het tonen van weerstand er toe kan leiden
dat het voornoemde wordt ontnomen als gevolg van de organisatorische verandering. Een
andere verklaring is dat wanneer een medewerker hoog scoort op neuroticisme minder snel
over gaat tot actie wanneer deze medewerker in de overtuiging leeft dat de wettelijke
status aparte niet zomaar kan worden ontnomen.
§ 5.3 Aanbevelingen voor de praktijk
De resultaten binnen dit onderzoek stellen beide gestelde hypothesen ter discussie. Het is
niet aannemelijk dat neuroticisme een negatieve invloed heeft op de betrokkenheid van
medewerkers binnen een organisatorisch verandertraject. Daarnaast is het niet aannemelijk
dat openheid een positieve invloed heeft op de betrokkenheid van medewerkers binnen
een organisatorisch verandertraject. Toch is het aannemelijk op basis van theorie er vanuit
te gaan dat, binnen de vijf persoonlijkheidskenmerken, neuroticisme een negatieve invloed
heeft op commitment en openheid een positieve invloed. Echter, in de praktijk valt aan te
bevelen onderscheid te maken tussen een profit c.q. private of een non-profit c.q. publieke
organisatie. Met name medewerkers binnen publieke organisaties genieten doorgaans een
status aparte. In het kader van toegevoegde wetenschappelijke waarde van dit onderzoek
voor het brede onderzoeksgebied, in het bijzonder SHRM, wordt aanbevolen om
bijvoorbeeld persoonlijkheidskenmerken te toetsen tijdens assessments als onderdeel van
sollicitatieprocedures.
44 | P a g i n a Masterthesis Open Universiteit | Roy Meertens | 851329303 | [email protected] | 06-30072321
De uitkomsten van aangetoonde persoonlijkheidskenmerken zouden van toepassing kunnen
zijn voor de bepaling van een veranderstrategie. Tevens leverde dit onderzoek resultaten op
die kennis kan voegen aan het te voeren beleid binnen veranderingstrajecten. Juist de
diversiteit aan persoonlijkheidskenmerken is voor de praktijk een aanbeveling om onderdeel
te laten zijn van veranderaanpakken ten behoeve van organisatorische verandertrajecten.
Door inzicht te krijgen in de individuele persoonlijkheidskenmerken kunnen
veranderaanpakken de diversiteit aan deze kenmerken meenemen om het draagvlak te
vergroten en de weerstand te reduceren.
§ 5.4 Implicaties en aanbevelingen voor verder onderzoek
In deze laatste paragraaf worden suggesties gedaan voor verder onderzoek op basis van
methodologische en theoretische implicaties.
§ 5.4.1 Methodologische implicaties van het onderzoek en aanbevelingen
Binnen dit onderzoek is een casesurvey uitgevoerd binnen een casestudy. De casesurvey is
uitgevoerd op basis van een cross-sectioneel vragenlijstonderzoek waardoor er geen
uitsluitsel is te geven over de causaliteit van de gevonden verbanden binnen de
respondenten. In de toekomst zou dit ondervangen kunnen worden door een longitudinale
data-analyse uitgevoerd over meerdere fasen van het organisatorisch verandertraject. Bij
een longitudinale data-analyse is sprake van gecorreleerde waarnemingen bij dezelfde
individuele persoon op verschillende tijdstippen.
Binnen dit onderzoek zijn de gehanteerde vragenlijsten gericht op neuroticisme, openheid
en commitment. Dit onderzoek is kwantitatief van aard waardoor de vragenlijst anoniem is
ingevuld zonder tussenkomst van de onderzoeker. Hierdoor konden eventuele verkeerde
interpretaties van vragen en of scenario’s niet bijgesteld worden. Aan de respondenten
werd in de uitnodiging verzocht het huidig organisatorisch verandertraject in ogenschouw
te nemen en vanuit deze hoedanigheid de vragenlijst in te vullen. De vragenlijst kende geen
scenario’s waarbij aannames werden geplaatst in relatie tot de fasering van de
organisatorische verandering. Hierdoor ontstond de mogelijkheid dat individuele
respondenten onderling konden verschillen van de objectiviteit van de ogenschouw naar de
betreffende organisatorische verandering. Waar bijvoorbeeld operationele medewerkers de
invloed op hun werkzaamheden in ogenschouw namen keken managers en kwartiermakers
mogelijk meer naar de strategische doelen. Dit zou in de toekomst verholpen kunnen
worden om de situatieschets en fasering vooraf helder te vermelden.
45 | P a g i n a Masterthesis Open Universiteit | Roy Meertens | 851329303 | [email protected] | 06-30072321
Een andere mogelijkheid is de respondenten laten vermelden of zij operationeel, tactisch of
strategisch een functie c.q. rol invullen binnen de organisatie. Tevens wordt aanbevolen om
dit kwantitatief onderzoek waar mogelijk te combineren met een kwalitatief onderzoek. Op
basis van persoonlijke interviewvragen kan de onderzoeker de emoties, als onderdeel van
persoonlijkheidskenmerken, tevens persoonlijk in ogenschouw nemen. Als voornaamste
aanbeveling geldt het gebruik van de reeds vermelde controlevariabelen.
Zoals eerder vermeld kennen de meesten ambtenaren een sterke betrokkenheid door zich
voor meerdere decennia te binden aan de organisatie. De eigen beleving en ervaring van
organisatorische verandertrajecten kunnen voor een groot gedeelte de mate van
betrokkenheid bepalen.
Medewerkers die sinds enkele jaren werkzaam zijn voor dezelfde organisatie zouden een
andere instelling kunnen hebben. Dit zou in volgende onderzoeken ondervangen kunnen
worden door bewust onderscheid te maken in individuele medewerkers die een gelijk
aantal jaren werkzaam zijn voor de organisatie.
Tot slot, binnen dit onderzoek zijn enkel individuele medewerkers betrokken die ook
daadwerkelijk onderdeel uitmaken van deze organisatorische organisatieverandering. Het
betrekken van medewerkers die geen onderdeel uitmaken van hetzelfde verandertraject
zou meer de nadruk kunnen leggen op persoonlijkheidskenmerken dan op de betreffende
organisatorische verandering.
§ 5.4.2 Theoretische implicaties en aanbevelingen voor verder onderzoek
Binnen dit onderzoek lag de nadruk op de betrokkenheid in verband met de huidige
organisatorische verandering. Herscovitch & Meyer (2002) betrekken ook het
driecomponentenmodel van Allen & Meyer (1990) omdat medewerkers zich uit meerdere
componenten verbinden met een organisatie. Tenslotte, commitment is als afhankelijke
variabele geplaatst binnen het onderzoeksmodel. Medewerkers zien volgens onderzoekers
in alle karaktereigenschappen een wenselijke eigenschap, behoudens neuroticisme (Li,
Ahlstrom, 2015). De onderzoeksresultaten laten een negatief verband zien tussen
neuroticisme en openheid.
46 | P a g i n a Masterthesis Open Universiteit | Roy Meertens | 851329303 | [email protected] | 06-30072321
Binnen het Five-Factor Model zijn alle kenmerken gelijkwaardig en uit eerder onderzoek is
niet gebleken dat twee of meerdere persoonlijkheidskenmerken elkaar versterken. Een
aanbeveling voor verder onderzoek zou dan ook zijn om individuele medewerkers, mogelijk
aan de hand van longitudinaal onderzoek, over een langere periode te meten op basis van
meerdere karaktereigenschappen.
§ 5.4.3 Beperkingen van het onderzoek
Dit onderzoek bevat vanzelfsprekend een aantal beperkingen. Deze beperkingen blijken al
uit de keuze voor de persoonlijkheidskenmerken van het Five-Factor Model. Voor dit
onderzoek is er bewust voor gekozen om een beperkt aantal organisaties c.q. individuen
binnen de populatie te plaatsen. De keuze voor een onderzoek binnen een organisatie die
onderhevig is aan een verandertraject was leidend. De resultaten van dit onderzoek zouden
kunnen bijdragen aan toekomstige organisatorische veranderaanpakken.
Binnen het onderzoek is geen rekening gehouden met de wettelijke status van
medewerkers. Een medewerker binnen een publieke organisatie geniet een aanstelling op
basis van een aanstellingsbesluit. Een medewerker binnen een private organisatie geniet
een arbeidsovereenkomst. Bij wet kan een aanstellingsbesluit niet ontbonden worden. De
noodzaak om weerstand te bieden tegen een verandering zal minder zijn binnen een
publieke organisatie wanneer het gaat om angst voor verlies van een baan.
Maar in een publieke organisatie is er mogelijk wel juist weerstand tegen verlies van de
status aparte. Aanbevolen wordt om ook dergelijke diversiteit in bepaling tussen
medewerker en organisatie mee te nemen in een vervolgonderzoek.
De betrokkenheid wordt onderscheiden in drie componenten, affectief, continuerend en
normatief. Ook deze diversiteit en verscheidenheid aan grondslagen in overtuiging om
betrokkenheid te tonen kan in de praktijk onderdeel zijn van veranderaanpakken.
47 | P a g i n a Masterthesis Open Universiteit | Roy Meertens | 851329303 | [email protected] | 06-30072321
Invloeden van buitenaf zijn niet meegenomen in dit onderzoek. Zo zou het huidig
economisch klimaat, dat over het algemeen gekenmerkt wordt door groei, de
verbondenheid van medewerkers aan een organisatie kunnen beïnvloeden. Een
organisatorische verandering zou in het huidig economisch klimaat ertoe kunnen leiden dat
medewerkers eerder elders gaan solliciteren dan verzet en of weerstand tonen. Binnen
publieke organisaties speelt de politiek dikwijls een rol.
In een kalenderjaar van gemeenteraadsverkiezingen worden bestuurlijke
besluitvormingsprocessen dikwijls uitgesteld.
Wanneer de huidige organisatorische verandering zou plaatsvinden in een jaar van
gemeenteraadsverkiezingen zou dit kunnen leiden tot een lage mate van emotionele
instabiliteit. Dit uit de overweging dat, als gevolg van gemeenteraadsverkiezingen, besluiten
tot organisatorische verandering alsnog uitblijven.
48 | P a g i n a Masterthesis Open Universiteit | Roy Meertens | 851329303 | [email protected] | 06-30072321
Literatuurlijst
Allen, N.J., Meyer, J.P. (1990). The measurement and antecedents of WeiBo et al. affective,
continuance and normative commitment to the organization. J. Occup. Psychol. 63:1-18.
Armenakis, A., Jimmieson, N.L., Rafferty, A.E. (2013). Change Readiness: A multilevel
Review, Journal of Management, Vol.39 No. 1, January 2013 110-135.
Armenakis, A., Bernerth, B.J. (2007). Organizational Change Recipient’ Beliefs scale.
Development of an Assessment Instrument. The Journal of applied behavioural Science, Vol
43, Issue 4, pp. 481-505.
Arnulf, J.K. (2012). Organizational change capacity and composition of management teams,
Team Performance Management: An International Journal, Vol. 18 Iss 7/8 pp. 433 – 454
Becker, H.S. (1960). Notes on the concept of commitment. Am. J. Sociol. 66:32-40
Bipp, T., Kleinbeck, U. (2011). The effect of Neuroticism in the process of goal pursuit, Vol
51, Issue 4, September 2011, P. 454-459
Boonstra, J.J. (2004). (Ed.) Dynamics of Organizational Change and Learning. Wiley
handbooks in the psychology of management in organizations. Chichester: Wiley Publishers.
512 pages.
Bouckenooghe, D., Schwarz, G.M., Minbashian, A. (2015). Herscovitch and Meyer’s Three-
Component model of Veranderbereidheid: Meta-analyti findings, European Journal of Work
and Organizational Psychology, 24:4, 578-595.
Choi, M., & Ruona, W.E.A. (2011). Individual Readiness for Organizational Change and Its
Implications for Human Resource and Organization Development. Human Resource
Development Review, 10(1), 46-73.
49 | P a g i n a Masterthesis Open Universiteit | Roy Meertens | 851329303 | [email protected] | 06-30072321
Neves, Pedro. (2009). Readiness for Change: Contributions for Employee's Level of
Individual Change and Turnover Intentions. Journal of Change Management. 9. 215-231.
Conner, Daryl R. (1992). Managing at the speed of change: how resilient managers succeed
and prosper where others fail. Random House: Toronto
Carver, C.S., Connor-Smith, J. (2009). Personality and Coping: Annu. Rev. Psych.
Cattell, R. B., Eber, H. W., & Tatsuoka, M. (1970). Handbook for the 16 PF. Champaign, IL:
IPAT
Costa, P.T., McCrae, R.R. (1992). NEO-PI-R Professional manual. Odessa, FL: Psychological
Assessment Resources.
Eysenek, H. J., & Eysenck, S. B. G. (1964). Manual of the Eysenck Personality Inventory.
London: University of London Press
Ellis, A. (1962). Reason and emotion in psychotherapy. Secaucus, N.J: Citadel Press.
Firestone, W.A. (1993). Alternative arguments for generalizing from data as applied to
qualitative research. Educational Researcher, 22,4, 16-23.
Garcia, D., Rosenberg, P., Sikström, S. (2016), Personality and Individual Differences, Volume
101, October 2016, Pages 479-480
Hayes, T., Roehm, H. A., & Castellano, J. P. (1994). Personality correlates of success in total quality
manufacturing. Journal of Business and Psychology, 397-411.
Hamilton, E.E. (1988). The facilitation of organizational change. An empirical study of factors
predicting change agents’ effectiveness. Journal of Applied Behavioural Science, 24, 37-59.
Herscovitch, L. & Meyer, J. P. (2002). Commitment to organizational change:
Extension of a three-component model. Journal of Applied Psychology, 87, 474-487.
50 | P a g i n a Masterthesis Open Universiteit | Roy Meertens | 851329303 | [email protected] | 06-30072321
Hendriks, A.A.J., Hofstee, W.K.B. & De Raad, B. (1999).Personality and Individual
Differences. 27, 2, p. 307 – 325. P.19.
Holtrop, D., Born, M., Vries, de, A., Vries, de, R.E. (2014). A matter of context: A comparison
of two types of contextualized personality measures. VU University, Elsevier, Personality and
Individual Differences 68 (2014) 234-240
Kachman, J.D., Mazer, E.G. (1990). Effects of rational emotive education on the rationality,
neuroticism and defence mehanisms of adoloscents. Adolescence, v25 n97 p131-44 sept.,
1990 Ebsco host.
Kennedy, M.M. (1979). Generalizing from single case studies. Evaluation Quarterly, 3 ,4,661-
678.
Korzilius, H.P.L.M. (2000). De kern van survey-onderzoek. Assen: van Gorcum
Li, Y., Ahlstrom, D. (2015), Emotional stability: A new construct and its implications for
individual behaviour in organizations, Spinger Science+Business Media New York, 2015
Likert, R. (1932). A Technique for the Measurement of Attitudes. Archives of Psychology,
140, 1–55.
Lloyd, J.B. (2012). The Myers-Briggs Type Indicator and mainstream psychology: analysis and
evaluation of an unresolved hostility, Journal of Beliefs & Values, 33:1, 23-34.
Meyer, J.P., Stanley, D.J., Herscovitch, L., Topolnytsky, L. (2002). Affective, Continuance, and
Normative Commitment to Organization: A Meta-analysus of antecedents Correlates, and
Consequences. Journal of Vocational Behavior. University of Western Ontario 61, 20-52.
Meyer PJ, Allen JN (1990). A three-component conceptualization of organizational
commitment. Human Resource Management. Rev. 1: 61−89.
51 | P a g i n a Masterthesis Open Universiteit | Roy Meertens | 851329303 | [email protected] | 06-30072321
Meyer PJ, Herscovitch L. (2001). Commitment in the workplace: Toward a general model.
Human Resource Management. Rev. 11: 299−326.
Mowday RT, Steers RM, Porter LM (1979). The measurement of organizational commitment.
J. Vocat. Behav. 14: 224−247.
Rammstedt, B., John, O.P. (2006). Measuring personality in one minute or less: A 10-item
short version of the Big Five Inventory in English and German, ScienceDirect, Journal of
Research in Personality 41 (2007) 203-212
Ritz, A., Shantz, A., Alfes, K., Arshoff, A.S. (2012). Who Needs Leaders the Most? The
Interactive Effect of Leadership and Core Self-Evaluations on Commitment to Change in the
Public Sector, International Public Management Journal, 15:2, 160-185.
Rothmann, S., Coetzer, E.P. (2003). The big five personality dimensions and job
performance. SA Journal of Industrial Psychology; Vol 29, No 1 (2003).
Sato, T. (2010). The Eysenck Personality Questionnaire Brief Version: Factor Structure and
reliability. The Journal of Psychology, 139:6, 545-552.
Steigenberger, N. (2015), Emotions in sensemaking: a change management perspective,
Journal of Organizational Change Management, Vol. 28 Iss 3 pp. 432 – 451
Tett, R. P., Jackson, D. N., & Rothstein, M. (1991). Personality measures as predictors of job
performance: A meta-analytic review. Personnel Psychology, 44, 703-742.
Tiemeijer, W.L., Thomas, C.A, Prast, H.M. (2009). De menselijke beslisser, Amsterdam
University Press, Amsterdam, 2009.
Wiener Y, Vardi Y (1980). Relationships between job, organization and work outcomes: An
integrative approach. Organ. Behav. Hum. Perform. 26: 81−96.
52 | P a g i n a Masterthesis Open Universiteit | Roy Meertens | 851329303 | [email protected] | 06-30072321
Yin, R.K. (2014). Case study research; Design and methods (herziene druk, 5e editie).
Thousand Oaks CA: Sage.
De Young, C. G., Quilty, L. C., & Peterson, J. B. (2007). Between facets and domains: 10
aspects of the Big Five. Journal of Personality and Social Psychology, 93, 880–896
Yukl, G., (2006). Leadership in Organisations 6th Ed., New Jersey, Prentice Hall.
53 | P a g i n a Masterthesis Open Universiteit | Roy Meertens | 851329303 | [email protected] | 06-30072321
Bijlage 1 Codeboek vragenlijst.
Vraag nmr. Code item Item Codering
Neuroticisme wispelturig
1 rNeuro1 Ik houd het hoofd koel in moeili jke situaties (-) 1 = Helemaal oneens
2 = Oneens
3 = Neutraal
4 = Eens
5 = Helemaal mee eens
2 Neuro2 Ik erger mij snel Idem
3 rNeuro3 Ik presteer het beste onder druk (-) Idem
4 Neuro4 Ik ben gevoelig Idem
5 Neuro5 Ik ben snel van mijn stuk gebracht Idem
6 rNeuro6 Ik ben stressbestendig (-) Idem
7 Neuro7 Ik ben emotioneel Idem
8 Neuro8 Anderen beïnvloeden mijn gemoedstoestand Idem
9 Neuro9 Ik irriteer mij snel aan anderen Idem
10 Neuro10 Ik ben nerveus Idem
11 Neuro11 Ik raak snel in paniek Idem
12 rNeuro12 Ik ben nuchter (-) Idem
13 rNeuro13 Ik ben evenwichtig (-) Idem
14 rNeuro14 Ik ben kalm (-) Idem
Neuroticisme zelfbewustzijn
17 Neuro17 Ik ben onzeker Idem
18 Neuro18 Ik ervaar gevoelens van schaamte Idem
19 Neuro19 Ik trek mij veel aan, van de mening van anderen Idem
20 Neuro20 In een nieuwe omgeving ben ik zenuwachtig Idem
21 Neuro21 Ik maak mij snel zorgen Idem
22 Neuro22 Ik ben bezorgd Idem
23 Neuro23 Ik maak mij zorgen over hoe ik over kom op anderen Idem
24 Neuro24 Ik ben vaak bezig met hoe ik overkom op anderen Idem
25 rNeuro25 Ik ben mij er van bewust hoe ik over kom op anderen (-) Idem
26 Neuro26 Ik houd mij bezig met hoe anderen over mij denken Idem
27 Neuro27 Ik ben neerslachtig Idem
28 Neuro28 Ik ben somber Idem
29 rNeuro29 Ik ben zorgeloos (-) Idem
54 | P a g i n a Masterthesis Open Universiteit | Roy Meertens | 851329303 | [email protected] | 06-30072321
Vraag nmr. Code item Item Codering
Openheid (nieuwe ervaringen) - Intellect
30 Open1 Nieuwe vaardigheden maak ik snel eigen 1 = Helemaal oneens
2 = Oneens
3 = Neutraal
4 = Eens
5 = Helemaal mee eens
31 Openh2 Ik kom met creatieve oplossingen Idem
32 Openh3 Ik ben kritisch Idem
33 Openh4 Ik wil weten hoe dingen in elkaar zitten Idem
34 Openh5 Ik ben analytisch Idem
35 rOpenh6 Het duurt lang voordat ik een nieuwe vaardigheid onder de knie heb (-) Idem
36 Openh7 Ik ben vindingrijk Idem
37 Openh8 Ik ben creatief in het vinden van oplossingen Idem
38 Openh9 Ik kom met innovatieve oplossingen Idem
39 Openh10 Ik ben nieuwsgierig Idem
40 Openh11 Ik ben op de hoogte van de actualiteiten. Idem
41 Openh12 Ik ben nooit te oud om te leren Idem
Openheid (nieuwe ervaringen) - Openheid
42 Openh13 Ik ben snel op iets uitgekeken Idem
43 Openh14 Ik houd van verandering Idem
44 Openh15 Ik probeer graag nieuwe dingen uit Idem
45 Openh16 Ik heb een hekel aan routine Idem
46 rOpenh17 Ik heb liever dat alles bij het oude blijft (-) Idem
47 Openh18 Ik zoek steeds nieuwe uitdagingen Idem
48 Openh19 Ik houd van afwisseling Idem
49 Openh20 Ik vind dat je alles een keer moet proberen Idem
50 Openh21 Ik interesseer mij voor veel dingen Idem
51 Openh22 Ik probeer graag nieuwe dingen uit Idem
52 Openh23 Ik heb een brede interesse Idem
53 Openh24 Ik ben tolerant Idem
54 rOpenh25 Ik specialiseer mij in 1 vakgebied (-) Idem
55 rOpenh26 Ik ben conservatief (-) Idem
56 rOpenh27 Ik denk in hokjes (-) Idem
Vraag nmr. Code item Item Codering
Affectieve betrokkenheid
57 rComm.Aff.1 Ik vertrouw op de waardevolle toevoeging van deze verandering. (-) 1 = Helemaal oneens
2 = Oneens
3 = Neutraal
4 = Eens
5 = Helemaal mee eens
58 rComm.Aff.2 Deze verandering vind ik en goede strategie voor deze organisatie. (-) Idem
59 Comm.Aff.3 Ik denk dat het management/ bestuur een fout maakt met deze verandering. Idem
60 rComm.Aff.4 Deze verandering dient een vooraanstaand doel. (-) Idem
61 Comm.Aff.5 Alles zou beter zijn zonder deze verandering. Idem
62 Comm.Aff.6 Deze verandering is niet nodig. Idem
Continuerende betrokkenheid
63 Comm.Cont.7 Ik heb geen andere keuze dan mee te gaan met deze verandering. Idem
64 Comm.Cont.8 Ik voel druk om mee te gaan met deze verandering. Idem
65 Comm.Cont.9 Er staat voor mij teveel op het spel om verzet te bieden tegen deze verandering. Idem
66 Comm.Cont.10 Het zou te kostbaar zijn om weerstand te bieden tegen deze verandering. Idem
67 Comm.Cont.11 Het zou riskant zijn om mij uit te spreken tegen deze verandering. Idem
68 Comm.Cont.12 Verzet tegen deze verandering is geen haalbare optie voor mij. Idem
Normatieve betrokkenheid
69 Comm.Norm.13 Ik heb een gevoel van plicht om mee te werken in de richting van deze verandering. Idem
70 Comm.Norm.14 Ik denk niet dat het rechtvaardig is wanneer ik tegen deze verandering zou zijn. Idem
71 Comm.Norm.15 Ik zou mij niet slecht voelen over verzet tegen deze verandering. Idem
72 Comm.Norm.16 Het zou onverantwoordelijk van mij zijn om deze verandering te weerstaan. Idem
73 Comm.Norm.17 Ik zou mij schuldig voelen over veret tegen deze verandering. Idem
74 Comm.Norm.18 Ik voel geen verplichting om deze verandering te ondersteunen. Idem
55 | P a g i n a Masterthesis Open Universiteit | Roy Meertens | 851329303 | [email protected] | 06-30072321
Vraag nmr. Code item Item Codering
75 Algm1 Geslacht 1 Man
2 Vrouw
76 Algm2 Leeftijd - Open vraag
77 Algm6 Opleidingsniveau 1 MBO
2 HBO
3 WO(+)
78 Algm3 Branche 1 Hospital & Health Care
2 Information Technology
3 Government administration
4 Financial Services
5 Education Management
79 Algm5 Functie/ rol - Open vraag
80 Algm4 Werkervaring in jaren - Open vraag
56 | P a g i n a Masterthesis Open Universiteit | Roy Meertens | 851329303 | [email protected] | 06-30072321
Bijlage 2 Factoranalyse commitment.
Factor 1 Factor 2 Factor 3
57 Ik vertrouw op de waardevolle toevoeging van deze verandering. (-) .08 .74 - .13
58 Deze verandering vind ik een goede strategie voor deze organisatie. (-) .08 .83 - .22
59 Ik denk dat het management/ bestuur een fout maakt met deze verandering. .09 .76 .10
60 Deze verandering dient een vooraanstaand doel. (-) .30 .64 - .18
61 Alles zou beter zijn zonder deze verandering. .16 .74 .36
62 Deze verandering is niet nodig. .30 .74 .19
63 Ik heb geen andere keuze dan mee te gaan met deze verandering. .71 .25 - .03
64 Ik voel druk om mee te gaan met deze verandering. .64 .23 - .19
65 Er staat voor mij teveel op het spel om verzet te bieden tegen deze verandering. .79 .23 .07
66 Het zou te kostbaar zijn om weerstand te bieden tegen deze verandering. .81 .11 .26
67 Het zou riskant zijn om mij uit te spreken tegen deze verandering. .69 .34 .23
68 Verzet tegen deze verandering is geen haalbare optie voor mij. .78 .09 .11
69 Ik heb een gevoel van plicht om mee te werken in de richting van deze verandering. .67 - .07 .05
71 Ik zou mij niet slecht voelen over verzet tegen deze verandering. .09 .59 .30
72 Het zou onverantwoordelijk van mij zijn om deze verandering te weerstaan. .12 .00 .76
73 Ik zou mij schuldig voelen over verzet tegen deze verandering. .32 - .19 .56
74 Ik voel geen verplichting om deze verandering te ondersteunen. - .08 .17 .52
Noot. Extractie-methode: Principal Component Analysis. Rotatie-methode: Varimax met Kaiser Normalisatie.
(-): items in negatieve richting gesteld en voor de analyse gehercodeerd.
57 | P a g i n a Masterthesis Open Universiteit | Roy Meertens | 851329303 | [email protected] | 06-30072321
Bijlage 3 Factoranalyse neuroticisme en openheid.
Factor 1 Factor 2
1 rNeuro1 Ik houd het hoofd koel in moeilijke situaties. (-) - .19 .50
2 Neuro2 Ik erger mij snel. .09 .50
5 Neuro5 Ik ben snel van mijn stuk gebracht. - .20 .64
6 rNeuro6 Ik ben stressbestendig. (-) - .18 .45
7 Neuro7 Ik ben emotioneel. .08 .44
8 Neuro8 Anderen beïnvloeden mijn gemoedstoestand. .04 .45
9 Neuro9 Ik irriteer mij snel aan anderen. .11 .49
10 Neuro10 Ik ben nerveus. - .11 .64
11 Neuro11 Ik raak snel in paniek. - .20 .57
14 rNeuro14 Ik ben kalm. (-) - .17 .31
15 Neuro15 Ik ben een piekeraar. - .09 .54
16 Neuro16 Ik maak mij zorgen om wat anderen van mij denken. - .02 .68
17 Neuro17 Ik ben onzeker. - .18 .65
18 Neuro18 Ik ervaar gevoelens van schaamte. - .09 .69
19 Neuro19 Ik trek mij veel aan, van de mening van anderen. - .08 .61
20 Neuro20 In een nieuwe omgeving ben ik zenuwachtig. - .32 .56
21 Neuro21 Ik maak mij snel zorgen. .07 .72
22 Neuro22 Ik ben bezorgd. .19 .59
23 Neuro23 Ik maak mij zorgen over hoe ik over kom op anderen. - .00 .75
24 Neuro24 Ik ben vaak bezig met hoe ik overkom op anderen. - .06 .64
26 Neuro26 Ik houd mij bezig met hoe anderen over mij denken. .14 .58
27 Neuro27 Ik ben neerslachtig. - .01 .59
28 Neuro28 Ik ben somber. - .02 .54
58 | P a g i n a Masterthesis Open Universiteit | Roy Meertens | 851329303 | [email protected] | 06-30072321
30 Nieuwe vaardigheden maak ik snel eigen. .57 - .10
31 Ik kom met creatieve oplossingen. .72 .06
32 Ik ben kritisch. .60 - .01
33 Ik wil weten hoe dingen in elkaar zitten. .63 .04
34 Ik ben analytisch. .66 - .03
36 Ik ben vindingrijk. .69 .02
37 Ik ben creatief in het vinden van oplossingen. .67 .01
38 Ik kom met innovatieve oplossingen. .71 .14
39 Ik ben nieuwsgierig. .64 .09
40 Ik ben op de hoogte van de actualiteiten. .45 - .17
41 Ik ben nooit te oud om te leren. .43 - .15
43 Ik houd van verandering. .59 - .19
44 Ik probeer graag nieuwe dingen uit. .71 - .02
45 Ik heb een hekel aan routine. .47 - .08
46 Ik heb liever dat alles bij het oude blijft. (-) .45 - .26
47 Ik zoek steeds nieuwe uitdagingen. .77 - .06
48 Ik houd van afwisseling. .66 - .13
49 Ik vind dat je alles een keer moet proberen. .44 .04
50 Ik interesseer mij voor veel dingen. .68 - .10
51 Ik probeer graag nieuwe dingen uit. .73 .02
52 Ik heb een brede interesse. .67 - .01
(-): items in negatieve richting gesteld en voor de analyse gehercodeerd.
Noot. Extractie-methode: Principal Component Analysis. Rotatie-methode: Varimax met Kaiser Normalisatie.