27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel...

122
Teelttechnisch management Managen teelt en waterbeheer

Transcript of 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel...

Page 1: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

Teelttechnisch management

Managen teelt en waterbeheer

27146_TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 2: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

27146_TB.fm Page 2 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 3: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

❑ MANAGEN TEELT EN WATERBEHEER 3

Managen teelt en waterbeheerTheorie

W. FrankenT. van der HoornJ. JanssenJ. van den Langenberg

eerste druk, 2005

27146_TB.fm Page 3 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 4: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

4

❑ MANAGEN TEELT EN WATERBEHEER

Het Ontwikkelcentrum heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Bent u desondanks van mening dat we u hebben benadeeld, dan kunt u contact met ons opnemen.

© 2005 Ontwikkelcentrum, Ede, NederlandAlle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, hetzij mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het Ontwikkelcentrum.

Artikelcode: 27146.2

ColofonAuteur(s): W. Franken, T. van der Hoorn, J. Janssen, J. van den LangenbergIllustraties: VerbaalIllustrator: Koert Stavenuiter

Onderwijskundige: Berlinda de BoerRedactie: Studio Maan, Hans Pel

27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 5: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

❑ VOORWOORD 5

Voorwoord

De deelkwalificatie ‘Teelttechnisch management’ is bedoeld voor de opleiding plantenteelt. Als je die opleiding volgt, kom je wellicht later in de glastuinbouw te werken. Misschien nog weer later heb je een eigen bedrijf en moet je als ondernemer heel veel beslissingen kunnen nemen. Bijvoorbeeld over arbeid en personeel, over gebruik van meststoffen, over teeltkeuze, over effectief en efficiënt gebruik van energie, water en licht et cetera. Over deze en andere onderwerpen gaat deze deelkwalificatie.

De complete deelkwalificatie ‘Teelttechnisch management’ bestaat uit diverse onderwijseenheden en omvat in totaal 12 studiepunten. Deze eenheden passen niet allemaal in één uitgave. In deze bundel vind je onderwijseenheid 1 ‘Teeltplan en gewas’ en onderwijseenheid 2 ‘Teeltmedium en waterbeheer’. Met deze twee eenheden worden 3,5 studiepunten afgedekt.De deelkwalificatie ‘Teelttechnisch management’ sluit aan bij diverse andere deelkwalificaties. Zij biedt een verdieping op de deelkwalificaties ‘Teeltvoorbereiding A en B’, ‘Teelt A en B’, ‘Oogst A en B’ en ‘Gewasbescherming A en B’. Soms heb je die deelkwalificaties nog wel eens nodig. Onderwerpen die in andere deelkwalificaties al aan de orde zijn geweest, worden hier niet herhaald.

De eerste twee onderwijseenheden bestaan uit één theoriebundel en één bundel met opdrachten, een case en een bronnenoverzicht.

Opdrachten

In de opdrachtenbundel staan opdrachten en een case. De opdrachten zul je misschien herkennen. Dergelijke opdrachten ben je waarschijnlijk al eerder in je opleiding tegengekomen. Je kunt ze zelfstandig of met medeleerlingen maken.In deze bundel staat ook een case. Die is nieuw van opzet. Je kunt de case en het materiaal op verschillende manieren gebruiken. Ook worden extra leesstrategieën aangeboden.

Bronnenoverzicht

Om de opdrachten uit te voeren heb je informatie nodig. Hiervoor kun je het bijbehorende theorieboek gebruiken. Maar je kunt ook andere bronnen raadplegen. In het bronnenoverzicht staat waar je allemaal informatie kunt vinden over de stof die in deze bundel wordt behandeld. Dit kunnen boeken zijn, maar ook vakbladen, folders, video’s, internet enzovoort.

Theorie

De theoriebundel bevat de theorie die je nodig hebt voor de eerste twee onderwijseenheden en die nog niet eerder in de opleiding is aangeboden. Overige benodigde theorie is terug te vinden in het bronnenoverzicht. Om het bestuderen en

27146_TB.fm Page 5 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 6: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

6

❑ MANAGEN TEELT EN WATERBEHEER

verwerken van de stof gemakkelijker te maken kun je aan het einde van elke paragraaf verwerkingsvragen maken.

Het auteursteam wenst je veel succes bij het werken met deze uitgave.

27146_TB.fm Page 6 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 7: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

❑ VOORWOORD 7

Inleiding

Een glasbedrijf exploiteren is een serieuze aangelegenheid waarbij de totale opbrengsten en de totale kosten worden geschreven in getallen met vijf of zes cijfers.

In ‘Teeltplan en gewas’ (hoofdstuk 1-5) komt de moeilijke keuze aan bod waar telers voor komen te staan: welk gewas ga ik telen of naar welke teelt schakel ik over?Hoofdstuk 1 behandelt de opzet van een marktgericht teeltplan. In hoofdstuk 2 komen de planningsaspecten aan de orde. Hoofdstuk 3 gaat over de planning van een potplantenteelt. In hoofdstuk 4 krijg je informatie over veredeling en biotechnologie. Wat je moet weten over weefselkweek vind je in hoofdstuk 5.

Onderwijseenheid ‘Teeltmedium- en waterbeheer’ vind je in hoofdstuk 6 en hoofdstuk 7 (+ casus). Hoofdstuk 6 bestaat enkel uit een opdracht over de keuze van het teeltmedium. Theorie over het beheer van het teeltmedium kun je uit andere bronnen halen. Hoofdstuk 7 gaat over meststofstromen. De case vind je in bijlage 1.

27146_TB.fm Page 7 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 8: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

8

❑ MANAGEN TEELT EN WATERBEHEER

27146_TB.fm Page 8 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 9: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

❑ INHOUD 9

Inhoud

Voorwoord 5

Inleiding 7

1 Marktgericht teeltplan 111.1 Teeltplan en saldo 111.2 Gewaskeuze en raskeuze 161.3 Leverancierskeuze 201.4 Afsluiting 21

2 Planningsaspecten 222.1 Teeltkalender 222.2 Planning en arbeid 242.3 Optimale ruimtebenutting 272.4 Belichten en het teeltplan 272.5 Opstellen van een teeltplan: werkmethode 312.6 Afsluiting 36

3 Potplantenplanning 383.1 Teelt en teeltkarakteristiek 383.2 Ruimtebenutting 413.3 Technische en organisatorische ruimtebenutting 433.4 Ruimteplanning in de tijd 473.5 Afsluiting 50

4 Veredeling en biotechnologie 524.1 Overzicht van veredelingstechnieken 524.2 Vergroten van de variatie 544.3 Selectietechnieken 644.4 Vermeerderingstechnieken 694.5 Afsluiting 70

5 Weefselkweek 725.1 Begrippen 725.2 Achtergronden weefselkweek 735.3 Samenstelling van het medium 735.4 Verschillende vermeerderingstechnieken 775.5 Werkwijze bij weefselkweek 795.6 Voordelen en nadelen van weefselkweek 805.7 Afsluiting 83

6 Beheer teeltmedium 84

27146_TB.fm Page 9 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 10: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

10

❑ MANAGEN TEELT EN WATERBEHEER

7 Meststoffenstromen 857.1 Voedingsschema's berekenen 857.2 Van millimol naar kilogram 917.3 Rol van het uitgangswater 937.4 Soorten analyserapporten 957.5 Waardering van de analysecijfers kunstmatige substraten tijdens de

teelt 1037.6 Aanpassingen aan het teeltstadium 1087.7 Besluit Glastuinbouw 1127.8 Afsluiting 116

Trefwoordenlijst 119

27146_TB.fm Page 10 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 11: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

❑ MARKTGERICHT TEELTPLAN 11

1 Marktgericht teeltplan

Oriëntatie

Voor een goede bedrijfsvoering op een tuinbouwbedrijf is een teeltplan noodzakelijk. Dit plan geeft een overzicht van de planning van een gewas of gewassen die je teelt of gaat telen.Alvorens je gaat plannen, moet je eerst een gewas kiezen en daarna bepalen welk ras of welke cultivar van dat gewas je wilt gaan telen.Wij gaan in dit hoofdstuk eerst in op de bedrijfseconomische redenen om voor een bepaald gewas te kiezen. Met name kijken we naar de saldo’s van een aantal voorbeeldgewassen uit de groenteteelt en de bloementeelt onder glas.Verder brengen we een onderscheid aan tussen de groenteteelt en de bloementeelt onder glas voor wat betreft de rassenkeuze: in de bloementeelt is de ras- of cultivarkeuze veel trendgevoeliger dan in de groenteteelt.

1.1 Teeltplan en saldo

Per teelt moet je op de hoogte zijn van de opbrengsten en de toegerekende kosten. Dat wil zeggen dat je moet beschikken over saldobegrotingen. Met die begrotingen kun je verschillende teelten analyseren op winstgevendheid mits je ook de arbeidskosten kent. Je gaat er daarbij van uit dat de kosten van de duurzame

d.p.m. productiemiddelen (d.p.m.) en algemene kosten voor iedere teelt gelijk zijn. De kosten van extra investeringen voor een bepaalde teelt moet je wel direct aan die teelt toekennen.

De opbrengst per m2

Om te bepalen of het interessant is een teelt in je bedrijfsplan op te nemen ga je van diverse teelten de opbrengsten met elkaar vergelijken.Om de opbrengst te bepalen moet je de productie per m2 kas (bruto) bepalen en de gemiddelde opbrengst per kg/stuk/tak/bos.

In formule: opbrengst = productie × prijs.

Dit geldt voor groenten en snijbloemen onder glas. Potplantenbedrijven wijken in hun bedrijfsopbouw en structuur sterk af van bedrijven die groenten en snijbloemen telen. Bovendien lever je potplanten af in verschillende pot- en lengtematen. Daardoor reken je in de potplantenteelt niet met opbrengsten en saldo’s per m2 maar met opbrengsten en saldo’s per 1000 afgeleverde planten van een bepaalde maat.

Het saldo per m2

Opbrengsten zeggen echter niet alles, je moet ook weten wat de kosten zijn om deze opbrengsten te realiseren.

27146_TB.fm Page 11 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 12: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

12

❑ MANAGEN TEELT EN WATERBEHEER

VoorbeeldDe opbrengst van teelt A is

€ 25,00/m2. De opbrengst van teelt B is

€ 20,00/m2.Zonder andere informatie kies je in eerste instantie voor teelt A. Weet je echter dat de toegerekende kosten bij teelt A

€ 20,00/m2 zijn en bij teelt B

€ 10,00/m2, dan blijft er bij teelt A € 5,00/m2 over en bij teelt B

€ 10,00/m2.Je zult dan toch voor teelt B kiezen, mits het aantal arbeidsuren bij beide teelten gelijk is.

Onder het saldo verstaan we: opbrengst

− toegerekende kosten.

Alle kosten die direct in verband staan met de (omvang van de) teelt noem je toegerekende kosten toegerekende kosten. Voorbeelden zijn: uitgangsmateriaal, energie,

gewasbeschermingsmiddelen, bemesting, vrachtkosten, en diverse provisies. Zie figuur 1.1.Arbeidskosten van vaste medewerkers reken je niet tot de toegerekende kosten.Van groot belang voor de hoogte van het saldo is de ruimtebenutting in de kas. Zo maakt het bij chrysant een groot verschil of je met een breed of smal gaas werkt. De ruimtebenutting kan dan zo van 62 procent naar 80 procent toenemen en het saldo met 40 procent.

Voor het bepalen van het saldo per teelt kun je gegevens gebruiken uit:– KWIN (KWantitatieve INformatie);– veilinggegevens;– eigen registratiecijfers;– teeltbrochures/vakbladen.

27146_TB.fm Page 12 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 13: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

❑ TEELTPLAN EN SALDO 13

Fig. 1.1 Eenvoudige saldobegroting per m2 en per uur

In figuur 1.1 zie je een overzicht van de saldo’s van een aantal belangrijke groente- en bloemgewassen onder glas. In de tabel staat de teeltcode G voor groentegewassen en de teeltcode B voor bloemisterijgewassen. Het getal achter de code heeft te maken met de zaai- of planttijden van het gewas. Voor de exacte betekenis van de teeltcode moet je de KWIN Glastuinbouw 2003-2004 raadplegen.

27146_TB.fm Page 13 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 14: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

14

❑ MANAGEN TEELT EN WATERBEHEER

Fig. 1.2 Saldi van een aantal belangrijke glasgroente- en glasbloemgewassen

Zo op het eerste oog zouden we dus allemaal rozen, tros- of cherrytomaten moeten gaan telen.Nog afgezien van het feit, dat als iedereen dat zou gaan doen, de concurrentie sterk zou toenemen (we zijn in Nederland immers ook onze eigen concurrenten) en de middenprijs zou dalen, moet je rekening houden met het vereiste aantal arbeidsuren voor de teelt. De arbeidskosten vormen immers zo’n 30 procent van de kostprijs.

Het saldo per arbeidsuur

Het saldo van een teelt zegt dus iets over wat er overblijft van een teelt na aftrek van de toegerekende kosten. Maar als (verschillende) teelten nu geen gelijke

arbeidsbehoefte arbeidsbehoefte (dus geen gelijke arbeidskosten) hebben, is het vervolgens interessant om na te gaan hoe de saldi worden bij verschillende arbeidsbehoefte. In figuur 1.1 is voor Matricaria als voorbeeld het saldo per arbeidsuur al uitgerekend.

27146_TB.fm Page 14 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 15: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

❑ TEELTPLAN EN SALDO 15

VoorbeeldIs het saldo van teelt C

€ 5,50 per m2 kas en van teelt D

€ 4,50 per m2 kas, dan kies je op grond van het saldo natuurlijk voor teelt C.De arbeidsbehoefte van teelt C is echter 275 uur/1000 m2 en van teelt D is dit 200 uur/1000 m2.

Wat is nu de beste keuze?Als je het saldo per uur berekent, is dit voor teelt C:

€ 5,50/0,275 =

€ 20,00 per uur.Voor teelt D is dit:

€ 4,50/0,200 =

€ 22,50 per uur.De beloning per uur is voor teelt D hoger dan voor teelt C. Nu is dus teelt D de beste keuze.

Als je er vervolgens voor de start van de teelt van uitgaat dat het saldo minimaal de toegerekende kosten + de vaste arbeidskosten moet dekken, dan is eenvoudig te zien of deze teelt verantwoord is.Of de teelt echt rendabel in de economische zin van het woord is, kun je pas zeggen als ook de kosten van duurzame productiemiddelen (d.p.m.) opgebracht worden door de opbrengsten van de teelt.Zoals je weet moeten uit het saldo namelijk de onderstaande kosten betaald worden:– de kosten van de d.p.m.;– de algemene kosten;– de vaste arbeidskosten.

Ervan uitgaande dat de kosten van de d.p.m. en de algemene kosten op moderne glasbedrijven elkaar niet sterk ontlopen, is het saldo per arbeidsuur een betere maat

rentabiliteit voor de rentabiliteit van een teelt en een beter keuzecriterium dan het saldo per m2.Figuur 1.3 illustreert een vergelijking van de saldi per arbeidsuur voor enkele groente- en bloemgewassen onder glas.

Het beeld is nu wel degelijk anders.Je kunt uit het overzicht de volgende (voorzichtige) conclusies trekken:– zowel bij de groenten als bij de bloemen zijn er laag en hoog salderende gewassen

per arbeidsuur;– de saldi lopen per arbeidsuur uiteen van € 19,- tot € 47,-;

Fig. 1.3 Vergelijking van het

saldo per arbeidsuur voorenkele groente- en

bloemgewassen

Gewas en teeltcode Saldo per m2 Teeltarbeid Saldo per arbeidsuur€ / m2 uur per 1000 m2

€ per uurAardbei – G1 23,75 895 € 26,53Andijvie – G2 1,04 55 € 18,90Komkommer – G18 27,38 970 € 28,22Paprika – G22 24,99 775 € 32,25Radijs – G30 14,36 710 € 20,23Trostomaat – G54 41,01 950 € 43,17Cherrytomaat – G57 39,12 1945 € 20,11Alstroemeria – B2 17,86 725 € 24,63Bouvardia – B27 27,80 900 € 30,89Dendranthema – B49 20,51 555 € 36,95Gerbera – B73 26,23 1327 € 19,77Lisianthus – B87 28,20 600 € 47,00Roos – B96 45,93 1495 € 30,72Roos – B99 54,86 1655 € 33,14

27146_TB.fm Page 15 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 16: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

16

❑ MANAGEN TEELT EN WATERBEHEER

– een teelt met een korte teeltduur als die van andijvie levert een bijna even hoog saldo per arbeidsuur op als die van jaarrond radijs;

– trostomaat en Lisianthus hebben de hoogste saldi per arbeidsuur.

Vragen 1.1 a Hoe wordt de opbrengst in de groente- en de bloementeelt uitgedrukt?b Hoe wordt in de potplantenteelt de opbrengst uitgedrukt?c Hoe is het saldo van een teelt gedefinieerd?d Waarom is het saldo van een teelt een betere maat voor de rentabiliteit dan de

bruto-opbrengst?e Welke kosten moeten uit het saldo worden betaald?f Waarom is het saldo per arbeidsuur een betere maat voor de rentabiliteit van

een gewas dan het saldo per m2?g Wat betekenen de G- en B-codes bij de saldobegrotingen en waar staat het

bijbehorende getal voor?h Reken uit en vergelijk de saldi per arbeidsuur van de paprika teeltvarianten G22,

G24, G27 en G29.i Reken uit en vergelijk de saldi per arbeidsuur van de tomaten teeltvarianten G51,

G53, G54, en G57.

1.2 Gewaskeuze en raskeuze

Hoeveel telers jaarlijks omschakelen naar de teelt van een ander product is niet exact bekend. Het zijn er in ieder geval tientallen. Maar het is goed te beseffen dat de meeste telers in Nederland helemaal niet aan omschakeling denken en trouw blijven aan hun gewas, soms van kindsbeen af. De laatste jaren besluiten wel relatief veel groentetelers om sierteler te worden. Ook zie je snijbloementelers die in de potplanten gaan. De omgekeerde route wordt maar zelden bewandeld. Soms maakt iemand vanuit een totaal andere sector de overstap naar de glastuinbouw.

Fig. 1.4 Ook uit onverwachte

hoek, zelfs uit deveehouderij, stappenmensen over naar de

glastuinbouw.

27146_TB.fm Page 16 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 17: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

❑ GEWASKEUZE EN RASKEUZE 17

Motieven

Er zijn veel redenen om te kiezen voor de teelt van een ander product. Het komt soms voor dat een teler zijn gewas saai begint te vinden en op zoek is naar een nieuwe

bedrijfseconomischeredenen

uitdaging. Het gros van de omschakelaars hanteert echter bedrijfseconomischeredenen voor zo’n beslissing, zoals een hoger rendement door een teelt met meer marktkansen. Soms kiest een ondernemer een ander gewas, omdat het huidige gewas te veel in de bulkproductie terecht is gekomen. Een ander gewas, meer geschikt voor

nichemarkt een kleine afzet, kan dan uitkomst bieden. Zo’n ondernemer zoekt dan de nichemarkt.

Een pertinent slechte reden om over te stappen is proberen financiële problemen van de onderneming op te lossen. Als je het slecht doet in de ene teelt, is de kans groot dat je het ook slecht doet in een andere teelt.

Vier stappenBij de overstap naar een ander product kun je vier stappen onderscheiden.1 Stel je de vraag: waarom zou ik omschakelen?2 Stel je de vraag: heeft de nieuwe teelt reële marktkansen?

Wie is je nieuwe doelgroep, wat is je afzetgebied, waar zitten de nieuwe concurrenten, waar zitten de nieuwe toeleveranciers van plantmateriaal, van hulpmiddelen, welke ontwikkelingen heeft het product de afgelopen jaren doorgemaakt?Het nieuwe product moet ook passen bij de teler en zijn bedrijf. Kiezen voor een arbeidsintensieve teelt betekent automatisch veel personeel in dienst hebben en dus meer ondernemer dan teler worden.

3 Stel je de vraag: bij wie kan ik informatie inwinnen over de nieuwe teelt?Informeren bij de veiling alleen is niet meer voldoende. Je moet ook op andere afnemers afstappen en informeren bij leveranciers van uitgangsmateriaal. Je hoeft ook niet alle kennis van de teelttechniek zelf in huis te hebben. Je kunt ook op zoek gaan naar een geschikte bedrijfsleider of een samenwerkingsverband aangaan met een andere teler van het nieuwe gewas of aansluiten bij een telersvereniging van dat gewas (of zelfs ras).

4 Ga het omschakelplan uitvoeren.Als je eenmaal de beslissing hebt genomen om op een ander gewas over te stappen, dan moet je tal van zaken regelen, zoals plantmateriaal bestellen, en eventuele technische aanpassingen (laten) doorvoeren.Speelt in de groenteteelt onder glas de gewaskeuze de hoofdrol en de rassenkeuze een mindere (tenzij je je aansluit bij een bepaalde telersvereniging), in de sierteelt worden van de hoofdgewassen jaarlijks tientallen nieuwe cultivars geïntroduceerd. Telers van hoofdgewassen staan dan ook regelmatig voor de opgave om een goed sortiment samen te stellen.

Waar let je op?Waar moet je als teler eigenlijk op letten bij de sortimentskeuze als de ontwikkelingen zo snel gaan?– Een hoge middenprijs op de veiling is een van de meest gebruikte argumenten

om in een bepaald cultivar te investeren. Maar je moet wel beseffen dat een hoge middenprijs meestal het gevolg is van een laag aanbod. Als het areaal toeneemt, ligt het dan ook voor de hand dat de middenprijs afneemt bij een groter aanbod.

27146_TB.fm Page 17 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 18: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

18

❑ MANAGEN TEELT EN WATERBEHEER

– Productiegegevens, zoals aantal bloemen per m2 of planten per m2, kunnen een ander belangrijk argument zijn om voor een bepaalde cultivar te kiezen. Je moet dan wel kritisch zijn op de productiecijfers die door jouw leverancier gegeven worden. Zullen ze ook gelden op jouw bedrijf en voor jouw teeltomstandigheden?

– Een derde argument voor je keuze zijn de cultivareigenschappen. Wanneer een gewas veel blad vormt en erg dicht groeit, kan dit betekenen dat er sprake is van veel gewasonderhoud of extra problemen bij het oogsten. Dit brengt dan weer hogere arbeidskosten met zich mee.Een zacht gewas is gevoelig voor schimmelziekten en er zijn ook cultivars die extra gevoelig zijn voor bepaalde insecten. Ook elementen om bij de cultivarkeuze rekening mee te houden. Daarnaast kun je nog denken aan zaken als: houdbaarheid, verhandelbaarheid, gevoeligheid voor transportschade enzovoort.

Groepsindeling van cultivars

Cultivars die je bij de hoofdgewassen tegenkomt, kun je indelen in grofweg vier groepen: primeurs, groeiers, broodrassen, krimpers.

PrimeursPrimeurs zijn cultivars die net op de markt zijn gekomen. Het is nauwelijks bekend hoe ze zich in de markt zullen gedragen. Het risico van deze cultivars is vrij groot. Behalve de informatie van de leverancier van het uitgangsmateriaal zijn er weinig of geen gegevens bekend over de gewasgroei, productie en teeltproblemen in de praktijk. Doordat de aanvoer klein is, is de middenprijs in sommige gevallen hoog. Toch kan dit een vertekend beeld geven. De aanvoer kan echter ook te klein zijn en blijven, zodat de cultivar voor de handel minder interessant is.

GroeiersGroeiers zijn cultivars die in de praktijk zijn opgepakt. Over de gewasgroei en de productie is meer bekend. De verhandelbaarheid en houdbaarheid in de praktijk zijn inmiddels ook bekend bij de handel. Als de aanvoer toeneemt, kan de middenprijs onder druk komen te staan. De middenprijs is daarom geen sterk argument om deze cultivar te kiezen. Gewasgroei, productie en houdbaarheid zijn wel goede argumenten.

BroodrassenBroodrassen zijn cultivars die al meerdere jaren worden aangevoerd. Zij hebben hun waarde in de praktijk bewezen. Het areaal van deze soorten is vaak redelijk stabiel. De middenprijs schommelt in het algemeen weinig. Uitschieters in de prijsvorming zijn er niet (althans op jaarbasis gezien). De room is er in de meeste gevallen af en ze zullen een gemiddelde opbrengst geven.

KrimpersKrimpers zijn cultivars die door bepaalde omstandigheden een areaaldaling te zien geven. Deze krimp kan veroorzaakt zijn door teeltproblemen, zoals bepaalde ziekten die lastig te bestrijden zijn, of doordat de productie achterblijft op nieuwe rassen. Ook markttechnische problemen kunnen de oorzaak van de areaaldaling zijn. De handel mijdt deze soorten. In beide gevallen blijft de middenprijs slecht ondanks de areaaldaling.

27146_TB.fm Page 18 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 19: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

❑ GEWASKEUZE EN RASKEUZE 19

Er zijn bedrijven die bij hun keuze een zo stabiel mogelijk sortiment proberen samen te stellen. Voor dergelijke bedrijven is het verstandig in het sortiment zowel primeurs, groeiers en broodrassen op te nemen. Krimpers kunnen in primeurs, groeiers en broodrassen ontstaan. Het is van tevoren niet te bepalen hoe de economische levenscyclus van het product verloopt (zie figuur 1.5).

Fig. 1.5 Elke cultivar heeft zijn eigen levenscyclus.

Kleuren

Bij de hoofdgewassen in de sierteelt kom je vaak heel veel verschillende kleuren tegen. Ook dat is een element dat je in je overweging bij de keuze voor een nieuwe cultivar moet meewegen. Dus behalve de vraag of een cultivar een primeur of een daler is, is het ook belangrijk dat je kijkt of de kleur van de bloem past binnen het sortiment. De middenprijs van een bepaald soort hangt namelijk nauw samen met de kleur. In tijden dat wit duur is, zijn meestal alle witte cultivars goed aan de prijs. Maar de

Oppervlakte

primeurs groeiers broodrassen krimpers

27146_TB.fm Page 19 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 20: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

20 ❑ MANAGEN TEELT EN WATERBEHEER

kleurvraag van de handel maakt een golfbeweging door. Het gevolg hiervan is in de praktijk dat je achter de markt gaat aanlopen. Om dit te voorkomen kun je ervoor

kleurenmix kiezen aan de hand van een kleurenmix een vaste verhouding aan kleuren op te planten. In de figuur 1.6 zie een kleurenmix van Gerbera. Dergelijke kleurenmixen voor een bepaald soort moeten natuurlijk wel jaarlijks worden bijgesteld.

Vragen 1.2 a Welke vier argumenten worden in de tekst genoemd voor de keuze van een bepaalde cultivar, naast houdbaarheid, verhandelbaarheid en gevoeligheid voor transportschade?

b Waarom zijn middenprijs en productie per m2 vaak niet alleen bepalend voor de keuze?

c Noem een voordeel en twee nadelen van primeurs.d Wat is het verschil tussen een groeier en een broodsoort?e Wat wordt in de tekst verstaan onder een gewenste kleurenmix?

1.3 Leverancierskeuze

Naast de gewas- of raskeuze, speelt ook de keuze van de leverancier een rol. Soms bestaat de mogelijkheid een bepaalde cultivar bij meerdere leveranciers of opkweekbedrijven te kopen. Bij het kiezen van een leverancier zijn de volgende factoren belangrijk:– ervaring en stabiele relatie;– herkomst van het opkweekmateriaal;– hygiëne.

Ervaring en stabiele relatie

De veredelaar of vermeerderaar moet ervaring hebben met het telen van de cultivar. Je hebt dan meer zekerheid over de aflevertijd en de gewenste kwaliteit van het uitgangsmateriaal.Belangrijker nog dan het bedrijf waarmee je zaken doet, is de relatie met de mensen met wie je binnen dat bedrijf te maken hebt. Die mensen weten wat er speelt en bouwen een vertrouwensband op. Dat is ook de reden waarom sommige

Fig. 1.6 De kleurenmix van de

grootbloemige gerbera’s

27146_TB.fm Page 20 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 21: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

❑ AFSLUITING 21

medewerkers (vertegenwoordigers, teeltadviseurs) een concurrentiebeding hebben. Ze mogen niet van de ene op de andere dag bij een concurrerend bedrijf gaan werken.

Herkomst van het opkweekmateriaal

Telers willen weten waar het materiaal (stekken, zaad) vandaan komt. Ze willen graag zien hoe groeikrachtig de moerplanten zijn. Bij importmateriaal wil je graag ook het land en bedrijf van herkomst weten. Bovendien vinden veel telers het prettig als zij meerdere keren bij het opkweekbedrijf kunnen gaan kijken naar het materiaal dat voor hen bestemd is. Korte reisafstanden en dus opkweek in de regio zijn dan altijd prettig.

Hygiëne

Het opkweekbedrijf moet netjes werken. Geen rommel, geen oud blad in het pad en geen oude dozen of ander materiaal dat rondzwerft. In opkweekkassen moeten geen

Naktuinbouw onkruiden te vinden zijn. Natuurlijk speelt hier de Naktuinbouw als hoeder van de kwaliteit van het Nederlandse uitgangsmateriaal een belangrijke rol.

Vragen 1.3 a Wat is een concurrentiebeding?b Wat zouden voor jou de drie belangrijkste elementen zijn voor je

leverancierskeuze? Waarom?

1.4 Afsluiting

Bij een teelt moet je op de hoogte zijn van de te verwachten opbrengsten en de toegerekende kosten. Het verschil tussen beide noem je het saldo. Van het saldo moeten de niet-toegerekende kosten nog betaald worden. De niet-toegerekende kosten zijn de kosten van arbeid, kosten van duurzame productiemiddelen en algemene kosten. Met saldobegrotingen kun je verschillende teelten analyseren op winstgevendheid. Je moet dan uiteraard ook de arbeidskosten weten. Daarom zegt een saldo per m2 per arbeidsuur meer dan alleen een saldo per m2.

Op basis van saldobegrotingen zou je kunnen besluiten tot de teelt van een ander gewas. Mocht je willen overstappen naar een ander gewas dan kun je in dat denkproces vragenderwijs vier stappen onderscheiden.– waarom zou ik omschakelen?– heeft de nieuwe teelt reële marktkansen?– bij wie kan ik informatie inwinnen over de nieuwe teelt?– hoe kan ik het omschakelplan het beste uitvoeren?

Op basis van saldobegrotingen en gevoel voor de markt kun je ook besluiten tot een andere raskeuze. Bij dit laatste is het belangrijk te beseffen dat je de rassen van een gewas grofweg in vier groepen kunt indelen: primeurs, groeiers, broodrassen en krimpers. Uit welke groepen je je rassen kiest, heeft veel te maken met wat voor soort ondernemer je bent. In verband met trends speelt ook een juiste kleurkeuze een rol.

Tot slot is ook de keuze van je leverancier een factor van belang. Essentiële elementen waarop je een leverancier kunt beoordelen zijn: ervaring, stabiele relatie, opkweek in de regio, hygiëne op het bedrijf en herkomst van het opkweekmateriaal.

27146_TB.fm Page 21 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 22: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

22 ❑ MANAGEN TEELT EN WATERBEHEER

2 Planningsaspecten

Oriëntatie

De meeste tuinders vinden het opstellen van een goed teeltplan erg lastig. Maar het gaat hun gemakkelijker af wanneer ze in de voorgaande jaren meer theoretische en praktische kennis hebben verworven. Bij jonge, pas beginnende tuinders ontbreekt die ervaring. Oudere tuinders hebben meestal een bepaald plan, gebaseerd op hun ervaring.In dit hoofdstuk raak je vertrouwd met de consequenties van je keuze van het gewas en het teelttype voor de teeltplanning. Hierbij worden de zaai- en planttijden, de hoeveelheden zaaizaad of plantmateriaal en de oogsttijden nader ingevuld. Verder wordt ingegaan op de verbanden tussen het teeltplan en de arbeidsbehoefte aan de hand van kengetallen uit de KWIN.Anders dan in de bloementeelt is de toepassing van assimilatiebelichting in de groenteteelt relatief nieuw. Daarmee verschuiven in deze teeltsector de plant- en oogstdata van met name de hoofdgewassen.

2.1 Teeltkalender

De planningsdata van een teelt zijn gekoppeld aan diverse factoren.– de teeltduur van het gewas. De teeltduur van een slateelt is veel korter dan die

van een tomatenteelt, maar beide gewassen zijn eenjarige teelten. Gerbera’s en rozen daarentegen zijn meerjarig.

– het gewastype. Troschrysanten teel je jaarrond, pluischrysanten plant je bij voorkeur in september.

– het teelttype. Paprika’s zet je maar een keer per teeltseizoen, komkommers plant je drie tot zelfs vier keer per kalenderjaar. Zo spreken we bij de komkommer van de stookteelt, zomerteelt en herfstteelt. Tomaten kun je jaarrond telen, maar ook als nateelt na twee komkommerteelten.

– het stookregime. Heteluchtpaprika’s zet je later dan stookpaprika’s.– de belichting. Met name in de groenteteelt verschuiven de plantdata naar voren

onder invloed van assimilatiebelichting. Waar onbelichte tomaten gewoonlijk in week 47-50 (december) worden geplant, worden belichte teelten al in week 43 (rond 20 oktober) geplant.

In de volgende tabellen vind je van de belangrijkste groentegewassen en bloemgewassen onder glas een aantal eenvoudige technische gegevens. De gewassen staan in alfabetische volgorde. De gegevens zijn gebaseerd op rassenlijsten, op Kwantitatieve Informatie (KWIN) en op gegevens uit de vakliteratuur.De ontwikkelingen rond belichting (met name in de groenteteelt), rond rassen/cultivars (met name in de sierteelt) en rond de afzet (beide teeltsectoren) hebben een zo’n grote invloed op deze elementaire teeltgegevens, dat je in de praktijk natuurlijk ook andere zaai-, plant- en oogstdata tegenkomt.

27146_TB.fm Page 22 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 23: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

❑ TEELTKALENDER 23

Fig. 2.1 Teelt- en zaaikalender voor groenten onder glas

27146_TB.fm Page 23 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 24: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

24 ❑ MANAGEN TEELT EN WATERBEHEER

Vragen 2.1 a Geef een ander voorbeeld van de invloed van de teeltduur op plant- en oogstdata dan in de tekst staat vermeld.

b Geef een ander voorbeeld van de invloed van het gewastype op plant- en oogstdata dan in de tekst staat vermeld.

c Geef een ander voorbeeld van de invloed van het teelttype op plant- en oogstdata dan in de tekst staat vermeld.

d Welke groep glasgewassen wordt bij de plantenkweker gezaaid?e Noem vier gewassen met een hoge plantdichtheid.f Noem vier gewassen waarvan het uitgangsmateriaal duur is.g Welke relatie is er tussen plantprijs en teeltduur?h Komt licentie ook voor bij plantmateriaal voor de groenteteelt?i Reken de kosten aan plantmateriaal in € per m2 uit van:

1 Aardbeien (G1).2 Komkommers (G18).3 Paprika (G22).4 Sla (G44).5 Trostomaat (G54).6 Anthurium (B18).7 Cymbidium (B33).8 Dendranthema (G49).9 Gerbera (B73).10 Roos (B96).

2.2 Planning en arbeid

Op je bedrijf heb je de beschikking over een bepaalde hoeveelheid arbeid (manuren). arbeidsaanbod Dit is het arbeidsaanbod. Met behulp van een arbeidsbegroting kun je de

arbeidsbehoefte per teelt bepalen. Vooraf kun je dan het arbeidsaanbod en de arbeidsbehoefte in een periode vergelijken. Wanneer in een bepaalde periode veel arbeid nodig is, kun je vroegtijdig losse krachten inhuren of aannemen. Met een goede arbeidsbegroting kun je een goede arbeidsverdeling en -planning maken.

Bij het maken van een arbeidsplanning op het bedrijf kun je als volgorde aanhouden:– arbeidsbegroting per teelt en per 1000 m2;– arbeidsbegroting algemene uren;– arbeidsbegroting voor het hele bedrijf;– arbeidsbegroting en aanbod;– aanpassen van het teeltplan.

Arbeidsbegroting per teelt en per 1000 m2

Als je voor elke teelt de arbeid per 1000 m2 begroot, kun je de arbeidsbegroting van de verschillende teelten eenvoudiger met elkaar vergelijken dan wanneer de oppervlakte varieert.Je moet kijken hoeveel tijd je wanneer nodig hebt voor de diverse teelthandelingen. Denk daarbij aan zaken als grondbewerking, zaaien, planten, ziekte- en onkruidbestrijding, oogst en verwerking, en het opruimen van het geoogste gewas.De benodigde arbeid schrijf je op in perioden van vier weken.

27146_TB.fm Page 24 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 25: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

❑ PLANNING EN ARBEID 25

Arbeidsbegroting algemene uren

Naast het werken in de teelten kun je ook tijd besteden aan andere zaken zoals het vervoer van de bloemen naar de veiling, overleg over het werk, besprekingen met voorlichters, excursies en het begeleiden van stagiaires. Ook deze arbeidstijd moet je op dezelfde manier begroten als de arbeidstijd die je nodig hebt voor de teelt.

Arbeidsbegroting voor het hele bedrijf

Als de arbeidsbegrotingen van alle teelten en algemene uren klaar zijn, kun je deze op een verzamelstaat overbrengen en bij elkaar optellen. Op deze wijze krijg je een overzicht van de arbeid die nodig is per vierwekelijkse periode per jaar.

Arbeidsbegroting en arbeidsaanbod

Als je de benodigde arbeidsuren vergelijkt met de vaste arbeid die aanwezig is op je bedrijf, dan zie je of er evenwicht is of dat je een beroep moet doen op overwerk of dat je losse arbeid moet aantrekken om het werk klaar te krijgen. Het kan ook zijn dat je in bepaalde perioden niet alle arbeid voor de volle 100 procent benut. Plan vakanties en het plegen van onderhoud in deze perioden.

Aanpassen van het teeltplan

Als je arbeidsbehoefte van een teeltplan en het arbeidsaanbod niet in evenwicht kunt brengen, moet je proberen om het teeltplan aan te passen. Dit is in ieder geval nodig als de arbeidsbehoefte het arbeidsaanbod overtreft.Je kunt het teeltplan op verschillende manieren aanpassen:– kiezen voor andere teelten;– wel dezelfde teelten, maar meer of minder m2 van sommige teelten;– kiezen van andere plantdata, vervroegen of verlaten;– een combinatie van de bovenstaande mogelijkheden.

Als je meerdere teelten in een kas hebt staan, zoals in een (zomer)bloemenbedrijf, dan is de bepaling van de arbeidsbehoefte wat ingewikkelder. Hiervoor wordt eerst per teelt aangegeven in welke periode er arbeid nodig is en hoeveel uren dat zijn.Per periode wordt dan opgeteld hoeveel uren alle teelten samen vragen. Daarbij komen dan de algemene uren, zoals veilingrijden, studieclubs, excursies en controle van het gewas. Verder moeten nog uren gereserveerd worden voor onderhoud en dergelijke. In figuur 2.2 zie je de arbeidsbehoefte van een bedrijf.

27146_TB.fm Page 25 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 26: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

26 ❑ MANAGEN TEELT EN WATERBEHEER

Heb je voor een bepaalde teelt gekozen, dan bereken je hoeveel arbeid er voor nodig is. Als je de totale arbeidsbehoefte van je teeltplan kent, kun je uitrekenen hoeveel uren je met de vaste arbeidsbezetting kunt invullen. De rest los je op met losse arbeid en overwerk (zie figuur 2.3).

Het voordeel van een arbeidsbegroting is dat van tevoren ongeveer bekend is hoeveel arbeid aangetrokken moet worden. Dus kun je:– tijdig voor los personeel zorgen en hen inwerken in een rustige periode;– tijdig het teeltplan aanpassen om arbeidspieken te vermijden;– rekening houden met vakanties en onderhoudswerk.

Fig. 2.3 Een voorbeeld van het arbeidsaanbod op een bedrijf

Fig. 2.2 Arbeidsbehoefte in uren

van een willekeurigbedrijf

Kas Kas 1 Kas 2 Kas 3 Totaalopp. m2 192 m2 730 m2 730 m2 Arbeids-

behoefte Gewas Tulp Matthiola DianthusPeriode Carthamus Celosia Matthiola

Matricaria Matricaria Aster1 133 44 4 1812 133 4 4 1413 140 4 204 3484 187 4 4 1955 69 132 4 2056 1 4 139 1447 30 4 22 568 14 4 4 229 1 120 4 12510 31 4 4 3911 166 4 121 29112 163 74 33 27013 172 74 4 250Totaal 1240 476 551 2267

Vak Overwerk Los TotaalPeriode ondernemer werknemer (1) ondernemer werknemer personeel beschikbaar1 152 76 79 96 4032 76 152 54 20 137 4393 152 152 17 96 4174 152 152 15 96 4155 152 152 54 20 143 5216 152 152 70 40 255 6697 152 152 60 20 138 5228 152 0 54 138 3449 152 152 37 96 43710 152 152 10 96 41011 152 152 70 25 223 62212 152 152 90 225 61913 152 152 42 96 442

1900 1748 652 125 1835 6260

(1) 38 uur per week = 152 uur / periode

27146_TB.fm Page 26 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 27: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

❑ OPTIMALE RUIMTEBENUTTING 27

Vragen 2.2 a Zelden zullen de arbeidsbehoefte en het arbeidsaanbod precies op elkaar passen. Welke mogelijkheden heb je als tuinder om dit passend te maken?

b Wanneer is er een piek in de arbeidsbehoefte van figuur 2.3?c Hoeveel weken vakantie neemt de ondernemer?d Wanneer heeft de medewerker vakantie?e Werkt het bedrijf op zon- en feestdagen?

2.3 Optimale ruimtebenutting

Streef naar zo weinig mogelijk leegstand van kassen. Onnodige leegstand betekent opbrengstderving doordat de vaste kosten (kosten d.p.m.) gewoon doorgaan en door de andere teelten opgebracht moeten worden. Snelle teeltopvolging is daarom noodzaak. Dat geldt met name voor teelten als radijs, chrysant en Lisianthus, die jaarrond worden geplant. Maar dat geldt ook voor (zomer)bloemenbedrijven, waar je vaak meerdere gewassen ziet op relatief kleine stukjes oppervlakte.

planmatigebedrijfsvoering

Teeltplanning betekent dus overgaan op een planmatige bedrijfsvoering. In het verleden was er op bedrijven vaak sprake van een gevoelsmatige aanpak. Bij het huidige hoge kostenniveau van productiemiddelen (grond, kassen en arbeid) ben je genoodzaakt de kasafdelingen niet onnodig lang leeg te laten staan en de arbeidsverdeling over het jaar te optimaliseren. Dit betekent dat je in een vroeg stadium al over het teeltplan moet nadenken. Wanneer je namelijk te laat beslist over de volgteelt, kun je problemen krijgen met de levering van plantmateriaal met als gevolg dat kasafdelingen te lang onbenut blijven. Ook kunnen oogsten in elkaar overlopen, waardoor enorme oogstpieken kunnen ontstaan en extra personeel nodig is.Het op korte termijn plannen, kost je gegarandeerd geld en moet je dus voorkomen. Een planmatige bedrijfsvoering op langere termijn is echt noodzakelijk!

2.4 Belichten en het teeltplan

Bij het maken van het teeltplan is het goed van tevoren na te gaan wat de mogelijkheden en nadelen zijn van belichting. Het toepassen van welke vorm van belichting dan ook heeft namelijk grote invloed op het teeltplan.

Belichten

De uitvoering van een belichtingsinstallatie heeft op diverse manieren invloed op de teelten of gewassen op je bedrijf. Bij belichten zijn vier verschillende uitvoeringen van de installatie mogelijk:– dagverlenging met gloeilampen;– assimilatiebelichting met bovenbelichting;– assimilatiebelichting met bovenbelichting en tussenbelichting;– assimilatiebelichting met beweegbare lampen.

Dagverlenging met gloeilampenDagverlenging met gloeilampen heeft geen gevolgen voor de groeisnelheid van de plant. De invloed van deze manier van belichten is bijvoorbeeld het voorkomen van bloei bij Dendranthema, het stimuleren van bloemknopaanleg bij Dianthus in het

27146_TB.fm Page 27 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 28: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

28 ❑ MANAGEN TEELT EN WATERBEHEER

voorjaar of het stimuleren van strekking van de bloemstelen bij aardbeien. Je kunt dus ook spreken van stuurlicht voor de plant.

Assimilatiebelichting met bovenbelichtingMet deze wijze van belichten stimuleer je de groeisnelheid van de plant wel en kun je ook de groeiprocessen in de plant sturen. Ga je bijvoorbeeld bij kortedagplanten te lang belichten met assimilatiebelichting, dan legt het gewas geen bloemen aan. De lampen hangen in deze situatie alleen boven het gewas.

Assimilatiebelichting met bovenbelichting en tussenbelichtingBij deze belichtingsmethode wordt een gedeelte van het licht met tl-buizen tussen de planten gegeven. Door een betere lichtopvang onder in het gewas kun je bij tussenlicht wat nauwer planten. In komkommerproeven gaf tussenlicht duidelijk donkerder gekleurde vruchten en een lager percentage binnenland.

Assimilatiebelichting met beweegbare lampenDit zijn groeilichte lampen die boven het gewas aan een rail hangen, waarbij de lampen 2 tot 3 meter heen en weer gaan of in enkele gevallen naar een andere afdeling gaan en weer terug komen. Deze lampen worden onder meer bij paprika gebuikt om de zetting van het gewas te stimuleren door middel van stuurlicht. De verhouding tussen het rood en verrood licht verandert waardoor je de bloei stimuleert en de zetting vervroegt. De lampen geven ook extra groeisnelheid, echter minder dan bij een vaste installatie met hetzelfde vermogen, omdat ze een gedeelte van de tijd niet boven dezelfde planten hangen.

Effecten van belichting

Je ziet dat je door gebruik te maken van een belichtingsinstallatie een teelt op verschillende manieren kunt sturen waardoor je in een andere periode kunt oogsten of meer gaat oogsten. Al deze maatregelen hebben dus gevolgen voor de personele planning op je teeltbedrijf. Je moet daarbij denken aan een of meer van de volgende effecten:– spreiding van de oogst;– het realiseren van winterproductie;– het vervroegen van de teelt;– een hogere totaalproductie;– afvlakken van de arbeidsfilm;– verbetering van de kwaliteit.

Spreiding van de oogstDe meest bekende voorbeelden zijn natuurlijk de teelt van Kalanchoë en Dendranthema (chrysant). Bij telen onder natuurlijke omstandigheden plant je in juli of augustus en gaat de plant door het afnemen van de daglengte bloemknoppen vormen. Door gebruik te maken van belichten kun je ook planten in een periode dat de plant normaliter bloemen gaat vormen. Door het verlengen van de dag gaat de plant dan toch vegetatief groeien. Door gebruik te maken van dagverlenging (belichten) of dagverkorting (verduisteren) kun je jaarrond produceren. Als je daarbij je kas nog verdeelt in verschillende vakken, die je steeds op een ander moment beplant, krijg je een spreiding van de oogst en een meer regelmatige arbeidsfilm op je bedrijf.

27146_TB.fm Page 28 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 29: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

❑ BELICHTEN EN HET TEELTPLAN 29

Realiseren van winterproductieIn de winter is de productie van de gewassen veel lager of zelfs onmogelijk door de beperkte hoeveelheid licht. Maar dit is daarom juist een periode die interessant is wat prijsvorming betreft vanwege de hogere prijzen voor de producten. Door gebruik te maken van assimilatie- of groeilicht is winterproductie, jaarrond productie, groeiversnelling en productieverhoging mogelijk.Bij komkommers kom je van eind november tot eind januari licht te kort om vruchten te kunnen produceren. Maar door gebruik te maken van 135 watt extra groeilicht/m2

kun je in november al met een teelt starten waarvan je in december kunt oogsten. Bij een hogedraad-teeltsysteem en voldoende stengels kun je 9,2 vruchten of 3,3 kg komkommers per m2 per week produceren. Deze productie vindt plaats in een tijd dat er alleen dure buitenlandse komkommers op de markt zijn. Op deze manier kun je de jaarproductie bij een hogedraad-teeltsysteem van 200 komkommers per m2

verhogen naar 350 komkommers per m2. Door de winterproductie is er ook in november, december en januari vraag naar arbeid. Dit heeft dus ook meer arbeid en een meer regelmatige arbeidsfilm tot gevolg.

Vervroegen van de teeltBij tomaten is het mogelijk om met een geïnstalleerd vermogen van 90 watt/m2 op 15 oktober te planten. Bij eerder planten kunnen er groeiproblemen ontstaan. De plantbelasting neemt nog toe, terwijl de hoeveelheid natuurlijk licht afneemt. Zonder belichting plant je op zijn vroegst begin december. Door de vroege plantdatum van half oktober kun je eind december de eerste vruchten oogsten. Dit komt precies op het moment dat het aanbod van Nederlandse tomaten wegzakt. De totale jaarproductie door deze vervroegende teeltmaatregel komt ongeveer 15 procent hoger uit. De meerwaarde betreft de productie in januari wanneer er weinig aanbod is. Bij normale winterprijzen worden de kosten van het vervroegen ruim vergoed.

Fig. 2.4 Benodigde extra productie om de extra kosten terug te verdienen bij zeven teeltsituaties

Een hogere totaalproductieBij alle gewassen kun je door het toepassen van groeilicht een productieverhoging realiseren. De vraag is echter altijd in hoeverre de kosten van extra productie worden

27146_TB.fm Page 29 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 30: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

30 ❑ MANAGEN TEELT EN WATERBEHEER

gecompenseerd. In figuur 2.4 zie je de extra productie die nodig is om de extra kosten goed te maken. Bij chrysant geeft de kolom ‘Stuks onbelicht’ een productie van 200 stuks met een middenprijs van 22 eurocent per tak. Om de kosten van belichting te compenseren moet je als kweker 33 takken meer oogsten of 3,4 eurocent meer per tak ontvangen. In de KWIN kun je zien dat de productie 50 takken per m2 hoger is en de middenprijs met 1 eurocent per tak stijgt. In deze situatie is het rendabel om je gewas te belichten.

De extra kosten die je moet terugverdienen, bestaan voor het grootste gedeelte uit de jaarkosten voor belichting. Dit zijn afschrijving, rente, onderhoud en energiegebruik. De andere extra kosten bestaan uit arbeids-, transport- en veilingkosten door de gestegen productie. Bij een gewas als grootbloemige gerbera’s kan de productie zomaar 20 tot 60 procent stijgen. Dit heeft dus ook behoorlijke gevolgen voor je arbeidsplanning inclusief inzet en de afzetkosten van deze productie.Ook bij een gewas als komkommers kan de productie fors toenemen. Een gewone teelt, drie keer planten zonder belichting, is ruim 180 stuks of 80 kg komkommers tegen een kostprijs van € 0,64 per kg. Een belichte teelt, drie keer planten aan de hoge draad, geeft een productie van 350 stuks of 145 kg tegen een kostprijs van € 0,77 per kg. Dit is een toename van 80 procent. Vooral de hogere productie in de maanden januari, februari, maart en april en gedurende de rest van het jaar moet deze hogere kostprijs goedmaken. Voor juiste berekeningen moet je eigenlijk de productiekosten en de opbrengst per kg per maand berekenen om de juiste planttijd te bepalen.

Afvlakken van de arbeidsfilmDoordat je de teelt kunt spreiden, verlengen of zelfs jaarrond maken, neemt vooral de arbeid in de drukke periode af en in de rustige periode toe. Daardoor is er in deze laatste periode minder leegloop. Is er in de periode november, december, januari geen

Fig. 2.5 De effecten van

hoeveelheid licht op deproductie bij

verschillende Gerberacultivars

27146_TB.fm Page 30 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 31: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

❑ OPSTELLEN VAN EEN TEELTPLAN: WERKMETHODE 31

of weinig werk op het bedrijf, dan zijn vaste medewerkers erg inefficiënt. Het ieder jaar weer nieuwe losse medewerkers inwerken heeft echter ook nadelen en brengt bovendien veel kosten met zich mee. Door belichting krijg je jaarrond meer werk waardoor je als ondernemer je personeel meer kunt bieden.

Verbetering van de kwaliteitIn de praktijk blijkt dat belichten een positief effect heeft op de kwaliteit. Bij gerbera’s neemt vooral het versgewicht van de bloemen behoorlijk toe. De toename in versgewicht is 10 procent bij 45 watt tot 35 procent bij 90 watt. Ook zijn er effecten te zien, zoals een iets grotere bloemdiameter of een iets langere steellengte. Bij chrysanten kun je kiezen voor het takgewicht (kwaliteit) of het aantal takken. Dit is gedeeltelijk afhankelijk van de markt. Kies je voor meer takken, dan kies je ook voor meer plantmateriaal, arbeid en afzetkosten. Bij komkommers worden de vruchten donkerder als je een gedeelte van het licht met tussenlicht geeft. Bij tussenlicht hangen de lampen in het gewas.

Vragen 2.3 a Is het nodig om bij assimilatiebelichting ook nog gloeilampen te hangen als stuurlicht?

b In welke periode is de meerproductie bij de gerbera uit figuur 2.5 gerealiseerd?c Spreiding van de oogst door middel van belichten is mogelijk. Welke vorm van

belichting bedoelen we dan?d Waarom is een hogere productie door middel van belichting niet altijd gunstig?e Waarom is het voor een komkommerteler aantrekkelijk om te belichten?

2.5 Opstellen van een teeltplan: werkmethode

Het teeltplan is een richtlijn voor de bedrijfsvoering. In het teeltplan staat:– welke gewassen je teelt;– hoeveel van elke soort;– wanneer je gaat planten;– hoeveel je van elk ras plant.

Op basis van het teeltplan bepaal je de hoeveel zaaizaad of plantmateriaal en kun je op tijd bestellen. Met een op papier gezet teeltplan zie je ook sneller problemen met vruchtwisseling of bemesting. Dan kun je je plan voor ieder perceel nauwkeurig aanpassen aan de behoefte van het gewas. Let op, niet elk teeltplan is voor alle bedrijven bruikbaar.

Bepalende factoren bij het teeltplan

Een teeltplan moet aangepast zijn aan de bedrijfsomstandigheden en aan de tuinder die het moet uitvoeren. Enkele factoren die daarin een rol spelen, zijn:– grond;– afzetmogelijkheden;– prijs;– arbeid en arbeidsverdeling;– keuze voor een continuteelt;– aanpassingen in het machinepark;– grootte van het bedrijf;– interesse en vakbekwaamheid van de teler.

27146_TB.fm Page 31 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 32: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

32 ❑ MANAGEN TEELT EN WATERBEHEER

GrondGrond is een factor van belang voor de teeltbedrijven die naast de kasteelt ook nog in de vollegrond telen. De grond kan hoog of laag gelegen zijn. Maar de grond kan ook zwaar of licht zijn. Je kunt te maken hebben met veen, klei en zandgronden en alle varianten daartussen.Voor een teelt buiten in de volle grond mag je zeggen dat hoge, lichte gronden in het voorjaar snel opwarmen en daarom vroeg zijn. Deze gronden lenen zich vaak heel goed voor het vervroegen van zomerbloemen, aardbeien en bladgewassen met rolkas, plastic tunnel of vlakveldse bedekking met acryldoek of flodderfolie.Zwaardere, vochthoudende gronden blijven in het voorjaar vaak langer koud, maar geven in de zomer doorgaans een betere en ongestoorde groei. Dit komt ten goede aan de kwaliteit.

AfzetmogelijkhedenNatuurlijk kunnen groenten, fruit en sierteeltproducten via de veilingen worden afgezet. In een enkel geval kan het soms aantrekkelijk zijn om gebruik te maken van een ander afzetkanaal. Veel grote glasgroentetelers zetten hun producten, zoals

contractteelt tomaat, paprika en komkommer, rechtstreeks af bij de handelsbedrijven. Contractteeltkan soms een alternatief zijn. Bij de teelt van vaste planten is het zelfs een voorwaarde eerst na te denken over de afzet van een bepaald product, voordat je dit in het teeltprogramma opneemt.

PrijsIedereen heeft de neiging om de prijzen achterna te lopen en om veel te telen van producten die vorig jaar duur waren. Dit is gevaarlijk, omdat de prijzen op de veiling sterk kunnen variëren. Het beste kun je ongeveer hetzelfde schema aanhouden. Je hebt dan de zekerheid ook van de hoge prijzen te profiteren. Wel is het noodzakelijk dat je rekening houdt met het prijsverloop over een aantal jaren. Je moet de bakens op tijd verzetten, meegaan met nieuwe teeltmogelijkheden. Je moet dan denken aan toepassing van verlate teelt van bijvoorbeeld zomerbloemen of kersen in de kas, of de inzet van vernieuwde teelttechnieken zoals een stekrobot op potplantenbedrijven. Als je bedrijf ver van de veiling of andere vormen van afzet vandaan zit, is het belangrijk dat je producten teelt die een grote waarde per kar of pallet vertegenwoordigen. Dit doe je om afzetkosten (transportkosten en karheffingen) te minimaliseren. Verder is, zoals gezegd, het saldo per arbeidsuur een beter kengetal voor de rentabiliteit van een teelt dan de pure stuks- of kg-opbrengst.

27146_TB.fm Page 32 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 33: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

❑ OPSTELLEN VAN EEN TEELTPLAN: WERKMETHODE 33

Arbeid en arbeidsverdelingEen belangrijk onderdeel van het inkomen van een tuinder bestaat uit de beloning voor je eigen arbeid. Hoe meer productieve arbeid jij zelf verricht, hoe meer jij verdient. Daarom is het belangrijk te zorgen voor een goede arbeidsverdeling over het jaar, zodat ook je uren in de wintermaanden productief zijn. Op (zomer)bloemenbedrijven kun je de zomerpiek door een juiste combinatie van gewassen gedeeltelijk afvlakken. Op veel andere bedrijfstypen met slechts één teelt kun je de arbeidspieken opvangen door het aantrekken van losse arbeidskrachten. Ook in het drukke oogstseizoen moet je als tuinder aandacht schenken aan onkruidbestrijding, ziektebestrijding, gewasverzorging, zaaien en planten. Voor veel bedrijven ligt de arbeidspiek in mei, juni, juli en augustus. De groeisnelheid van het gewas is hoog, het gewas vraagt veel verzorging. Daarnaast moet je oogsten en de volgende teelten al weer opstarten.

Van elk gewas zijn de totale arbeidsbehoefte en de verdeling van deze behoefte over de teeltperiode bekend. Als je de arbeidsfilm bekijkt, dan kun je de arbeidsbehoefte in drie groepen verdelen:– Het uitplanten of de teeltwisseling geeft vaak een arbeidspiek.

Fig. 2.6 Nieuwe technieken

hebben veel invloed opde arbeidsplanning en dekostprijs. Hier zie je een

stekrobot.

Tips

1 Bepaal het arbeidsaanbod.2 Bepaal de arbeidsbehoefte van het gewas (gewassen) op je bedrijf.3 Stel een arbeidsbegroting op en maak een jaarfilm van arbeidsaanbod en

arbeidsbehoefte.4 Voorkom dat je veel gewassen gelijktijdig moet oogsten. Daardoor kunnen

arbeidspieken ontstaan waardoor:• de oogst van de gewassen te weinig aandacht krijgt: de planten krijgen een

te late of te slechte verzorging.• de verzorging van de andere gewassen in de knel kan komen: onkruid- en

ziektebestrijding komen te laat.• een onregelmatige arbeidsbehoefte ontstaat die moeilijker is in te vullen dan

een regelmatige arbeidsbehoefte.5 Denk na met welk personeel je arbeidspieken wilt opvullen.

27146_TB.fm Page 33 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 34: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

34 ❑ MANAGEN TEELT EN WATERBEHEER

– De verzorging tijdens de teelt vraagt doorgaans weinig arbeid, behalve in (vrucht)groentegewassen als tomaat, komkommer, paprika en aubergine. Ook vragen snijbloemgewassen als chrysant, roos, en Gerbera heel wat uren aan gewasverzorging.

– De oogst. In de groente- en bloementeelt vragen de meeste gewassen tijdens de oogst de meeste arbeid. Denk aan rozen, anjers, tomaten en komkommers.

De arbeid voor zaaien of planten en de verzorging tijdens de teelt doe je veelal zelf of je vaste medewerkers. Voor de oogstwerkzaamheden wordt nogal eens een beroep gedaan op parttime krachten of los personeel. In de groenteteelt zie je een sterke opkomst van uitzendbureaus die gespecialiseerd zijn in het werven en plaatsen van tijdelijk personeel. Ook is in deze teeltsector het loonwerk voor gewasverzorging sterk verbreid.

De arbeidsverdeling in figuur 2.7 geldt voor een willekeurig teeltplan. Het blijkt dat vooral in de maanden juni, juli en augustus arbeidspieken ontstaan.

Als tuinder moet je dus een zodanig teeltplan opstellen dat je het gehele jaar werk hebt. Dit wordt nog belangrijker als je een of meer vaste medewerkers in dienst hebt. Dit kun je bereiken door onder meer gewassen in het plan op te nemen die ook in de winter en in het vroege voorjaar oogstarbeid geven.

Keuze voor een continuteeltVeel gewassen kun je jaarrond telen. Voordelen van continuteelt zijn:– regelmatige aanvoer op de veiling en daardoor betere en regelmatigere

prijsvorming en minder prijs- en teeltrisico;– betere opbrengst en kwaliteit, doordat je op de optimale oogsttijd kunt oogsten;– kleinere groep personeel;– personeel krijgt meer ervaring en presteert daardoor beter;– meer arbeidsvreugde, omdat je met een kleinere en vaste groep personen werkt;– betere benutting van machines en werktuigen.

Fig. 2.7 Voorbeeld van het

verloop van dearbeidsbehoefte in uren

per 1000 m2

27146_TB.fm Page 34 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 35: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

❑ OPSTELLEN VAN EEN TEELTPLAN: WERKMETHODE 35

Aanpassingen in het machineparkBij sommige gewassen zijn specifieke machines noodzakelijk. Als je komkommers teelt, gebruik je een andere sorteermachine en oogstkarren dan wanneer je losse tomaten teelt.De noodzakelijke investeringen kunnen een reden zijn om een bepaald gewas niet in je teeltplan op te nemen. Min of meer het omgekeerde kan echter ook het geval zijn. Wanneer je om wat voor reden dan ook, besluit zo’n gewas in je teeltplan op te nemen, dan kun je het beter regelmatig en in voldoende omvang opnemen om de machines optimaal te benutten. Dit geldt niet als je gebruikmaakt van de diensten van een loonwerker. Jij hoeft dan immers niet zelf in deze machines te investeren.

Grootte van het bedrijfEen teeltplan op een groot bedrijf ziet er anders uit dan op een klein bedrijf. Het gaat doorgaans ook om andere gewassen. Als je bedrijf klein is, kies je vaker voor arbeidsintensieve teelten die moeilijker te automatiseren zijn. Het aantal teelten moet je zo veel mogelijk beperken en de afzonderlijke percelen of afdelingen in de kas moeten voldoende omvang hebben. Kleine afdelingen of percelen geef je meestal minder aandacht. Bovendien kunnen je afzetkosten door veel kleine partijen flink stijgen.

Interesse en vakbekwaamheidDe ene tuinder teelt het liefst Phalaenopsis en de andere tuinder heeft een voorkeur voor aubergine. Het is daarom beter om geen grote oppervlakte te telen op een bedrijf van een gewas dat je nog niet kent. Zelfs een verandering van cultivar kan al teeltproblemen veroorzaken. Als teler los je dit probleem op door regelmatig nieuwe cultivars te testen. Soms besluit je echter om je gehele bedrijf om te schakelen naar een nieuw gewas. Voorkom problemen tijdens de teelt door je goed te laten voorlichten over het nieuwe gewas en de teelt.

Werkmethode

Een goede werkmethode voor het maken van het meest optimale teeltplan is de volgende.– Maak een saldobegroting van iedere teelt en de daarbij behorende

arbeidsbehoefte. Met behulp van deze begrotingen is het mogelijk om het saldo per arbeidsuur per teelt uit te rekenen.

– Stel vast hoeveel ruimte beschikbaar is. Plan alle kassen en volle grond zo goed mogelijk vol met de gewenste teelt(en). Let daarbij in eerste instantie op de oogstperiode(n). Deze moeten zo veel mogelijk over het jaar verdeeld zijn, omdat oogsten de meeste arbeid vraagt. Schrijf dan het teeltplan uit.

– Na het vaststellen van het teeltplan moet je de arbeidsbegroting opstellen voor het gehele bedrijf.

Welke gegevens zijn onontbeerlijk?a vaste bedrijfsgegevens:

• beschikbare ruimte;• beschikbare arbeid (= arbeidsaanbod) op het bedrijf;• vaste kosten, dit zijn kosten van d.p.m. en algemene kosten.

27146_TB.fm Page 35 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 36: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

36 ❑ MANAGEN TEELT EN WATERBEHEER

b teeltgegevens:• saldobegroting (kosten en opbrengsten) en saldo per arbeidsuur;• arbeidsbehoefte;• ruimtebehoefte.

Bovenstaande bedrijfsgegevens zijn voor elk bedrijf bekend en gemakkelijk vast te stellen.

Een probleem bij het maken van een teeltplan voor het gehele bedrijf is de complexheid van de materie. Het is niet altijd goed mogelijk een volgorde aan te geven in de eisen die je aan een teeltplan wilt stellen. Een ideale arbeidsverdeling over het jaar is misschien wel aantrekkelijk, maar leidt niet per definitie tot het beste economische resultaat. Bepaalde gewassen zouden misschien uitstekend in het teeltplan passen, maar de grond is wellicht minder geschikt.

Vragen 2.4 a Waarom is een jaar in figuur 2.7 verdeeld in dertien perioden?b Leg uit waarom tuinders onderstaande keuze gemaakt hebben voor hun

teeltplan.1 Bij snijbloementeler Middendorp valt 70 procent van zijn arbeid in de eerste

zes maanden van het jaar.2 Ondanks de kosten van belichting kiest tomatenteler Van Uffelen er toch

voor om zijn gewas te belichten.3 Tuinder Noorddam schakelt over van rozen op jaarrondchrysanten.4 De prijzen vallen al enkele jaren tegen. Toch wil tuinder Lubbe niet van

teelt veranderen.

2.6 Afsluiting

Voordat je als tuinder met een teelt start, heb je al veel informatie over die teelt. Maar er gaat een heel proces aan vooraf. Je moet namelijk plannen wat je gaat doen. Je begint met het maken van een keuze voor een of meerdere gewassen. Met die gewassen maak je een teeltkalender waarin staat:– wanneer je plantmateriaal gaat bestellen;– wanneer je gaat planten (plantdatum);– hoe je de gewasverzorging organiseert: per week of periode;– wanneer je gaat oogsten (oogstmoment).

Hoe nauwkeuriger je de teeltkalender maakt, hoe beter je kunt zien of er geen overlap van teelten plaatsvindt.

Met de teeltkalender kun je ook een kosten-batenanalyse maken. Voor veel gewassen kun je de kengetallen voor een kosten-batenanalyse in de KWIN vinden. Lukt dit niet, dan moet je bij voorlichting, zaadfirma’s of collega-telers de benodigde informatie verzamelen. Op deze manier kom je tot een saldo per m2 en kun je bepalen of de teelt interessant is voor jouw bedrijf.

Een andere functie van het teeltplan is het bepalen van de benodigde arbeid. Door op voorhand per week of periode de handelingen en de geschatte tijd per handeling in de teeltkalender op te nemen zie je problemen in de arbeidsfilm.

27146_TB.fm Page 36 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 37: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

❑ AFSLUITING 37

Je kunt hierop inspelen door:– meer mensen in dienst te nemen;– de vakantieperioden voor het personeel aan te passen;– het teeltplan iets aan te passen waardoor overlap in teelten vermindert;– de teelten iets te verschuiven, zodat je in vakanties eventueel met scholieren

kunt werken.

Een veel toegepaste manier om de arbeidsfilm op de bedrijven vlakker te krijgen is het gebruik van belichting. Met stuurlicht kun je de oogst bij sommige gewassen voorkomen en bij andere gewassen versnellen. Met assimilatieverlichting kun je in veel gevallen de teeltperiode verschuiven. De inzet van belichting kan ook betekenen dat de productie verhoogd wordt en in een duurdere periode valt. Dit betekent dat je bij inzet van assimilatiebelichting je eerste teeltplan opnieuw moet maken en nu met de arbeidsprognose van een belichte teelt.

Om een goed teeltplan te maken zijn er nog een aantal randvoorwaarden zoals onder meer– geschiktheid van de grond;– oppervlakte van het bedrijf;– interesse van jou als ondernemer;– de afzetmogelijkheden van je product;– de prijs van het te telen product;– de mogelijkheden van de kas bij een bestaande kas;– de aanwezigheid van de apparatuur op het bedrijf.

Als je met alle factoren uit dit hoofdstuk goed aan de slag gaat, kun je een goed teeltplan maken en een succesvol bedrijf starten.

27146_TB.fm Page 37 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 38: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

38 ❑ MANAGEN TEELT EN WATERBEHEER

3 Potplantenplanning

Oriëntatie

Bij groentegewassen en snijbloemen zet je een afdeling vaak in één keer vol en zo’n afdeling blijft dan tot aan het einde van de teelt ook vol staan. Ook bij potplanten komt dit voor, maar heel vaak zet je de planten tijdens de teelt wijder. Bovendien zul je aan het einde van een potplantenteelt meestal over een langere periode oogsten. Overblijvende planten kun je eventueel bij elkaar zetten. Maar je moet voortdurend zoeken naar het optimale ruimtegebruik.Het plannen van het ruimtegebruik op een potplantenbedrijf is erg belangrijk. Het registreren van de gegevens over teelt- en ruimtegebruik geeft inzicht in je eigen bedrijfssituatie. Hierdoor kun je op basis van eigen gegevens gefundeerde beslissingen nemen over het ruimtegebruik. In de praktijk is dan ook gebleken dat op veel bedrijven de bedrijfsresultaten aanmerkelijk verbeteren door meer aandacht aan planning te besteden. Een groot voordeel hierbij is dat planning niet per se hoeft te leiden tot grote investeringen. Er zijn in de praktijk gevallen bekend waarbij de productie opmerkelijk werd vergroot zonder dat dit ten koste van de kwaliteit ging.

3.1 Teelt en teeltkarakteristiek

Als je een teler vraagt naar zijn teeltplan dan zegt hij vaak: ‘Ik teel 40.000 begonia’s en 80.000 Pelargoniums. Die 40.000 begonia’s zijn meestal weer op te splitsen in tien of meer teelten, die van elkaar afwijken in cultuur, potmaat, oppotdatum, afleverdatum enzovoort. Hetzelfde geldt voor die 80.000 Pelargoniums.’

Teelt

Stel dat je de 40.000 begonia’s niet allemaal op 1 januari oppot, maar gespreid over het jaar, bijvoorbeeld:– 1 januari (week 1) 10.000 planten;– 1 april (week 13) 10.000 planten;– 1 juli (week 26) 10.000 planten;– 1 oktober (week 39) 10.000 planten.

Zo ontstaan er vier teelten die je ieder afzonderlijk in de planning moet verwerken.Bij de potplantenplanning spreek je pas over een teelt als binnen die teelt alles hetzelfde is, zoals:– cultivar;– oppotdatum;– aantal planten per m2tablet;– groeifase-indeling;– afleverdatum;– potmaat;– teeltafdeling (cultuurmaatregelen, potgrond).

27146_TB.fm Page 38 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 39: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

❑ TEELT EN TEELTKARAKTERISTIEK 39

Teeltkarakteristiek

De teeltkarakteristiek geeft een overzicht van de kenmerken van de teelt zoals teeltduur, indeling in teeltfasen en aantal planten per m2. De teeltkarakteristiek maak je meestal voor 1.000 af te leveren planten. Dit heeft als voordeel dat je de teeltkarakteristiek vaker kunt gebruiken. Een kweker heeft bijvoorbeeld de keus tussen het telen van 20.000 of 40.000 begonia’s. Alle andere omstandigheden zijn gelijk. Je maakt een karakteristiek voor 1.000 planten en vermenigvuldigt de uitkomst met 20 of met 40.

UitvalIn de praktijk gaan er natuurlijk altijd planten dood of ze worden om andere redenen weggegooid. Vallen er in de eerste fase planten uit, dan haal je deze er aan het einde van die fase uit en hoef je die in de tweede fase niet terug te zetten.

ruimtebehoefte De uitval in de eerste fase heeft dus invloed op de ruimtebehoefte in de tweede fase. Hoe moet je de uitval verwerken in de teeltkarakteristiek van bijvoorbeeld begonia? Stel, je houdt rekening met de volgende uitval per 1000 af te leveren planten:– 1e fase: oppotten → 1e keer wijder zetten 10 planten;– 2e fase: 1e keer wijder zetten → 2e keer wijder zetten 20 planten;– 3e fase: 2e keer wijder zetten → begin van het afleveren 0 planten;– 4e fase: begin van het afleveren → einde van het afleveren 0 planten.

De totale uitval is dan 30 planten.

Dat betekent dat je in de:– 1e fase 1030 planten moet oppotten (1000+30);– 2e fase 1020 planten voor de 1e keer wijder moet zetten(1030−10);– 3e fase 1000 planten voor de 2e keer wijder moet zetten(1020−20);– 4e fase 1000 planten moet afleveren(1000−0).

Omdat een teeltkarakteristiek van zoveel verschillende zaken afhangt, is het vrijwel ondoenlijk om voor elke omstandigheid een aparte teeltkarakteristiek te geven. We zullen ons daarom beperken tot een veelvoorkomende teeltvorm bij begonia. We gaan er bij deze teeltplanning van uit dat je jaarrond teelt met bijvoorbeeld om de veertien dagen oppotten en dat aan het einde van de periode alle planten geruimd zijn. In de laatste fase, de afleveringsfase, lever je elke week de helft van de planten af. Dit resulteert in de teeltkarakteristiek voor begonia voor 1000 af te leveren planten die je ziet in figuur 3.1.

AfleveringsfaseTijdens de afleveringsfase neemt de ruimtebehoefte van het gewas af. Meestal pakt de kweker de planten die hij wil afleveren, verspreid door het gehele gewas weg. De

Fig. 3.1 In een teeltkarakteristiek

vind je de belangrijkstegegevens in een tabel

samengebracht.

27146_TB.fm Page 39 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 40: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

40 ❑ MANAGEN TEELT EN WATERBEHEER

ruimte die vrijkomt, kan hij niet meteen gebruiken. Pas als hij de overgebleven planten bij elkaar zet, komt de tabletruimte vrij.

Groei- en bloeisturing

Een belangrijk onderdeel van de teeltplanning is de sturing van de groei en bloei. Je moet precies weten hoe lang het duurt voordat een gewas de juiste grootte heeft en kwalitatief goed genoeg is om af te leveren. Bloeiende gewassen moeten op het juiste moment bloeien. Wijkt de ontwikkeling van de planten af van wat normaal is, dan moet de teler ingrijpen. Vaak neemt hij die beslissing op gevoel. Maar het is beter om de lengtegroei door wekelijkse metingen bij te houden en deze te vergelijken met een

graphical tracking gewenste groeinorm. Deze techniek wordt graphical tracking genoemd. ‘Graphical’ staat voor het vastleggen van de meetgegevens, in dit geval door in een grafiek op de horizontale as de tijd en op de verticale as de hoogte uit te zetten. Door de

S-curve meetpunten te verbinden ontstaat er een opgaande lijn, de zogenoemde S-curve. Bij graphical tracking vergelijk je de curve die is ontstaan door het invullen van de eigen meetresultaten, met de curve van de meest ideale groei van een gewas. Lopen de curven te ver uiteen, dan weet je dat de groei van je gewas in ieder geval niet de ideale lijn volgt. Op basis van deze informatie kun je besluiten om in te grijpen door bijvoorbeeld te gaan remmen of juist niet.

Fig. 3.2 Met behulp van grafical tracking kun je de groei van het gewas vergelijken met een ideale groeilijn.

Vragen 3.1 a Welk antwoord is goed?In het kader van potplantenplanning verstaan we onder het begrip ‘teeltduur’ de periode vanaf:1 zaaien/ stekken tot aan het begin van de oogst;

27146_TB.fm Page 40 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 41: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

❑ RUIMTEBENUTTING 41

2 zaaien/ stekken tot aan het einde van de oogst;3 oppotten tot aan het begin van de oogst;4 oppotten tot aan het einde van de oogst.

b Welk antwoord is goed?Een teler die alleen Cyclamen teelt, heeft in het kader van ruimteplanning niet te maken met één teelt, omdat:1 niet alle Cyclamen even snel groeien;2 zodra er sprake is van een andere oppotdatum er ook sprake is van een

andere teelt;3 niet alle Cyclamen in een ruimte of afdeling staan.

c Juist of onjuist?Een teelt kan ook bestaan uit een teeltfase.1 Juist;2 Onjuist.

d Waarom kun je toch van twee of meer teelten spreken als je dezelfde cultivar op dezelfde datum oppot in dezelfde kas? Noem ten minste drie redenen.

e Waarom wordt de afleverfase als aparte fase opgevoerd?f Wat is grafical tracking?g Waarom is het belangrijk uit te gaan van 1000 af te leveren planten?

3.2 Ruimtebenutting

Van gewassen die je over een lange periode oogst, kun je een groot oppervlak in één keer planten of neerzetten. Maar bij gewassen met een kort oogsttraject moet je daarmee voorzichtig zijn, omdat de kwaliteit van het product door een te late oogst te wensen overlaat.

Optimale ruimtebenutting

In het algemeen moet je streven naar zo weinig mogelijk leegstand van kassen. Onnodige leegstand betekent opbrengstderving doordat de vaste kosten (onder andere de kosten van de duurzame productiemiddelen) gewoon doorgaan. Snelle teeltopvolging is daarom noodzaak.Teeltplanning betekent dus overgaan op een planmatige bedrijfsvoering. In het verleden was er op bedrijven vaak sprake van een gevoelsmatige aanpak. Bij het huidige hoge kostenniveau van productiemiddelen (grond, kassen en arbeid) ben je genoodzaakt de kasafdelingen niet onnodig lang leeg te laten staan en de arbeidsverdeling over het jaar te optimaliseren. Dit betekent dat je in een vroeg stadium al over het teeltplan moet nadenken. Wanneer je namelijk te laat over een volgteelt nadenkt, kun je problemen krijgen bij de aanschaf van plantmateriaal met als gevolg dat kasafdelingen te lang onbenut blijven. Het is dus van groot belang de beschikbare ruimte optimaal te benutten.

Het begrip weekm2

Als je naar de 1e groeifase van begonia kijkt, zie je dat je te maken hebt met:– de tijd (in dit geval 4 weken);– het aantal planten per m2 (in dit geval 55 stuks).

27146_TB.fm Page 41 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 42: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

42 ❑ MANAGEN TEELT EN WATERBEHEER

Uit het aantal planten per m2 en het totaal aantal planten kun je gemakkelijk het totaal benodigde teeltoppervlak uitrekenen: hiervoor deel je het totaal aantal planten door het aantal planten per m2.Het totaal benodigd teeltoppervlak voor 1000 af te leveren begoniaplanten is:– fase 1 → 4 weken: 1030/55 = 19 m2;– fase 2 → 3 weken: 1020/30 = 34 m2;– fase 3 → 3 weken: 1000/18 = 56 m2;– fase 4 → 2 weken: 1000/18 = 56 m2.

In de eerste teeltfase hebben we voor 1000 af te leveren planten (= 1030 op te potten planten) gedurende vier weken 19 m2 gebruikt. Bij het begrip ruimtegebruik houd je rekening met het totale teeltoppervlak en de tijd dat deze oppervlakte is gebruikt. Het ruimtegebruik kun je in een figuur weergeven als een rechthoek met op de x-as de tijd en op de y-as het gebruikte teeltoppervlak. Zie figuur 3.3.De oppervlakte van de rechthoek is een maat voor het ruimtegebruik. De oppervlakte van een rechthoek is basis×hoogte. In ons geval is dat voor fase 1 de basis (de duur van teeltfase 1) 4 weken en de hoogte 19 m2. Het ruimtegebruik is dan: 4 weken × 19 m2 = 76 weekm2. Het begrip weekm2 staat dus voor: een m2

teeltruimte (kas of tablet) die een week in gebruik is geweest. In figuur 3.3 is het ruimtegebruik van 1.000 begonia’s voor de gehele teelt weergegeven.

In het bovenstaande is de tijd uitgedrukt in weken. Je kunt de tijd ook uitdrukken in dagen, maanden of jaren.Bijvoorbeeld: 1 jaarm2 = 12 maandm2 = 52 weekm2 = 365 dagm2.

dagm2 Of je gebruikmaakt van dagm2 of jaarm2 is - net als bij de afstand - afhankelijk van jaarm2 de lengte van de teelt (of teeltfase). Je geeft de afstand tussen twee steden aan in

kilometers en de afstand tussen twee poten (kolommen) van een kas in meters.

Fig. 3.3 Ruimtegebruik van 1.000begonia’s. De cijfers 1-4

in de figuur staan voor devier teeltfasen.

27146_TB.fm Page 42 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 43: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

❑ TECHNISCHE EN ORGANISATORISCHE RUIMTEBENUTTING 43

Bij de rozenteelt reken je alles uit op jaarbasis. Dit is eenvoudig, want rozen staan 6 jaar op dezelfde plaats. Het teeltoppervlak verandert niet.Bij de potplantenteelt verandert het teeltoppervlak vaak om de 3 tot 6 weken. Dit komt, doordat je de planten ruimer zet (uitzetten). Daarom moet je bij de potplantenteelt met een kleine maat werken. Het meeste gebruik je het begrip weekm2. Maar bij sommige korte teelten ook wel de term dagm2.

Vragen 3.2 a Waarom is een optimale ruimtebenutting van groot belang voor het bedrijfsresultaat?

b Wat is het ruimtegebruik van 1000 planten als een fase 7 weken duurt en als er 40 planten per m2 tabletoppervlakte staan?

c Waarom werken vermeerderingsbedrijven soms met het begrip dagm2 in hun planning?

3.3 Technische en organisatorische ruimtebenutting

Om je een beeld te kunnen vormen van ruimtebenutting is het goed om uit te gaan van een voorbeeldbedrijf. We nemen een potplantenbedrijf waar begonia’s geteeld worden.

Bedrijfsgegevens

– Het bedrijf staat op een perceel van 2 ha.– De perceelslengte is 250 m, de breedte is 80 m.– De kas is een warenhuismodel (6,40 m, tralieligger).– De kaplengte of kasbreedte is 75 m.– Er zijn 18 kappen van 6,40 m, totaal is dat 115,20 m.– Het middenpad is 3 m breed.– Er wordt geteeld op roltafels. Per kasvak zijn 2 × 3 roltafels geplaatst (aan beide

zijden van het middenpad). De tafellengte is 36 m en de tafelbreedte is 1,80 m.– Voor het transport van planten wordt gebruikgemaakt van karren en een monorail

(figuur 3.4).

27146_TB.fm Page 43 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 44: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

44 ❑ MANAGEN TEELT EN WATERBEHEER

Op elk potplantenbedrijf, dus ook op dit bedrijf, kun je twee soorten ruimtebenutting onderscheiden:– technische ruimtebenutting;– organisatorische ruimtebenutting.

Technische ruimtebenutting

Dit is het percentage tabletoppervlak (beteelbare oppervlakte) van de totale kasoppervlakte. Een kas met vaste tabletten heeft meestal een technische ruimtebenutting van ongeveer 65-70 procent. Een kas met grondbedden, betonvloeren, roltafels of rolcontainers heeft een technische ruimtebenutting van 80-90 procent.Ons voorbeeldbedrijf heeft een kasoppervlak van 75 × 115,20 = 8640 m2 en een tafeloppervlak van 18 × (2 × 3) × (36 × 1,80) = 6998,40 m2. De technische ruimtebenutting is dan (6998,40/8640) × 100 procent = 81,0 procent.

Organisatorische ruimtebenutting

Om dit begrip te verduidelijken kijken we naar ons voorbeeldbedrijf.Stel dat je in één keer een teelt wilt uitvoeren. Je kunt dan maximaal:

Fig. 3.4 Een bedrijfsopzet vooreen teelt met roltafels

met een centraalmiddenpad

27146_TB.fm Page 44 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 45: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

❑ TECHNISCHE EN ORGANISATORISCHE RUIMTEBENUTTING 45

6998,40 netto m2 teeltoppervlak × 18 planten per m2 op eindafstand = 125.971 planten telen.

Bij een totale teeltduur van 12 weken heb je voor deze teelt 12 × 6998,40 = 83.980 weekm2 beschikbaar.

In de eerste teeltfase staan de planten tegen elkaar. De ruimte die je daarvoor nodig hebt, is:125.971/55 = 2.290 m2, ofwel 4 × 2.290 = 9.160 weekm2.Dit betekent dat je 83.980 − 9.160 = 74.820 weekm2 niet hebt benut. Dit heet de ‘leegloop’ binnen het bedrijf.

De organisatorische ruimtebenutting is de gebruikte ruimte gedeeld door de beschikbare ruimte (×100 procent). In de eerste teeltfase was de organisatorische ruimtebenutting dus (9160/83.980) × 100 procent = 10,9 procent.De leegloop (de niet gebruikte ruimte gedeeld door de beschikbare ruimte) was in deze fase (74.820/83.980) × 100 procent= 89,1 procent.

De gemiddelde organisatorische ruimtebenutting (op jaarbasis)De gemiddelde ruimtebenutting is een belangrijk gegeven voor de kweker. Hoe hoger dit percentage is, hoe beter hij zijn tabletten benut. In de praktijk kom je meestal niet verder dan 90 procent. Dat wil zeggen dat je 10 procent van de totaal beschikbare ruimte niet gebruikt.Je berekent de gemiddelde organisatorische ruimtebenutting door de totaal gebruikte ruimte op jaarbasis te delen door de totaal beschikbare ruimte op jaarbasis.

relatiediagram Een relatiediagram geeft een overzicht van de tabletbenutting gedurende een jaar. Om het overzichtelijk te maken is het relatiediagram verdeeld in hokjes. Elk hokje staat voor het oppervlak van een tablet die een week in gebruik is. Op ons voorbeeldbedrijf is elk tablet 64,80 m2 groot (36 × 1,80 m). Bij elke week hebben we een kolom van hokjes waarin we alle tabletten van het bedrijf (2 × 3 × 36 = 216 stuks) kunnen verwerken. Het totale diagram wordt dan 52 × 216 = 11.232 hokjes groot. In figuur 3.5 is een vereenvoudigd relatiediagram (met minder hokjes) voor het bedrijf weergegeven.

27146_TB.fm Page 45 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 46: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

46 ❑ MANAGEN TEELT EN WATERBEHEER

Fig. 3.5 Een relatiediagram geeft een goed overzicht van de tabletbenutting gedurende een jaar. Dit diagram is vereenvoudigd: de tijd is per twee weken weergegeven, de ruimte per twee kappen.

Je hoeft bij de teeltplanning niet te streven naar het volledig wegwerken van de verschillen in ruimtebehoefte. Er zijn vele storende factoren waardoor de werkelijke situatie kan afwijken van de planning. Een aantal (willekeurige) voorbeelden:– er is extra uitval geweest door een plantenziekte;– de planten zijn trager of juist sneller gegroeid dan gepland;– er was te weinig arbeidskracht beschikbaar om de planten op tijd wijder te zetten.

Soms kan het beter zijn leegloop gewoonweg te accepteren. Dit is het geval als je van tevoren ziet aankomen dat het vullen van een bepaalde teeltruimte meer gaat kosten dan het oplevert.

Vragen 3.3 a De technische ruimtebenutting is vooral afhankelijk van:1 de kasinrichting;2 de teeltduur van het gewas;3 de kasgrootte;4 het aantal planten per m2.

b De technische ruimtebenutting op een groot potplantenbedrijf met rolcontainers is ongeveer:1 50 procent;

27146_TB.fm Page 46 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 47: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

❑ RUIMTEPLANNING IN DE TIJD 47

2 75 procent;3 90 procent;4 100 procent.

c Waarom haal je in de praktijk bij een potplantenteelt nooit een organisatorische ruimtebenutting van 100 procent?1 Er zijn in een kas altijd wel hoofd- en zijpaden.2 Tuinders zijn zelden goede organisatoren.3 Er is altijd wel enige leegloop door uitval, wijder zetten, oogsten enzovoort.4 De groeisnelheid is in de winter te laag.

d De technische ruimtebenutting is 75 procent. De leegloop is 10 procent. Wat is de organisatorische ruimtebenutting in zo’n geval?1 65 procent;2 67,5 procent;3 85 procent;4 90 procent.

e Wat versta je onder organisatorische ruimtebenutting?1 de totale teeltoppervlakte;2 de benutting van de beschikbare teeltruimte gedurende een jaar;3 het aantal weekm2;4 de ruimte die de organisatie van het bedrijf nodig heeft.

3.4 Ruimteplanning in de tijd

Het maken van een ruimteplanning met behulp van het begrip weekm2 op een potplantenbedrijf zou nog niet eens zo moeilijk zijn, als je zou kunnen werken met standaard-teeltkarakteristieken. Maar zo eenvoudig is dat niet. Seizoensinvloeden kunnen de zaak flink verstoren. Hierbij kun je denken aan een periode van donker weer of aan een lage of hoge buitentemperatuur.

Seizoensinvloed

Een van de meest storende factoren bij de planning van de productie op potplantenbedrijven is de invloed van het seizoen op de teelt (de seizoensinvloed). De teeltduur is in de winter langer dan in de zomer.Om bij een potplantenplanning rekening te houden met de seizoensinvloeden werk je met meerdere teeltkarakteristieken per gewas. Bijvoorbeeld een zomerteelt, een winterteelt, een najaarsteelt en een voorjaarsteelt. Bij een meer verfijnde planning maak je voor elke vierwekelijkse periode een aparte teeltkarakteristiek. Dat betekent dat je voor elk gewas dertien verschillende karakteristieken hebt.Je kunt deze karakteristieken eigenlijk pas samenstellen na een aantal jaren nauwkeurige bedrijfsregistratie. De vraag rijst dan ook of de relatie tussen teeltduur en seizoen niet in een functie is vast te leggen, zodat je met een paar gegevens alle tussenliggende waarden kunt bepalen. We zijn te rade gegaan bij de groenteteelt. Daar is deze relatie onderzocht, onder andere bij radijs. Men kwam tot de volgende conclusies: in het zomerhalfjaar is de teeltduur vrij constant en in het winterhalfjaar neemt de teeltduur toe. Het maximum in de teeltduur wordt bereikt als het midden van de teelt op de kortste dag valt (21 december). De toename van de teeltduur is dan vrijwel lineair met de tijd van het jaar (zie figuur 3.6).

27146_TB.fm Page 47 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 48: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

48 ❑ MANAGEN TEELT EN WATERBEHEER

Het betreft hier korte teelten, gezien vanaf het midden van de teelt.De hierboven omschreven relatie is ook goed te gebruiken bij de potplantenteelt. Je kijkt dan niet naar de gehele teeltduur, maar naar elke fase afzonderlijk. Voor elke teeltfase kun je een afzonderlijke grafiek maken. In figuur 3.7 zie je een voorbeeld. Als je aan het plannen bent vanaf de oppotdatum gebruik je lijn 1. Als je aan het plannen bent vanaf de eerste uitzetdatum (dus einde oppotfase) dan gebruik je lijn 2. De gevonden duur van de fase rond je af op hele weken.

Jaarrondplanning

Je wilt jaarrond begonia’s telen. Je moet dan de volgende volgorde aanhouden voor het berekenen van het teeltplan.1 berekenen van het gemiddelde aantal weekm2 per plant;2 berekenen van het maximaal aantal te telen planten;3 bepalen van het aantal malen oppotten;4 bepalen van het aantal af te leveren planten per oppotweek;5 voor de eerste keer uitwerken van het teeltplan op het relatiediagram;6 optimaliseren van het teeltplan;

Fig. 3.6 De relatie tussen de

teeltduur en de tijd vanhet jaar, uitgaande van

het midden van de teelt

Fig. 3.7 De seizoensgebonden

teeltkarakteristiek van hetgewas begonia. Lijn 1

(doorgetrokken) als hetbegin van de fase bekendis; lijn 2 (streepjes) als heteind van de fase bekend is.

27146_TB.fm Page 48 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 49: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

❑ RUIMTEPLANNING IN DE TIJD 49

7 opnieuw uitwerken van het teeltplan op het relatiediagram;8 eventueel stappen 6 en 7 herhalen.

Het aantal weekm2 is afhankelijk van de tijdsduur van de fase en het aantal planten per m2. Beide factoren zijn seizoensafhankelijk. De teeltduur is ook per teelt verschillend, maar we gaan voor een eerste berekening uit van de gemiddelde teeltduur van begonia (12 weken).Met deze gegevens kun je een teeltkarakteristiek maken en het gemiddelde aantal weekm2 per plant berekenen.

Fig. 3.8 Een berekening van de ruimtebehoefte van één plant is met behulp van een tabel eenvoudig uit te voeren.

Vervolgens kun je het totaal aantal te telen planten berekenen. Daarbij ga je uit van een organisatorische ruimtebenutting van bijvoorbeeld 90 procent. Je kunt dit berekenen door de totaal beschikbare weekm2 op jaarbasis in ons voorbeeldbedrijf (52 × 6998 × 90 procent) te delen door de weekm2 per plant (0,458). Het resultaat is:363.896 weekm2/0,458 = 794532 planten.

Stel dat je elke week oppot, dan weet je dat je per week 794.532/52 = 15.279 planten moet oppotten en dus ook afleveren. Bij deze berekening heb je echter geen rekening gehouden met seizoenseffecten. Het zou te ver voeren om dat hier uit te werken. Bovendien zijn er prima computerprogramma’s die dit op basis van dit principe voor jou kunnen uitrekenen.

knelpunten Bij het optimaliseren maak je eerst een overzicht van de knelpunten in het teeltplan. Het kan zijn dat er in een bepaalde periode leegloop is of dat er juist een ruimtetekort is.Bij dit overzicht bepaal je je tot vrij grote blokken, minimaal 3 tot 4 weken. Pieken en dalen van 1 tot 2 weken laat je in eerste instantie buiten beschouwing. Als je dit overzicht hebt gemaakt, dan ga je per knelpunt bekijken welke teelten op dat moment op eindafstand staan (na de laatste maal uitzetten).Als je een verandering aanbrengt in een teelt op eindafstand, dan heeft dat veel meer invloed op het ruimtegebrek dan bij een teelt die net is opgepot. Als je daarbij moet afronden, doe je dat bijna altijd naar beneden om overschrijding van de beschikbare ruimte te voorkomen. Bij het wegwerken van een knelpunt met een ruimtetekort ga je de teelten die op eindafstand staan verkleinen.

Als je alle knelpunten zo hebt aangepast, krijg je een nieuw teeltplan. Er zijn teelten groter geworden en er zijn teelten kleiner geworden. Maar het totaal aantal planten moet ongeveer gelijk gebleven zijn. Anders bereik je je doelstelling van een ruimtegebruik van 90 procent niet.

W

27146_TB.fm Page 49 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 50: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

50 ❑ MANAGEN TEELT EN WATERBEHEER

Als het nieuwe teeltplan nog niet naar je zin is, kun je de werkwijze herhalen. Heb je echter te maken met erg smalle pieken en dalen (1-2 weken), dan kun je de werkwijze niet toepassen. Een teeltfase duurt minstens 3-4 weken. Je hebt bijvoorbeeld een piek van 1 week en de laatste uitzetfase duurt 4 weken. Als je de piek volgens de hierboven beschreven methode wegwerkt, dan zal gedurende 3 weken een dal ontstaan dat ongeveer even groot is als de oorspronkelijke piek.Voor het wegwerken van deze kleine pieken en dalen moet je andere methoden toepassen. Je krijgt twee voorbeelden.

Methode 1Vaker oppotten, bijvoorbeeld 26 keer per jaar in plaats van 13 keer. Hoe vaker je oppot, hoe kleiner de invloed van iedere teelt afzonderlijk. De smalle pieken en dalen ontstaan vooral door verandering in een grote teelt (bijvoorbeeld uitzetten of afleveren).

Methode 2Het verschuiven van de aanvangsweek van een teelt. Door de aanvangsweken van bepaalde teelten iets te vervroegen of te verlaten (hoeft soms maar één week te zijn) kun je bereiken dat pieken kleiner worden of zelfs verdwijnen.

Vragen 3.4 a Wanneer heb je de maximum teeltduur bij kortdurende teelten?b Waarom is er weinig verschil in teeltduur tussen een teelt die start op 1 mei en

een teelt die start op 1 juli?c Bereken de ruimtebehoefte voor Nephrolepis per plant in weekm2 met behulp

van onderstaande gegevens.

3.5 Afsluiting

Bij potplantenteelt is het van groot belang dat je de ruimte in de kas zo goed mogelijk gebruikt, omdat leegstand geld kost. De teelten moeten daarom goed op elkaar aansluiten. Daarbij is het belangrijk dat je de juiste definitie een teelt hanteert. Bij de potplantenplanning spreek je pas over een teelt als binnen die teelt alles hetzelfde is, zoals:– cultivar;– oppotdatum;– aantal planten per m2 tablet;– groeifase-indeling;

Fase Omschrijving Uitval Aantalplanten

Plantenper

netto m2

Aantalnetto m2

Aantalweken

Aantalnetto

week m2

Week m2

per plant

1 Oppotten-wijder zetten

10 1030 60 4

2 Wijder zetten - afleveren

20 1020 30 11

3 Oogstfase 0 1020 30 4

27146_TB.fm Page 50 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 51: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

❑ AFSLUITING 51

– afleverdatum;– potmaat;– teeltafdeling (cultuurmaatregelen, potgrond enzovoort).

Daarom maak je voor een potplantenplanning gebruik van een teeltkarakteristiek. Deze geeft een cijfermatig overzicht van de teelt. Het gaat daarbij om oppotdatum, teeltduur, indeling in teeltfasen, en aantal planten per m2. De teeltkarakteristiek maak je meestal voor 1000 af te leveren planten.

Om een zo gering mogelijke leegstand van kassen te realiseren gebruik je het begrip weekm2 als rekeneenheid. Hieronder versta je het aantal weken per teeltfase vermenigvuldigd met het aantal m2 dat nodig is voor die teeltfase.Bij een volledige benutting van de kasruimte is het aantal beschikbare weekm2 gelijk aan het aantal benodigde weekm2. In zo’n geval is de organisatorische ruimtebenutting 100 procent. De organisatorische ruimtebenutting is het percentage van de teeltruimte (technische ruimtebenutting) dat op jaarbasis werkelijk benut wordt.Technische ruimtebenutting is het percentage van de totale kasoppervlakte waar planten kunnen staan. In de praktijk is dat grofweg de totale kasoppervlakte minus de padruimte.

Je kunt de organisatorische ruimtebenutting in een relatiediagram weergeven. Een relatiediagram geeft in een grafiek een overzicht van de tabletbenutting gedurende een jaar.Het maken van een optimale ruimteplanning op een potplantenbedrijf is vaak erg ingewikkeld, omdat de teeltkarakteristiek van een gewas seizoensgebonden is. Je kunt dus niet met vaste gegevens voor een bepaalde teelt werken. Veel bedrijven maken dergelijke planningen dan ook met de computer.

27146_TB.fm Page 51 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 52: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

52 ❑ MANAGEN TEELT EN WATERBEHEER

4 Veredeling en biotechnologie

Oriëntatie

In de bloemen- en groenteteelt moet je goed plannen en zorgen voor een gewenste arbeidsverdeling of voor een goede opbrengstverwachting. Bij de potplantenteelt komt daar een goede planning voor een optimale ruimtebenutting nog eens bij. Maar daarmee ben je er nog niet. Telkens weer moet je je afvragen welke rassen je moet kiezen voor de volgende teelt. En ook moet je je elke keer opnieuw oriënteren, want door veredeling en selectie worden voortdurend nieuwe rassen op de markt gebracht. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste veredelings- en selectietechnieken behandeld.

4.1 Overzicht van veredelingstechnieken

Er zijn tal van technieken die in de tuinbouw gebruikt worden om nieuwe rassen te ontwikkelen. Sommige zijn tamelijk ouderwets, maar nog veel toegepast (kruisen). Andere methoden zijn modern, maar tegelijk ook onderwerp van discussie. Denk maar aan genetische manipulatie.

Fasen in het veredelingsproces

Veredeling is veel meer dan alleen maar kruisen van planten en kijken wat er van komt. Het is een proces dat altijd bestaat uit drie hoofdfasen: veredeling, selectie en instandhouding, en vermeerdering. In figuur 4.1 zijn die fasen in beeld gebracht.

Van oudsher worden technieken toegepast om eigenschappen van planten te combineren of te veranderen. De plantenveredeling bestaat uit drie opeenvolgende stappen:– variatie induceren: de bestaande grote genetische variatie in de plantengroep

gebruiken om nieuwe rassen te maken;– selecteren: door selectie uit deze nieuw ontwikkelde rassen het gewenste ras

kiezen;

Fig. 4.1 De drie hoofdfasen:

veredeling, selectie envermeerdering

27146_TB.fm Page 52 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 53: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

❑ OVERZICHT VAN VEREDELINGSTECHNIEKEN 53

– vermeerderen: het vermeerderen van deze nieuwe rassen.

Bij iedere stap kun je verschillende technieken gebruiken. Je kunt onderscheid maken tussen veredelings- en vermeerderingstechnieken die ingrijpen op:– plant-/populatieniveau;– cel-/weefselniveau;– DNA-niveau.

In figuur 4.2 is een overzicht te vinden van de veredelings- en vermeerderingstechnieken. Je ziet ook tijdens welke stap van het veredelingsproces (variatie inbrengen, selectie, vermeerdering) en op welk niveau (plant, cel, DNA) ze plaatsvinden.

Fig. 4.2 De verschillende veredelings-, selectie- en vermeerderingstechnieken in relatie tot het niveau (plant, cel, DNA) waarop ingegrepen kan worden.

De in figuur 4.2 genoemde technieken zijn de belangrijkste. Ze zullen in dit hoofdstuk allemaal aan de orde komen. Het is echter goed te beseffen dat met name op het gebied van variatie-inductie en selectie op DNA-niveau nog allerlei ontwikkelingen gaande zijn. Het zou echter te ver voeren die allemaal te behandelen.

Vragen 4.1 a Welke drie fasen onderscheid je bij de ontwikkeling van een nieuw ras?b Op welke drie niveaus is veredeling en selectie mogelijk?c Over welk onderdeel of onderdelen uit figuur 4.2 is volgens jou veel

maatschappelijke discussie?

27146_TB.fm Page 53 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 54: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

54 ❑ MANAGEN TEELT EN WATERBEHEER

4.2 Vergroten van de variatie

Met veredeling wil je een nieuw ras creëren. Vaak wil je een combinatie van meerdere gunstige eigenschappen inbouwen in de plant. De eigenschappen die je wilt inbouwen, moeten natuurlijk wel aanwezig zijn. De gewenste genetische variatie kan op de volgende manier aanwezig zijn of verkregen worden:– de eigenschap is aanwezig in andere rassen;– de eigenschap is aanwezig in wilde voorouders of verwante soorten;– de eigenschap is aanwezig in andere organismen en kan via genetische

manipulatie ingebouwd worden;– de eigenschap is nergens aanwezig en kan alleen via mutatie verkregen worden.

De kans op het vinden van de gewenste eigenschap is dan erg klein.

Genenbanken

Uit het bovenstaande blijkt wel dat het belangrijk is om over een uitgebreide collectie te beschikken. Door verschillende instituten worden daarom zogenaamde genenbanken instandgehouden. Daarin worden zaden bewaard van oude rassen en wilde planten. Zo worden in de genenbank van het Centrum voor Genetische Bronnen Nederland (CGN) meer dan 21.000 rassen bewaard bij −20 °C. De genenbanken in verschillende landen voorzien elkaar van materiaal, zodat de kans dat genen verloren gaan, beperkt wordt.

landrassen Bij oude rassen moeten we apart de landrassen vermelden. Dit zijn rassen die in een bepaalde streek ontstaan zijn. Het zijn vaak oude rassen die zeer goed aangepast zijn aan de heersende groeiomstandigheden (klimaat, grond). De later ontstane rassen

kwekersrassen noem je kwekersrassen. De genetische variatie in de kwekersrassen is veel geringer dan in de landrassen.

natuurlijke genenbanken Natuurreservaten kun je beschouwen als natuurlijke genenbanken. Het beheer moet natuurlijk wel goed zijn, wil je de variatie echt behouden.

kunstmatige genenbank Genetisch materiaal wordt in een kunstmatige genenbank meestal als zaad of in vitro bewaard. Bij bewaring van zaad moet je beseffen dat de kiemkracht terugloopt, langzaam of snel. Goede bewaartechnieken maken langdurige bewaring soms mogelijk. Toch zul je het zaad af en toe moeten vervangen door zaad van een volgende generatie. Daarbij bestaat het gevaar van verlies van variatie (genen). Door uit te gaan van voldoende planten en een juiste kruisingsmethodiek kun je de genetische variatie echter goed behouden.Bij bewaring in vitro is het belangrijk de planten langzaam op de voedingsbodem te laten groeien, zodat je de cultures niet te vaak hoeft te verjongen. Je moet er wel goed op letten dat er geen mutaties optreden.

Zoals in figuur 4.2 te zien is, kun je bij veredelingstechnieken variatie in eigenschappen krijgen door te werken op plantniveau, celniveau en DNA-niveau. We zullen ze achtereenvolgens bespreken.

27146_TB.fm Page 54 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 55: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

❑ VERGROTEN VAN DE VARIATIE 55

Variatie op plantniveau

Variatie op plantniveau kun je op verschillende manieren aanbrengen. De belangrijkste methoden zijn:– combinatieveredeling;– soortkruising;– F1-hybridisatie;– mutatie-inductie;– herhaalde terugkruising;– brugkruising;– stijlbehandeling;– mentorstuifmeeltechniek.

CombinatieveredelingCombinatieveredeling is het kruisen van twee verschillende rassen van een bepaald soort.Bijvoorbeeld: Cyclamen Annet met Cyclamen Lilictop. Na de kruising volgen meestal meerdere generaties van vermeerdering en selectie. In de tuinbouw en zeker in de sierteelt vermeerdert het nieuw verkregen ras in veel gevallen vegetatief. Combinatieveredeling is een veel toegepaste techniek in de tuinbouw.

Fig. 4.3 Combinatieveredeling is

het kruisen van tweeverschillende rassen van

dezelfde soort.

27146_TB.fm Page 55 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 56: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

56 ❑ MANAGEN TEELT EN WATERBEHEER

SoortkruisingSoortkruising is het kruisen van een bestaand ras met een wilde verwant (van hetzelfde soort) met als doel het introduceren van een nieuwe nog onbekende eigenschap.Bijvoorbeeld: Saintpaulia Ionantha Groep Zoja met Saintpaulia pendula. Deze techniek wordt vaak toegepast om nieuwe eigenschappen in te kruisen, zoals bijvoorbeeld

kruisingsbarrières resistentie. Veredelaars lopen bij deze techniek vaak tegen kruisingsbarrières op, zoals bijvoorbeeld het niet willen kiemen van het stuifmeel op de stempel.

F1-hybridisatieBij de ontwikkeling van F1-hybriden teel je de ouders van kruisbestuivers een aantal

homozygote inteeltlijnen generaties in (inteeltlijnen maken). Door deze techniek ontstaan (meer) homozygoteinteeltlijnen. Vooral bij soorten die van nature kruisbestuivend zijn, kan deze inteelt tot een sterke degeneratie leiden. De F1-hybride is het resultaat van de kruising van twee homozygote inteeltlijnen. Het kan bij deze techniek heel goed gebeuren dat

heterosiseffect twee zwakke ouders een sterke nakomeling geven. Je spreekt dan van heterosiseffect.Het grote voordeel voor de handel en kwekers is dat een F1-hybridepartij erg uniform is. Daarbij kun je denken aan bloeitijdstip, grootte van de plant, vorm van blad, omvang van de plant. Vooral in de groente- en perkplantenteelt wordt veel gebruik gemaakt van F1-hybriden.

Fig. 4.4 Als je een wilde soortkruist met een cultivar

van een bepaald ras,spreek je van

soortkruisingen.

27146_TB.fm Page 56 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 57: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

❑ VERGROTEN VAN DE VARIATIE 57

F1-hybriden kun je niet gebruiken voor de productie van zaad, omdat het nakomelingschap hiervan weer te variabel is. Daarom zijn kwekers van F1-hybriderassen verplicht telkens weer zaad te kopen bij het veredelingsbedrijf. Daarmee heeft het veredelingsbedrijf het ras in feite beschermd. Voor een F1-hybrideras moet je namelijk de kruising tussen beide ouders telkens weer uitvoeren. En deze ouders zijn alleen in het bezit van het veredelingsbedrijf. De ouders zelf kun je gewoon door vegetatieve vermeerdering in stand houden.

Mutatie-inductieNieuwe eigenschappen ontstaan vaak door mutatie of veranderingen in het DNA. Mutaties treden soms spontaan op of kun je induceren door planten bloot te stellen aan straling of chemische stoffen. Het grote nadeel van deze veredelingstechniek is het ongecontroleerde. Je weet niet wat er ontstaat en je weet ook niet hoe stabiel de nieuwe eigenschap aanwezig zal zijn. In de sierteelt is mutatie nog steeds van groot belang, maar in de groenteteelt is deze methode van weinig betekenis.

Herhaalde terugkruisingAls je een goed aangepaste cultivar kruist met een wilde soort, dan kun je specifieke eigenschappen inbrengen. Toch gaan dan ook vaak veel gewenste eigenschappen verloren. Door herhaalde terugkruising kun je deze gewenste eigenschappen weer inbrengen. Vooral in de groenteteelt, onder meer bij tomaten en sla, zijn op deze wijze rasspecifieke resistentiegenen tegen schimmelziekten geïntroduceerd.

BrugkruisingAls twee soorten niet met elkaar te kruisen zijn (bijvoorbeeld A en B), kun je met deze techniek een oplossing zoeken. Je kruist een bepaalde cultivar (A) met een andere soort (C). Het resultaat van deze kruising (A×C) is wellicht wel te kruisen met soort B. Op deze manier kun je toch eigenschappen die in B voorkomen inbouwen in het door jou gewenste ras.

Fig. 4.5 Door herhaalde

zelfbestuiving ontstaatinteelt. Twee ingeteeldeouderplanten kun je metelkaar kruisen en dat kan

een goede F1-hybrideopleveren.

27146_TB.fm Page 57 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 58: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

58 ❑ MANAGEN TEELT EN WATERBEHEER

StijlbehandelingenHet verdient soms aanbeveling om de stijl te behandelen om een bevruchting tot stand te brengen die onder normale omstandigheden niet zou lukken. Er zijn verschillende behandelingen van de stijl mogelijk:– temperatuurbehandeling

Soms is bevruchting niet mogelijk, omdat de stuifmeelkorrels niet door de stijl heen kunnen groeien. Er vindt dan ook geen bevruchting plaats. Na de temperatuurbehandeling (meestal hogere temperaturen) van de plant of stijl laat de stijl de stuifmeel wel toe en kan er gewoon bevruchting van de eicel plaatsvinden. Vooral bij lelies is dit een bekende veredelingstechniek.

– afgesneden stijlAls stuifmeelkorrels wel willen kiemen op de stijl, maar niet ver genoeg doorgroeien voor bevruchting kun je deze techniek toepassen. Je brengt het stuifmeel op de afgesneden stijl meestal samen met wat stempelvocht. De kans op bevruchting is dan vrij groot.

– geënte stijlAls het stuifmeel op de stempel van de moederplant niet wil kiemen, kun je het stuifmeel ook aanbrengen op de stempel van een eigen soort. Na kieming en doorgroei in de stuifmeelbuizen kun je de stijl afsnijden en enten op de stijl van de moederplant. Als de wondvlakken goed op elkaar aansluiten, groeien de stuifmeelbuizen door in de stijl van de moederplant en wordt de eicel bevrucht.

Fig. 4.6 Bij brugkruisingen maakje een omweg om toch de

gewensteeigenschap(pen) te

kunnen inbouwen in eennieuw ras.

27146_TB.fm Page 58 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 59: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

❑ VERGROTEN VAN DE VARIATIE 59

Fig. 4.7 De verschillende

behandelingen van destijl: temperatuur-

behandeling (1),afgesneden stijl (2)

en geënte stijl (3)

27146_TB.fm Page 59 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 60: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

60 ❑ MANAGEN TEELT EN WATERBEHEER

MentorstuifmeeltechniekBij de mentorstuifmeeltechniek vermeng je stuifmeel van de gewenste vader met stuifmeel van de eigen soort. Het stuifmeel van de eigen soort maak je deels inactief door het te bestralen. Dit stuifmeel kan nog wel kiemen en in de stijl doorgroeien, maar de eicel niet meer bevruchten. Dit mentorstuifmeel begeleidt dus als het ware het gewenste stuifmeel naar de eicel.

Variatie op celniveau

Variatie aanbrengen op celniveau is niet eenvoudig. Maar in de loop der jaren zijn een paar interessante technieken ontwikkeld:– polyploïdisatie;– antheren- of microsporencultuur;– ovarium- of embryocultuur;– in-vitrobestuiving;– celfusie;– somaklonale variatie.

PolyploïdisatieHet grootste deel van de erfelijke informatie over het uiterlijk functioneren van de

chromosomen plant ligt opgeslagen in de chromosomen. Een plant bezit de chromosomen in principe genoom in tweevoud. Eén setje chromosomen noem je een genoom. Met behulp van de zeer

giftige stof colchicine kun je tijdens het celdelingsproces celwandvorming voorkomen. Er ontstaan dan cellen met een dubbel aantal chromosomen. Hiermee kun je vanuit een diploïde plant (2n) een tetraploïde plant (4n) ontwikkelen. Dit kan interessant zijn, omdat tetraploïde planten vaak grotere bladeren, stengels en bloemen hebben. Helaas gaat dat vaak gepaard met een tragere groei en een latere bloei. Vooral in de sierteelt kom je vaak polyploïdie tegen, zoals bij Freesia (4n), Kalanchoë (4n) en aardbei (4n).

Fig. 4.8 Bij de mentorstuifmeel-

techniek meng je hetgewenste stuifmeel met

(niet-actief) eigenstuifmeel van de plant.

27146_TB.fm Page 60 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 61: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

❑ VERGROTEN VAN DE VARIATIE 61

Antheren- of microsporencultuurBij deze techniek wordt het stuifmeel van de meeldraden aangezet tot celdeling en groei. Omdat het stuifmeel of microsporen de helft van het normale aantal chromosomen heeft, ontstaan op deze wijze haploïde planten. Met behulp van polyploïdisatie kun je de plant dan weer diploïd maken. Deze diploïde planten zijn echter volledig homozygoot en vormen dus uitstekend uitgangsmateriaal voor verdere veredeling.

Ovarium- of embryocultuurOok al is de bevruchting succesvol, het kan toch gebeuren dat de embryo zich niet tot een rijp zaad ontwikkelt. Met ovariumcultuur of embryocultuur zet je het embryo vroegtijdig op een kunstmatige voedingsbodem en breng je het zo verder tot ontwikkeling. Deze methode wordt veel toegepast om resistente genen uit wilde, maar verwante soorten in te kruisen. Het voordeel van deze methode is dat natuurlijke (kruisings)barrières gemakkelijker genomen kunnen worden.

Fig. 4.9 Ovarium en embryocultuur

In-vitrobestuivingAls een bestuiving en bevruchting op normale wijze niet lukt, kun je nog altijd je toevlucht nemen tot in-vitrobestuiving en bevruchting. Je neemt dan het vruchtbeginsel of de zaadknoppen van de plant en deze bevrucht je dan in vitro met stuifmeel onder steriele laboratoriumomstandigheden. Zo kun je een kruisingsbarrière tussen stempel en eicel doorbreken.

27146_TB.fm Page 61 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 62: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

62 ❑ MANAGEN TEELT EN WATERBEHEER

Celfusie: protoplastfusie en cytoplastfusieDoor bladstukjes te behandelen met celwandafbrekende enzymen ontstaan afzonderlijke plantencellen zonder celwand. Dit noem je protoplasten. Protoplasten van verschillende planten kunnen (soms) met elkaar fuseren. Bij zo’n fusie worden de chloroplasten, mitochondria, van beide ouders samengevoegd. Er ontstaat een tetraploïd fusieproduct met de eigenschappen van beide oudersoorten in zich.Het is ook mogelijk bij een van de uitgangsprotoplasten de kern te verwijderen. Er kan dan geen uitwisseling van chromosomen voorkomen. In dit laatste geval spreek je van een cytoplastfusie.

Somaklonale variatieBij de toepassing van weefselkweek kunnen soms spontaan mutaties optreden. Daarbij wordt variatie blootgelegd die of al aanwezig was in het uitgangsmateriaal of een gevolg is van weefselkweekcondities. Dit noem je somaklonale variatie. Nieuwe plantjes kunnen zich in vitro ontwikkelen uit delen van het blad, bloem of stengel.

callusontwikkeling Meestal is er een tussenfase van callusontwikkeling die langer of korter kan zijn, afhankelijk van het weefsel dat gebruikt is en van de samenstelling van de voedingsbodem (hormonen). Door de callusfase, dat wil zeggen de fase van ongedifferentieerde groei, op deze wijze te verkorten of te verlengen is het mogelijk het aantal mutaties te vergroten of te verkleinen. Somaklonale variatie is dus een direct gevolg van de gebruikte weefselkweekmethoden. De veranderingen die worden geïnduceerd zijn overigens willekeurig. Van gerichte sturing is dus geen sprake.

Variatie op DNA-niveau

Als je in laboratoriumomstandigheden kunstmatig veranderingen op DNA-niveau genetische manipulatie aanbrengt, spreek je over genetische manipulatie. Genetische manipulatie is het

veranderen van de erfelijke eigenschappen van een plant, dier of micro-organisme. In feite zijn mensen al eeuwen bezig met genetische manipulatie. Ze selecteren bijvoorbeeld steeds nieuwe bacteriën om kaas of bier te maken. Of ze kruisen bestaande plantenrassen met elkaar om een nieuw, beter ras te krijgen. Maar het duurt vaak lang om een nieuw ras met precies de gewenste eigenschappen te krijgen.Bij ‘moderne’ biotechnologie kruis je geen rassen, maar worden er extra genen bij een plant, dier of micro-organisme ingebracht. Die genen bevatten de informatie voor de nieuwe, gewenste eigenschappen. De genen worden dus direct veranderd en je hoeft geen generaties meer te wachten tot de nieuwe eigenschappen tot uiting komen.

Er bestaan veel toepassingen van genetische manipulatie. Er wordt bijvoorbeeld onderzoek gedaan naar de mogelijkheid om via genetische manipulatie extra grote zalm te krijgen, om vervuilde bodems te reinigen met behulp van genetische gemanipuleerde micro-organismen, of om planten plastic te laten maken. Twee toepassingsgebieden lijken voor de gezondheid van mensen het meest direct relevant:

gentherapie genetisch gemanipuleerd voedsel en gentherapie. Over de veiligheid van genetische manipulatie voor mens, dier en milieu, en over de ethiek van genetische manipulatie lopen de meningen uiteen.Er zijn verschillende technieken ontwikkeld om in het laboratorium veranderingen op DNA-niveau aan te brengen. Hier bespreken we alleen de agrobacteriële behandeling.

27146_TB.fm Page 62 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 63: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

❑ VERGROTEN VAN DE VARIATIE 63

Agrobacteriële behandelingMet behulp van de in de natuur voorkomende Agrobacterium tumefaciens kun je kleine stukjes DNA overdragen naar de plant. Eerst wordt het gewenste gen (gewenste genetische eigenschap) ‘gemonteerd’ in de bacteriën. Voor transformatie is het daarna nodig deze bacteriën in contact te brengen met de plantencellen. Een veel gebruikte

bladponsmethode methode daarvoor is de bladponsmethode. De ponsjes worden uit het blad geslagen en overgebracht in een suspensie met Agrobacterium. De bacteriën hechten aan de cellen in het wondvlak en voeren de transformatie uit. De plantencel wordt als het ware geïnfecteerd met een stukje bacterieel DNA dat het toegevoegde interessante gen bevat. Uit deze nieuw ontstane cellen kun je via weefselkweek een nieuwe plant kweken.

Fig. 4.10 Met behulp van

Agrobacterium kun je eennieuw gen inbouwen.

27146_TB.fm Page 63 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 64: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

64 ❑ MANAGEN TEELT EN WATERBEHEER

Vragen 4.2 a Juist of onjuist?1 Het vinden van de juiste eigenschap kan het beste via mutatie.2 De genetische variatie bij landrassen is vaak erg beperkt.3 Bij combinatieveredeling worden twee verschillende soorten met elkaar

gekruist.4 Door zelfbestuiving krijg je meer homozygote planten.5 Bij brugkruisingen maak je een tussenstap om de gewenste kruising te

kunnen uitvoeren.6 Het inbouwen van één gewenste eigenschap van een wilde soort gebeurt

vaak met behulp van de herhaalde terugkruising.7 Door middel van de antherencultuur kun je extra genetische variatie krijgen.8 Bij celfusie ontstaat een tetraploïd eindproduct.9 Door de callusfase in weefselkweek te verlengen kun je meer mutanten

verwachten.b Welke vormen van genenbanken kun je onderscheiden en welke problemen zijn

daar aan gekoppeld?c Waarom worden bij F1-hybriden inteeltlijnen gemaakt?d Welke drie behandelingen van de stijl zijn mogelijk en waartoe dienen ze?e Wat is de overeenkomst tussen de stijlbehandelingen en de

mentorstuifmeeltechniek?f Bij welke kruisingstechniek pas je vooral de stijlbehandelingen en de

mentorstuifmeeltechniek toe?g Bij het aanbrengen van variatie op celniveau worden er slechts twee technieken

genoemd die op zichzelf voor extra genetische variatie zorgen. Welke twee zijn dat?

h Wat is het verschil tussen somaklonale variatie en agrobacteriële behandeling?

4.3 Selectietechnieken

Nadat bij een partij planten op een of andere manier nieuwe eigenschappen ingebracht zijn, moet je vervolgens de juiste planten uitselecteren. Dat kan op drie verschillende manieren:– selectie op plant- of populatieniveau;– selectie op cel- of weefselniveau;– selectie op DNA-niveau.

Selectie op plant- of populatieniveau

Selecteren op het oog is al zo oud als de mensheid zelf. Maar succes boek je vooral als je een bepaalde strategie volgt. We behandelen hier de volgende selectietechnieken:– massaselectie;– stamselectie;– standplaatsgeoriënteerde selectie;– wisseling van omgeving en zaaitijdstip.

Massaselectiefenotype Bij massaselectie selecteer je op basis van het fenotype (uiterlijk). Deze vorm van

selectie is vooral geschikt voor eigenschappen die nauwelijks door omgevingsfactoren

27146_TB.fm Page 64 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 65: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

❑ SELECTIETECHNIEKEN 65

worden beïnvloed. Je spreekt van positieve massaselectie als je steeds verder vermeerdert met de beste planten uit een partij. Je spreekt van negatieve massaselectieals je alleen de slechtste planten verwijdert en vermeerdert met de rest van de partij. Deze selectiemethode staat het dichtst bij de natuurlijke selectie.

StamselectieBij stamselectie selecteer je na een kruising de beste planten. Van deze geselecteerde planten zet je bij de volgende teelt aparte lijnen op (kloonvorming). Alleen de lijnen die je positief beoordeelt, gebruik je voor de volgende selectieronde.

Fig. 4.11 Bij massaselectie

verwijder je de slechtsteplanten uit een partij

(negatieve massaselectie)of gebruik je de besteplanten voor verdere

vermeerdering (positievemassaselectie).

27146_TB.fm Page 65 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 66: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

66 ❑ MANAGEN TEELT EN WATERBEHEER

Standplaatsgeoriënteerde selectieHet doel van deze methode is rassen te selecteren die goed zijn aangepast aan de omgeving. Op het veredelingsbedrijf voer je de kruisingen, het zaaien en opkweken van F1 tot en met de F4 uit. De F5 en de daarop volgende generaties beoordeel je op verschillende locaties. En daar selecteer je door middel van stamselectie. In feite is dit een combinatie van natuurlijke en kunstmatige selectie. Het is algemeen bekend dat veredeling, maar vooral selectie daar moet plaatsvinden waar je de teelt uitvoert. Een geschikt anjerras voor Italiaanse omstandigheden kan wel eens volledig ongeschikt zijn voor Nederlandse (kas)omstandigheden.

Fig. 4.12 Bij stamselectie maak je

klonen waaruit je degewenste klonen

selecteert.

27146_TB.fm Page 66 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 67: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

❑ SELECTIETECHNIEKEN 67

Wisseling van omgeving en zaaitijdstipWil je breed aangepaste rassen ontwikkelen, die onder verschillende omstandigheden goed groeien, dan kan het verstandig zijn tijdens het selectieproces de teeltomgeving (bodem, klimaat) te wisselen.Wisseling van zaaitijdstip kun je gebruiken om te selecteren op daglengte-ongevoeligheid en verlaagde vernalisatiebehoefte. Maar je kunt daarmee ook selecteren op oogst- en kwaliteitstabiliteit in verschillende groeiperioden.

Selectie op cel- of weefselniveau

Als je planten al selecteert in de reageerbuis of tijdens de groei op een voedingsbodem, dan spreek je van in-vitroselectie. Bij in-vitroselectie maak je gebruik van de variatie in eigenschappen tussen de afzonderlijke cellen of weefsels. Door planten bijvoorbeeld te zaaien op een zout medium kun je er al heel snel die planten uitselecteren die redelijk tolerant zijn voor een hoog zoutgehalte. Ook kun je giftige stoffen aan celcultures toevoegen waarmee een bepaalde schimmel een plant aantast. De cellen die dit overleven kunnen uitgroeien tot resistente planten. Deze techniek wordt vooral

voorselectie gebruikt als voorselectie. Zo kun je het aantal te toetsen planten in het veld verminderen.

Fig. 4.13 Het doel van

standplaatsgeoriënteerdeselectie is het selecterenvan rassen die goed zijn

aangepast aan deomgeving.

27146_TB.fm Page 67 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 68: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

68 ❑ MANAGEN TEELT EN WATERBEHEER

Selectie op DNA-niveau

Doordat we tegenwoordig het DNA in beeld kunnen brengen, is selectie op DNA-niveau mogelijk. De belangrijkste techniek daartoe is de DNA-merkerselectie.

DNA-merkerselectieBij deze methode zorgt een bacterieel enzym ervoor dat een deel van het planten-DNA in een cyclische reactie vermeerderd wordt. Dit enzym heeft een opstaphulpje (primer) nodig in de vorm van een klein stukje kunstmatig DNA. Deze primer hecht op enkele plaatsen aan het planten-DNA en deze opstapplaatsen zijn specifiek voor soort, cultivar en primer. DNA-fragmenten van een specifieke lengte tussen twee opstappunten worden zo vermeerderd. Hierbij zijn hoge temperaturen (95 °C) nodig. Dit zijn temperaturen die normale enzymen niet verdragen. Bacteriën die in heetwaterbronnen leven, zijn hierbij te hulp gekomen, omdat deze enzymen wel actief blijven bij die hoge temperaturen. In de cyclische reactie ontstaan zo van het stukje

elektroforese DNA hoeveelheden die je zichtbaar kunt maken met elektroforese. Dit resulteert in DNA-fingerprint een bandjespatroon: een zogenaamde DNA-fingerprint. Op deze wijze kun je

plantmateriaal al vroeg selecteren op gewenste eigenschappen.Bovendien biedt deze techniek ook de mogelijkheid om al in een vroeg stadium te kijken of de soort- of rasaanduiding van het uitgangsmateriaal (zaad, weefselkweekplantjes, bollen, knollen) werkelijk klopt met wat aangeboden wordt. Een controle op rasechtheid dus. Vroeger kon dit alleen maar door het plantmateriaal te laten uitgroeien.

Fig. 4.14 Door gebruik te maken

van een selectief mediumkun je al in een heel vroeg

stadium selecteren.

27146_TB.fm Page 68 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 69: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

❑ VERMEERDERINGSTECHNIEKEN 69

Vragen 4.3 a Waarom is stamselectie beter dan massaselectie?b Wat is het nut van standplaatsgeoriënteerde selectie?c Wat is het verschil tussen standplaatsgeoriënteerde selectie en selectie met

wisseling van omgeving?d Wat is het voordeel van in-vitroselectie?e Wat is een DNA-fingerprint?

4.4 Vermeerderingstechnieken

Na de veredeling en selectie ga je het nieuwe ras vermeerderen. Nog steeds zijn daarbij de bekende technieken van groot belang. De generatieve vermeerdering is doorgaans de goedkoopste, maar kan in de meeste gevallen toch enige variatie geven in het gewas. Bij de vegetatieve vermeerdering zijn de planten in principe genetisch aan elkaar gelijk. Eventuele variatie wordt veroorzaakt door verschillende groeiomstandigheden. In-vitrovermeerdering is te beschouwen als een nieuwe vorm van vegetatieve vermeerdering.

In-vitrovermeerdering

Hierbij moet je denken aan meristeem- en weefselkweekcultuur. Je gaat daarbij uit van een uiterst groeipuntje of een ander stukje weefsel en van daaruit kun je op een voedingsbodem een gehele plant opkweken. Omdat deze techniek in de tuinbouw van groot belang is, besteden we daar in het volgende hoofdstuk aandacht aan. Hier

somatischeembryogenese

noemen we alleen nog de somatische embryogenese. Bij deze techniek wordt een stukje plantmateriaal onder laboratoriumomstandigheden in vitro aangezet tot callusvorming. Deze callus wordt daarna vermeerderd in een vloeibare

Fig. 4.15

27146_TB.fm Page 69 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 70: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

70 ❑ MANAGEN TEELT EN WATERBEHEER

voedingsbodem en gehomogeniseerd om een celsuspensie te vormen. Met behulp van planthormonen kunnen de afzonderlijke cellen aangezet worden tot de ontwikkeling van somatische embryo’s. Deze embryo’s zijn vaak in staat zelf weer embryo’s te vormen. Met deze methode kun je grote hoeveelheden uitgangsmateriaal produceren. De belangrijkste nadelen zijn:– mogelijke selectie van een ‘laboratoriumgewas’;– grote kans op mutanten; deze mutanten vind je pas op het veld en wellicht in

(zeer) grote aantallen.

Vragen 4.4 a Wat is somatische embryogenese?b Wat is het nadeel van somatische embryogenese?

4.5 Afsluiting

Bij de ontwikkeling en het op de markt brengen van een nieuw ras onderscheiden we drie fasen:– variatie-inductie;– selectie;– vermeerdering.

Bij deze drie fasen kunnen de veranderingen plaatsvinden op plant- of populatieniveau, op cel- of weefselniveau en op DNA-niveau.

Voor het vergroten van de variatie moet je beschikken over voldoende genetische variatie. Deze genetische variatie wordt in stand gehouden door natuurlijke en kunstmatige genenbanken. Nieuwe genetische eigenschappen kun je op verschillende manieren in een ras inbouwen. Bij planten kan dat door middel van kruisingen. De meest eenvoudige kruisingen zijn combinatiekruisingen en soortkruisingen.Andere mogelijkheden zijn brugkruisingen, herhaalde terugkruisingen en F1-hybriden.Soms zal een gewenste kruising niet zomaar lukken. Er zijn dan barrières die overwonnen moeten worden om de bevruchting toch tot stand te brengen. Die barrières zijn soms te overwinnen door behandelingen van de stijl of door de mentorstuifmeeltechniek.

Fig. 4.16 Met behulp van

weefselkweek kun je heelsnel heel veel gezonde

plantjes produceren.

27146_TB.fm Page 70 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 71: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

❑ AFSLUITING 71

Als kruisen van planten je niet brengen wat je wilt, kun je nog andere technieken toepassen. Het zijn de technieken die plaatsvinden in het laboratorium. Dus op cel- en weefselniveau.– Verdubbelen van de chromosomen kan met een colchicinebehandeling.– Haploïde planten voor verdere veredeling kun je krijgen door antheren- of

microsporencultuur.– In-vitrobestuiving en embryocultuur zorgen voor zaadontwikkeling onder

laboratoriumomstandigheden.– Celfusie zorgt voor een combinatie van cellen (en dus eigenschappen) die bij een

normale kruising niet gecombineerd kunnen worden.– Somaklonale variatie ontstaat bij weefselkweek en kan met die techniek

gemakkelijk zichtbaar gemaakt worden.

Op DNA-niveau kun je genetische manipulatie toepassen om allerlei specifieke eigenschappen in te bouwen.Na het aanbrengen van variatie in een partij planten of nakomelingen moet je selecteren. Selectie kan plaatsvinden door middel van massaselectie of stamselectie. Specifieke vormen van stamselectie zijn de standplaatsgeoriënteerde selectie en de selectie waarbij juist geen binding is, zoals selectie bij wisselende omgeving of zaaitijdstip. Bij deze twee laatstgenoemde methoden krijg je breed aangepaste rassen.Uiteraard hoef je niet altijd te wachten met selecteren tot de planten volwassen zijn. Op cel-/weefselniveau kun je selecteren door de planten tijdens de weefselkweek al te onderscheiden. Nog een stap verder is het maken van een DNA-fingerprint om te kijken naar de eigenschappen.

Na veredeling en selectie is massale vermeerdering van plantmateriaal nodig voor de productie. Dit kan natuurlijk met oude vertrouwde technieken zoals zaaien, stekken, bollen enzovoort. Het kan ook door de in-vitrovermeerdering. Voor de verre toekomst biedt somatische embryogenese wellicht mogelijkheden.

27146_TB.fm Page 71 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 72: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

72 ❑ MANAGEN TEELT EN WATERBEHEER

5 Weefselkweek

Oriëntatie

In de tuinbouw en zeker in de sierteelt zijn tal van vermeerderingstechnieken bekend. Sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw is ook de vermeerdering van gewassen in het laboratorium heel gebruikelijk. Tegenwoordig worden in de hele wereld jaarlijks honderden miljoenen planten door middel van weefselkweek vermeerderd. Vooral in de sierteelt kan het van groot belang zijn om nieuwe rassen die via veredeling en selectie verkregen zijn, snel en massaal te vermeerderen. Weefselkweek is daar bij uitstek de techniek voor. Deze vermeerderingstechniek heeft tal van voor- en nadelen. Over het principe van deze techniek van vermeerderen en over de voor- en nadelen gaat dit hoofdstuk.

5.1 Begrippen

Weefselkweek heeft zich de afgelopen tientallen jaren ontwikkeld tot een zeer belangrijke vorm van vermeerdering bij veel sierteeltgewassen. Het is overigens belangrijk een duidelijk verschil te maken tussen de begrippen in-vitrocultuur, weefselkweek en meristeemcultuur.

in-vitrocultuur In-vitrocultuur is de overkoepelende term. Onder de term in-vitrocultuur valt alles wat je op een kunstmatige voedingsbodem in glas (in vitro) of plastic buisjes of bakjes opkweekt en in een steriele en geconditioneerde omgeving laat groeien.

meristeemcultuur Bij meristeemcultuur neem je onder de microscoop het uiterste groeipuntje weg. Dat is een nogal precisieklusje, maar het loont de moeite, omdat dit groeipuntje doorgaans vrij is van ziektekiemen (vooral virussen). Of de nakomeling echt virusvrij is, moet je overigens nog wel even controleren.Bij weefselkweek ga je uit van een stukje plant (dit kan overigens ook een meristeem zijn) dat je laat groeien op een kunstmatige voedingsbodem. In de tuinbouw is massale vermeerdering meestal het doel van weefselkweek. Door de groeiomstandigheden en de samenstelling van de voedingsbodem te veranderen is het mogelijk de groei te sturen naar wortels, scheuten of vormloze celmassa’s. In principe kun je alle delen van een plant gebruiken voor weefselkweek. De ervaring heeft echter geleerd dat met name jonge delen het meest bruikbaar zijn.

Vragen 5.1 a Geef aan of onderstaande beweringen juist zijn.1 Door middel van weefselkweek krijg je per definitie virusvrije planten.2 Bij weefselkweek ga je nooit uit van een meristeem.3 In-vitrocultuur is het meest ruime begrip. Het kan zowel over weefselkweek

als over meristeemcultuur gaan.4 De voedingsbodem heeft grote invloed op de ontwikkeling van wortels en

scheuten.5 Snelle en massale vermeerdering van plantmateriaal is vaak het doel van

weefselkweek in de tuinbouw.

27146_TB.fm Page 72 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 73: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

❑ ACHTERGRONDEN WEEFSELKWEEK 73

5.2 Achtergronden weefselkweek

Wil je wat meer begrijpen van de achtergrond van de weefselkweek dan is het nodig iets meer te weten over de opbouw van planten, de natuurlijke vermeerdering en de levensprocessen.

Opbouw van een plantencel

Een normale plant is opgebouwd uit miljoenen of miljarden cellen. Elke cel bevat hetzelfde erfelijke materiaal. Er is een vacuole en er is celplasma. Plantencellen hebben een stevige celwand die de cel beschermt en de plant stevigheid geeft. Tijdens de groei en ontwikkeling krijgt de plant steeds meer cellen. Bij deze groei krijgen cellen vaak een speciale functie. Zo ontstaan er bladcellen, wortelcellen, cellen voor de meeldraden enzovoort. Ondanks al die verschillende functies bevat elke cel in de celkern het volledige erfelijke materiaal. Maar niet alle erfelijke eigenschappen komen in de gespecialiseerde cel of het gespecialiseerde weefsel tot uiting. Delen van het erfelijk materiaal worden dan geblokkeerd. Via speciale technieken kun je deze blokkade opheffen en kan vanuit een gespecialiseerde cel weer een volledig organisme ontstaan. Dit vormt de basis van sommige weefselkweektechnieken.

De groei van plantenPlanten met bladgroen zijn de enige levende organismen die zelfvoorzienend zijn. Ze kunnen leven van de mineralen, water en koolzuurgas. Planten met bladgroen kunnen met behulp van zonlicht suikers vormen. De reactie (of het proces) gaat als volgt:

water + koolzuurgas → (zon)licht + bladgroen → suiker + zuurstof

Zonder (zon)licht en bladgroen kan dit proces in de plant niet plaatsvinden. Uit de suikers die op deze wijze gevormd worden en met behulp van de energie die vrijkomt bij het dissimilatieproces kan de plant alle stoffen maken die nodig zijn voor de groei en ontwikkeling, zoals hormonen, eiwitten, vitaminen, koolhydraten en vetten. Daarnaast neemt de plant tegelijkertijd met de wateropname mineralen uit de bodem op.In het kort staan hierboven de processen die essentieel zijn voor plantengroei: assimilatie, dissimilatie, wateropname en opname van voedingsstoffen. Natuurlijk staan deze processen ook in de weefselkweek centraal. Bij de samenstelling van de voedingsbodem moet je er dan ook van uitgaan dat deze processen op gang gebracht worden.

Vragen 5.2 a Noem ten minste vijf kenmerken van elke levende plantencel.b Hoe is de formule voor assimilatie of fotosynthese?c Welke vier processen zijn essentieel voor plantengroei?

5.3 Samenstelling van het medium

standaardproducten In een voedingsbodem vind je een aantal standaardproducten. Dit zijn water, agar, suiker, zouten, groeiregulatoren en organische stoffen (figuur 5.1). We zullen ze hier achtereenvolgens bespreken.

27146_TB.fm Page 73 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 74: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

74 ❑ MANAGEN TEELT EN WATERBEHEER

Fig. 5.1 Naast water en agar worden in een voedingsbodem ook anorganische stoffen, organische stoffen en groeiregulatoren gebruikt en in sommige gevallen ook minder duidelijk gedefinieerde producten.

Water

Water is nodig voor alle levensprocessen. Het is nodig voor celstrekking, voor assimilatie, opname van voedingsstoffen en voor de productie van allerlei eiwitten en vitaminen. Weefselkweek zonder water is ondenkbaar.

Agar

Agar is gemaakt van zeewier en zorgt voor een geleiachtige voedingsbodem. Het stukje weefsel blijft daarop drijven. Agar houdt zelf veel water vast en bevat nogal wat verontreinigingen. Hierdoor treedt bij een steeds groter wordende agarconcentratie een remming van de groei op. De verontreiniging kan zelfs een toxisch effect hebben op het plantenweefsel.

Suiker

Normaal gesproken maakt een plant tijdens het assimilatieproces in zijn bladeren voldoende suikers. Het uiterste groeipunt of stukje weefsel dat je gebruikt, bevat meestal geen of onvoldoende bladgroen voor het assimilatieproces. Suiker in de voedingsbodem is daarom ook een vervanging van de assimilaten die de plant gewoonlijk zelf maakt.

Zouten

hoofdelementen Een plant haalt de belangrijkste hoofdelementen (N, P, K, Ca, Mg, S) en sporenelementen sporenelementen (Fe, Cu, Mo, Zn) uit de grond. Het stukje weefsel moet dit uit de

voedingsbodem halen. Elke plantensoort kent een bepaalde optimale verhouding en

27146_TB.fm Page 74 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 75: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

❑ SAMENSTELLING VAN HET MEDIUM 75

ideale concentratie van zouten. Zo zal een basismengsel van Murashige en Skoog (figuur 5.2) voor veel gewassen een uitgangsmedium kunnen zijn. Maar het is bekend dat bij bol- en knolgewassen de groei van spruiten wordt bevorderd bij 1 tot 11/2 maal de normale concentratie, terwijl juist de bol- en knolgroei worden gestimuleerd bij 1/4 tot 1/2 maal de normale concentratie.

Groeiregulatoren

Deze groep van stoffen vormt een heel belangrijk onderdeel van het groeimedium. In het algemeen worden bij de groeiregulatoren vijf groepen onderscheiden: auxine, citokinine, gibberelline, abscissine en ethyleen. Abscissine en ethyleen gebruik je bij de weefselteelt niet, omdat het rusthormonen of verouderingshormonen zijn. De reactie van het plantenweefsel op de andere drie groeiregulatoren vind je in figuur 5.3.

auxinen Zo gebruik je lage concentraties van auxinen en cytokininen om de celdeling op gang te brengen. Een relatief hoge concentratie auxine bevordert de wortelinductie en de

cytokinine spruitstrekking, terwijl een relatief hoge concentratie van cytokinine de inductie van gibberelline spruiten bevordert. Gibberelline gebruik je voor het doorbreken van de rust en het

strekken van de stengelleden.De gebruikte groeiregulatoren kunnen de in de plant voorkomende hormonen zijn, maar ook synthetische verbindingen die soortgelijke werkingen hebben. Vaak wordt gebruikgemaakt van synthetische verbindingen, omdat plantenhormonen dikwijls duur zijn en veelal snel door het weefsel worden afgebroken. Maar de langdurige werking van synthetische verbindingen is tegelijk het nadeel. Ze kunnen een bijzonder lange nawerking hebben, zelfs jaren na de weefselkweek kunnen ze nog zichtbaar zijn.

Fig. 5.3 Veelgebruikte groeiregulatoren en enkele effecten op de groei van planten

Fig. 5.2 De samenstelling van een

zoutmengsel volgensMurashige en Skoog

(MS-medium)

Macro-elementen Milligram per liter Micro-elementen Milligram per literKNO3 1900 Kl 0,83NH4NO3 1650 H3BO3 6,20MgSO4.7 H2O 370 MnSO4. 4H2O 22,30KH2PO4 170 ZnSO4. 7H2O 8,60CaCl2 440 Na2MoO4. 2H2O 0,25

FeSO4. 7H2O 27,80Na2EDTA 37,30CuSO4. 5H2O 0,025CoCl2. 6H2O 0,025

27146_TB.fm Page 75 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 76: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

76 ❑ MANAGEN TEELT EN WATERBEHEER

Organische stoffen

Organische verbindingen, in welke vorm dan ook, geven vaak enige groeistimulans. Dat geldt overigens ook voor minder duidelijk gedefinieerde producten zoals kokosmelk, bananenmoes en moutextract.Meestal maak je twee voorraadoplossingen:– macrostock (chemicaliën in grammen);– microstock (chemicaliën in milligrammen).

Van hieruit kun je de eindoplossing maken en kun je de zuurgraad (pH) afstellen. Meestal ligt de pH tussen de 5,0 en 6,0. In het algemeen geldt bij bolgewassen dat een relatief basische pH spruitgroei bevordert, terwijl een relatief zure pH de bolgroei bevordert. Pas na het stellen van de pH voeg je agar toe om het medium stijf te maken.

Vragen 5.3 a Neem onderstaande tabel over en vul hem verder in.Geef ook met de cijfers van 1 tot 6 de prioriteit van een product aan: 1= zeer noodzakelijk, 2= zeer gewenst, 6= niet perse noodzakelijk.

Product in de voedingsbodem

Mate van belangrijkheid

Functie van het product in de voedingsbodem

auxine

Nodig voor het drijvend houden van het weefsel en dus voor de zuurstofvoorziening.

kokosmelk 6 Zorgt voor groeistimulans.

In kleine hoeveelheden nodig voor een gezonde ontwikkeling van de cel.

gibberelline

indol-3-boterzuur

suiker

Zorgt voor een gezonde ontwikkeling van cellen, nodig voor allerlei eiwitten en andere celstoffen.

Zorgt voor groeistimulans.

bananenmoes

Zorgt voor spruitvorming.

water

27146_TB.fm Page 76 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 77: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

❑ VERSCHILLENDE VERMEERDERINGSTECHNIEKEN 77

5.4 Verschillende vermeerderingstechnieken

Bij de normale vegetatieve vermeerdering door stek kun je verschillende fasen onderscheiden. Op het moment dat de stek nog niet geworteld is, moet je vooral veel aandacht besteden aan het beperken van de verdamping. Op het moment dat de wortelpuntjes zichtbaar zijn, is het belangrijk dat je de wortelgroei stimuleert.

Fasen

Bij de weefselkweek zijn drie verschillende fasen te onderscheiden: de startfase, de vermeerderingsfase en de bewortelingsfase.

Startfaseexplantaten In de startfase zet je delen van plantmateriaal of explantaten die van planten uit de

kas of van het veld komen op een voedingsbodem. Het resultaat van deze fase is in hoge mate afhankelijk van de fysiologische conditie van het moedermateriaal.

VermeerderingsfaseIn deze fase krijgen de minuscule plantjes de nodige prikkels (veelal uitgekiende hormoonpreparaten) voor snelle groei en vertakking. Sommige planten vertakken zo

clumb sterk dat ze hele bosjes vormen. Vakmensen noemen zo’n bosje een clumb. Andere planten groeien meer in de lengte. Iedere bladoksel vormt een nieuwe stek. Om de zes tot acht weken splits je de plantendelen en plant je de afzonderlijke groeipunten weer opnieuw uit op een voedingsbodem. De snelheid van vermeerdering is in deze

vermeerderingsfactor fase afhankelijk van de vermeerderingsfactor: het aantal groeipunten dat je per keer splitst. In het algemeen ligt deze factor tussen de 2 en 5. Een voorbeeld: vermeerderingsfactor 3 en een teeltcyclus van 6 weken: we starten met 10 planten. Na zes weken zijn er dat dertig, na 12 weken 90, na 18 weken 270 enzovoort. Zo zijn er na een jaar meer dan zestigduizend planten!

BewortelingsfaseTijdens de vermeerderingsfase maken de planten niet of nauwelijks wortels. Natuurlijk moet je de planten uiteindelijk wel met wortels afleveren. Daarom zet je ze in de laatste fase voor uitlevering op een voedingsbodem met hormonen en voedingsstoffen die de wortelvorming bevorderen. Doorgaans duurt deze fase nog eens zes tot acht weken.Ook na aflevering op de kwekerij vergen de plantjes nog extra zorg. Zorgvuldig afhardenafharden (wennen aan de lagere luchtvochtigheid in de kas) en acclimatiseren zijn belangrijk voor een goede start van de teelt. Je kunt deze plantjes vergelijken met couveusekindjes.

27146_TB.fm Page 77 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 78: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

78 ❑ MANAGEN TEELT EN WATERBEHEER

Fig. 5.4 Weefselkweek kent drie fasen: de startfase, de vermeerderingsfase en de bewortelingsfase.

Vermeerderingsmethoden

In de vermeerderingsfase kun je verschillende methoden en technieken toepassen. Je kunt een indeling maken op grond van de manier waarop de plant wordt aangezet tot scheutvorming en het deel van de plant dat je gebruikt. Een keuze voor een specifieke techniek hangt samen met de betreffende plantensoort en het doel van de vermeerdering. Zonder compleet te willen zijn, hebben wij hieronder enkele van de meest gebruikte methoden op een rijtje gezet.

OogstekmethodeBij veel planten zit van nature een groeipunt in de oksel van de bladsteel en de stengel. Als de tak daarboven breekt (of gesneden wordt) loopt dat groeipunt verder uit. De

apicale dominantie overheersing van het eindgroeipunt ofwel de apicale dominantie is dan namelijk doorbroken. Bij veel soorten leent dit groeipunt zich prima voor vermeerdering via weefselkweek. Vanuit dit oog groeit een stengel waarop bij ieder bladpaar ook weer ogen zitten. Na zes tot acht weken worden deze op hun beurt ook weer gesneden en ingezet.

Auxillaire methodeBij deze methode vormt een groeipuntje van onderuit nieuwe scheutjes. Deze scheutjes vormen een clumb, dat is een polletje blaadjes. Vergelijk het maar met een graskluitje. Door dit kluitje steeds weer in meerdere kleine kluitjes te snijden, vermeerder je de plant vanzelf. Dit proces blijf je herhalen totdat je in de laatste fase de kluitjes op een bewortelingsmedium plaatst. Bij sommige gewassen deel je de

op één zetten kluitjes dan tot afzonderlijke plantjes, de vakterm daarvoor is op één zetten.

Adventieve scheutmethodeBij adventieve scheutvorming wordt uit een stukje geïsoleerd plantenweefsel een nieuwe scheut gevormd. Scheutvorming geschiedt vanuit een enkele cel en dus niet vanuit een slapend oog. Deze methode is om twee redenen minder populair. Het aantal gewassen dat in aanmerking komt voor deze methode is beperkt en bovendien is de kans op afwijkingen groter dan bij andere vermeerderingsmethoden.

vermeerderingsfasestartfase bewortelingsfase

27146_TB.fm Page 78 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 79: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

❑ WERKWIJZE BIJ WEEFSELKWEEK 79

Vragen 5.4 a Wat is de juiste volgorde bij weefselkweekvermeerdering?b Moet de moederplant bij het begin van de weefselkweek in rust zijn?c Hoeveel planten heb je bij een vermeerderingsfactor van 7 en een teeltcyclus

van 5 na 15 weken, uitgaande van 1 plant en geen uitval?d Hoe lang duurt de bewortelingsfase gemiddeld?e Bij welke vermeerderingsmethode heb je te maken met clumbs?f Bij welke vermeerderingsmethode is de grootste kans op het ontstaan van

mutanten in een partij?

5.5 Werkwijze bij weefselkweek

Bij weefselkweek moet je alle handelingen steriel uitvoeren. Vooraf desinfecteer je alle materialen grondig, omdat de voedingsbodem dermate voedingsrijk is dat bacteriën en schimmels zich er graag op nestelen. Deze beroven de plant van zijn voedingsbron, infecteren de uiterst tere plantendelen en veroorzaken op termijn het verloren gaan van het plantmateriaal.

Fig. 5.5 Verschillende vormen

van vermeerdering bij deweefselkweek

27146_TB.fm Page 79 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 80: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

80 ❑ MANAGEN TEELT EN WATERBEHEER

Voedingsbodems maak je eerst volledig klaar. Daarna maak je deze voedingsbodems autoclaaf steriel bij een hoge temperatuur in een autoclaaf.

Steriel werken is dus een must. In weefselkweeklaboratoria is vaak enige overdruk aanwezig. Deze overdruk ontstaat doordat steriele lucht in de ruimte wordt

airflowkasten ingebracht. Laboratoriummedewerkers werken vaak ook in airflowkasten. Hierin wordt continu steriele, sterk gezuiverde lucht over hun werk geblazen. Verdere voorzorgsmaatregelen bestaan uit het dragen van laboratoriumkleding, regelmatig ontsmetten van de handen en het gereedschap zoals scalpels en pincetten. Meestal gebeurt dit ontsmetten met alcohol.Door planten afkomstig uit licht besmette potten over te zetten, kun je de besmetting verspreiden. Het is dus belangrijk om kort voor het inzetten de bakjes intensief op besmetting te controleren.

Samengevat kun je zeggen dat je:– de tafels en gereedschappen regelmatig ontsmet met onder meer alcohol;– gebruikmaakt van entkasten of airflowkasten;– het plantenweefsel in de startfase ontsmet met bleekwater;– de voedingsbodem in een autoclaaf steriel maakt.

Verpakkingen

In weefselkweekbedrijven zie je veel verschillen in de gebruikte verpakkingen. Meest voorkomend zijn plastic kuipjes en glazen potten. Plastic kuipjes zijn qua arbeidskosten goedkoper, maar niet iedere plantensoort leent zich hiervoor. Buizen gebruik je meestal alleen in de prille opstartfase als het op ieder plantje aankomt. Immers, als een bakje besmet raakt, gaan er meerdere planten verloren. Bij gebruik van buizen is de uitvalkans dus lager.

Vragen 5.5 a Wat is het nadeel van het gebruik van een autoclaaf om de voedingsbodem steriel te maken?

b Hoe houd je tegenwoordig de laboratoriumruimte steriel?c Waarom is ontsmetten van uitgangsmateriaal vaak erg moeilijk?d Wanneer maak je bij weefselkweek gebruik van reageerbuizen en niet van bakjes

en schalen?

5.6 Voordelen en nadelen van weefselkweek

De toepassing van weefselkweek heeft voor veredelings- en vermeerderingsbedrijven voor- en nadelen.

Voordelen

De belangrijkste voordelen zijn dat je:– weefselkweek soms kunt toepassen als andere vermeerderingsmethoden niet

lukken of moeizaam verlopen. Overigens is het een vuistregel: als normale vegetatieve vermeerdering gemakkelijk gaat, dan levert ook de weefselkweek meestal geen problemen op.

27146_TB.fm Page 80 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 81: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

❑ VOORDELEN EN NADELEN VAN WEEFSELKWEEK 81

– met weefselkweek een hoge vermeerderingsfactor kunt halen. Van één plant kun je binnen een jaar wel 100.000 tot 1.000.000 nakomelingen maken (zie figuur 5.6).

Veredelingsbedrijven kunnen interessante nieuwe rassen snel vermeerderen. Maar ook telers die bij toeval een nieuwe cultivar vinden, kunnen deze snel laten vermeerderen, bijvoorbeeld een cultivar met een hoge productie.

VoorbeeldStel, je hebt tien planten waarvan je de bloemproductie bijhoudt. In onderstaande voorbeeldtabel is het gemiddeld aantal bloemen per plant 10. Als je nr. 3 door weefselkweek vermeerdert, wordt de opbrengst gemiddeld 17 bloemen per plant. Een verhoging van 70 procent!

Er zijn nog meer voordelen.– Het klimaat in de kweekcel is goed te regelen en dat betekent een verminderde

kans op uitval bij de vermeerdering.– In de kleine ruimte van de klimaatcel staan zeer veel planten. Dat beperkt de

productiekosten van het plantmateriaal.– Als je via weefselkweek vermeerdert, hoef je geen grote partijen moerplanten

aan te houden. Zeker bij grootbladige potplanten die weinig stek leveren per plant is dit een vorm van kostenbesparing.

– Het transport en export van in-vitromateriaal is goedkoop en zonder problemen. Eisen die sommige exportmarkten stellen ten aanzien van het grondvrij zijn van plantmateriaal spelen bij deze vorm van vermeerdering geen rol.

– Het uitgangsmateriaal dat het vermeerderingsbedrijf levert, is in principe altijd vrij van virus, bacteriën en aaltjes (zowel bodem- als bladaaltjes).

– Veredelingsbedrijven hebben de mogelijkheid om het uitgangsmateriaal langdurig op te slaan zonder kwaliteitsverlies. Waardevolle moerplanten kunnen zo gemakkelijk en goedkoop bewaard blijven.

Fig. 5.6 Voorbeeld: wat anders

acht jaar duurt, kan nu inéén jaar.

Normale vegetatieve vermeerdering WeefselkweekvermeerderingVermeerderingsfactor 5 Vermeerderingsfactor 41e jaar 5 week 6 42e jaar 25 week 11 163e jaar 125 week 16 644e jaar 625 week 21 2565e jaar 3.125 week 26 1.0246e jaar 15.625 week 31 4.0967e jaar 78.125 week 36 16.3848e jaar 350.000 week 41 65.5369e jaar week 46 250.000

week 52 1.000.000

plantnummer 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

aantal bloemen 7 12 17 5 8 11 11 9 12 9

27146_TB.fm Page 81 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 82: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

82 ❑ MANAGEN TEELT EN WATERBEHEER

Nadelen

Natuurlijk zijn er ook nadelen verbonden aan weefselkweek.– Voor elke soort en voor elke cultivar moet je een eigen voedingsbodem

ontwikkelen. Vermeerdering van kleine aantallen en nieuwe rassen en soorten is dus een kostbare zaak.

– Er kunnen gemakkelijk mutaties en afwijkingen (vorm en bloeibaarheid) ontstaan. Meestal zijn deze afwijkingen (te) laat te zien. Bijvoorbeeld pas als de plant voldoende omvang heeft gekregen.

– Voor het ontwikkelen van nieuwe voedingsbodems voor nieuwe soorten is (veel) kennis nodig.

– Soms levert het tijdstip van aanleveren problemen op, omdat de gewenste aantallen niet gehaald zijn of omdat de planten er wel in voldoende aantallen zijn, maar nog niet verspeenbaar of oppotbaar zijn. De planning kan flink mislopen als gevolg van inwendige (uit de plant zelf) en uitwendige infecties (door verkeerd werken).

– Weefselkweekmateriaal is vaak relatief duur plantmateriaal.– In een partij planten kunnen tijdelijke en blijvende mutanten gemakkelijk

ontstaan. Het is zelfs mogelijk dat gemuteerde planten een hogere vermeerderingsfactor hebben. Zie figuur 5.8.

– Soms levert de vermeerdering op de voedingsbodem weinig problemen op, maar treedt er toch veel uitval op bij het verzetten van de plantjes naar de grond. De jonge weefselplantjes moeten in de nieuwe voedingsbodem namelijk nieuwe wortels ontwikkelen.

– Verwisselingen van namen of partijen kan natuurlijk altijd een keer voorkomen. Dat is voor een afnemende klant erg vervelend.

Vragen 5.6 a Men zegt wel eens dat weefselkweek de voordelen van de generatieve en vegetatieve vermeerdering verenigt. Aan welke voordelen denk je dan?

Fig. 5.7 Er kunnen zich echter welproblemen voordoen bij

de vermeerdering vanweefselkweekplanten.

Uitval door infecties Verkeerd snijdenWeeknr. Planning 10% uitval Weeknr. Planning Werkelijkheid

100.000 plantjes in week 20 factor 4 factor 3in week 25/30

10 100 100 10 100 10015 400 400 15 400 40020 1600 1440 (-10%) 20 1600 160025 6400 5760 25 6400 480030 25600 23040 30 25600 1440035 102400 92160 35 102400 57600

Fig. 5.8 Het aantal mutanten kan

binnen een partijexplosief toenemen.

Week Vermeerderings- % mutanten Aantal mutanten % mutanten Aantal factor 4 mutanten

5 90 11 10 11 1010 360 11 40 17 6015 1440 11 160 25 36020 5760 11 640 37 2160

27146_TB.fm Page 82 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 83: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

❑ AFSLUITING 83

b Waarom kan het een nadeel zijn als van één plant zeer veel nakomelingen in één keer gemaakt worden?

5.7 Afsluiting

Bij in-vitroteelt kun je onderscheid maken tussen meristeemcultuur en weefselkweek. Het doel van meristeemcultuur is het verkrijgen van virusvrije planten. Het doel van weefselkweek is een snelle vermeerdering van plantmateriaal.Een voedingsbodem bevat altijd een aantal standaardproducten. Dit zijn:– water: nodig voor alle levensprocessen;– agar: maakt de voedingsbodem geleiachtig, zodat het weefselstukje blijft drijven;– suiker: ter vervanging van de assimilaten die de plant anders zelf produceert;– zouten: normaal haalt een plant de gewenste voedingszouten uit de bodem;– groeiregulatoren: met deze stoffen kun je de wortel- en spruitgroei sturen;– organische stoffen: niet absoluut noodzakelijk. In de praktijk hebben ze echter

vaak een groeibevorderende werking.

Bij de vermeerdering onderscheiden we drie fasen:– startfase;– vermeerderingsfase;– bewortelingsfase.

In de startfase maak je stukjes plantmateriaal steriel en zet je ze op een voedingsbodem. In de vermeerderingsfase wordt het plantmateriaal dat in de startfase ontwikkeld is, gedeeld en opnieuw op een voedingsbodem gezet. In de bewortelingsfase zet je het plantmateriaal over op een medium dat de wortelvorming stimuleert. Na de bewortelingsfase kun je de plantjes overzetten in de grond of een andere voedingsbodem.

In de vermeerderingsfase kun je op drie verschillende manieren vermeerderen:– oogstekmethode;– auxillaire methode;– adventieve scheutmethode.

Bij de oogstekmethode neem je in feite een klein oogstekje en zet je dat over op een andere voedingsbodem. Bij de auxillaire methode deel je de clumb van scheutjes (zoals bij een graspol) in een aantal kleine kluitjes. Bij de adventieve scheutmethode zijn de jonge plantjes niet ontstaan uit natuurlijke slapende ogen (zoals bij de oogstek en auxillaire methode), maar uit afzonderlijke cellen, de zogenaamde adventiefknoppen. In dit geval is de kans op mutanten in de partij nakomelingen het grootst.Weefselkweek verenigt de belangrijkste voordelen van generatieve vermeerdering (virusvrij materiaal en veel plantmateriaal) met die van de vegetatieve vermeerdering (genetisch uniforme partij planten).

27146_TB.fm Page 83 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 84: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

84 ❑ MANAGEN TEELT EN WATERBEHEER

6 Beheer teeltmedium

Oriëntatie

Dit hoofdstuk heeft geen theorie. Die kun je halen uit andere bronnen.

27146_TB.fm Page 84 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 85: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

❑ MESTSTOFFENSTROMEN 85

7 Meststoffenstromen

Oriëntatie

Tuinders laten hun drainwater, kasgrond of potgrond regelmatig door laboratoria onderzoeken op voedingsstoffen, omdat zij willen weten of ze de bemesting moeten bijsturen. Naast een analyserapport krijgt de tuinder ook een advies. In dit hoofdstuk zie je de stappen die je moet zetten om van een analyse tot een advies in meststoffen te komen. Ook zie je de verschillen tussen de bemestingsonderzoeken voor kunstmatige substraten, potgrond en kasgrond. Het gebruik van meststoffen is gebonden aan wettelijke regels die in het Besluit Glastuinbouw staan.

7.1 Voedingsschema's berekenen

Voordat je start met dit hoofdstuk is het verstandig nog eens wat begrippen op te halen die eerder zijn behandeld.Wanneer je een bemestingsonderzoek leest, dan zie je dat het advies wordt gegeven per voedingselement in mmol per liter die bij de plant gedruppeld wordt. Dit is de voedingsoplossing. In de praktijk moet de tuinder vaste of vloeibare meststoffen in een bak doen. Er zit een aantal stappen tussen het advies in mmol per liter en het afwegen of meten van de hoeveelheid meststof die in een bak wordt gedaan.De twee stappen zijn:– mmol per voedingselement omrekenen naar mmol meststof;– mmol meststof omrekenen naar kilogrammen of liters van een bepaalde

meststof.

Stel, je hebt een voedingsoplossing zoals in figuur 7.1.

Fig. 7.1 Hoeveel mmol/l meststof

heb je nodig voor dejuiste voedingsoplossing? Voedingsoplossing

10.75 mmol/l NO3-

?? mmol/l ammoniumnitraat

?? mmol/l bitterzout

?? mmol/l monokalifosfaat

?? mmol/l kalisalpeter

?? mmol/l kalksalpeter

?? mmol/l kalisulfaat

1 mmol/l NH4+

6.5 mmol/l K+

2.75 mmol/l Ca2+ 1.0 mmol/l Mg2+

1.5 mmol/l SO42-

1.25 mmol/l H2PO4-

27146_TB.fm Page 85 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 86: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

86 ❑ MANAGEN TEELT EN WATERBEHEER

Hoeveel mmol van elke meststof heb je nodig om een bepaalde voedingsoplossing te kunnen maken? In ons voorbeeld gebruik je de in figuur 7.2 genoemde meststoffen. Natuurlijk kunnen dit ook andere zijn.

Fig. 7.2 Veelgebruikte vaste meststoffen met het molgewicht en het aantal mmol voedingsionen dat per mol meststof geleverd wordt.

Je begint met de voedingsionen die door slechts één bepaalde meststof worden geleverd. Je ziet in figuur 7.2 dat bepaalde voedingsionen slechts door één meststof worden geleverd. Zo wordt Ca2+ alleen geleverd door kalksalpeter, H2PO4

− alleen door monokalifosfaat en Mg2+ zit alleen in bitterzout. Deze drie voedingselementen (Ca2+, H2PO4

− en Mg2+) ga je als eerste in schema zetten, daarna vul je de ontbrekende hoeveelheden aan met de overige meststoffen. Je kunt willekeurig met één van deze drie starten. In de uitwerking in deze paragraaf wordt gestart met Ca2+.

In onderstaande tabel staan de hoeveelheden van alle voedingsionen in millimol per liter die door de meststoffen geleverd moeten worden. Er staat nog geen meststof ingevuld.

Voedingsoplossing in mmol/liter

Meststoffen NO3− NH4

+ H2PO4- K+ Ca2+ Mg2+ SO4

2−

10,75 1,0 1,25 6,5 2,75 1,0 1,5

27146_TB.fm Page 86 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 87: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

❑ VOEDINGSSCHEMA'S BEREKENEN 87

Stap 1: Dek de Ca2+ -behoefte af

Je begint met kalksalpeter. Volgens dit voedingsschema moet er 2,75 mmol/l Ca2+

worden gegeven om het gewas goed te laten groeien. Je hebt gezien dat alleen kalksalpeter een leverancier van het voedingselement calcium is. Je rekent als volgt:1 mmol kalksalpeter levert 1 mmol Ca2+, 2,20 mmol NO3

− en 0,2 mmol NH4+.

Volgens de tabel hierboven heb je 2,75 mmol Ca2+. Dus moet je alles vermenigvuldigen met 2,75 om aan 2,75 mmol Ca2+ te komen.→ 2,75 mmol kalksalpeter levert 2,75 mmol Ca2+, 6,05 mmol NO3

− en 0,55 mmol NH4

+.

De calciumbehoefte van de voedingsoplossing is hiermee gedekt, en we zien dat het gebruik van kalksalpeter tegelijkertijd ook twee andere elementen aanlevert.

Stap 2: Dek de NH4+ -behoefte af

De toegevoegde kalksalpeter levert de gewenste hoeveelheid Ca2+ in de voedingsoplossing. Kalksalpeter levert in dit voorbeeld bovendien 0,55 mmol NH4

+.Dit is onvoldoende om de behoefte te dekken. Dit is immers 1 mmol NH4

+. Dus gaan we op zoek naar een andere meststof die deze behoefte kan aanvullen. Dit is ammoniumnitraat. Ammoniumnitraat is de enige meststof die de resterende 0,45 mmol NH4 kan leveren.

Volgens figuur 7.2 levert 1 mmol ammoniumnitraat 1 mmol NH4+ en 1 mmol NO3

−.Je moet dit alles met 0,45 vermenigvuldigen om 0,45 mmol NH4

+ te krijgen.→ 0,45 mmol ammoniumnitraat levert 0,45 mmol NH4

+ en 0,45 mmol NO3−

Voedingsoplossing in mmol/liter

Meststoffen NO3− NH4

+ H2PO4- K+ Ca2+ Mg2+ SO4

2−

10,75 1,0 1,25 6,5 2,75 1,0 1,5

2,75 mmol kalksalpeter

6,05 0,55 2,75

Voedingsoplossing in mmol/liter

Meststoffen NO3− NH4

+ H2PO4- K+ Ca2+ Mg2+ SO4

2−

10,75 1,0 1,25 6,5 2,75 1,0 1,5

2,75 mmol kalksalpeter

6,05 0,55 2,75

0,45 mmol ammoniumnitraat

0,45 0,45 2,75

27146_TB.fm Page 87 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 88: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

88 ❑ MANAGEN TEELT EN WATERBEHEER

Stap 3: Dek de H2PO4−−−− -behoefte af

Je gaat nu verder met H2PO4−.

1 mmol monokalifosfaat levert 1 mmol K+ en 1 mmol H2PO4−.

Je moet alles vermenigvuldigen met 1,25 om 1,25 mmol H2PO4− te krijgen.

→ 1,25 mmol monokalifosfaat levert 1,25 mmol K+ en 1,25 mmol H2PO4−.

Stap 4: Dek de Mg2+ -behoefte af

Je gaat nu verder met Mg2+.1 mmol bitterzout levert 1 mmol Mg2+ en 1 mmol SO4

2−.

Je ziet dat het precies klopt.

Voedingsoplossing in mmol/liter

Meststoffen NO3− NH4

+ H2PO4- K+ Ca2+ Mg2+ SO4

2−

10,75 1,0 1,25 6,5 2,75 1,0 1,5

2,75 mmol kalksalpeter

6,05 0,55 2,75

0,45 mmol ammoniumnitraat

0,45 0,45 2,75

1,25 mmol monokalifosfaat

1,25 1,25

Voedingsoplossing in mmol/liter

Meststoffen NO3− NH4

+ H2PO4- K+ Ca2+ Mg2+ SO4

2−

10,75 1,0 1,25 6,5 2,75 1,0 1,5

2,75 mmol kalksalpeter

6,05 0,55 2,75

0,45 mmol ammoniumnitraat

0,45 0,45 2,75

1,25 mmol monokalifosfaat

1,25 1,25

1,0 mmol bitter-zout

1,0 1,0

27146_TB.fm Page 88 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 89: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

❑ VOEDINGSSCHEMA'S BEREKENEN 89

Stap 5: Dek de SO42−−−− -behoefte af

De voedingsoplossing moet 1,5 mmol SO42− bevatten. Bitterzout levert in dit

voorbeeld 1 mmol SO42−. Kalisulfaat moet dan de resterende hoeveelheid

0,5 mmol SO42− leveren.

1 mmol kalisulfaat levert 2 mmol K+ en 1 mmol SO42−.

Je moet nu alles vermenigvuldigen met 0,5 om aan 0,5 mmol SO42− te komen.

→ 0,5 mmol kalisulfaat levert 1 mmol K+ en 0,5 mmol SO42−.

Voedingsoplossing in mmol/liter

Meststoffen NO3− NH4

+ H2PO4- K+ Ca2+ Mg2+ SO4

2−

10,75 1,0 1,25 6,5 2,75 1,0 1,5

2,75 mmol kalksalpeter

6,05 0,55 2,75

0,45 mmol ammoniumnitraat

0,45 0,45 2,75

1,25 mmol monokalifosfaat

1,25 1,25

1,0 mmol bitter-zout

1,0 1,0

0,5 mmol kalisul-faat

1,0 0,5

27146_TB.fm Page 89 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 90: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

90 ❑ MANAGEN TEELT EN WATERBEHEER

Stap 6: Dek de NO3−−−− en K+-behoefte af

De hoeveelheden NO3− en K+ zijn nog niet op het juiste peil in de voedingsoplossing.

Je gebruikt hiervoor kalisalpeter, omdat deze meststof NO3− en K+ levert. Bij beide

voedingsionen ontbreekt 4,25 mmol/l.Volgens figuur 7.2 levert 1 mmol kalisalpeter 1 mmol K+ en 1 mmol NO3

−.Je ziet dat je alles moet vermenigvuldigen met 4,25 om aan 4,25 mmol K+ en 4,25 mmol NO3

− te komen.→ 4,25 mmol kalisalpeter levert 4,25 mmol K+ en 4,25 mmol NO3

−.

Dit is het eindresultaat van de lange bewerking. Van ieder element is nu uitgerekend hoeveel mmol in één liter water opgelost moet worden om de standaardvoedingsoplossing te krijgen. Figuur 7.3 geeft dit weer.

Voedingsoplossing in mmol/liter

Meststoffen NO3− NH4

+ H2PO4- K+ Ca2+ Mg2+ SO4

2−

10,75 1,0 1,25 6,5 2,75 1,0 1,5

2,75 mmol kalksalpeter

6,05 0,55 2,75

0,45 mmol ammoniumnitraat

0,45 0,45 2,75

1,25 mmol monokalifosfaat

1,25 1,25

1,0 mmol bitter-zout

1,0 1,0

0,5 mmol kalisul-faat

1,0 0,5

4,25 mmol kalisal-peter

4,25 4,25

27146_TB.fm Page 90 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 91: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

❑ VAN MILLIMOL NAAR KILOGRAM 91

Vragen 7.1 a Schrijf de formules van de volgende meststoffen op:– ammoniumnitraat;– monokalifosfaat;– bitterzout;– kalisulfaat.

b Je moet de hoeveelheid van elke meststof uitrekenen. Met welke meststof start je?

7.2 Van millimol naar kilogram

In de praktijk doet een tuinder geen mmol meststof in het gietwater, maar hij doet kilogrammen of liters meststof in bakken. De tuinder moet dus het aantal mmol meststoffen per liter gietwater omrekenen naar kilogram of liter meststof. De meststoffen worden in bakken 100 maal geconcentreerd aangemaakt. Door het aanmaken van deze hoge concentratie opgeloste meststoffen heb je 100 maal minder grote bakken nodig. De bakken waarin de meststoffen worden oplost hebben een inhoud van 1 of meer m3.Een simpele manier om tot het aantal mol per m3 te komen is door het aantal mmol per liter te vermenigvuldigen met 100.

Fig. 7.3 Met de juiste

hoeveelheid meststoffenper liter gietwater heb jede voedingsoplossing die

nodig is voor eenoptimale groei.

1 liter gietwater 1 liter gietwater

4.25 mm

ol kalisalpeter

0.45 m

mol

amm

onium

nitr.

1.5 mmol b

itterzo

ut

0.5

mm

ol k

alisu

lfaat1.2

5 mm

ol m

onok

alifos

faat

2.75 mm

ol kalksalpeter

1.0 mmol/l Mg2+

6.5 mmol/l K+

1.25 mmol/l H2PO4

-

1.5 mmol/l SO42-

2.75 mmol/l Ca2+

10.75 mmol/l NO3-

1 mmol/l NH4+

Toelichting

Om van mmol naar mol en van liter naar m3 te gaan moet je beide getallen vermenigvuldigen met 1000 dus 1 mmol/liter omrekenen naar mol/m3 levert ook 1 mol/m3 op.Je vermenigvuldigt met 100 omdat je de bakken 100 maal geconcentreerd aanmaakt.

27146_TB.fm Page 91 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 92: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

92 ❑ MANAGEN TEELT EN WATERBEHEER

Je rekent de volgende hoeveelheden uit:2,75 mmol kalksalpeter/liter → 275 mol kalksalpeter per m3.0,45 mmol ammoniumnitraat → 45 mol kalksalpeter per m3.1,25 mmol monokalifosfaat → 125 mol monokalifosfaat per m3.1,0 mmol bitterzout → 100 mol bitterzout per m3.0,5 mmol kalisulfaat → 50 mol kalisulfaat per m3.4,25 mmol kalisalpeter → 425 mol kalisalpeter per m3.

Een tuinder weegt de massa van de meststof niet in mol maar in kilogram. Hij rekent dan mol om in kilogram.Eén mol kalksalpeter weegt 1 × 216,1 gram (zie figuur 7.2).275 mol kalksalpeter weegt 275 × 216,1 gram = 59427,5 gram = 59,4 kg.Deze 59,4 kg kalksalpeter wordt in de A-bak gedaan.

Op dezelfde manier bereken je dit voor de andere meststoffen in de standaardvoedingsoplossing. Dit geeft het volgende resultaat:45 mmol ammoniumnitraat wordt 3,6 kg ammoniumnitraat.125 mol monokalifosfaat wordt 17 kg monokalifosfaat.100 mol bitterzout wordt 37 kg bitterzout.50 mol kalisulfaat wordt 8,7 kg kalisulfaat.425 mol kalisalpeter wordt 43 kg kalisalpeter.

De meststoffen verdeel je over de A- en B-bak. Je ziet dat in beide bakken ongeveer evenveel kilogram meststof zit.

Aanpassing van het standaardvoedingsschema

Het water in de grond, potgrond of het kunstmatig substraat wordt regelmatig onderzocht op aanwezige voedingselementen. Uit het analyserapport komt naar voren of je de samenstelling van de voedingsoplossing in het gietwater moet veranderen. Ook de stand van het gewas of het advies van een voorlichter kan aanleiding zijn de samenstelling van de voedingsoplossingen te wijzigen.

Vragen 7.2 a De meststoffen worden 100 maal geconcentreerd opgelost. Waarom wordt dit gedaan?

b Blijft de samenstelling van de voedingsstoffen het hele seizoen gelijk?

A-oplossing B-oplossing

kalksalpeter 59,8 kg monokalifosfaat 17 kg

ammoniumnitraat 3,6 kg bitterzout 37 kg

kalisalpeter 21 kg kalisulfaat 8,7 kg

- kalisalpeter 22 kg

Totaal 84,4 kg Totaal 84,7 kg

27146_TB.fm Page 92 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 93: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

❑ ROL VAN HET UITGANGSWATER 93

7.3 Rol van het uitgangswater

Er zijn twee aspecten van het uitgangswater die een rol spelen bij het samenstellen van voedingsoplossingen:– het uitgangswater bevat al bruikbare voedingsstoffen;– het uitgangswater kan potentieel schadelijke stoffen bevatten.

Bruikbare voedingsstoffen in uitgangswater

Bronwater, leidingwater enzovoorts bevatten al bepaalde hoeveelheden voedingsionen. Deze voedingsionen hoeft de tuinder niet meer door middel van kunstmest aan het gietwater toe te voegen.

VoorbeeldIn een voedingsschema staat:Ca2+ 2,75 mmol/lMg2+ 1,5 mmol/l

Nu blijkt dat in het bronwater al het volgende zit:Ca2+ 1,00 mmol/lMg2+ 0,25 mmol/l

De tuinder moet nu nog toevoegen:Ca2+ 1,75 mmol/lMg2+ 1,25 mmol/l

De gehalten in het water mogen niet hoger zijn dan de concentratie in de standaardvoedingsoplossingen voor het gewas dat geteeld wordt. Wanneer dit wel het geval is, dan moet je gebruik maken van ander uitgangswater. Je kunt bijvoorbeeld gedeeltelijk regenwater gebruiken. Regenwater bevat geen calcium of magnesium.

Corrigeren voor waterstofcarbonaatVerder kan het uitgangswater HCO3− (waterstofcarbonaat) bevatten. Dit is geen voedingsion, maar het heeft wel invloed op het gewas. Ophoping van HCO3− in het wortelmilieu veroorzaakt stijging van de pH. Dit kun je voorkomen door een bepaalde hoeveelheid zuur in het voedingsschema op te nemen. Een zuur bevat altijd H+.Je krijgt dan de volgende reactie:H+ + HCO3− → H2CO3 (koolzuur).H2CO3 → H2O (water) + CO2 (koolzuurgas).

Op deze manier voorkom je pH-stijging.

Schemacodering voor waterSommige meststoffen worden geleverd met een bemestingsadvies dat rekening houdt met de kwaliteit van het uitgangswater. De aanpassing aan het uitgangswater komt tot uitdrukking in een code. Uit de code is af te leiden welke correcties op de standaardvoedingsoplossing zijn toegepast. Bij de schemacodering kun je een algemeen schema (A-schema) en een bijzonder schema (B-schema) onderscheiden.

27146_TB.fm Page 93 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 94: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

94 ❑ MANAGEN TEELT EN WATERBEHEER

Algemene schema'sDit zijn schema's die zijn aangepast op HCO3

−, Ca2+ en Mg2+. Deze schema’s worden gecodeerd als A-schema’s met een driecijfercode.Bijvoorbeeld A 3.2.1. betekent:

A = Algemeen schema.3 = 3 porties zuurtoevoeging (H+).2 = 2 porties weglating Ca2 uit bak A.1 = 1 portie weglating Mg2+ uit bak B.

In de bemesting is de volgende afspraak gemaakt.De grootte van 1 portie is:– bij 2-waardige ionen 0,25 mmol/l voor bijvoorbeeld Ca2+.– bij 1-waardige ionen 0,50 mmol/l voor bijvoorbeeld NO3−.

De laatste twee cijfers van het schemanummer zijn samen gelijk aan het eerste (2+1=3).

Bijzondere schema'sDeze schema's zijn aangepast op HCO3

−, Ca2+, Mg2+, SO42−, NO3

− en K+.B 2.8.1./4.3.0. betekent:

De voedingsionen hebben een elektrische lading zoals 1+, 2+, 1− en 2−. Er is altijd een evenwicht tussen het gewicht van het aantal plussen en het aantal minnen in een oplossing. Het weglaten van bepaalde hoeveelheid +ionen moet je compenseren met andere +ionen. Zie de berekening.

2 porties Ca2+ → 2 × 0,25 × 2+ = 11 portie Mg2+ → 1 × 0,25 × 2+ = 0,5samen 1,5+ weglaten

3 porties H+ → 3 × 0,5 × 1+ = 1,5samen 1,5+ toevoegen

Er is dus een evenwicht.

Fig. 7.4 De samenstelling van het

uitgangswater bepaaltmede de hoeveelheid

meststoffen dietoegevoegd worden.

uitgangswater

meststoffen

drain-water

B-bak

A-bak

verdunnen

verd

unne

n

gietwater

Mg2+

Ca2+K+

meststoffen➪

27146_TB.fm Page 94 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 95: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

❑ SOORTEN ANALYSERAPPORTEN 95

De som van het eerste, vierde en vijfde codecijfer is gelijk aan de som van het tweede, derde en zesde codecijfer: 2+4+3 = 8+1+0.

Schadelijke stoffen in uitgangswater

Wanneer het bedrijf gebruikmaakt van oppervlaktewater kan de kwaliteit van het water wisselen. Je kunt hierbij denken aan de aanwezigheid van zware metalen of gewasbeschermingsmiddelen. Zorg dat je de kwaliteit goed in de gaten houdt.

Vragen 7.3 a Wat betekent A 4.3.1?b Klopt het schema B 3.7.2./4.4.0?

7.4 Soorten analyserapporten

De teelten kun je grofweg verdelen in:– teelten in kunstmatige substraten;– teelten in de grond;– teelten in potgrond.

Bij elke teeltmethode zie je verschillende analyserapporten. Dit komt omdat het monster dat gebruikt wordt voor analyse ook op een andere manier verkregen wordt.

Teelten in kunstmatige substraten

Bij het nemen van een monster voedingsoplossing uit het wortelmilieu, gebruik je een kunststof bemonsteringsapparaat. Dit apparaat zuigt het monster uit het substraat. Je neemt op minstens veertig plaatsen een monster. Je vult een schone monsterfles (0,5 l) geheel.Steek het bemonsteringsapparaat van bovenaf in de matten. Steek niet door het plastic dat onder de matten ligt. Verzamel de voedingsoplossing op een gelijk aantal plaatsen zowel onder als tussen de druppelaars. Dode einden moet je niet bij de monstername betrekken. Dit zijn de plaatsen waar de ingepakte matten tegen elkaar aanliggen of plaatsen waar het plastic tussen twee matten is opgetrokken. Bemonster voor een juiste pH-meting onder de druppelaars en tussen de druppelaars.

B Bijzonder schema.

2 2 porties(1 mmol H+) zuur toevoegen.

8 8 porties (2 mmol) Ca2+ weglating uit bak A.

1 1 portie (0,25 mmol) Mg2+ weglating uit bak B.

4 4 porties (1 mmol) SO42− weglating uit bak B.

3 3 porties (1,5 mmol) NO3− weglating uit bak A of bak B.

0 0 porties K+ weglating uit bak A of bak B.

27146_TB.fm Page 95 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 96: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

96 ❑ MANAGEN TEELT EN WATERBEHEER

Fig. 7.5 Bemestingsonderzoek van een voedingsoplossing voor het gewas tomaat

27146_TB.fm Page 96 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 97: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

❑ SOORTEN ANALYSERAPPORTEN 97

Direct nadat het monster is verzameld, moet je de monsterfles tegen daglicht afschermen, bijvoorbeeld door deze in zwart plastic te verpakken, want licht verandert de chemische samenstelling van het monster. Het wortelmilieu kan snel veranderen. Het is daarom aan te bevelen om de twee weken een monster te nemen.

Bij teelten in stromend water of met weinig of geen substraat, kun je bij monstername ook volstaan met het opvangen van recirculatiewater. Dit laatste kan ook gelden voor gesloten teeltsystemen waar de voedingsoplossing wordt hergebruikt, mits het doorspoelpercentage minimaal 30 procent bedraagt.Voor het meten van de pH geeft het drainwater vaak geen goede indicatie. Voor juiste pH-metingen moet je ook apart onder de druppelaar bemonsteren.

Teelten in de grond

Grondmonsters neem je met een boor. Het monster is samengesteld uit veertig steken. Deze neem je zo regelmatig mogelijk, verdeeld over de te bemonsteren oppervlakte. De grond (ongeveer 1 kg) wordt verzameld in een plastic zak om uitdrogen te voorkomen.In het algemeen bemonster je de grond tot 25 cm diepte (eerste steek). Het kan nuttig zijn dat je de laag van 25 tot 50 cm (tweede steek) apart bemonstert. Je laat pas een grondmonster steken na het stomen, ontsmetten en/of spoelen van de grond.Ter controle van de voorraadbemesting laat je 2 à 3 weken na het planten een bijmestmonster nemen. Tijdens de teelt laat je een keer per 1 à 2 maanden bemonsteren, afhankelijk van het teeltseizoen.

27146_TB.fm Page 97 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 98: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

98 ❑ MANAGEN TEELT EN WATERBEHEER

Fig. 7.6 Bemestingsonderzoek kasgrond voor het gewas lelie

27146_TB.fm Page 98 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 99: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

❑ SOORTEN ANALYSERAPPORTEN 99

Teelten in potgrond

Monsters neem je met een klein boortje. De bovenste 1 à 2 cm van de pot neem je niet op in het monster. Bij een droge bovengrond bemonster je maximaal een kwart van de pothoogte niet. Bij druppelbevloeiing vindt bemonstering plaats onder de druppelaar. Er zijn minimaal veertig steken nodig om een voldoende representatief monster te nemen. Het is nodig ongeveer 0,5 liter materiaal te verzamelen in een plastic zak. Bij een korte teeltduur bemonster je om de 2 weken, bij een lange teeltduur om de 4 weken. Bij overige teelten in venige substraten (balen, zakken, bedden) kun je het monster met een boor of zo nodig met de hand nemen.

27146_TB.fm Page 99 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 100: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

100 ❑ MANAGEN TEELT EN WATERBEHEER

Fig. 7.7 Bemestingsonderzoek van potgrond voor het gewas Ficus

27146_TB.fm Page 100 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 101: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

❑ SOORTEN ANALYSERAPPORTEN 101

Analyse van het monster

Bij de teelt in kunstmatige substraten bestaat het monster dat geanalyseerd wordt uit water met daarin opgeloste stoffen.Bij de teelt in de grond wordt het 1:2 volume extract toegepast. Dat wil zeggen dat je aan twee delen water zo veel grond toevoegt dat het volume met één deel toeneemt. Het mengsel wordt ongeveer 20 minuten geschud en daarna gefiltreerd over grof filterpapier. De metingen worden gedaan in het filtraat.Bij venige substraten, zoals potgrond, wordt tegenwoordig (2005) het 1:11/2 volume extract toegepast. Door Europese regelgeving gaat deze methode in de toekomst mogelijk verdwijnen. Op dit moment heeft elk land zijn eigen systeem van potgrondanalyse. Dat kan bij handel over de grenzen tot spraakverwarring lijden. De nieuwe methode zal geleidelijk worden ingevoerd.

Er zijn nog diverse hobbels te nemen bij het invoeren van de Europese methode in Nederland, zoals de prijs, de detectie van spoorelementen en de bekendheid met de analyse. De prijs is nu nog hoger, omdat de methode niet op grote schaal wordt toegepast. Door de grotere verdunning is het moeilijker de concentratie sporenelementen te meten. De techniek moet aangepast worden. Door uitwisseling en goede voorlichting zal de nieuwe methode bekender worden.

Resultaat

Elk bemestingsonderzoek heeft dezelfde opbouw. In figuur 7.8 zie je de termen die bij resultaat staan.

De verschillen tussen de Nederlandse en de Europese bepalingsmethode

De Nederlandse 1:1,5 methode De Europese 1:5 methode

De Nederlandse 1:1,5 methode is gebaseerd op het volume. Het substraat (potgrond) wordt eerst knijp-vochtig gemaakt. Het substraat is knijpvochtig als er net water tussen je vingers doorkomt, wanneer je er licht in knijpt. Op een standaardmanier wordt één volumedeel potgrond afgepast en er wordt 1,5 volumedeel water toegevoegd. In het extract worden de EC en de hoofd- en sporenelementen gemeten en in de suspensie de pH. De resultaten van de elementen worden in millimol of micromol per liter extract weergegeven.

De Europese methode is gebaseerd op het volume van het substraat. Als het volumegewicht is vastgesteld, worden aan één volumedeel substraat, vijf volumede-len water toegevoegd. In het extract worden de EC en de hoofd- en sporenelementen gemeten en in de suspensie de pH. De EC wordt weergegeven in het extract en de elementen in milligram per liter substraat.

27146_TB.fm Page 101 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 102: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

102 ❑ MANAGEN TEELT EN WATERBEHEER

Hier volgt een toelichting.

Vragen 7.4 a Op welke manier krijg je een betrouwbaar monster bij potgrond en kasgrond?b Op welke manieren worden de voedingsionen losgemaakt uit de potgrond en

kasgrond, zodat deze te meten zijn?c Wat geeft de streefwaarde aan?d In het analyserapport staat achter waterbasis onder de kolom Ca− 0,25 en onder

de kolom HCO3+ 0,5. Welk waterschema heeft dit bedrijf?

Fig. 7.8 Elk bemestingsonderzoek

heeft dezelfde opbouw.Afhankelijk van het

gewas, teeltstadium ensoorten water staanwaarden wel of niet

ingevuld.

Term Betekenis

Analyseresultaten Dit zijn waarden die zijn gevonden in het monster.

Bij ref. Bij elk type onderzoek worden de gevonden waarden omgerekend naar een vaste standaard. Deze is voor elk gewas anders.

Waardering Wanneer je een L (laag) ziet bij een voedingsstof, dan is het advies: extra meststof toedienen. Wanneer je een H (hoog) ziet bij een voedingsstof, dan is het advies: de hoeveelheid meststof verlagen.

Streefwaarde Voor elk gewas is er een streefwaarde. Dit is de concentratie aan voedingsstoffen die in het groeimedium gewenst is voor een optimale groei.

Standaardvoeding Wanneer de groeiomstandigheden normaal zijn, dan wordt deze concentratie aan voedingsstoffen in het voedingswater aanbevolen.

Teeltstadium De plant kan in een bepaalde groeifase verkeren waarbij een bepaalde voedingsstof extra moet worden toegediend.

Waterbasis Het uitgangswater dat gebruikt wordt, kan van nature al bepaalde voedingsstoffen bevatten. Deze hoeveelheid moet je aftrekken van de standaardvoedingsoplossing.

Drainwater Wanneer het bedrijf drainwater gebruikt, dan moet je ook die gehalten van de standaardvoedingsoplossing aftrekken.

27146_TB.fm Page 102 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 103: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

❑ WAARDERING VAN DE ANALYSECIJFERS KUNSTMATIGE SUBSTRATEN TIJDENS DE TEELT 103

7.5 Waardering van de analysecijfers kunstmatige substraten tijdens de teelt

In het volgende voorbeeld zie je hoe met behulp van de analysecijfers tot een advies wordt gekomen. Het voorbeeldgewas is paprika.Het gaat hierbij dus om aanpassingen in mmol/l voor de hoofdelementen en in µmol/l(µ = micro) voor de spoorelementen op grond van gebleken onbalans in het substraatmonster.

Voor paprika gelden onderstaande waarden. Het gaat om de standaardoplossing en de streefcijfers voor paprika (vrije drainage). De hoofdelementen zijn aangegeven in millimol en de spoorelementen in micromol.

De gewenste EC in het substraat is 2,7. Dit wordt aangegeven als EC(c) = 2,7.

Je kunt de EC ook uitrekenen. Je telt de getallen van de +ionen of −ionen op waarbij de 2-waardige ionen voor twee tellen. De verkregen waarde deel je door 10. De berekening zal het duidelijk maken.K + Ca + Mg.7 + 2×7 + 2×3,25 = 27,5 : 10 = 2,75.Je ziet dat dit overeenkomt met EC(c)= 2,7.

Bij alle gewassen op substraat vindt de waardering van de analysecijfers plaats op basis van de EC(c).De hoogte van de analyseresultaten staat in nauwe relatie met de gebruikte EC-waarde. Omdat er met verschillende EC-waarden wordt gewerkt, is het gewenst de analyseresultaten terug te rekenen naar een bepaalde vaste EC-waarde, de EC(c), waarbij c de aanbevolen concentratie van dat gewas voorstelt.

EC(c)= 2,7

Standaardvoedingsoplossing

NH4 K Ca Mg NO3 SO4 H2PO4 Fe Mn Zn B Cu Mo

1,0 7,5 4,25 1,5 15,25 1,75 1,25 15 10 4 30 0,75 0,5

Streefcijfers op basis van EC(c)

NH4 K Ca Mg NO3 SO4 P pH Fe Mn Zn B Cu

<0,5 7,0 7 3,25 19,0 3,5 0,9 5,5 15 7,0 7,0 60,0 0,7

27146_TB.fm Page 103 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 104: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

104 ❑ MANAGEN TEELT EN WATERBEHEER

De herleiding naar de EC(c) gaat als volgt.

Nadat de analysecijfers van alle voedingsionen zijn omgerekend naar EC(c), dan kun je deze waarderen. Je gebruikt daarvoor figuur 7.9. Vind je bijvoorbeeld bij Ca 4, dan is de waardering L (laag).

Fig. 7.9 Waarderingscijfers gecorrigeerd naar EC(c) voor de paprikateelt.

(Bron: Bemestingsadviesbasis Glastuinbouw van 1999)

De waarderingscijfers in figuur 7.9 zijn voor teelten op basis van A.V.W. Dit staat voor Analyse van Voedingsoplossing uit het Wortelmilieu. Bij het vinden van uitzonderlijke waarden wordt geen advies gegeven binnen het A.V.W. In figuur 7.9 zie je dat staan in Buiten A.V.W. In dit hoofdstuk wordt hierop niet verder in gegaan.

Naast het waarderen moet je de te hoge of lage berekende waarden van de voedingsionen ook naar boven of naar beneden corrigeren. Dit kun je doen met behulp van figuur 7.10.Bijvoorbeeld: De waarde van Ca is 4. Je zoekt deze waarde op bij grenzen voor aanpassingen in figuur 7.10. Wanneer je dan in de tabel naar voren gaat dan staat daar een 2. Vervolgens ga je naar het onderdeel Aanpassingen. Vooraan in de tabel ga je naar de 2. Achter de 2 staat een +. Er moet een extra hoeveelheid van een voedingsion worden toegevoegd. Onder Ca zie je 0,75.Bij de standaardvoedingsoplossing moet dan 0,75 mmol worden geteld.

Herleiding naar de EC(c)

De (bruto) EC waarde van de analyse wordt verminderd met het product dat wordt verkregen uit de vermenigvuldiging: 0,1 × Na- of Cl-gehalte (de hoogste van de twee nemen). Het verschil heet EC(v), waarbij de v voeding voorstelt.EC(v) = EC(analyse) − 0,1 × hoogste waarde Na of Cl.

De EC(c) wordt vervolgens door deze EC(v) gedeeld, dus:EC(c) : EC(v) = factor.

27146_TB.fm Page 104 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 105: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

❑ WAARDERING VAN DE ANALYSECIJFERS KUNSTMATIGE SUBSTRATEN TIJDENS DE TEELT 105

Fig. 7.10 Grenzen voor aanpassingen voor de paprikateelt.

(Bron: Bemestingsadviesbasis Glastuinbouw van 1999)

Bij het beoordelen/waarderen van de analysecijfers worden de gehalten aan Na, Cl, HCO3 en Mn uitgesloten.De Na- en Cl-gehalten worden namelijk niet beïnvloed door het instellen van een EC-waarde. HCO3 staat meer in verband met de pH van de voedingsoplossing dan met de concentratie. Dit laatste geldt min of meer ook voor Mn. Bij hoge pH-waarden vindt oxidatie van Mn plaats. Dit is dan niet meer in oplossing, waardoor er teveel Mn zou kunnen worden toegediend.

Een tuinder krijgt een analyserapport van het drainwater van een paprikateelt. Je volgt de stappen om tot een advies te komen. De tuinder gebruikt uitgangswater met het schema A.4.2.2.

27146_TB.fm Page 105 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 106: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

106 ❑ MANAGEN TEELT EN WATERBEHEER

Rekenvoorbeeld

Hier volgt een rekenvoorbeeld voor de paprika:

Waterschema A 4.2.2.

Enkele analyseresultaten:pH (H2O) = 5,8.EC(mS/cm) = 5,1.

Stap 1: ControlerenControleer eerst of de kationensom gelijk is aan de anionensom en of onderstaande regel klopt:

EC = 0,1×kationen- of anionensom.

Som kationen: 0,1 + 16,5 + 2,0 + (2×11,6) + (2×4,5) = 50,8.Som kationen×0,1: = 5,08.

Som anionen: 33,6 + 2,0 + (2×6,3) + 0,1 + 2,5 = 50,8.Som anionen×0,1: = 5,08.

Stap 2: RekenenBereken de correctiefactor waarmee de gevonden analysewaarden moeten worden vermenigvuldigd om ze terug te rekenen naar de standaard-EC(c).

EC(v) = EC(analyse) − 0,1×hoogste waarde Na of Cl.= 5,1 − 0,1×2.= 4,9.

EC(c) paprika = 2,7 mS/cm.EC(analyse) voorbeeld = 5,1 mS/cm.Hoogste waarde Na of Cl = 2.EC(v) = 5,1 − 0,2 = 4,9.EC(c) / EC(v) = 2,7/4,9 = 0,55 = correctiefactor.

Kationen

NH4 K Na Ca Mg

0,1 16,5 2,0 11,6 4,5

Anionen

NO3 Cl SO4 HCO3 H2PO4

33,6 2,0 6,3 0,1 2,5

27146_TB.fm Page 106 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 107: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

❑ WAARDERING VAN DE ANALYSECIJFERS KUNSTMATIGE SUBSTRATEN TIJDENS DE TEELT 107

Vermenigvuldiging van de analyseresultaten met de correctiefactor levert de volgende gecorrigeerde analyseresultaten op:

Stap 3: WaarderenWaardeer nu de gecorrigeerde analyseresultaten en oordeel welke waarden te hoog en welke te laag zijn. Gebruik hiervoor figuur 7.10.

Kationen

NH4 K Na Ca Mg

0,055 9,075 2 6,38 2,475

Anionen

NO3 Cl SO4 HCO3 H2PO4

18,48 2 3,465 0,1 1,375

NH4

K min 2,0

Na

Ca

Mg

NO3

Cl

SO4

HCO3

H2PO4 min 0,25

27146_TB.fm Page 107 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 108: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

108 ❑ MANAGEN TEELT EN WATERBEHEER

Stap 4: AanpassenPas het standaardschema aan met de aanpassingen in verband met waardering analyseresultaten en het waterschema.

De standaardvoedingssamenstelling van het A 0.0.0. schema is:

Klopt de kationensom nu wel met die van de anionen?Som kationen: 17.Som anionen: 19,25.

Je ziet dat er een verschil tussen beide sommen bestaat van 2,5. Je zult dus moeten schipperen om het totaal van beide sommen weer aan elkaar gelijk te maken.

Sinds 1991 corrigeert ‘Naaldwijk’ onbalansen in de ionensom via de methode van de evenredige vereffening. Hierop wordt niet nader ingegaan.

Vragen 7.5 a Na de analyse van een monster moeten de waarden omgerekend worden naar een standaard. Hoe bereken je de correctiefactor om tot die standaard te komen?

b Hoe bepaal je hoeveel standaardvoedingsoplossing aangepast moet worden?c Welke andere correctie is nadien nog mogelijk?

7.6 Aanpassingen aan het teeltstadium

Bij groente- en vruchtgewassen, maar ook bij snijbloemen en bloeiende potplanten treedt onder invloed van het ontwikkelingsstadium een vrij sterke fluctuatie op in de opname aan Ca en K.

De oorzaak hiervan is dat vruchten en bloemen doorgaans een laag Ca-gehalte hebben en bladeren een vrij hoog gehalte. Als gevolg daarvan nemen gewassen in een periode van vegetatieve ontwikkeling (bladgroei) relatief meer Ca op dan in de generatieve fase (vruchtgroei). Vooral bij een tomatenteelt die in december wordt gestart, is de vegetatieve periode lang en kunnen daardoor grote verschillen in opname optreden. Het kan daarom aanbeveling verdienen de voedingsoplossing hierop aan te passen.

In perioden van vegetatieve ontwikkeling kan wat extra kalksalpeter worden gegeven en bij zware vruchtdracht wat extra kalisalpeter. Hoeveelheid en tijdsduur van deze aanpassingen hangen af van gewas en groeiperiode. Toediening van extra kalksalpeter

NH4 K Ca Mg NO3 H2PO4 SO4 H

standaard 1,00 7,50 3,25 1,50 15,25 1,25 1,75

aanpassing − 1,0 −0,25

waterbasis −0,50 −0,50 2,0

advies 1,00 6,50 2,75 1,0 15,25 1,0 1,75 2,0

27146_TB.fm Page 108 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 109: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

❑ AANPASSINGEN AAN HET TEELTSTADIUM 109

kan vooral bij de start van de teelt gewenst zijn gedurende 4 tot 8 weken na het planten. Een extra gift kalisalpeter is bij zware vruchtdracht aan te bevelen gedurende ongeveer 2 weken.

Bij het verzadigen van nieuwe matten met de standaardvoedingsoplossing kan een te laag Ca-gehalte in de mat ontstaan. Je moet het Ca-gehalte van de voedingsoplossing waarmee de matten worden verzadigd flink verhogen. In figuur 7.11 zie je de aanpassingen voor het gewas tomaat.

Fig. 7.11 Aanpassingen teeltstadium voor het gewas tomaat.

(Bron: Bemestingsadviesbasis Glastuinbouw van 1999)

Gesloten systeem en vrije drainage

Bij een gesloten systeem wordt het niet opgenomen water hergebruikt. Bij vrije drainage zakt dit water in de grond. Je ziet in figuur 7.12 voor tomaat en roos de standaardvoedingsoplossing voor beide systemen.

Fig. 7.12 Vergelijking standaardvoedingsoplossing voor de gewas tomaat en roos bij een gesloten teeltsysteem en vrije drainage

27146_TB.fm Page 109 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 110: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

110 ❑ MANAGEN TEELT EN WATERBEHEER

Planten nemen eenwaardige voedingsionen gemakkelijker op dan tweewaardige voedingsionen. De plant neemt bij een gelijk aanbod dus meer kalium op dan calcium. Gebruik je een gesloten teeltsysteem, dan blijven er in verhouding meer tweewaardige ionen in het drainwater zitten.Gaat een bedrijf over van vrije drainage naar een gesloten teeltsysteem, dan zakken de concentraties in de standaardvoedingsoplossing, omdat het drainwater ook voedingsstoffen bevat. De tweewaardige zakken percentueel meer dan de eenwaardige ionen. In figuur 7.12 zakt K 25,7 procent, Ca 41 procent en Mg 50 procent.

Algemene aanpassingenAls de analysecijfers van de voedingsoplossing in de steenwolmatten te veel afwijken van de streefwaarden, dan moet je de voedingsoplossing die wordt toegediend aanpassen. Hoe dat gaat, is al uitgelegd. Het verdient geen aanbeveling een bepaalde aanpassing langer dan 2 weken te handhaven. Door min of meer wisselende opnames van een gewas zul je moeten blijven meten en eventueel aanpassen.

EC-adviseringEen te hoge of te lage EC wordt alleen gesignaleerd op basis van de referentiewaarden, er wordt geen advies gegeven.

Na- en C-adviseringIndien Na of Cl de waarden overschrijden, vermeld bij de norm hoog, dan wordt geadviseerd door te spoelen. Bij gesloten systemen is het beter de rondstromende voedingsoplossing gedeeltelijk te verversen.

Waardering en aanpassing pHDe waardering van de pH vindt plaats op grond van de waarderingstabellen. Figuur 7.13 is de waarderingstabel voor paprika. De advisering van maatregelen om de pH te verhogen of te verlagen is afhankelijk van de combinatie van gemeten pH met de gevonden concentratie HCO3

− en NH4+.

Is de pH te laag, dan wordt bij een aantal combinaties geadviseerd de pH van het druppelwater te verhogen tot maximaal 6,2 en eventueel extra kalibicarbonaat te doseren.

Is de pH te hoog dan is het advies de pH van het druppelwater te verlagen tot maximaal 5,0. Bij een aantal combinaties met concentraties NH4 en HCO3 volgt tevens een advies een hoeveelheid ammoniumnitraat extra toe te voegen. De hoeveelheden zijn per gewas verschillend.

Zie figuur 7.13 voor de combinaties van pH met HCO3 en NH4 bij paprika en eventuele aanpassingen.

27146_TB.fm Page 110 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 111: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

❑ AANPASSINGEN AAN HET TEELTSTADIUM 111

Fig. 7.13 Waarderingstabel voor paprika. Combinaties van pH met HCO3 en NH4 die kunnen voorkomen + advies over al dan niet aanpassen.

Aanpassingen van de spoorelementenAanpassingen in de spoorelementenvoorziening kunnen worden verricht door 25 procent meer of minder van de desbetreffende meststof toe te voegen. In extreme gevallen kan 50 procent worden verhoogd of verlaagd. Ook bij spoorelementen geldt dat wijzigingen niet langer dan 2 weken gehandhaafd moeten worden.

Aanpassingen voor zinktoedieningRegenwater bevat vaak veel zink, zodat toediening van zinksulfaat niet nodig is. Bij gecoate kassen is dat veel minder. Leidingwater bevat meestal geen zink, zodat je bij gebruik van leidingwater wel zinksulfaat moet toedienen.

Bij het gebruik van mengsels van regenwater en leidingwater hangt de toediening af van de verhouding tussen beide watersoorten en het zinkgehalte van het regenwater. Het Zn-gehalte in het mengsel van beide watersoorten kan worden geschat door het percentage regenwater in het mengsel te vermenigvuldigen met het Zn-gehalte in het regenwater. Dus als het Zn-gehalte 7 µmol/l is en gewerkt wordt met 75 procent regenwater, zal het gehalte in het mengsel 0,75 × 7 = 5,2 µmol/l zijn. Zolang de uitkomst van de berekening boven de 4 µmol/l uitkomt, behoeft nog geen Zn sulfaat te worden gegeven.Je moet het Zn-gehalte van het regenwater wel enkele malen per jaar controleren.

Advisering siliciumEen advies voor Si wordt tot nu toe alleen gegeven voor de komkommerteelt en in de rozenteelt.

27146_TB.fm Page 111 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 112: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

112 ❑ MANAGEN TEELT EN WATERBEHEER

Vragen 7.6 a In welke groeifase van het gewas is er vooral behoefte aan Ca en K?b Waarom zitten er meer tweewaardige ionen dan eenwaardige ionen in het

drainwater dan in het druppelwater?c Komen de volgende combinaties van NH4, HCO3 en pH voor? Wat zal met de

pH moeten gebeuren?

d Wat kun je doen wanneer de waarden voor Na en Cl te hoog worden?

7.7 Besluit Glastuinbouw

Sinds april 2002 is het Besluit Glastuinbouw van kracht. Dit besluit is het gevolg van afspraken tussen de overheid en de glastuinbouwsector. Het doel is het verminderen van het gebruik van energie, gewasbeschermingsmiddelen en meststoffen. Dit Besluit is in het algemeen al aan de orde geweest. Het is in 2003 en 2004 weer aangepast. Het ziet er naar uit dat nog vaker aangepast zal worden.

Het onderdeel meststoffen bekijken we nader.

NH4 HCO3 pH

0,5-1,0 <0,5 <5

0,5-1,0 <0,5 5,5-6

0,5-1,0 <0,5 6,5-7,5

0,5-1,0 <1,0 <5

27146_TB.fm Page 112 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 113: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

❑ BESLUIT GLASTUINBOUW 113

Logboek

Het bedrijf moet voor verschillende onderdelen een logboek bijhouden. Hieronder zie je een voorbeeldtabel waarin je het verbruik van meststoffen kunt bijhouden.

Meststoffen

Datum toepassing Merknaam Samenstelling 1 Soortelijk gewicht kg/m3

Hoeveelheid 3

l/kg

l/kg

l/kg

l/kg

l/kg

l/kg

l/kg

l/kg

l/kg

l/kg

l/kg

l/kg

l/kg

1 De chemische samenstelling: bijvoorbeeld N-P-K.2 Staat op het productveiligheidsblad van de leverancier.3 Doorhalen wat niet van toepassing is.

27146_TB.fm Page 113 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 114: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

114 ❑ MANAGEN TEELT EN WATERBEHEER

Meststoffen bevinden zich in het water dat in het bedrijf gebruikt wordt. Je moet er zicht op hebben waar die meststoffen blijven. Deze hoeveelheden moet de tuinder dus ook registreren. Dat kan in een tabel naar onderstaand voorbeeld.

Een tuinder vult niet iedere kolom in. Een grondteler vult het formulier anders in dan een substraatteler.

Naast de hoeveelheden water moet je natuurlijk ook de gehalten weten in dat water om de hoeveelheden in kilogrammen te kunnen uitrekenen. Je moet minimaal per kwartaal een monster laten nemen om het aantal mmol/l N, P en Na te weten te komen. Dit geldt ook voor de EC. In een tabel zoals hieronder kun je de gemeten waarden zetten. De meetgegevens moet je gebruiken voor een jaarlijkse rapportage

Volume waterstromen

Maand Spuiwater Drainwater Drainagewater Hergebruikt drainagewater

Toegediendvoedingswater

januari l l l l l

februari l l l l l

maart l l l l l

april l l l l l

mei l l l l l

juni l l l l l

juli l l l l l

augustus l l l l l

september l l l l l

oktober l l l l l

november l l l l l

december l l l l l

Toelichting- Spuiwater is water dat geloosd wordt op het riool of oppervlaktewater, omdat het gehalte Na en Cl te hoog is geworden.- Drainwater is water dat terugkomt via het recirculatiesysteem.- Drainagewater is water dat in de grond zakt.- Hergebruik drainagewater is water dat wordt opgevangen om te worden hergebruikt.- Toegediend voedingswater is water dat in de kas is gegeven.

27146_TB.fm Page 114 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 115: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

❑ BESLUIT GLASTUINBOUW 115

waarin staat hoeveel kg N en P het bedrijf verbruikt heeft. Alle meetgegevens moet je 10 jaar bewaren.

Verbruiksdoelstellingen voor stikstof en fosfor

Per gewas zijn gebruiksdoelstellingen vastgesteld die gehaald moeten worden tussen 2000 en 2010. De normen zijn voor die tijd opgesteld. In een later stadium zijn de gewasnormen geëvalueerd. Hiervoor heeft men gebruikgemaakt van informatie die door bedrijven is verstrekt. Je ziet dat bij de potplanten en paprika de norm naar beneden is bijgesteld en dat bij anthurium, roos, aardbei en tomaat de norm naar boven is bijgesteld. In figuur 7.14 staan de normen van 2005 tot en met 2010. In figuur 7.15 zie je de verbruiksdoelstellingen van fosfor voor enkele gewassen.

Fig. 7.14 Verbruiksdoelstellingen voor enkele gewassen voor stikstof in kg/ha

Totale gehalte

Kwartaal

Spuiwater Drainwater Drainagewater

N P Na g.w. N P Na g.w. N P Na g.w.

1

2

3

4

ToelichtingN = stikstofverbindingen (mmol, mg/l, N-totaal, NH4 of NO3).P = fosforverbindingen (mmol, mg/l, P-totaal, P2O5 of H2PO4).Na = natrium (mmol of mg/l).g.w.= geleidingswaarde (EC).

27146_TB.fm Page 115 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 116: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

116 ❑ MANAGEN TEELT EN WATERBEHEER

Fig. 7.15 Verbruiksdoelstellingen voor enkele gewassen voor fosfor in kg/ha

Geaccepteerde deskundigen

Sinds 2004 kan de tuinder gebruikmaken van de diensten van een geaccepteerde deskundige. Deze kan in opdracht van de tuinder op basis van diens logboek een jaarrapportage en een teeltplan opstellen die kwalitatief voldoen aan de wettelijke eisen. In totaal mogen in 2005 28 instanties de verplichte milieurapportage indienen

Uitvoeringsorganisatie bij de Uitvoeringsorganisatie (UO).De tuinder is in mei 2006 wettelijk verplicht om gebruik te maken van de diensten van de geaccepteerde deskundige aangezien het gewijzigde Besluit Glastuinbouw, waarin dit verplicht wordt, nog niet officieel van kracht is.

Vragen 7.7 a Een glastuinbouwbedrijf teelt rozen op steenwol. Het bedrijf hergebruikt alle drainwater.Wat moet het bedrijf bijhouden volgens Besluit Glastuinbouw?

7.8 Afsluiting

Wanneer je op het bemestingsonderzoek kijkt, dan zie je dat het advies per voedingselement wordt gegeven in mmol per liter dat bij de plant gedruppeld wordt. Dit is de voedingsoplossing. In de praktijk moet de tuinder vaste of vloeibare meststoffen in een bak doen. Er zit een aantal stappen tussen het advies in mmol per liter en het afwegen of meten van de hoeveelheid meststof die in een bak wordt gedaan.De twee stappen zijn:– mmol van de verschillende elementen omrekenen naar mmol meststof;– mmol meststof omrekenen naar kilogrammen of liters van een bepaalde

meststof.

Er zijn drie aspecten van het uitgangswater die een rol spelen bij het samenstellen van voedingsoplossingen:– het uitgangswater bevat al bruikbare voedingsstoffen;– het uitgangswater kan leiden tot correcties op de standaardvoedingsoplossing;– het uitgangswater kan potentieel schadelijke stoffen bevatten.

In het laatste geval kun je het water niet gebruiken. In de andere twee gevallen moet je via een A- of B-schema rekening houden met de stoffen die al in het water zitten.

27146_TB.fm Page 116 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 117: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

❑ AFSLUITING 117

Er zijn drie soorten analyserapporten:– teelten in kunstmatige substraten;– teelten in de grond;– teelten in potgrond.

Bij elke teeltmethode zie je verschillende analyserapporten. Het monster dat gebruikt wordt, wordt dan ook op een andere manier verkregen. De manier van advisering is hetzelfde.

De verkregen analysecijfers na onderzoek worden vergeleken met standaarden. Na die vergelijking wordt een advies gegeven om meer of minder van een bepaald element te geven.De teeltfase heeft ook invloed op het voedingsschema. Een zware vruchtdracht vraagt een andere samenstelling dan een vegetatieve groei.

Sinds april 2002 is het Besluit Glastuinbouw van kracht. Dit besluit is het gevolg van afspraken tussen de overheid en de glastuinbouwsector. Het doel is het verminderen van het gebruik van energie, gewasbeschermingsmiddelen en meststoffen. Op dit moment moet de tuinder logboeken bijhouden over het verbruik hiervan.

27146_TB.fm Page 117 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 118: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

118 ❑ MANAGEN TEELT EN WATERBEHEER

27146_TB.fm Page 118 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 119: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

❑ TREFWOORDENLIJST 119

Trefwoordenlijst

A

adventieve scheutmethode 78

afharden 77

afleveringsfase 39

agar 74

agrobacteriële behandeling 63

agrobacterium tumefaciens 63

airflowkasten 80

analyserapporten 95

antheren- of microsporencultuur 61

apicale dominantie 78

arbeid en arbeidsverdeling 33

arbeidsaanbod 24

arbeidsbegroting 24

arbeidsbehoefte 14

arbeidsfilm 30

assimilatiebelichting 28

autoclaaf 80

auxillaire methode 78

auxinen 75

B

belichten 27

Besluit Glastuinbouw 112

beweegbare lampen 28

bewortelingsfase 77

bladponsmethode 63

bovenbelichting 28

broodrassen 18

brugkruising 57

C

callusfase 62

callusontwikkeling 62

celfusie 62

chloroplasten 62

chromosomen 60

clumb 77

colchicine 60

combinatieveredeling 55

continuteelt 34

contractteelt 32

cytokinine 75

cytoplastfusie 62

D

d.p.m. 11

dagm2 42

dagverlenging 27

DNA-fingerprint 68

DNA-merkerselectie 68

E

EC-advisering 110

elektroforese 68

embryocultuur 61

explantaten 77

F

F1-hybridisatie 56

fenotype 64

G

geaccepteerde deskundigen 116

genenbanken 54

genetische manipulatie 62

genoom 60

gentherapie 62

gewaskeuze 16

gibberelline 75

graphical tracking 40

groei- en bloeisturing 40

groeiers 18

groeiregulatoren 75

H

herhaalde terugkruising 57

heterosiseffect 56

homozygote inteeltlijnen 56

hoofdelementen 74

I

in-vitrobestuiving 61

in-vitrocultuur 72

in-vitrovermeerdering 69

J

jaarm2 42

jaarrondplanning 48

27146_TB.fm Page 119 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 120: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

120 ❑ MANAGEN TEELT EN WATERBEHEER

K

kleurenmix 20

kloonvorming 65

krimpers 18

kruisingsbarrières 56

kunstmatige genenbank 54

kwekersrassen 54

L

landrassen 54

leverancierskeuze 20

logboek 113

M

macrostock 76

massaselectie 64

mentorstuifmeeltechniek 60

meristeemcultuur 72

microstock 76

mutatie-inductie 57

N

Naktuinbouw 21

natuurlijke genenbanken 54

negatieve massaselectie 65

nichemarkt 17

O

oogstekmethode 78

op één zetten 78

opbrengst per m2 11

organisatorische ruimtebenutting 44

ovariumcultuur 61

P

planmatige bedrijfsvoering 27

polyploïdisatie 60

positieve massaselectie 65

primeurs 18

protoplasten 62

protoplastfusie 62

R

raskeuze 16

relatiediagram 45

rentabiliteit 15

ruimtebehoefte 39

ruimtebenutting 27, 41

S

saldo per arbeidsuur 14

saldo per m2 11

Schemacodering 93

S-curve 40

Selectie op cel- of weefselniveau 67

selectie op DNA-niveau 68

selectie op plant- of populatieniveau 64

selectietechnieken 64

silicium 111

somaklonale variatie 62

somatische embryogenese 69

soortkruising 56

sporenelementen 74

stamselectie 65

standaardproducten 73

standplaatsgeoriënteerde selectie 66

startfase 77

stijlbehandelingen 58

suiker 74

synthetische verbindingen 75

T

technische ruimtebenutting 44

teeltkalender 22

teeltkarakteristiek 39

teeltplanning 27

teeltstadium 108

toegerekende kosten 12

tussenbelichting 28

U

uitval 39

uitvoeringsorganisatie 116

V

variatie op celniveau 60

variatie op DNA-niveau 62

variatie op plantniveau 55

vermeerderingsfactor 77

vermeerderingsfase 77

vermeerderingsmethoden 78

vermeerderingstechnieken 69, 71

verpakkingen 80

vervroegen 29

voorselectie 67

vrije drainage 109

27146_TB.fm Page 120 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 121: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

❑ TREFWOORDENLIJST 121

W

weefselkweek 72, 79

weekm2 41

winterproductie 29

Z

zinktoediening 111

zouten 74

27146_TB.fm Page 121 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM

Page 122: 27146 TB.fm Page 1 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM ... · Redactie: Studio Maan, Hans Pel 27146_TB.fm Page 4 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM VOORWOORD 5 Voorwoord De deelkwalificatie

122 ❑ MANAGEN TEELT EN WATERBEHEER

27146_TB.fm Page 122 Wednesday, December 28, 2005 4:29 PM