Evaluatie Euthanasiewet in Nederland

2
Position paper van Paul Lieverse over Evaluatie Euthanasiewet 1 Position paper ten behoeve van het rondetafelgesprek met de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport op 30 september 2013 over de Evaluatie Euthanasiewet van Paul Lieverse, anesthesioloog – pijnspecialist anesthesioloog–pijnspecialist in het Erasmus MC Daniel den Hoed Kliniek, Rotterdam docent behandeling van pijn bij kanker, bv. voor de Kaderopleiding palliatieve zorg, UvA lid van de Agora ethiek & spirituele zorg, Agora te Bunnik lid werkgroep palliatieve zorg van de Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie lid werkgroep onderwijs van de gezamenlijke expertisecentra palliatieve zorg, NFU voorzitter van het bestuur van CMF Nederland (Christian Medical Fellowship) Het rapport Tweede evaluatie Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding van Agnes van der Heide e.a. van december 2012 en de brief van de Ministers van VWS en van V&J van 22 mei 2013 heb ik met belangstelling gelezen. Mijn belangstelling is niet van theoretische of afstandelijke en beschouwende aard. Mijn belangstelling is gebaseerd op drie manieren waarop het onderwerp euthanasie mijn werk raakt: (1) als pijnspecialist en consulent palliatieve zorg heb ik bijna dagelijks te maken met patiënten die weten niet lang meer te zullen leven en zich grote zorgen maken over hoe de resterende tijd door te komen of vol te houden; (2) als docent behandeling van pijn bij kanker kom ik veel collega-artsen tegen die eveneens met patiënten omgaan met deze problematiek; (3) als voorzitter van CMF Nederland, vereniging van christen artsen en geneeskunde studenten, neem ik regelmatig deel aan scholingsbijeenkomsten over de levensbeschouwelijke aspecten van lijden, sterven en rouw; van doden en laten doodgaan. De geboden ruimte benut ik om te wijzen op een aantal pijnpunten zoals artsen die ervaren. De Minister wijst op het belang van zorgvuldigheid. Hierbij wordt steevast gedoeld op het kennen van de wettelijke bepalingen en het zich houden aan de zorgvuldigheidseisen bij euthanasie en hulp bij zelfdoding. Artsen stellen vast dat het publiek de regeling meer en meer interpreteert als “een recht op” terwijl artsen de regeling beschouwen als een set regels die bedoeld zijn voor situaties van overmacht. Onderwijs in pijnbehandeling, palliatieve zorg en medisch-ethische aspecten van zorg rond het levenseinde blijven in het basiscurriculum een marginale rol spelen. Ethiek onderwijs beperkt zich veelal tot het kennen van de regelingen die nageleefd dienen te worden en komt nauwelijks toe aan het leren afwegen hoe hiermee in individuele gevallen om te gaan en aan het leren houden aan moreel beraad. Na een aanvankelijke stabiele situatie tot 2005 van 1800 tot 2000 gevallen van euthanasie per jaar is er sindsdien een stijging van 10 tot 15% per jaar. Het laatste cijfer over 2011 spreekt van bijna 3695 meldingen, een stijging van 18% t.o.v. 2010. Of daarmee sprake is van een glijdende schaal is een kwestie van definitie. Artsen ervaren dit wel zo.

description

Position paper ten behoeve van het rondetafelgesprek met de Tweede Kamer-commissie VWS over dit onderwerp

Transcript of Evaluatie Euthanasiewet in Nederland

Page 1: Evaluatie Euthanasiewet in Nederland

Po

siti

on

pap

er v

an P

aul L

ieve

rse

ove

r Ev

alu

atie

Eu

than

asie

wet

1

Position paper ten behoeve van het rondetafelgesprek met de vaste commissie voor

Volksgezondheid, Welzijn en Sport op 30 september 2013 over de Evaluatie Euthanasiewet

van Paul Lieverse, anesthesioloog – pijnspecialist

anesthesioloog–pijnspecialist in het Erasmus MC Daniel den Hoed Kliniek, Rotterdam

docent behandeling van pijn bij kanker, bv. voor de Kaderopleiding palliatieve zorg, UvA

lid van de Agora ethiek & spirituele zorg, Agora te Bunnik

lid werkgroep palliatieve zorg van de Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie

lid werkgroep onderwijs van de gezamenlijke expertisecentra palliatieve zorg, NFU

voorzitter van het bestuur van CMF Nederland (Christian Medical Fellowship)

Het rapport Tweede evaluatie Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij

zelfdoding van Agnes van der Heide e.a. van december 2012 en de brief van de Ministers

van VWS en van V&J van 22 mei 2013 heb ik met belangstelling gelezen. Mijn belangstelling

is niet van theoretische of afstandelijke en beschouwende aard. Mijn belangstelling is

gebaseerd op drie manieren waarop het onderwerp euthanasie mijn werk raakt:

(1) als pijnspecialist en consulent palliatieve zorg heb ik bijna dagelijks te maken met

patiënten die weten niet lang meer te zullen leven en zich grote zorgen maken over hoe de

resterende tijd door te komen of vol te houden; (2) als docent behandeling van pijn bij

kanker kom ik veel collega-artsen tegen die eveneens met patiënten omgaan met deze

problematiek; (3) als voorzitter van CMF Nederland, vereniging van christen artsen en

geneeskunde studenten, neem ik regelmatig deel aan scholingsbijeenkomsten over de

levensbeschouwelijke aspecten van lijden, sterven en rouw; van doden en laten doodgaan.

De geboden ruimte benut ik om te wijzen op een aantal pijnpunten zoals artsen die ervaren.

De Minister wijst op het belang van zorgvuldigheid. Hierbij wordt steevast gedoeld op het

kennen van de wettelijke bepalingen en het zich houden aan de zorgvuldigheidseisen bij

euthanasie en hulp bij zelfdoding. Artsen stellen vast dat het publiek de regeling meer en

meer interpreteert als “een recht op” terwijl artsen de regeling beschouwen als een set

regels die bedoeld zijn voor situaties van overmacht.

Onderwijs in pijnbehandeling, palliatieve zorg en medisch-ethische aspecten van zorg

rond het levenseinde blijven in het basiscurriculum een marginale rol spelen. Ethiek

onderwijs beperkt zich veelal tot het kennen van de regelingen die nageleefd dienen te

worden en komt nauwelijks toe aan het leren afwegen hoe hiermee in individuele

gevallen om te gaan en aan het leren houden aan moreel beraad.

Na een aanvankelijke stabiele situatie tot 2005 van 1800 tot 2000 gevallen van euthanasie

per jaar is er sindsdien een stijging van 10 tot 15% per jaar. Het laatste cijfer over 2011

spreekt van bijna 3695 meldingen, een stijging van 18% t.o.v. 2010. Of daarmee sprake is

van een glijdende schaal is een kwestie van definitie. Artsen ervaren dit wel zo.

Page 2: Evaluatie Euthanasiewet in Nederland

Po

siti

on

pap

er v

an P

aul L

ieve

rse

ove

r Ev

alu

atie

Eu

than

asie

wet

2

Artsen ervaren een toenemende druk van patiënten en van familie om over te gaan tot

levensbeëindigend handelen. Er zijn nauwelijks artsen die wennen aan het doen van

euthanasie; het blijven situaties met een moeilijke afweging, slapeloze nachten,

schuldgevoelens – ook in de gevallen dat de arts daarnaast iets ervaart van opluchting na

een geslaagd uitgevoerde euthanasie, indien het een werkelijk samen met de patiënt

doorlopen laatste traject is geweest. De moeite rond euthanasie zit echter niet alleen in

het doen van euthanasie maar zeker ook in het met empathie moeten reageren op alle

vormen van euthanasieverzoeken – ook indien die als ontijdig of onnodig worden gezien

maar waarvan de media en de politiek lijken te suggereren dat ze tot normaal medisch

handelen behoren.

De Euthanasiewet dient de rechtszekerheid van artsen die euthanasie toepassen. In mijn

omgeving was dit ook vóór 2002 niet doorslaggevend voor artsen om in te gaan op een

euthanasieverzoek. In weerwil van wat er in de media over geschreven is, werd het zelf

melden en het vervolgens proces verbaal laten opmaken vooral als een enorm nare

bijkomstigheid ervaren.

Een deel van de artsen is niet bereid euthanasie toe te passen en daarmee evenmin hier

dan een andere arts voor te zoeken. Als de wetgever niet bevestigt dat de Euthanasiewet

geen juridische en dus geen morele verwijsplicht inhoudt, dan valt te verwachten dat er

in de nabije toekomst tuchtrechtzaken gaan komen vanwege artsen die geen euthanasie

deden en ook niet naar een andere arts verwezen.

Artsen zien winst in een aantal initiatieven van de KNMG op het gebied van beslissingen

rond het levenseinde. Een ervan is de handreiking Tijdig spreken over het levenseinde. De

hulp zit daarbij niet alleen in de praktische handvatten maar ook in het aandacht geven

aan dit onderwerp. Een ander is het KNMG initiatief om aandacht te vragen voor

Passende zorg in de laatste levensfase, waarbij de zogenaamde behandelmodus van

artsen onder de loep wordt genomen. Artsen verwachten hier winst van omdat zij zien

dat doorbehandelen en over-behandelen nogal eens leidt tot moeilijke overlijdens

waarbij onnodig crises en euthanasieverzoeken ontstaan.

Het niveau van de palliatieve geneeskunde is in Nederland op een hoog niveau gekomen.

Ook de capaciteit om palliatieve zorg te bieden in verpleeghuizen en hospices is de

afgelopen 20 jaar fors gegroeid. De mogelijkheden om die zorg ook in de thuissituatie te

bieden, blijft daarbij soms achter. Dit heeft deels te maken met de organisatie van

palliatieve zorg thuis. Zo wordt vaak (te) laat een consultteam palliatieve zorg erbij

betrokken door de huisarts en verpleegkundigen thuiszorg wanneer aangelopen wordt

tegen zijn beperkingen, terwijl deze consultteams overal in Nederland beschikbaar zijn.

Daarnaast is er het ondergeschoven kind van het aspect van spirituele zorg. Aandacht

geven aan de spirituele dimensie, dat wat voor de patiënt van existentieel belang is, kan

het lijden verlichten en het totale zorgproces soepeler laten verlopen.

Paul Lieverse,

Bleiswijk, 19 september 2013