WRAAK - dbnl · 2012. 3. 19. · WRAAK . VAN . CAJUS MARTIUS CORIOLANUS. TcAMSTELDAM, By. IZAAK...

64
DE VERHINDERD E W R A A K VAN CAJUS MARTIU S CORIOLANUS. TcAMSTELDAM, By IZAAK DUIM , Boekverkooper , bezuiden ht t Stadhuis, 1738. Met Priviltgit.

Transcript of WRAAK - dbnl · 2012. 3. 19. · WRAAK . VAN . CAJUS MARTIUS CORIOLANUS. TcAMSTELDAM, By. IZAAK...

  • DE V E R H I N D E R D E

    W R A A K V A N

    C A J U S M A R T I U S C O R I O L A N U S .

    T c A M S T E L D A M , By IZA A K D U I M , Boekverkooper , bezuiden ht t

    Stadhuis, 1738. Met Priviltgit.

  • O P D R A G T AAN DE N HEER E

    BENEDICTÜS VAN RYNEVELD, KEURIG BEMINNAAR DE R DICHTKONST .

    M T N H E E R E N WAARD E V R I E N D ,

    Drie reedenen hebbe n my bewoogen om dit Treur* fpel aan Uw Ed . op t e draagen . Voor eerft , o m ee n geringe proe f van dankbaarheid

    te toonen voor d e hertelyke en ongeveinsde vricndfcha p aan my zo menigmaa l beweezen .

    Ten tweeden , om U w Ed» . ongemeene leesluft,daa r Uw Ed. veel werk van maakt, byzonder in dichtkundige fchriften, eenigzint s t e voldoen ; eene bezigheid, daa r Uw Ed. niet allee n groote zuch t to e heef t , maar oo k zomtyds zo gelukkig d e hand aan ' t wer k flaat , dat ik ffly ove r Uw Ed*. verheevene gedachten en vindingen, die alleen den Dichter maaken, moet verwonderen : z o dac Uw Ed. zonder vleijery gefprooken, niet onder de minfte Dichters zyt t e reekenen.

    Maar eindeij k , daar ik wel voornamently k he t oog op heb, o m die hertelyke e n onuitdrukbaar e liefd e e n tedere geneegenheid, die U w Ed . uw e Godvruchtig e Moeder fteeds hebt toegedraagen; eene deugd, waar i a oyn C O R I O L A N U S meef t heeft uitgeblonken: (mee lyne andere hoedanigheeden ,die nie t loffely k zy n ,zou ik de uwe, di e daar t'eenemaa l tege n ftryden, t e on -recht vergclyken) wan t me t deez e regel s fluit i k di t Treurfpel:

    Zo ziet uu Romen, door uu loffelyk bejlmit. De wrauky dat monJltr y iu zyu'fuelleu loof gefluit.

    A 2 Het

  • O P D R A G T . Het urverUdd'hU' bert it eindelyk bewegen. Dat Prieflert , Kinderen yen Gezanten ntetvemmga Necbtraanen, mtgePerftdtr*tkntffebebmw'fyitVHntx Vermag de Meedërlitfdt*» werking der

    Jt deeze hoofd-deugd, (o p dat ik zulks toe Uw E*, welverdienden lof noch eens herhaale ) daa r in d e b» lige bladeren des Ouden en Nieuwen Verbonds, de god-delyke zeegen op i s toegezegt }en echte r van veele ont-aarde kinderen, tot hu n rampzalige n vloek,wor d ver-ftooten ; ik zegge, deeze hooftWeugd, boe fchaars be-rragt,is U w Ed . mdehoogejaarenvanUwEdAvroon x Moeder,toe aa n haar dood,met de vuurigftedrift,on -veranderd bygebleeven . Di t verzoek i k datUwEd.au geene loftuitery toefchryft.die i k wee t da t Uw Éd.nk t kan behaagen , maar aan de waarheid, die ik bier verpüg ben getuigenUTe te geeven.

    Ontfang dan deeze vruch t va n myn e leedig e uuren , 6 Cincinnatus van onz e eeuw!die op Uw Ed . wydui-

    feftrekte Landhoeve R T M E v E E N. het gewoel van o» loUands Romen , met a l haa r prach t e n zwier , off* wy kt;'daar g y met uwe liev e Ega, i n uw cierry k Star-renboich e n lommerryk e Laanen , o f aa n u w weêrg f looze Waterkom e n bekoordvken Vyver,d e vier Jaar-faizoenen meef t verflyt , e n i n di e vermaakelyk e eeo* zaamheid, door eene rondborftige grootmoedigheid, datf geen veinzei y o p ka n hegten , all ' 's waerelds praal e» eigenbaat me t een vrolyke vergenoeging veracht .

    6 Gelukkige ftandlgy verruk t my,om to t eenbefloi t vrolyk op t e zingen:

    Buiten leevetty wy van zorgen! Htnigkeeh van lekkemy.

    Daar geen angel legt verborgen Pan de boèjfcbe vleiery;

    Daar de vruchten, pUnttn, iUemtn, Met bun weirgamte Pratt

  • O P D R A G T, D'Opper beerfibers wysbeid roemen,

    Die 't Heel-a/ beeft voortgebragt; Daar een vlugt van uagtegaale»

    lm de» vroege» dageraad V Hert op veldmuzyk o»tbaale»!

    Hoe gelukkig it uw /iaat! Staat, die door gee» onweirwinde»

    Va» een' baadtI word ontroert , Daar zieb veele» aan verbinden t

    Door gewinzuebt weggevtert , Nu naar 't O ofte», da» naar 't Zuiden,

    Moog'lyi tot bun fcbade e» ram ft Veiliger it 't by »w kruide»

    E» uw lommer, daar die damp Kiema»d hindert i» zyn' yver;

    Veiliger op R Y N E V E E N Baars te hike» uit de» vyver,

    E» die met vermaak te ontleen» Daar de vriendftbap nooit zal wyken

    Voor geveinsdheid, Jbaat en uyd. Wie zo» 't waereldt kouiugrykeu

    Niet verfmaadeu, om zyn' tyd Daar i» vrybeid af te meeten ,

    En alle onluft te vergeeten ?

    Vaar wel, keurig Uitkiezer va n dien'beften ftand dei leevens, wien s zoetheid Uw Ed . bete r zal frnaaken, ats gy dezelve by den ongeruften en wraakzuchtiger! aart van Coriolanus i n d e weegfchaal legt . D e Alzeegenaa r be» kroone Uw Ed . metuweEchtgenoot e en Kinderen, met alles wat wenfcheiyk e n zalig is . Di t wenfcht di e is, en blyft

    Uw Et D: Wi Vriend,

    CX B R U I N .

    A j C O -

  • C O P Y E VA K DE P R I V I L E G I E.

    DE Staten van Holland e n Weftvrieflan d doe n t e weten: als Ons te kenne n ia gegevenby de tegenwoordige liegente n Ta het Weet » en - Oude Mannenhuys de r Sta d Amtterda m , a ia di e qualiteyte n t e lamenEygeaaars , mitagadeia Regente n r den Schouwbur g aldaar , datz y Suppliante n eenige Jaarenhadd

    fejorüfleert van^t O&ro y o f Privilegi e by hen van Ona op de n ty lay 1714. geobtineert, waai by Wy aan bun Supplianten goedguu telyk hadden geaccordeett, ea-geoftioyeeit, om , geduurend c do

    Zdvan vyftien doen eeif t agte t een volgende Taaien, de Werker, e ten dlenfr e va n het Toneel reets waten gedrukt, en van tydts tyd no g verde r in hetlichtgebiagt.cn te n Toneel e gevoert zoude mogen weiden , alleen te mogen «rakken, doen drukken, uytgecvo. ende verkoopen, e n bevonden da t d e Jaarca , »y ' t voorfz, OÖK » • f Privilegi e genoemt , op den JZ.Ma y i72»,ftondenteexpiteerei j aade dewyl e zy Supplianten ten mceftendienftevandenScbouburt , «raar van hunne retpe&ive Godshuyzea onder-andere mede moeta worden gefuftenteert , d e vooteagemcle e Werken , zoo van Tien» •pellen. Blylpcllen , Klugten , al s anders, die reets gedrukt, enta Toneele gevoert zyn, o f in toekomende gedrukt , en ten Toueek

    Sevocrtzouden mogen werden ,geeraealleen,gelyk voorheen , z» en blyve n drukken , uytgeevcn e n verkopen ,ten eynd e dezeln Werken door be t nadrukke n van ander e haar Luyfter, lb o in taai, als i n fpelkonft , nietmogte n kome n te verliefen, en dewylen full haar Supplianten na d e expiratievan 't bofengemelte Octroy, ni«

    Ïepeinutteen was , zo o keerde n zy Supplianten haatto t Ons ,«• etdaniglyk verzoekende, dat Wy aan bunSuppliantenin kwaliterta voorfz. geliefde n t e verleene n , prolongatie van het voorfz . Octroj of Privilegie , o m d e voorfz. Werke n , zoo van Treurfpellen , &!;• Jpellen, Klngten , al * anders, reet s gemaakt , en ten Toneel e g e voert, o f alsnog i n het lig t t e brengen, e n tea Toneele te voeren, den tyd vanVyftieneerftkomende, enagtereenvolgendejaare n , ^ leen t e moge n drukken, en Terkopea , of t e doen drukken, en w Jtopen, me t verbod aan alle andere op(eekere hoogePeenc by OU daar tcgens te Statueeten , SOO IS 't , da t Wy , dcSaake, ende1! voorfz, verzoe k overgemerk t hebbende , end e geneegen weezeni* ter bede van deSuppliaate n uyt Onze regtewetenfehap, Souveiau' Mart «nde Authoritey t ,de felve Supplianten geconfenteert, ge*'-•oroeert, en geoctroyeert hebben , con lenteeren ,accordeeien , c< o&ioyectcn haa r by deezen. dat Z y ,geduurendcdcnty d van Vyt* tien eetfi Agtereenvolgendejaaren , d e Werken , die ten diende» van he t Tonee l reet * waren gedrukt , en va n ty d tot ty d nog vet-der in het ligt gebtagt, en ten Toneele'gevoeit zoude o mogen *c? den, indict voegen, als zul x by de Suppliante n isverzogt.cn hi d vooren uytgedruk t ftaat, binnende n voorfz. Onze n Lande n allee ' sullen moge n Drucken , doe n Drucken , uytgeven end e verkopt * verbiedende daarommeallen endeeencnygelyke n dezelv e Werken, in ' t geheel , oft e te n declet e Drucken, naa r te Drukken, t e doet Naaldweken t e Verhandelen , of t e Verkopen, ofte eldersNaarg' -drukt binnen de u fe l ven Onzen Landen te brengen, uy t t e geveo ^ ofte Verhandele n e n Verkopen , op Verbeun e va n all e d e nag*' drukte, ingebragte , verhandelde ofte vcikogt e Exemplaren, en »

  • tea boete van dtieduyfend galden* daai en boven te verbeuren ,te Applieeeten een deide pan TOOI den Officiei, die deCalangedoe n tai, een derdepart voor den Aimen deiplaatzeo daai het Cains voot fallen sal» endè het refteexende derdepatt voot de Supplianten, cn> dedit t'elkens too meenigmaal , als dezelve zullen weiden agtet» haalt, alles indien verftande.dat Wy de Supplianten met dezen oa* ten O&royealleen willendegtatificceien tot verhoedingevan hunne fchade doo r het Nadrueken van de voorfz. Werken, daar dooi ia geenigen deele verftaan, den innehouden vandieateautoriièeiea, ofte te Advouëren, ende veel min dezelve ouder onze piotexie, en-de befcherminge, eeni g meerder Credit, aanzien ofte reputatie te geeren, nemaa i de Supplianten in cas daai inneietsonbehootlyk t zoude influëren , alle net zelve tot haie Lafte n zullen gehouden weezen te verantwoorden, tot dien eynde welEipreflelykbegeerende» dat by aldienzy dezen onzen Oftroye voo t dezelve Werken zullen wil-len ftellen,daai van geene gelbbievteeide oftegecontraheeide mentlc tullen mogen maken, nemaargehouden wezen, het zelve Octroy in 't geheel,cnzondeieenige omUbe daarvoor tedrucken.of tedoen druc-ien.ende datzy gehouden zullenzyn.een Exemplaar vandevoorft. werken, op Groot Papier, gebonden en welgeconditioneert t e brengen in de Bibliotheek van onze Univerfitey tte Leyden.binnen dentyd van zes weeken, na dat zy Supplianten de zelve Weikenzullen hebben uyt te geeven.opeen boete van zes honden guldens, na expiratie dei voorfz. zes weeken, by de Supplianten te verbeurentenbehoeve van de Nederduytfe Armen van de plaatsalwaatdeSupplianten wo-nen; en voorts op peene van met 'erdaadverfteeken te zyn vanhet effect va n dezen Oatoye. Da t oo k de Supplianten fchoon by net ingaan va n di t Octroy een Exemplaar geleven hebbend e aan de voorfz, Onfe Bibliotheek,by zoo verre zy geduuiende dentyd van dit Oftroy defelv e Werken zouden willen herdrucke n met eenige ver-meerderingen of ander s , hoe genaamt, of oo k in een andei for. maat, gehoude n zullen zyn wederom een ander Exemplaar van de gemelde Werken Geconditioneert als vooren, te brengen in de voorfe. Bibliotheek, binnen defelvetyd, en op de boeteen peualiteyt, al s voren. Ende ten eynde de Supplianten dezen Onzen Contente , ende Octroy e mogen genieten , als naatbehooreh, Laften wy allen ende eenen ygelykerTn dien het aangaan mag, dat zy de Supplianten van den inbonden van dezen doen, Laten, ende gedogen, Ruftelifk , vredelijk, ende volkomentlijk geniete n endégebruyken,cesferend a alle belet tei contrarie. Gegeven inden Hage, onder onzen Groten zegele hieraan doen hangen op denzevenentwintigftenMey.in'tJaai onzes Hcereende Zaligmakers duy fend zevenhondert agtentwintig.

    I. G. V. Boetzelaar. Ondei ftond, ter Ordonnantie van deStaten, wasgetekent

    WILLEM BVÏS . Lager ftond,

    Aan de Supplianten zyn, neven s dit Oftroy, te r handgefteltbjr Extract Authenticq, haar Ed. Gr. Mog. Refolutien van denzt.Juuy, i»«f, en ao. April, 1718 , ren einde om zig daarnateieguleercn.

    De Regenten van het Wees- en Oude Mannenhuis hebben, in hunne voorfz. qualiteyt ,het recht van deze Privilegie, alleen voor den tegen-woordigen Druk, van DR VERHINDERD E WRAAK VAN CAIVS MARTIVS COR.IOi.ANV5 , Trcrfpet, vergunt aan l*A*k Duim.

    Im^mfieUUm, i4»\

  • V E R T O O N E R S . C o R i o L A N u s, Gebannen Veldheer van Romen, en

    onderveldheer van Tullus. V O L U M N I A , Moede r ^ V I R G I L I A , Gemali n I A N C U S e n C A M I L L A , Kinderen ̂ van Coriolanus. S E R V I L I U S , Voedfterhee r 1 S U L P I T I U S , Vrien d J V A L E R I A , Zufte r van Valerius Publicola. T U L L U S A U F I D I U S , Konin g der Volfchen. V i N D E x, Vertrouwd e van Tullus. F A B I U S , I

    VGezanten-v A L B I N U S , I 1

    >van Romen. M E T E L L U S , ! '

    >Priefters J A R D E L I U S , I

    Z W Y G E N D E .

    G E V O L G va n Roomfche Vrouwen en Priefters. L Y F W A G T E N .

    Het Toonneel is in de Tent van Coriolanus, tot of twee en een halve myl van Romen >

    by de Cbliliaanfibe graften.

    D E

  • Pag. J

    DE VERHINDERDE WRAA K

    V A N

    CAJUS MARTIÜS CORIOLANUS. T R E V R S P E L .

    E E R S T E D E E L . E E R S T E T O O N N E E L .

    T ü l L U S . V l N D E X .

    V I N D E x. oriolanus zal 't zich nimmer onderwinden ; Dies laat uw achterdocht.. .

    T U L L U s . Ik zie hem metzyn vrinden.

    Men hou' zich ftil,en fchuil' hier achter deeze tent; Zo word on s de uitflag van hun famenfpraak bekent .

    V l N D E X . Gy zult den Veldheer door dit misveurouwen boone n > Indien hy 't wor d gewaar.

    T u t i u s . Wil u.gehoorzaam toonen .

    Voorzigtigheid heeft nooit een * Oppervorft berouwt , Als hy zyn leger aan een' vreemdeling vertrouwt .

    T W E E D E T O O N N E E L .

    C O R I O I A N U S , S E R V I L I U X , S U L PI T I U S .

    C O R I O I A N U S . Wy (laa n dan eindelyk, met alle onz' legioenen, Voor Rome» ik luilter nu naar vred e noc h verzoenen . Befchimp vr y Martius, ö trotle Raa d l g y zult

    A 5 Den

  • t o D i V E R H I N D E R D E WRAA K Den flag gevoelen va n myn ' toor n en ongeduld . Bedrieg het volk n u met een ' waan van dreigementen» Het za l uw fnoode lift , als zy deez ' legertenten Beoogen, in he t her t verfoejen, en miflchie n Naar eenen and'ren we g gelukkig om doen zien. Want di e zich vin d door hem verraade n en bedrogen Daar hy zich op vertrouwt , word ligt to t haat bewoogen. Myn wraak , verzegel t door di t lofielyk befluit , Zo lang in ' t heimely k verborgen , bard nu uit, Om ruyn e vyanden , die Numaa's zuiv're wette n Vertreeden, met een ' flag kloekmoedig te verpletten . Hoe juicht myn hert , door die gedachtenis., van vreugd , O Romen ! my wel eer zo lief, toe n trouw e n deug d Elkaar omhelsde n i n het her t va n uwe Raaden , Die o m d e vryhei d ' t juk de r Koningen vertraden , Toen matighei d nie t wif t va n pragt en overdaad, Maar di e nu ' t voorwer p va n verachting is en haat , Vermits ondankbaarheid e n nyd, twe e helfche pellen , Vertelt me t eigenbaat, regeeren in uw veile n > Die (leeds verhit op moord, onmenfch'ly k e n verwoed . Zich mefte n me t het zweet en dierbaar burgerbloed: Dies is het noodig o m di e monfter s t e verjaagen , Die ' t vol k doo r fchattingen uitmergele n e n plaagen. O Gode n t wreeker s van d e boosheid! laat myn hand Een heilzaam werktui g zyn to t ruf t van ' t vaderland , Zo zal myn dankb're ziel, door fpierwitte offerdieren , Geflagt o p ' t outer, uw gewydd e reeden vieren , Terwyl in ' t wi t gewaad d e maagdelyke rei U ' t zuiver wieroo k zwaait op 't Prielterly k gelei. Ik za l my op uw hulp en magt geruft verlaaten . En gy , myn vrienden, die met m y uw' fchat e n ftaaten Onfchuldig derve n moe t doo r wreed c tiranny , Schept moet, ik zweer gy zult in ' t kort oo k nevens my In de overwinning van die (lad der fteeden deelen j Hoe zul t ge graazen i n een ' beemd va n ryksjuweelen ! Ja all ' de uitheemfche praal , door krygsroo f aangebragt , Zal nu ee n roof zyn voo r myn dapper e oorlogsmacht . Die zich verpligt vind om my n ongely k t e wreeken •, Een eed'l e wraak waa r van d e waerel d haaft za l fprecken . Wat zal ' t ee n vreug d zyn als ge, na zo veel verdriet ,

  • T A K C A J Ü S M A R T I U S C O R I O L A N U S . if r Die dwingelande n voor u neêrgebooge n ziet , Die fteeds in fchy n ' t gezag der Koningen verfoejen . Maar in hun daaden fan regeerzuch t overvloeien , En ' t Tolk doo r eene n glim p bedriegen , da t zic h vr y En veilig waan t t e zyn , daar ' t leen i n flaverny. Verheugt u me t myn ' bui t en fchoone zeegevaanen , Eerreekens van myn ' moed , di e de Coriolaanen , O Romers ! heef t verdelgt , e n hunn e raagt gefnuikt , Tot da t u w glan s voor ' t licht va n myn gelukzo n duikt»

    S S K VI L I OS. Uw wraak » 6 Martius I i s billyk en rechtvaardig , En ' t Roomfc h Gezag , de ftraf hun opgelegt, wel waardi g * Door haar * ondankb'ren aar t en wreed e dwinglandy . Maar ftond, ó dappr e held! m y 't tegenfpreeken vry , Wat von d ik nie t a l fto f va n reeden , om t e toone n Hoe ' t einde nooi t u w wer k me t ruf t zou kunnen kroonen.

    C O R I O L A N U S . Servilius, 't zy verr ' dat ik di t weig're n zo u Aan uw e ervarenhei d e n langbeproefdë trouw : Dus fpreek vrymocdig , 'k za l u met bedaarthei d hooren .

    S B & V I L I U S . 'k Zal ove r d'uitilag va n de wraa k (he t mog t u ftooren) In deez ' geftelteni s gee n oordee l vellen , noch Betwiften ho e d e fchyn d e zinnen, door bedrog , Verleiden kan , door fteed s d e hoo p vee l to e t e geeven , Als of w e reed s naar wenfe h te n toppun t zyn verheeven , En niet s on s i n ' t genot va n eer ka n tegenflaan , Door een e flikkering van ingebeeld e waan , Die ' t vlug verflan d bedwelmt:maar' k za l n u redenearen Als of g e waarly k zul t va n Rome n triomfeeren .

    Voor wien , ó Martius ! berei d g e di t geluk ? Voor wie n zul t g y u w vol k va n ' t onverdraagbaa r juk Der heerfchende overmag t de s Roomfchc n Raad s bevryden , Na zo vee l oorlogsroe m e n ' t zeegepraalend ftryden , Na zo vee l mocilykhei d e n ingekropt e fpyr , Die ' t oorlo g volgt , hoe braafzic h ook een Veldheer kwyt"> Zal ' t niet voo r Tullu s e n zy n dapp'r e Volfche n weeie n i Gewis} want deez e Vorft , die n g y nie t fchynt t e vreezen , Om da t g e al s opperhoofd zy n legermach t gebied , Tragt fteeds zy n glor i t e vermcerd'rcn , de uw e niet :

    Want,

  • i * D » V Ë R H I N D E R D E W R A A K Want, als g e Rome n naa r uw wenfche n heb t doen bakken Door zy n barbaaren , welk ee n ftorm ran ongelukken Voorzie i k nie t > tot hoo n va n u e n u w geflag t t Wat eedl e ftammen niet , te n wiffe n va l gebragt , Die heede n doo r hu n deugd ' ak hdd're zonne n blinken ! My dunkt, ik hoor van verre een droeve moordtkreet klinken, Die ' t Capitool , van angf t e n doodfchrik , dav'ren doe t Waan nie t dat Tullus, m e hovaardig, fier va n moed , En trot s va n aart , fteeds tragt om alle s te regeeren > U za l i n zeegepraal als overwinnaar eeren : 6 Neen l h y za l zich maar , in deez ' geleegenheid , Bedienen va n uw' moed e n fchrander krygsbeleid, En u , wannee r g e zy t va n ' t Veldheer s ampt ontflagen , Ligt voo r de tweedemaal i n ballingfchap verjaagen . Of doe n vermoorden; want gy zul t een hinderpaal Verftrekken voo r zyn ' roem e n koninglyk e praal ; En' mooglyk trag t hy (wan t d e (taatzucht kent geen wetten) De Roomfch e vryheid , doo r zyn wreedheid,t e verpletten , En voege n by den ftaat der Volfchen di t gebied : Zie voo r u , Martius , geloo f zy n vriendfcha p niet ; Ze i s val s va n aart, en ruft op wankelbaar e gronden. Laat nooi t u w eedl e naa m doo r lader zyn gefchonden , Na z o vee l dienfte n fteeds beweezen aa n de n ftaat. Dat nieman d va n u zegge, ui t droefheid , hoo n o f haat , Coriolanus heef t zy n Vaderlan d verraaden . Vaar voort, myn Heer ,vaar voort met uw doorluchte daaden. Nooit werd e u w roem. , uit zucht to t doll e wraak , geftuit. Schenk, fchenk de vrede aan Rome, en geef, door dit bcfluit, De vlugg e faa m fteeds ftof , om vroly k ui t t e blaaze n Eene overwinning di e de waerel d zal verbaazen . Want zul k ee n zeegepraa l gaa t all e heerfchappy , Geveft o p ftaatzucht , en geftyf t doo r tiranny , Zo verr ' te boven al s de zon d e mind're lichten . Dus zul t gy Tullu s met zyn hoogmoe d haar t doen zwigten , En u verzeek're n va n d e herten van den Raad , Ja fchuiven van uw' hals den algemeene n haa t

    C o i i o i A N U S . Wat zeg t Sulpitius ?

    S u t P I T I U S . Indien i k my n gedachte n

  • TAM CAJÜS MARTIU S CORIOLANUS . t | Mag uitten, 't is vergeeft doo r zulk een* weg te tragtea Naar uw geluk , myn heer $ nadien zulks uw gezag Zou kwenen. Hoe! zo u nu een aangeboón verdrag Den glans uw's luifters door lafhartigheid verdooven » Daar ge u de zegepraal van Rome kunt belooven? Daar alle uw vyanden reeds fidd'ren voor uw magt, En t'evens, doo r berouw voor t leed , u toegebragt, Door fiioode ondankbaarheid en argunft aangedreeven , En zond gy ongevergt aan hun de vrede gceven, Die zich met eens ontzien om u op 't hert te treèn? Zulks zou hun eerzucht meer doen zwellen dan voorheen. Zv moeiten van hun zydeeeritomuwvriendfchapfmeeken . En baanen dus het fpoor om van verdrag te fpreeken $ Dan kon men zien of't her t oprecht was overtuigt. Maar neen > hun inborft iV van naai * dat nimmer buigt. Doch 'k ftel eens van, gy woud hun uw genade fchenken, Door middelen, di e nooit uw glori konnen krenken, Ten opzicht van den ftaat van Rome en haar belang, Om de eedle vryheid uit de klaauwen van den dwang Des trotfeo Raads te ontflaan i hoe zoud ge Tullus paajen? Hoe hem 't gegeeven woord met eere ben ontdraajen? Of zoud ge, 6 Martin s J een eedverbreeker zyn? Uw zucht voor 't vaderland beftond dan maar in fchyn; Zulks zou elk om doen zien , door deeze reen bewoogen * Coriolanus heeft der Volichen Vorft bedroogen. Dies is hy dwaas die zich op zyne trouw verlaat. Die vonk zou in een vlam van bitterheid en haat Veranderen, my n heer:ook ka n 't niet mooglyk weezen , Nadien gy de oorlogsmacht van Tullus hebt te vreezen, Die nooit, o p welk een wyz' gy u zulks onder wond, Zaltoeftaan da t gy maakt met Rome een vree-verbond, Bvzonder nu gy Their hebt voor haar' muur geflagen. Dies moet ge,hoegy 't keert of wend, deez' krygskans waagen. Door 't oorlog maakt men vrede op eenen vallen voet.

    C o a i o i ANUS . Sulpitius, he t woord van vreede ontroert myn bloed. En gy, Servilius , 'k vergeef't uw hooge jaaren. Die raad zou u veel leeds en ongelukken baaren, Indien ik nie t van uwe oprechtheid was bewuft. Myn wraak ftaat van, dies ftel u in myn' wil geruft,

    Want

  • 14 D E V E R H I N D E R D E W R A A K Want Konin g Tullu s zal 't zich nimmermeer beklaage n Dat h y aan my den ftaf als veldheer op kwam draagen , Dies he b ik gee n gevaa r te vreezen va n zyn' kant. En wat den roof belangt > die zal hy in myn hand Zo ve r wel fteUen, o m myn vrienden te beloonen ; Maar waant h y dat de Raad hem zal als Koning kroonen , Dan i s hy ver verdoolt i du s zou hy zynen val Verhaaften, j a zyn doo d en ondergang: dies zal Die zuch t tot heerfchapp y we l uit zyn hert verdwynen . 't Aanmerkly k voorbeel d va n den laatften de r Tarquync n Zal hem doen aarzelen , al s hy aan goeden raa d Gehoor wi l geevcn: wan t he t zou den Burgerflaat Aan gee n Publicolaa s e n Brutuffen ontbreeken , Om vryheidfchenni s o p het allerftrengft' t e wreeken: Ja ik zo u de eerfte zy n om he m te wederftaan . Doch hie r van al genoeg; ' t is tyd om voort te gaa n In de onderneeming. ee r de moed de r dapp're helden , Die zic h getrouw i n 't fpits voo r my n belangen fielden , Verflaauwt, n u *t magtig heir gereed is tot den flag. Beef, Romen ! voo r my n wraak j di t is de laatftc dag Van uw e tiranny > die bron va n alle elenden . Sulpitius, wanneer ik met myn dapp're bende n De ftad bemagtigt heb , vernoeg u dan alleen Maar met den roof op all ' de landen van 't gemeen; Verfchoon di e van den Raad.

    S U L P I T I U S . Myn heer , om welke reede n

    Toont g y di e gunft aa n hun die meelt uw roem vertreeden? C O R I O L A N U S .

    *t Spruit uit geen gunft, ö nee n jmaar ui t een fchrand're lift i Want du s word tuflehe n hen en 't vol k de n burgertwift , Het oogwi t va n myn wraak , gevoed o m ramp te baarea. Ik ga , om toe te zien o f all' de leegerfchaaren Reeds i n dagorde ftaan : want i s een veldheer traag , Hy wor d we l de oorzaak va n een gantfche nederlaag : De ledighei d ka n niet da n kwaade vruchte n teelen . Bewaakt deez ' legerplaats , en wagt o p myn beveclen.

    D E R -

  • TiH CAJÜ S MARTIU S CORIOLANUS . %i

    D E R D E T O O N N E E L .

    S B K V I L I O S , Svitirivs.

    S E E T I L I O S . Zo hond de wraakzucht ftand in 't ongevoelig heit Van Martins! Helaas! wie kan de droeve fmert Verbeelden van 't weleer gevreeft en magtig Romen t Coriolanus I ach! waar zyt ge toe gekomen, Door ingekropten haat, dat gy u w Vaderland Dus trots verdrukt, en met haar' vyand famen fpant! Hoe zal die plaag een vlek aan alle uw daaden geevcn I

    S U L P I T I O S . Die vlek van hoon, door nyd, den Veldheer aange wreeven , Word, door een ecdle wraak , grootmoedig uitgewift . Dit zal de uitwerkers van den bitfen borgertwif t In 't einde eens om doen zien, en 't Meefterfchap verkeren. Die raad van Koningen, gefleepen op regeeren En tiranny, doer we t noch regelmaat gettuit, Broeit, door ondankbaarheid, een reeks van Hydraas uit; Die de achtbaarheid e n roem der dapperheid verüinden. Rechtvaardigheid is nu i n Romen niet te vinden\ ty is verhuüt, vermit s 't geweld daar op den trap Van eer gevoert word , en de deugd in ballingfchap. Coriolanus kan met waarheid hier van fpreeken, En ZO U hy zulk een'fmaad op hen niet vinnig wreeken, Servilius i da n wierd eerlan g ' t Gemeenebef t Ten prooi gegeeven aan een gruwzaam wolvenneft , Niet, dan door 't oorlogszwaard e n krygslift.te verfioorea ^

    S E I T I L I V S . 'Was goed, was dan de ruft en ' t heil van 't volk gebooren i Maar ach I wie leeft 'er , die niet door ervaarenheid, De vruchten van de wraa k rampzalig heeft befchreit , •Vier nafmaak vo l fenyn , wat glimp men 't ook mag geeven, jje onnoozelheid zo wel al s de ondeugd brengt om 't lee ven? Wanneer die dolle drift, doo r eerzucht word geftookt , &1 't bloed, met gal gemengt,in d e ad'ren zwelt en kookt, «> fchielyk overloopt, ja uitfpa t onder 't zieden ? °*a molt wa t meoich'lyk i t uit hert e n boezem vlieden >

    Das

  • 16 D i V E R H I N D E R D E W R A A K Dan vloei t ze voort gelyk ee n (helle waterftroom , Die alle s me t zich fleept; d e reden mif t haa r toom \ 't Bedwelm t verftan d laatzic h niet meer door wysheidleiden, En v/ee t gee n vyanden va n vriende n te onderfcheide n Door deez e razerny , die, blind van woede , taft En afmaakt die ze vind j ee n bofchlecuw, afgevaft Door hongersnood , waar door h y 't all' tragtaanterandw i Zal 't aas niet gretiger verfcheure n me t zyn tande n , Dan zy het voorwerp van haa r ontiitblusb'ren haat . En Martius , die van dat Monfter zwange r gaat , Wil ' t binnen Rome n to t zyn fchad e e n fchande baaren! Helaas l Sulpitios , wat rampen e n gevaaren Zien w y van verre, ee r noch die blocdftorm aa n zal gaan! Want deez e pef t zie t eer , noch ftaat , noch outer aan. è Waereldftad ! uw zon moet voo r haar ' middag daalei i • En droevi g zinken me t haar flikkerende flraalen In eene n duift're n nach t e n naaren jammerpoel. Zond g y dien gruwel de r verwocftüig ftil en koel Aanfchouwen , of ook me t uw' raad den moord befluitent Neen I help m y liever naar uw raagt dien toele g fluiten . Denk, denk, op middlen, om de Roomfch e Burger y T e redde n van 't verderf of flaaffche dwinglandy.

    S U L P I T I O S . Tc Beken , gy hebt de wraa k zo zonneklaar befchreeven , Servilius, da t elk moet voo r haar werkin g beeven j Maar ze is te zoet voo r hem , di e buiten zyn e fchul d Gehoont is ; zul k ee n ziel kan 't lyden met geduld, Als hy zich wreeke n kan, bezwaarelyk verdraagen .

    S E R V I L I U S . Coriolanos i s alleen gehoont , en de oorlogsplaage n Zyn reed s voor duizenden o p 't wreedft ' berei d •, dus m

  • YA"* CAJU S MARTIU S CORIOLANUS . 17 Zy komt te fpade.

    S i l v i n u s . 6 Neen! ("t blyv' tuflchen ons ) zo wy

    Den Raad Verwittigen dat zy gezanten zenden Om 't onweer, da t ons dreigt, gelukkig af te wenden .

    S o l P I T I U i . Maar zo de. Yeldheer 't merkt. wat ramp en ongeval ...

    S E & v i L X u s . Coriolanos wil verbeede n zyn; die s zal De zaak... Maar 'k hoor gerucht, laat ons van hier vertrekken* "k Zal inmyn legertent u myn befiuit ontdekken.

    V I E R D E T O O N N E E L .

    T o i l U I , VlMDEX .

    . . . T t t L l ö l . Wat dunk t tl Vindex? i s myn achterdoch t gegrond Op lofle waan i ' k zi e nu met wien ik my verbond, o Martiusl 'khe b dan door u myn' val te vreezen.

    V I M 0 I X . Ik fia verzet, my n Vorft jmaar zou 't niet konnenweeze n Dat hy onfcbuldig is; deez' raad kan buiten hem Grimeed zyn.

    T t J L L ü S . Neen, ó neen; hy heeft gewi s zy n Item

    Oogluikende tot dit vervloekt verraad gegeeven: Maar 'k zweer, h y zal wel haaft voormyn e woedebeevcn. 'k Verhief d'ondankb're ('t gec a roy fpyt) tot eer en Haat.

    V I H D E I . Bczadig u, myn Vorft, gy kent zyn fierheid: laat De gramfchap nimmer van de reeden zeegepraalen i Die hevigheid zou u ligt van het fpoor doen dwaalen: Maak niet dat hy een zaak, di e ftryd met zyn gemoed, Eerlang, te bits getergt, uit fpyt en wrevel doet j % 's, gelyk ge weet , bemint van uw foldaaten En Legerhoofden, daar hy zich op kan verlaaten In tyd van nood •, dies breek me t zul k een ' Veldheer niet , Tot nadee l van uw eer en magtig Ryksgcbied; Geloof niet, dat hy zich zo trouw'loos zo u vcrloopen.

  • iS D i V E R H I N D E R D E WRAA K T o n u s .

    Ach! Vindex, de achterdocht heeft my te diep bekroopen Dies moet ik waaken, en hem toonen dat ik wee t Wat liftig' aanflag hier in 't heim'lyk wor d gefmeed.

    V I N D E X . Zon hy, di e door zyn deugd uit Romen wierd gebannen, Dus eerloos tegen u met Romen famenfpannen? Die tegenftrydigheid kan niet wel mooglyk zyn .

    T v i i u t . Maar, Vindex} i s 't dan waan en ingebeelde fchyn Het geen Servilius ons beiden heeft doe n hooren ? Dat ? ook onmoogelyk : die s wil my niet vcrftooren Met tegenftreeven, maar ga heenen, e n beftcl Dat ieder in zyn tent vertoeve, o p myn bevel, Tot nade r laft, terwy l ik Martius ga fpreefcen. Indien ik merk dat by is van zyn' pligt geweeken, Zal ik hem nie t alleen van t Veldheer s ampt ontflaan, Maar ook verdelge n > om den hoon my aangedaan.

    Eindt vtn bit EtrJIt Veil.

    TWEE-

  • TAM CAJU S MARTIU S CORIOLANUS . i *

    T W E E D E D E E L E E R S T E T O O N N E E L .

    C o R Ï O l A M ü S . S v i P I T I Ü S .

    C O R I O L A N U S . Sulpitius, i s *t waar? heef t Tullu s aa n zy n fchaare n Bevoolen i n ' t beleg voor eerf t nie t voor t t e vaare n i Waarom verklaar t hy zy n gevoele n nie t aa n my Eer hy ' t befloot? i s dan zyn vriendfeha p veinzery » Ik kan niet denke n wa t hem hie r toe heef t bcwoogen .

    S U L F i T i o s . MuTchien i s ' t d e afgunf t va n u w daaden , en ' t vermooge n Op "t hert de r Volfchen , die deez ' üioode werkin g doet . Zyn aart i s trots en fier .

    C 0 1 1 0 1 A N U S . Keurt hy my n wraakzuch t goed ,

    Wat wederhou d he m da n o m Rome n t e verdelge n i Sulpitius > die fmaa d val t bitte r te verzwelgen . Hy moe t nie t waanen da t ik my dus hoonen laat . Indien ik fchuldi g wa s aa n oproer o f verraad , Of iets dat zyn geza g o f achtbaarhei d kon krenken > Dan had hy reede n tot voorzichti g achterdenken : Maar nademaal h y va n my n trou w verzeeker t is , Verftrekt deez e achterdoch t my to t een ergernis , Die, als ee n duiftr e damp , my reeds in 't hert komt daalen. Alziende Goden ! moet my n wraa k fteeds hinderpaalen Ontmoeten l i s ' t dan niet genoeg da t Romen my Voor vyand houd, en wil t g e oo k da t he t Tullu s z y ? 'k Wil i n di e duiftemi s verlich t zyn ; ' k moet hem vraagen, Sulpitius, of i k hem oorzaa k gaf to t klaagen . Het zy ho e ' t zy , ik moe t hie r waake n voo r my n eer . Die 't leven overtreft .

    S U L F I T I O S . Daar is hy zelf, my n heer .

    B * T W E E -

  • *o D s V E R H I N D E R D E W R A A K

    T W E E D E T O O N N E E L .

    C o l t O U D S I ) T o t t ü S , S u L P I T l D t . '

    _ , CORIOLANUS. Hen vreem d gerucht ontdekt my wonderlyke zaaketi. Men mompelt ftcrk dat gy deep' legertogt wil t ftaaken, En dat gy ' t krygsvolk in uw tenten blyven doet Tot nade r laft, j a dat ik zelf niet weeten moe t Wat u bewoogen heeft voor Romen op te breeken. Is 't waarheid , of bedriegt men my met looze ftreeken ? Myn heer, verlo s rayn hert van deeze twyffeling , Of 'k geef deez* Veldheers ftaf.die 'k uit uw handonfing ; Vrywillig over, o m een' and'ren Vorft te vinden, Die edelmoedige r zic h aa n my wil verbinden.

    T n t i u s . Dat eerft, ee r ik iets fpreeke, u w vol k vertrekk".

    C O R I O t ANUS . Ga heen,

    Sulpiüus, men ftoore ons niet

    D E R D E T O O N N E E L .

    C O K I O L A H V S , T o t l u s .

    C o t l O l A N P S . - . Nu zyn we alleen.

    T o i t o s , Coriolanus, die eens toelegt o p bedriegen , En tragt zyn' vriend door fchyn van trouw in flaap te wiegen, Vcrlieft zyn achting en geloof, fchoo n 't nooit gelukt Dat hy de vruchten van zyne onderneeming plukt \ Want vriendfchap houd geen'ftand, daar vrees is voor verlei-

    C O R I O L A N U S . (ding . 't Gebeurt wel; maar op wien word zulk een voorbereiding, Ontworpen door een' geeft vo l wantrouw , toegepaf f ?

    T U L L US. Op u, ondankb're! dien ik voor alle overlafl Befchermde, toen gy naakt uit Romen wierd gedreeven >

  • TAN CAJU S MARTIU S CORIOLANUS . a i En, va n elk een veracht, moed al s een balling leeven. Hoe weinig dacht ik toen dat uw verradery ...

    C O R I O L A N U S . Wat moet ik hooren, Goónl i s ' t ernft, o f fpottemy?

    T o n u s . Geveinsde 1 't fchynt gy zyt verwonder d door myn reden.

    C o R I O t ANUS . In aller Goden naam, verklaar de trouw'loosheden, Die gy my zonder fchuld dus onbefchaamt verwyt . Spreek, of gedoog dat ik u fchuwe voor altyd.

    T o t i o s . Een aanflag lekt wel uit zo haalt hy is gebrouwen: Dies moet me, als me iemand iets ge wigtigs wil vertrouwen , Eerft weeten of h y zich de zwygkonft we l verftaat. Men zal deez' dag zich noch bedienen van uw' raad, Om een gezantfehap van uw' vyand af te fmeeken j Gy wil t verbeeden zyn in plaats van u te wreeken; Dus legt g e tot uw ram p een akelig e brug. Nu wee t ge waarom ik myn Leger hou te rug, Om niet het offe r van uw fnoode wraa k te weezen. Een fchynvriend is veel meer dan vyanden t e vreezen. Wie heeft , 6 Martius! uw dapperheid verklockt .' Een laffe vrede , dien ge al knielende verzoekt , En daarom moog'ly k u zal worden afgeflaagen , Kan die, ó fchande t u meer dan d'eed'le roem behaagen, Die reeds den voet heef t o p den nek der dwinglandy Des Roomfchen Raad s gezet? wa t blinde razerny Vervoert u, om uw eer, veel waardige r dan 't leeven, Door zulk ee n dwaas beleid den dopdfteek du s te geeven ?

    C o & I O l A N U S . Indien eene achting voor den glans en Majeflei t Der Koningen niet had by my voor u gepleit, Coriolanus liet zich niet van Tullus hoonen, Maar zou zich door dit ftaal, aan u gevoelig toonen : Doch vaart ge voor t in my r? fchenden door de finet Van laftertaal, het word u ligt betaalt gezet.

    T o n u s . Het was een and're taal die t angftig hert ontglipte Dan dreigen, toe n g y naa u uw' ondergang onifliptc , Wanneer gy in my n hof een' varten vryburg vond,

    B 3 Er ,

  • i t D » V E R H I N D E R D E W R A A K En ik u aannam al s een ' vrien d in ' t ee d verbond, Om uw e vyande n i n Rome n t e bevegten , En du s u w wraakgefchi l doo r wapen s t e beflegten ; Toen fmeekt e g y o m hul p $ n u fpreekt g e trot s e n fier, Als o f ge i n zegepraa l op my den krygslaurie r Verkreegt, gely k we l eer , toe n g y d e Corjolaanc o Deed vlugte n TOO I uw zwaard .

    C o » I Ot A N V S . Dat i k de n we g gin g baanen

    T o t ee r en roem , door zulk ee n loffelyk e daad , Getuigt da t nooit my n her t ging zwanger'va n verraad : Die hofpef t za l d e zie l de r helden nooi t bewoonen , Maar we l va n weiffelaars , die zic h blohartig toonen , Of welker s trou w voo r goud e n fchatte n i s te koop . Neen, Tullus , Rome n zelf , da t in myn ' levensloop My zo vee l vyandfeha p e n haat heef t toegedraagen , Door openbaa r gewel d e n heimelyke laagen , Hield nimme r ray voor een * verrader als gy doet . Noch be n ik trot s e n fier, o m da t my n eed'l e moe d Uw bit s verwyt , doo r noo d geperft , moet tegenfpreeke n : Of ' t moeit verraa d zyn dat ik , om uw * hoon t e wreeken , Circea met noc h tweepaa r (tede n overwon , 't Wel k hunn e krygsmagt,ho e vermaart ,niet keerenkon : Of't moef t verraadzy n da t ik my verongelykte , Toen i k u met een ' fchat ui t Boles roo f verrykte Na d'overgang , waar door uw heir u ampteloos Verklaarde, en my me t vreugd tot legerhoofd verkoos , Schoon ' t ampt door my met op dien voet wierd aangenomen. Nu moe t i k hooren da t me n o p deez ' dag t e Rome n .Om vred e fmeeke n za l doo r myne n laft , ó fpyt ! Daar g y va n myn e trouw z o vaf t verzeeker t zyt , Die doo r beloften noc h gevaare n i s te krenken . Is ' t edelmoedig du s zyn vriende n t e verdenken ? Is ' t Koninglyk , zo lig t e n lo s geloo f t e Haan Aan eenen redenlooz e e n ingebeelde waa n ? Maar zeg een s o p wa t gron u va n voordee l zo u ee n vred e My dienftig zy n ? en dat noc h o p ee n laff e Beede , Daar ik , door hoon getergt , gereed fla om my n wraa k Den ruime n toom i n ' t kort t e viere n me t vermaak ? Daar myn e vyande n o p torentran s e n muure n

    Reeds

  • Y A H C A J U S M A R T I U S C O R I O L A N U S . z j Reeds fidderen van vrees, e n binnen weini g uure n Zich zullen zien verraft , en hunne dwing'land y Gebreidelt e n gefnuikt ? waar zou de waereld my Voor achten? voor een ' dwaas , die, fpooreloos va n zinnen» Zyn glori haatte , i n plaats van Rome n t e overwinnen; Die, daar de vryheid hem vereert wier d to t een gaaf, Zich zelf lie t ketene n al s een' verachten (laaf . Dies is uvr achterdocht gebouw t op wank'le gronden .

    V I E R D E T O O N N E E L .

    S U L P I T I U S , T B I I O S . C O R I O L A N B S .

    T S U L P I T I U S . wee afgezanten , door den Roomfchen raa d gezonden , Verzoeken, heer, da t gy hen hoort.

    C O R I O L A N U S . Wat wi l dit zyn ?

    T U L L U S . Is nu myn achterdoch t o p waarheid, of op fchy n Gegrond?

    C o K I O L A N U S . Sulpitius, ga heen, gelei di e Heeren

    Hier in myn tent, op dat ik weet ' wat zy begeercn.

    V Y F D E T O O N N E E L .

    T U L L U S , C O R I O L A N U S .

    O T U L L U S . nrken vry dat ge my misleid hebt , nu 't verraad

    Zich zelf ontdekt: du s blykt, 6 Martius! d e haat Die gy tot Romen draagt , nadien g y haar gezantfchap , Noch korts veroordeelt als een gruwzaam vloekverwantfchap, Gehoor vergun t Doc h nu ge reeds verlang t dat ik Van hier vertrekk' , zo zal ik gaan: maar aen k met fchrik, Trouw'looze 1 aan myne wraak , die u zal achterhaalen, En deezen fchamp're n hoo n doe n duu r genoeg betaalen .

    C o K I O t A N U S . Neen blyf , myn heer , om eens ee n proef t e zien hoe gy

    B 4 My

  • 14 D » V E R H I N D E R D E W R A A K MT t e onrech t houd verdach t van deez ' verradery , Schoon di t gezantfchap u verfterkt i n uw gevoelen : Het lich t my n ' s onfchulds zal de n damp der modderpoelen Van-haat e n lade r doen verdwynen , doorzyn ' glans . Ik zi e d e waarhei d > uit haar hoogverheeven trans , Tot Tnyn befcherming reed s d e logen overvallen . Een vr y gemoed, 6 vorft! braveer t d e fterkfte wallen , En legerfchanflen ; dat flaat in de n noo d (leed s pal , En tart het woede n va n het wankelbaa r geval . Want wa s ik fchuldi g aa n die blaam, ray aangewreeven, 'k Zo u i n uw byzy n geen gehoor aa n Rome n geeve n ; Gy zou d d e ontftelteni s o p my n ontroer t gelaat Befpeuren, en ho e ' t hert inwendi g beef t e n flaat j De ftamelende tong zou u ' t geheim ontdekken , Ja in ' t verweeren zel f een ' kwaade n tol k verftrekken . Zo vin d een ziel , befraet va n ondeugd, nimmer ruft : Maar ik , van ' t geen men m y te laf t legt , onbewuft, Omhels di t toeval , dat myne eer , hoe fnoo d beledigt , Door hul p en ' t wy s belei d va n ' t Godendom , verdeedigt, Die we l doe t wor d nooi t to t zy n ongeluk - verraft,

    T u t L o s. Hoe 1 dit gezantfcha p kom t da n buite n uwen laft ?

    C o m o M t u s , Ja, Vorft .

    T o t LOS. Kan 't moog'ly k zy n ?

    C o i I O l A N U l , Gy zul t he t aanftonds hooren i

    Of i k ee n vred e to t my n fchand e he b bezwooren . T v i i n s .

    'k Onfchuldig u byna o m u w vrymoedigheid , Coriolanus, die z o fchrande r voo r u pleit . Ik za l met uw verlof , da n hie r u w redenvoerin g Met d e afgezanten ...

    C o R I O L A N l T S . Ach I wat zi e i k met ontroering !

    't I s Fabius; he t i s Albinus! groot e Goón ! Zend g y my n vriende n i n deez ' tenten , tot my n hoon ?

    Z E S -

  • TAK CAJU S MARTIU S CORIOLANUS . * j

    Z E S D E T O O N N E E L .

    P A B I Ü S , en A I B I N U S, door S n i p i T i u s ingeleid f die met eerbiedigheid vertrekt . C O R I O L A N U S , T u t -

    t w s , Fnbjus en Albiuus, Coriolanus omhelzende.

    J F A B I O S . a 't tyn uw vrienden, die hunn' waardften vriend ontmoeten» En, ui t den naam va n Rome, o p 't minnelykft' begroeten , Doch met een koelheid die geen reden kan verbiên, Om dat ze in uwe tent hunn' grootften vyan d zien. Dit gaat , ó Martius ! verr' boven hu n verwagting.

    T o t i ü s . Decz' trotfe taa l verdien t gee n antwoord , maar verachting;

    C O R I O L A N U S , tegen de Gezanten. Hy hoon t my, die myn' Vriend en Bondgenoot verfmaad , Die myn Belchermer was, toe n my de Roomfche Raa d In baüingfchap verjoeg, wiens wreedheid my deed fchroomen. Dies, wa t voor inzig t u in 't leger heeft doe n komen , 'k Gee f u, in 't afeyn va n Vont Tullus , geen gehoor . En klink t deez ' voorwaarde u te haatelyk in 't oor, Zo kun t gy , eer ge uw' laft verklaatt , terfton d vertrekken »

    A l B l K U S . Hoe weini g kun t ge uw' aart, ö Martius! bedekken , Zelf voo r u w vrienden , d i e . . .

    C o R I O L A N ö S . Uw vriendfeha p wa 9 my waard.

    Maar door dit ampt hebt ge u voor vyande n verklaart . Vcrfchoon my dat ik u geen' beet'ren naam ka n geevcn.

    F A BI u J . Men hoor e ons eerft, eer gy, door gramfchap aangedreeven ^ Een onry p oordeel velt : zo als gy 't dan verkieit.

    C O R I O L A N U S . Wel aan : wy luifl'ren toe.

    F A B I U S . Hoe vee l ee n Staa t verhef t

    Door burgerplaagen , uit oneenigheid gefprooten , Wanneer de ftaatzucht zich verhef t i n 't hert de r Grooten., En by 'r gemecne vol k ' t hardnekkig onverftan d

    B 5 Re-

  • tS D l V E R H I N D E R D E W R A A K Regeeren wil , waa r dooi; het twiftvnur raak t aan brand; En d e een voo r d'andere n nooi t zwigte n wi l of wyken , Dat leer t d e ervareni s in all e Koningryken > Byzonder als , door roof , d e gretig e eigenbaa t Den we g gebaan t heef t to t d e prachtig e overdaad , Die ftceds te kor t (chiet , en, nooit me t haar deel te vreeden, De onnoozelhei d verdrukt , niet ziende o p plig t o f reeden. Dan mill Rechtvaardigheid haa r weegfchaal, door 't geweld; De Rechte r leen t zy n oo r mee r naar den klan k van' t geld, Dan naa r de klagte n va n vcrongelykt e weeze n En weduwen , die voo r zy n valfch e vierfchaa r vreezen , Terwyl d e bitf e wraa k fteeds met haa r moordpriem dreig t ( De wrevlig c afgunft , tot elks ondergang geneigt , Verftoot ' s Lands helden va n d e waardig e eerentrappe n Der ftaatsbedieningen , en zen d ze i n baRingfchappen , Of naa r het moordfehavot . Du s woe d d e helfch e twif t In ' t hert des Burgerftaats , door haa r vervloekt e lift . Ja ho e oprecht e trou w e n deug d voo r haa r moed buigen , Kan Rome , Athenen e n ' t Spartaans gebie d getuigen , Om nie t te (preeken va n ' t eenhoofdig e geza g Der Koningen , daa r z y nie t minde r op vermag , Om t zaa d van oproe r in he t hert de r hovelinge n T e werpen , e n 't gemeen, doo r {taatsveranderingen . T e leide n waar ' t haa r luft ; wier d niet Miltiades , Die braav e veldheer, e n n a hem , Themiftocles , Met Alcibiades , die n eed'le n held , gebannen ) 't Ontbra k oo k Rome n aa n gee n woedend e tiranne n Van hoog e e n laag e rang, die , o f doo r misverftand , Of ingekropte n haat , tot hoo n va n ' t Vaderland , De dapperhei d e n trou w verjoegen , tot hu n fchade. Gy zelve , ó Martius ! hebt va n hunn e ongenad e Uw dee l geha d t ee n fmaa d di e moeily k vie l e n zwaar . Dus dryf t d e kie l va n ftaat op golve n va n gevaar , Wanneer de n ftuurman 't roe r wor d uit de hand gewrongen, En buite n boor d gezet, of naa r den hal s gedongen. Geen openbaar e kryg ka n een Gemeenebef t Meer hindere n da n deez ' verflindb'r e boezempeft . Dit inzich t heef t de n Raa d va n Rome e n ' t vol k bewooge n Om all ' ' t voorleeden e me t opgehelderd e ooge n Te aanfehouwe n , eer ' t gety de s noodvloeds hooge r waft,

  • V A N C A J U S M A R T I U S C O R I O L A N U S . %•) En u (di t i s my n hee r onze aangenoomen ' laft ) Weer i n t e roepen , e n eerbiedi g a f t e vraagen , Wat ftaatsbediening u i n Rome n ka n behaage n j Wat fchatten gy begeert , voo r uw geleede n fmaad , Met die verzeek'ring, dat het lichaam va n de n Raad , En 't volk fteeds zullen voo r uw e ee r e n welftan d zorgen J Waar voor Albinus , en i k Fabius , als borge n Ons vaft verbinden : mits da t gy uw legermagt , Die gy dus talryk voo r deez ' muuren heb t gebragt , Aanftonds doe t naa r 't gebied der Volfche n wederkeere n i En uw verbonde n met vorf t Tullu s a f moet zweeren , Wiens wrevelmoedig e aart , fteeds ftryd met on s gezag. Coriolanus, ho e behaag t u di t verdrag ? Kan onze vrindfeha p n u ee n gunfti g antwoor d hoopen ? Of is 't vergee f u to t uw ' welftan d aa n te noopen ?

    C O R I O L A N U S . Hoe! ' t fiere Rome i s dan verandert van befluit ? ö Schielyke ommezwaai! wi e heef t di e drif t gefluit , Die als een fnell e droo m fchee n alle s door te breeken? Hoe komt het zo gedwee o m Martiu s te fmeeken , Die ' t voorwerp i s va n haa r ontzinde razerny ? Zou ik vertrouwe n da t het achting heef t voo r my, Of fchoon ' t my wil met fchat e n ampte n overlaaden ? ó Neen: door dat geloo f zo u ik my zelf verraaden. Het ftaat te vaft gepren t i n myn gedachtenis , Wat loonfter Rome n va n getrouwe dienfie n is : Zy will m y wonderly k met gunften t e vergelden ! Dat kan Coriol a getuige n me t haa r helden , Die ik verwon : wan t i k genoo t allee n de n naa m Coriolanus voo r di e daad : en met wa t blaa m Myn eer gebrandmerk t wierd , doo r opgeruid e fchaaren , Uit ftaatzucht aangehitft, j a door wat lyftgevaare n Jk heen moef t worttelèn , verjaagt va n kuf t to t kuft , jn balüngfchap, is u, en my , en el k bewuft . Nu wi l men m y een reek s van goud e berge n geeven : Waarom?de doodfehri k doe t de n RaadvariRomenbeeven : De kill e vree s voor hunn ' gewiflen ondergan g Verwekt het vol k to t gunfl ; nie t myn , maa r hun belang Is 't oogwit da t u bier in ' t leger heeft doe n komen . Maar weet , dat ik my n wraa k z o vaf l he b voorgenomen",

    Dat

  • a t D s V E R H I N D E R D E W R A A K Dat niet s di e fluiten zal . Behouden s uw e pligt , Myn henen , gaat; want uw gezantfeha p i s Tcrrigt.

    A t B I N D * . Schoon deez e hoon on s kom t to t eedle n toorn verwekka Moet ik , ó Martins I u eens , eer w y vertrekken , ,Vertoonen ho e u w hard e en onverzetbaar e aart Den zwaarfte n ramp , die w y betreuren » heeft gebaart . Van n alken , my n heer , moe t Rome n zic h beklaagen .

    C o t I O l AN US . Van my)

    A L B I N O S . Ja; ha d g y nooit d e zeege weggedraage n

    Op 't Antiati s e n ' t Coriolaans gebied, De burgertwift ha d nooit di t doodelyk verdriet Ons o p de n hal s gelegt , waar onder wy n u zwoegen ; Want me t hu n fchatten wie s de wro k e n ' t ongenoege n In u w weêrbarfti g hert , da t ftceds ran hoogmoed zwelt , Erinner een s wa t nyd , wat bloeddorf t e n geweld , Gy a l veroorzaak t hebt , door u w onbuigb're zinnen . Gy kof t we l lieden , maa r u zel f nooit overwinnen . Die fchoonft e zeegepraal , om doo r een iachte n aart , Groothartig, vriendelyk, gemeenzaam, en bedaart , De herte n va n het vol k to t eendracht aan t e maanen , Waar door een hel d de n we g tot eeuwig e ee r ka n baancs Hebt g y verwaarlooft,doo r u w wreedheid , heet op wraak) Die d e onbarmhertighei d hiel d voo r u w grootft ' vermaak . Waarom wier d u het amp t va n Burgerhee r ge weigert? Om da t u w trotsheid , to t den hoogfte n top gelteigert , Bedenken gaf , o f nie t u w zuch t to t heerfchapp y U noope n mog t o m Rom e in erger flaverny T e voeren , dan z y ooi t beef t va n Tarquyn geleeden . Gy gaaf t u w ite m ook , om d e Burgers , afgeftreeden Door armoed e e n gebrek, ( ó bitter e ongen a I} T e deepen naar he t toe n ontftooke n Velitr a Van ' t peftvuur » om kwanswy s he t vaderlan d t e ontla M Van monden , di e onnut de n fchraalen oogf t verbraftten : Dus wierde n z y gebrag t va n d'een ' tot d'and're n nood . Maar 't gee n u dreigde me t een ' onvermydb'rc n dood , (Want ha d d e Raa d u nie t befebermt nie t veel e Grooten. Gy waar t a l van de rot s Tarpej a aigeftooten, )

  • TAN C A J U S M A K T I U S C O R I O L A N U S . * » Was uw verbitterde aart , di e 't Italjaanfche graan , En t gee n vorft Gelo n zon d uit Sitacnza, aan Het uitgemergelt vol k nie t ander s wou verkoope n Oan tot den hoogden prys : toe n ftond de deur voort ope* Van moet wil, muiter y en ongebondenheid; Een dag dien Rome n noch , to t haar verdriet , befchreit : Want hongersnood laa t zich doo r gee n belofte n raaden . Ze ontziet natuur , noch recht , mag * y zich maar verzaadea.' Dus hebt ge, 6 Martiusl ho e zee r ge op Romen fmaalt , |Uw ramp en ballingfchap zel f o p uw hals gehaalt. Noch fluift gy op, en toont u razende en verbolgen i Maar die zyn eigen hoofd in alles op wil voleen Dient een ' tirannig heer , di e dwaas es onbedach t Door ydle waa n misleid , fteeds wysheids raad veracht» Waar door hy dikwils daal t zo haaft hy is verbeeven. Verfchoon m y , heb ik dus uw neigingen befchreeven . Oprechte vrienden zy n geen vleie n vo l venyn, Hofpeften, die zich maa r behelpen me t den fchyn , Bedrog, e n logentaal, o m ftaaten uit te roejen. 't Mag dienen om uw wraak en trotsheid te bemosjen , En u te houden aa n het aangebodn verdrag , Op dat de vrede, elk s wenfch, veel jaaren duure n mag; Welks glans tot noch zic h me t een oorlogswolk bedekte *

    C o l I O l A N V S . Indien uw ampt u voo r geen veili g fchü d verftrekte , Deez' onverdraagb're hoon , di e myne gramfcha p wet, Wierd met een wreede dood u haaft betaal t gezet .

    TüLLUJ. Men fpreekt hie r vee l va n vred e en zaaken by te leggen i Coriolanus heeft allee n hie r niet s te zeggen ^ En fchoon hy, tot zyn ramp, uw ftaatsbelangen fteef; Men repp' van gee n verdrag , te n zy men wedergeev' Al wat- my door de n kryg is met geweld ontnoomen .

    F A B I U S -Nooit zal de Roomfche Raa d tot zulk een lafheid koomen.

    CoKIOLANUS. Vertrek da n * en verwagt wa t u ontmoeten zaL

    A L B I N u s. k Beklaag , ó Martius ! 't rampzalig ongeva l Waar ja ge u zelvcn ftort. N u febynt ge niets te vreezen .

    Maai

  • ,o D » V E R H I N D E R D E W R A A K Maar moog'lyk zal deez' wraak in 't kort udood'lyk Hartnekkigheid gevoelt, ee r zy 't eens denkt, baa r ftrat

    C o R l O L ANUS .

    Dat ij zo : doc h ik fta van myn bcfluit niet af.

    Z E V E N D E T O O N N E E L .

    T U L L U S , C O K I O L A N U S * T U I I V S .

    Myne achterdocht is nu, ö Martios! verdweenen. 'k Vind u getrouw: dies laat ons wederom vereenen, Om 't algemeen belang te vord'ren door de wraak.

    C o i t O L A N U S . Het is my lief, ó Vorft! dit is 't daar ik naar haak, Terwyl ee n blyde hoop my toelacht onder 't ftreelen Van een verwachting naar myn wenfch.

    T U L L U S . 'k Ga myn bevecla

    Verand'ren, op dat elk ac h voeg e by zyn vaan. COKIOLANDl.

    Nu is de middagzon van Rome aan 't ondergaan»

    Einde van 't Twtdt Val.

    DER:

  • TAN CAJUSMARTIU S CORIOLANUS . }<

    D E R D E D E E L . E E R S T E T O O N N E E L :

    __ C o m o i i X ï ï s , alleen. Hoe my de hoop ook vlei t om Rome n t e verdelgen, ' Ik kan den hoon e n fmaad va n Tullus niet verzwelgen; Schoon ik zulks voor hem veinsde o m on s gemeen belang» Zyn woedende, achterdocht, bekwaam o m d'ondergang Van my en hem, ja van zyn legermacht te fmeeden * Steunt o p een' wank'len grond . Wi e gaf hem immerrcedea Te denken, dat ik Rom e om vred e fmeeken zo u i Wie heeft zulk s uitgeftrooit ? wi e wankel t i n zyn trouw» Om my dus eereloos een fchelmftuk o p te dichten i Helaas l wi e zal my in deez ' duifternis verlichte n ? Is 't mooglyk dat , wannee r de zinnen zyn verheug t Ia 't nad'ren van hu n loft, een dam p va n ongeneug t Die glans bezwalken moet ? Zy n de ondermaanfchc dinge s Zo wispeltuurig i n hu n beurtve r wüTelingen ? Wat baa t het al s men zich verbly d in hu n genot} 6 Los geval 1 hoe fielt ge menig menfch te n fpot , En doet hem doorenen in plaat s van roozen plukken , Wanneer hy waant dat hem zyn aanflag zal gelukken l Dus is 't met my geftelt: ee n flikk'ring van verraad, Die voor myneoogen z weeft, ftelt me in een* droeven ftaati In 't midden van de hoop op een gewiffe zeege. 't Gaat vaft ? hier fchuilt iets: maar, hoe ik 't ook overweege» 'k Blyf in een (hi k verwert , di e myne ziel bezwaart» Zou ook Servilius, die, naaugezet van aart , My op myn moeder s beê fteeds leflen heef t gegeeven , Wel heulen me t den Raad en't volk? Zyn vreedzaam leevm Gaf dikwils oorzaak, dat ik he m nie t zonder fchroom En fchaamte aanfchouwe n ko n ; hy wederhiel d den too m Steeds van myn wraak, en gaf, door zyn vrymoedig fpreeken , My ftof totgramfchap: doch ik dorft me op hem niet wrecken: jk zie op heden noc h boe hy naar vrede helt. Maar zacht: daar komt hy, met Sulpitius verzelt, « zal door veinzery hem zien in flaap te wiegen .

    Een-

  • 9» D i V E R H I N D E R D E W R A A K Eenvoudigheid laat zich door loosheid ligt bedriegen, Byzondcr als ze word dóór fchyn van deugd befiteën.

    T W E E D E T O O N N E E L .

    C O K I O I . A M O S , S B B . T I L I O S , S U L P I T I O S .

    CoiIOLAKUt. Sutohius, laa t ons een oogenblik alleen: 'k Heb met Servilius iets van gewigt te fpreeken.

    Sulphius vertrekt. Gr weet hoe 't leger ftaat gereed om op te breeken, Tot ftraf des Roomfchen raads, en vord'ring van myn wraii Of 't wrevelmoedig volk: doc h no in 't eind de zaak Op * t nypen aankomt, fchy n ik voor 't gevolg te beeven. Wat inzicht heeft myn haat verkoelt, myn' moed verdree ven ? Ik wee t niet wat my deert, ee n heimelyke fchrik Beknelt my, waar ik ga, o p ieder oogenblik. Had ik 't gezantfehap niet zo fors voor 't hoofd geftooten» Servians, miffchien wa s reeds 't verbond geflooteu , Tot ee r en voordeel van myn Stamhui s en den Staat; Doch nu zulks door myn drift mislukt is, zoe k ik raad By uw ervarenheid en trouw, die elk moet looven, Hoe ik dit flinks geval met glori koom' te boven. Koft gy 't bewimpelen, als of het had dien fchyn Dat ik ' t verdrag wel zoek, maar wi l verbeede n zyn; Men ko n 't gezantfehap dan hier op eens nader hooren. Keurt gy zulk s goed? of hebt ge een beet'ren raad verkooren?

    S B K V I L I U S . Coriolanus! hoe bedwing ik beft my n vreugd ? Ge omhelft dan eindelyk de fchoonfle heldendeugd , De vredelievenheid , die ieder moet behaageul Hebt gcooi t d e zeegekroon n a 't ftryden weggedraagen» Nu praaltze met meer glans op uw verheeve n kruin, Nadien ge u zelf verwint. Ho e zal uw lofbazui n In Rome n klinken, als ze aan elk bekent za l maaken Hoe lofFlyk Martiu s zyn keten s weet te flaaken ! Die wyi e raad , myn heer, voor lang by my bedacht, Heeft deez ' gezanten i n uw legertent gebragt ; Hier in ben ik uw ' wenfeh cnoogmer K voorgekomen -

  • frA* CAJU S MARTIUS CORIOLANUS . 33 C o i t l O L ANOS .

    Moei It it dan ow beleid, e n niet de zocht van Rome n Tot Trede , di e dit beef t bewerkt i

    S l l T l l I O S . d Ja , mynheer.

    C o i I O L i N V ] . Tc Bedank ti voor de zorg voo r my n belang en eer . Die dot bewaakt wor d heeft gee n fcgerwagt van nooden.

    S E t T I L t D t . Ome overee n komft va n gedachten, doo r de Goden Veroorzaakt, toon t nu kna r hoe ht m de wraa k mishaagt, Dat monfterdier, 't geen elk , maar meeft tic h zel f belaagt. Laat dan AJbinus met zyn' Amptgenoot vry keeren. Ik wee t dat Romen op den wenk va n uw begeeren Zich zal gedraagen, ak ge 'o van 't verbond ontflaa t Met Koning Tuft» , di e den vrede fteeds verfinaad.

    C O R I O L A M O * . De fchranderfte laa t zich we l door den fcbvn verblinden , Zo in de keur van, als 't vertrouwen op zyn vrinden, 'k Erken de waarheid va n de ipreuk, da t aan 't gelaat Nooit» te zien hoe 't met de ziel inwendi g ftaat : En wier d 'er iemand in zyn meening ooi t bedroogen , Die voo r oprechte deugd d e valichheid en de loogen Omhelsde, zeke r dus is t n u geftett met my, Die door een lift , ontaarde I uw ftaatverradery Ontdekt neb , o m my voor meer rampen te verhoeden. Wie zoo die misdaad op Servilius vermoeden i Wie leef t *er » di e zulks ooit van hem gdooven zo u ? Myn Voefterbeer , die my fteeds (effen gaf van trouw En edelmoedigheid» i s zelf van 't fpoor gegleeden ! Hoe dorf t ge buiten laf t van my deez' aanfiag fmeede n t Gy roept gezanten , en bedient u van myn' naam , En kroont myn e achtbaarheid met zulk een fboode blaam . Maar 'k onderzoek nie t meer .- gy hebt u braaf gekweeten . Myn lyfwagt I fla terftond ^eez'l>ooswigt aa n een keeten. Maak da t hem niemand zie of hoore, of 't kof t uw' hak. Zo ftop ik, tot myn ruft , de bron myn ' s ongeva!s.

    S B B . V I L 1 0 S . Ik heb u wel gekent voo r fier en flyf van zinnen» En dat ge uw wraak nooit laa t door rede n overwinnen ,

    C Maa r

  • 34 D i V E R H I N D E R D E W R A A K Maar nimmer voor geveinsd en wreed. Wor d dan deez'daad. Die ' k to t u w voordee l deed, gebrandmerk t al s verraad? Zulks ha d ik nooi t gedacht . Helaa s 1 wie ka n de plaagen , Die Romen , door u w woed e en hoogmoed, zal verdraagen, Befeffen, die van fchri k nie t yf t e n beeft ? Vaa r voort , ó Martius ! ontzi e gee n Goó n ; leg, doo r de n moor d Van uw ' Servilius , een bru g tot gruweldaaden ; Dat paf t een ' held , al s gy , me t lauren overlaaden ; Ja trap uw Gemali n e n Moede r trot s o p ' t hert , Terwyl,my, ftervende, de n voorfmaa k va n hu n fmert Word ingefchonken , voor d e zorg,di e 'kinmyndagen..' .

    C O K I O L A N U S . Men bren g hem weg . i k ka n 't verwyt niet meer verdraagen.

    D E R D E T O O N N E E L .

    CoRIOLANUS. Voor ho e vee l laft , gevaar , bedrog , verraa d e n leed , Staat h y nie t bloo t di e ee n aanzienly k amp t bekleed i Hy i s nie t veilig , waar hy 'zich oo k hee n ma g wenden , Schoon he m ee n fterke wag t va n dapp'r e lyffchutbende n By dag en nacht bewaak t ; daar dreigt hem ' t moordvenyn Van valfch e vrienden , wier eerbiedighei d in fchy n En vleijer y beftaat ; hie r muiters , di e fteeds hoope n Hun ftaatsverbcet'ring door zyn ' ondergan g t e koopen ; Daar doe t d e hoon e n fmaa d he m ' s leevens lui t vergaa n > Door bitf e Mertaai. Z o tref t ee n ftorm-orkaan , Die doo r zy n buldere n he t ftoutfte her t doe t yzen , De toorens , hoog va n (pits , die to t de wolke n ryzen , Daar hy , al s met vermaak , zy n grootft e krag t aan toont , Terwyl zy n woed e een ' ftal en laag e hu t verfchoon t Gelukkig i s hy da n di e verr ' va n ' t hof ma g leeven , Daar hem gee n ftof to t ny d e n ftaatzucht word gegeeve n i Daar h y i n ' t kleen bewin d zic h onbefchroom t vermaakt , En du s d e befte vruch t de r dierb'r e vryheid (maakt , En lach t met hun , die om ee n yd'l e glor i ftryden; Een (laa t van ruft, dien he m ee n Konin g moe t benyden .

    Maar wi e genaak t deez * tent z o ftout e n onbedagt , En dringt , du s ongevraagt, doo r myn e legerwagt ? *t Zyn Priefters . Di t ' s ook doo r Serviliu s befteeken: _

  • V A W C A J U S M A R T I U S CORIOLANUS . « Doch 'k zweer, ik zal 017 haaft aan dien verrader wreeken, Die, onde r fchyn van deugd» my zo Teel onruft baart»

    V I E R D E T O O N N E E L .

    C O R I O L A N U S , M E T E L I U S , A R D E L I U S , Key va» Pr'ufiwtn.

    C O R I O L A N U S . Wel Vaders I *k fla verbaaft om uw' vrymoedig' aart. Gy kwetft myn achtbaarheid dus in myn tent te koomen Eer gy eens oorlof vraagt: of waant ge dat ge in Romen Uw tempelen bezoekt, of huizen van 't gemeen 't

    M E T S I I D S . Gy weet, de toegang ftaat ons open by elk een.

    C o a i o i ANUS . Dus kan men ligt den Raad in 't ftaatsgeheim verrafTen. Maar hy die trots Seeds waant hun ftraf te zyn ontwafle n , En onbefchaamt zich in hunn' zetel heeft geveft , is zeer gevaarelyk voo r een Gemeenebeft .

    A R D E L I U S . 't Is al te veel gefmaalt op tolken van de Goden > I» 't hert bewoogen met deeze algemeene nooden. Wy komen om noch eens een proef te doen, of gy Ons wilt verloflen van vorft Tullus dwing'landy, En aan den Raad va n Rome en 't volk den vred e geeven.

    C O R I O L A N U S , ter zyde. Een vreemd gezantfehap!

    M E T E L L U S . IS 't niet lang genoeg gebleeven

    By uw hartnekkigheid ? ó Martius! gy zult De ftraf der Goden eens gevoelen voor uw fchuld.

    C O R I O L A N U S . J>y draaft heel hoog, daar gy, met honig van wat fm eekens, uw gal moeit temperen: maar toont my eerft de teekens van uw gezag , ee r ik u hoor. Zyt gy voorzien Met brieven van geloof, om my dus* 't hoofd te bién ? Gy moeft, 6 Vaders l die niet voo r myn oog verbergen,

    A R D E L I U S . Het is onredelyk om ons dit af te vergen.

  • 36 D l V E R H I N D E R D E W R A A K Dit pricfterly k gewaa d is een genoegzaam bly k Van ons geloof en magt: o f ftelt gy ons gelyk Met hun , die de ampten van den Raad en it volk verkrygeni Neen, al s wy fprceken moe t het Capitool fteeds zwygen, Wy zy n de Uitleggers van de Orakels > diep van zin,

    Co j i i o t ANUS . Indien zulks waarheid is, waaro m dring t ge u dan in Den Roomfchc n raad , om hun geheimen te doorgronde» Als of ze buiten ü hun Aaatles niet verftonden ? Dit loop t te vcrr': dus wykt g e , ó Vaders ! va n den pligt U opgelcg t i di e u moet leeren , dat ge zwigt Voor ' t waereldlyk, o m u zyn oordeel te onderwerpen , Indien ge uw tong e n pen wilt tot zyn nadeel fcherpen , Dat nimme r in een Ryk of Staat moe t zyn geleén. Die vierfchaa r heef t niet s met uw' outerdienn gemeen, Dan daa r zy recht heef t o m uw heerszucht in te toornen. 't Verftandig brei n laat zich, doo r wichlary endfobmen , Door openbaaringen , e n ydel kerkgebaar , Niet meer betooveren; 't ziet nu te zonneklaar, Om bundelin g zich met gevaa r te haten leiden s Het ka n de waarheid van de fchyndeugd onderfcheiden , En weege n wat of wel o f kwalyk i s gegrond. Dus leg t ze wyffelyk een ' breidel in den mond Van hem > die bit s van aart, een werktui g ka n verftrekke s Om fleden tot verraad, en oproer te verwekken, Terwyl ee n ander, di e gehoorzaam duik t en buigt Voor 't biDyk recht , doo r eere en gunft wor d overtuigt * Dat baart gewenfehte vruch t en eerbied voo r de altaarcn Een wy s Regent kan dus de vryheid bef t bewaaren »

    M B T E I I O S . ó Jupiter! die door uw wys befluit e n raad, Ons heb t verheeve n tot deez' Priefterlyken ftaat 1 Zie nede r hoe men uw gezag in ons durft hoonen , Terwyl w e ons tot 's Lands ruft als middelaars vertoone n Butg, buig 't weêrbarftig her t door d'onweérftaanb're magt l Die ' t heir der Reuzen heef t we l eer ten val gebragt.

    CORIOLANOS. Hier leg t de knoop: dit's d e aartvanuw'gewoonlyk'yver » Gy fpan t den wraakboog van de Goden flap of ftyver, Voor die 't gelooven kan, wannee r ' t u Hechts behaagt f

    T««

  • ¥ m CAJü S MARTIU S CORIOLANUS . J 7 rerwyl ge weinig zorg voo r waare n kerkdienf t draagt .

    A a D E i i v t . Hoe weinig achtin g gy voor ' t priefterdom e n 't outer jedraagen heb t > waar door uw trotfe wraakzucht ftouter Zich fteeds verheft, i s elk bewuft » en 't is ons lee d Pat onze leffen zy n vergeef t aa n u befteed . > Spyt I dat wy van n deez* laftcr moete n hoore n > Wy die tot Tempeliers de r Goden zy n verkoren!

    C o R I O t ANUS . Die fteeds seen Amen zeg t op uw bevel e n raad, En diepe (Kakels , di e gy zelf niet rech t verftaat . Word, al s een bfteraar , gedoera t en uitgekreeten. Dat blykt: wan t n a ik a geraakt heb in t geweten , tford ik befchuldigt , e n gefchandvlekt i n myrt eer, Als of ik Priefterdo m noc h tempekUenf t waardeer : Maar deeze fme t word my uit afgunft aangewreeven . 'k Bemin de Priefters, ja ik acht ze hoog, wier leeve n Gefchikt is naar de wet de r reeden, die zich ftil Gehoorzaam draagen, e n zich voege n naar den wil Van 't Godendom , en hun gewettigde Overheeden » Die fteeds de jeugd tot eere, en deftigheid, en zeeden, En heldendaaden. to t de ruft van ' t Vaderland Aanmoedigen, me t ee n bedaart en ryp verftand ; Die 't hert fteeds fluiten voor t aanlokkely k vermooge n Van geld- en ftaatzucht » ja die hier voor ieder s ooge n Uitblinken al s een lich t van ongeveinsd e deugd , Waar in de Raad en 't volk hu n eerkroon ftelt en vreugd. Maar 'k heb ee n affchrik va n geveinsde huichelaaren , Die vreemde Hellinge n va n de uitterfte gevaare n Voor ftaaten fineeden, om wraakgierig, loo s e n vals, De Vorften, als 't hun luft, te dingen naa r den hals , En dan hun fchukl,als wa s zulk s doo r een wet gebooden , Te fchuiven op 't befluit e n fchikking va n de Goden, Om dus hnn goedhei d t e veranderen in haat» Dit zyn di e peften , die fteeds dringen in den Raad, Om met hun ftaatvenyn de hoven te bennetten, Daar hunne magt en wil fteeds doorgaan moet voor wetten, Alfins tot wreedheid, nooit to t liefd e e n ruft geree d \ Die niets va n 't Priefterichap bezitte n da n het kleed; Die van hu n tempelkoo r moetwillig e oaderzaate n

    C. t Aan .

  • 38 D E V E R H I N D E R D E W R A A K Aanhitfen, do l van wraak , o m d'Ov'righei d t e haaten: Dus word he t fpraaklid i a een fchell e muirtrompe t Verandert, en het graauw tot oproer aangezet , Dat doo r ' t gefronf t gelaa t en 't achtbaar kleed, bedrooga, Voor waarhei d ach t het geen niets is dap lift en loogen: Dat aangeblazen vuur , da t Ryken fteekt aan brand, Helpt dikwil s Vaderen des Vaderlands va n kant . Daar heb t g e in t kor t gehoon, 6 VadersI myn gevoel a Van ' t Prielterdom ; en naar ik mer k aa n al uw woelen , En bitfe uitdrukkingen , vol gal; gelykt ge beft Naar zulke Tempeliers, di e 'k laaft' befchree f > dies veil Ge u w hoop vergeef s om my tot vrede te bewcegen . Al ' t gee n Albinu s heeft me t Fabiu s verkreegen Is ook voo r u, dat is de weig'riog van ' t verdrag. Verhaalt nu aan de n Raad en ' t vol k wat uw geza g Heeft uitgewerkt ; doch, wilt ge luift'ren naa r myn reeden, Het flrekke u voor ee n les, wilt d e ampten nooit bekleed» Van Afgezanten , noc h doorfhuffelt me t uw' Raad Geheime zaaken van den - waereldlyken ftaat. U i s de Tempeldienft, geen Staatsbelan g bcvoolen.

    A I D E L I D S . Doorzoek u zelf, of gy nie t kom t va n 't fpoo r t e dooien i Door u w hartnekkighei d en wraak , die zich alom Verfpreid jmaar vrecs.fchoon ge ons veracht,voor 'tGodendom, Dat zul k een ' hoon, o p ons' gebeeden, haaf t za l wreeken.

    C O B I O I A N V S . 't Zo u wonde r zyn kwam zulk een dreigement te ontbreeken i Want di t ' s gewoonelyk ' t befloi t va n uw gefprek : Maar 'k bee f noch bloo s voor zulk een ' Friefterlyken trek .

    M S T E L L U I . Wy gaan ; want hie r kan niets, om u t e winnen , baaten.

    V Y F D E T O O N N E E L . C o j R . 1 O L A N U S , S u i r i T I U I ,

    C o R X O L A N U I . Sulpitius! waaro m deez ' Pnefters ingelaaten ? Of vroege n ze om verlof ?

    SUJ. F i n u s . Neen, heer ; hunn e achtbaarheid (

    £n

  • TAM CAJU S MARTIU S CORIOLANUS . 3* En geeftelyk geza g heeft hen hier ingeleid.

    C O K I O L A N U S . Draag zorg dat zulks niet meer gebeurt. Z711 reeds de fchaaren ID aantogt? wan t 't is tyd om fpoedig voort te vaaren Met d'aanfhg, ee r ons meer verhindering belett': Blyf hier, e n hon deez' tent met myne wagt bezet, Terwyl ik ga, om noch vortt Tullus eens te fpreeken , Om voor den morgenftond het leger op te breeken.

    Eindt V4* bet Derde Deel.

    C 4 V I E R -

  • 4o D l V E R H I N D E R D E W R A A K

    V I E R D E D E E L . E E R S T E T O O N N E E L .

    S v t r i T t o t » V i a o i t i A » V A K E E I A , C i H i i t i t A M C V * .

    - . S o t H T i o t , Vbrgiim vtdivbtadnuh^ Verfcfaoon me) 1 is de hft des Vddhecrs. uw Gemaal,' Dat ik u dingang van deer' tent...

    V l f t O I l I A . Dit trot» onthaal,

    Vermeetde 1 kon u wd voor de fcheeoen fpringen. Wat laft Tcroofloft u om my dm wreed te dwingen? Zyt ge een Romein, en draagt ge geen eerbiedigheid Voor eedle Vrouwen, daar een Konings Majenrit Voor knielen zou, om hun belang en gunft te winnen» Tcrwyl ge ons handelt ak onwaardige slavinnen I Spreek; waar is Martiust

    S V L t I T I 0 S . Hy woont den krygu*ad by,

    In koning Tulhtt tent V l f t G l l I A . o Snoode dwinglandyl

    Coriolanm, ach! 't is dan to Terr* gekomen l>at gy, ( ó wel k een fpyt!) de vyanden van Romen Gebruikt tot vord'ring Tan uw wraak, om t Vaderlan d Op 't hert te trappen, door 't onbuigzaam onverftand, Dat onmedogend fteeds zyne ooren fiopt TOOT klagtenl Sulpitius, ga heen: Terkhar dat wy hem wagten» Om hem te fpreeken van een zaak Tan groot gewigt.

    S o t r i T i a t . 'k Gehoorzaam u, Mevrouw , xdft tegen mynen phgt.

    . T W E E D E T O O N N E E L . V i i é u i A i V t i i t i i t AMCWS , CAMIIZA .

    V l l O I t l A . Ach! rnyn Valeria, zoud gy noch konnen waanen, Dat hy, bewoogen door gebeeden» zuchten, traanen,

    Van

  • TAW C A J U S M A R T I ü S C O R I O L A N U S . 4 1 Vau 't gruwzaam wraakbeflui t za l afftaa n i Neen , ó neen . 'k Begaf my o p uw' raad en bede herwaards heen, Maar met een ' boezem vo l zwaarmoedige gepeinzen. . Kan ik my n afkeer va n zyn trotshei d we l ontveinzen ?

    V A L E R I A . Gy zult haaft zien, Mevrouw , wa t huw'lyksmi n vermag , 'k Verbeeld 'my reeds, hoe h y zyn fierheid en gezag Vergeet, en zich ontflaa t va n Tullus eedverwantfchap .

    V I I O I I U . Ach! heeft d e eerwaardigheid der Priefters, en 't Gezantfchap , 't Gee n he m in vriendscha p en i n ' t bloed beftaa t z o na , Vergeeft gewerkt , wa t ka n ik doen , Valeria )

    V A L U I A . Hoe 1 bind het Echtverbon d nie r vafter da n de banden Van vriendfcha p e n natuur t E n zullen deez* panden , Uw huw'lykslooten , niet vermoogen? Ach! Mevrouw » Verban di e achterdocht ; hy wa s u (leeds getrouw , En di e verbintenis , beveftigt i n de zinne n Door liefde , kan ' t gevaar, ja alle s overwinnen.

    V I R G I L I A . Hoe decz e liefde he m getroffe n heef t da t blykt : Want feder t da t hy , va n de n Raa d vcrongelykt » Zyn Moeder , Echtgenoote e n Kindere n moef t derven ', Ja in zy n ballingfcha p by vreemde Vorfte n zwerven , Dacht h y naau w aan de we t de s huwlyks o f natuur ; Die pligte n wierden , door he t onuitblusbaar vuu r Van zyn e wraak , verteert ; di e hertstogt dree f fteeds boven In zy n gemoed, o m ' t licht de r reede n t e verdoovcn ; Ja die befloeg zy n hert , en ga f hem altoo s werk : De drifte n heertene n i n d e zie l nie t even fterk» Wyl ' t hoog gezag va n een e all e andere doe t bukken : Nu i s 't de grootfte ram p die Rome e n m y kan drukken , Dat juift da t monfter , nie t zachtmoedighei d o f ruft , Of edelmoedigheid , die fteeds de twiftvlam bluft , De heerfchapp y heef t o p zyn zinne n aangenomen ; Een Sphinx, door wysheids raad, noch fmeeken, te bctoomeni

    V A L E R I A . De Gode n fchiepe n di e beweeging i n zyn ziel . Is 't dan zyn fchuld , da t hy daar door va n ' t fpoorverviel I

    V 1 R G 1 L x A . 't I s waa r 1 elk hertstog t i s door hun we l ingefchapen ,

    C \ Maa r

  • 4% D i V E R H I N D E R D E W R A A K Maar ook 't getond verftand: dat onverwinbaar wapen ', Als 't wel gebruikt word, kan de driften tegcnftaan , En doen gehoorzaam i n t garee l der reeden gaan, Ja onder 't draagbaar jok van kaar beftiering blyven; Zy zyn geen oorzaak van het kwaad dat wy bedryven; De menfch heeft fchuM; dies is ook Martin* niet vr y > Naar uw gevoelen, n u hy volgt xyn razemy, Daar duizenden» helaas! voor fidderen en vreezen,

    V A L E R I A . Ik zie hem naderen: herftel u .

    D E R D E T O O N N E E L .

    C o i i o i i H v t , V i a e i Li A , V m i u , A N C P » , C A M I L L A ,

    C o t l O l ANUS . Ach! ka n ' t weezen?

    Myn Gemalin $ gy hier in 't leger met myn Jkrooft? Sta toe dat ik u mag omhelzen, to t myn' trooft, Na z o veel rampen, die my over zyn gekomen. Spreek, fpreek, myn tweede ziel! waarom verlaat gy Romen ? Of is 't om deelgenoot va n myn geval te zyn i Schep moed ; gy zult in ' t kort, verlof t van alle uw pyn» Coriolanus in zyn zegepraal begroeten, Als gy myn vyanden geknielt ziet voor uw voeten.

    V t R G I L I A . Myn waarde Martins! helaas! d e ontfteltenis Weerhoud me in 't fpreeken wat hier van de reeden is: De tyd zal deezen damp in 't kort wel op doen klaaren. Mevrouw Valeria zal ' t u wel ópenbaaren.

    C O R I O L A N U S , tegen Valeri». Isr't my geoorloft dat ik u zulks verg, Mevrouw?

    V A L E R I A . Hoewel ik over 't hoofd gedompeld in d e rouw, Myn droefheid naaulyk s kan betoomen door de reeden, •k Zal echter de oorzaak van deez' korte reis ontleeden. Toen gy ' t Gezantfchap en 't eerwaardig Priefterdom 't Verdrag geweigert had, verhief zich ftraks alom Een ftil gemompel, ' t geen allengs in droevig klaagen Uitborft, gelyk me n ziet voor ' t woede n van de vlaagen Der ftormorkaanen, hoe de held're lucht betrekt,

  • TAM C A J U S M A R T I U S C O R I O L A N U S . 43 De zo n zich met ee n klee d va n nevelen bedek t En volken , daa r zy trach t een Ichuilplaat s in t e vinden , Als o f d e vrees haa r trof \ to t da t de doll e winden , Ontkerkcrt ui t hu n hol, met losgelaate n too m De heuvle n dav're n doen , e n 't wou d een ' cnk'lcn boo m Misgunnen va n hun roof, j a hunne kragt betoone n Op hoog e fteütens , daar men waan t geruf t t e woonen . Dus i s 't , 6 Martius I in Rome n oo k geftelt . De droefhei d di e he t her t beklemt hiel d e n geknelt , Door ingekropten druk , verzuchtingen e n fieenen , Drong me t geweld doo r all ' die dikk e dampe n heencn , Gedreevcn doo r een' ftorm va n vree s voo r ram p en , nood. Ja een verwachtin g va n een ' fchrikkelyken dood . De vrygeboorenen , de Vrouwen , Kind'ren , Slaaven , Ja zel è d e groote n zy n al s in een ' poel begraave n Van jammeren: me n hoor t alo m ee n naa r geluid , Welks wedergal m fteeds , van d e berge n afgeftuit , De ruim e lucht vervult , en klink t lang s alle weegen . Dccz' droev e toeftand , die d e kloekfi e maak t verleegeu , Bewoog my, met een' rei va n Jufferen , ' t gemoed Te ontlafte n i n de n fchoot va n haar , die u gevoed En trou w gekoefter t heeft , ja onde r ' t her t gedraagen ; Die, zonde r een s den Raa d e n ' t Vol k verlo f t e vraagen , ( Want noo d breek t wet , en ze t de n yve r vleugel s by) Mevrouw Virgili a voora f zond, neven s my En deez e u w Telgen , o m u noch een s aan te maane n Tot edelmoedigheid . Verlaa t da n de oorlogsvaane n Van konin g Tullus , wien s belei d voor ' t uwe zwigt i Verban d e wraak , en kee r een s wede r to t uw ' pligt ; Geef,-geef d e Vred e aa n z o vee l duizende n va n ziele n 1 Zie, nie t Valeria, maar Rome n voo r u knielen ; Ze omhclf t u w heenc n me t myn e armen ; j a z y fmeek t U , door myn' mond, om hul p en trooit , die haar ontbreekt. Ai! do e haar , by gebrek va n uw e gur.ft , nie t ftervca. Gy loop t i n u w verderf , al s gy haa r wil t bederven . Waar zal u w vrybur g zy n al s Romen i s vernielt.''

    C o K I O L i N U S . Sta op : i k be n befchaamt , n u g y hie r voor my knielt. Geloof da t nieman d my zo krachti g heel t bewooge n Als gy , Mevrouw: en z o my n roe m voo r ' t mcedcdoogc n Ooit wyke n kon , ik ga f gewi s d e zegepraal

    Aan

  • 4 , D i V E R H I N D E R D E W R A A K Aan uw welfpreekenheid . G r zul t all ' 't goed onthaal , 't Gee n u w verheeve n deug d verdient , alhie r genieten , 6 Eedle Romeinin ! Maar laat u nie t verdrieten, Dat i k aa n u ' t verzoe k va n Rom e ontzeg , Mevrouw » 't Is ftrjdig met myn eer .

    V A L B K I A . Maar niet met deug d en trouw. '

    C O K I O L A N U S . Zou ik die n hoon z o lig t vergeete n e n vergeeven , En du s myn' dierb'ren eed , my waardiger dan 't keven , Verbreeken, dien ik een s aan konin g Tullu s zwoe r i Wie wee t wa t ftraf my va n de Goden wedervoe r l

    Y I K G I L I A . Is da n die Vyand , die zyn' haat nie t ko n verzaade n Voor da t by moed i n ' t bloed va n uw e Burger s baaden , U z o vee l waardi g dat ge uw ' plig t e n roem verbant ? En lagch t g y me t den va l va n ' t lieve Vaderlan d t Hoe ka n de bitf e wraa k u w ooge n du s verblinden!

    C O H I O L A N U S , 'k Von d by dien Yyan d hul p en raad , toen myn e -vrinden My dreigden me t d e dood » hy i s ' t di e m e ui t verdrie t Verlofte e n va n gevaar : die s lifter Tullu s niet , Mevrouw, zie toe , gy zou d he t gaftvryrecht du s fchenden . Ik za l ' t ondankbaar Rom e i n 't kort , met zyn e benden , Doen zie n wa t onderfcheid i k tuflehe n vriende n maak En vyanden: die s ftuit my niet i n myne wraak , Die onverbidd'ly k is . I k moe t de n Raa d zien buige n Voor myn e zegepraal , en ' t volk een s overtuigen , Hoe Martins doo r nyd onfchuldig wier d verfmaad , Tot da t my n heete drif t i s naar myn' wenfeh verzaad .

    V A L E R I A . Verbitterde Romein! den k nie t da t hy u laftert , Die u ee n ondie r noemt , va n menfch'lykhci d verbaftert . 6 Romen! ' k zi e u haaf t va n all ' uw' glan s berooft , Uw Capitoo l verbrand , en Ved a ' s vuur gedooft , Ontbloot va n vriende n e n een ' wyze n Staatsbehoede r i Vergeefs heef t Brutus met Publicola , myn' Broeder , Het koft'ly k praalbeel d van uw vryhei d opgerecht , Na da t haar grond eerl t wa s in ' t vaf t cimen t gelegt , Nu Martius , helaas ! (wi e ka n di e fpy t verzwelgen? ) Het weder , door zy u wraak , ó fchand e 1 wil verdelgen ,

  • TAK CAJU S M A & T I U S C O R I O L A N U S . 4) Of voeren onder ' t juk va n Tullus wreeden dwang t Die dapp're helden, die Bcfchermers va n t belan g Der Roomfch e Mogenheid , vcifirekken u voor lichten Om eedl e daaden, maa r geen gruwlen t e verrigten » Als monitors, voor wier aart men fteeds vol angft moet vliên 1 Doch 't is fteeds nacht voor hem die nooit geen zon wil zien.

    V 1 1 0 1 1 1 A. Gy ziet, i k ben in myn verwagting nie t bedroogcn, Valeria: bier is geen plaat s voor mededoogen In deez ' verftoktc ziel , met zucht to t wraa k vervult . ó Wreede ! ik heb zo lang, uit zwakheid , me t geduld Gezweegen, maar nu doet een eed'I e toorn my (preeken.' Indien ik hoop had u te winnen „ 'k zou u fmeeken j 'k Zo u u bezweeren by onze Ech t verbintenis: Maar ' t is vergeefs: want , nu de wraak u liever is Dan fcuwlyksmin, natuur, altaaren , vrienden , maagen , En V Merland, verwagt me t recht dan all ' de plagen Van 't Godendom , barbaar! op dat uw hert va n ftaal Door ramp eens buigen mag.

    C o & I O L A H U S . Ach 1 moet ik zulk een taal

    Van u, Virgilia, myn lief, my n welluft ! hooren i Is t moog'ly k ? kunt ge dus myn droeve ziel doorbooren t Gaat u de hoon ,die ' k moeft verdraagen , niet aa n ' t her t i Niets is 'er, da t een ' hooggeboor'nen meerde r fmert , Dan zich te zien van zyn gerechte wraa k verfteeken .

    V I R G I L I A . Wel aan I is dit uw wenfeh , ontaarde, wil u wreeke n Op my, o p my alleen , daar legt my n boezem bloot . Kom hier , my n Ancus j ko m Camilla; laat de nood Uw ' s lieve Moeders to t meêlyde n u beweugen : Uw Vade r is niet meer to t u en my geneegen; De liefde to t zy n Zaad en Gemali n i s fchyn ; Gy zult wel haaft ee n prooi der wreede Volfchen zy n 1 Hy wi l het zo: g y zult, al s waardige offerhande n Van zyn e razerny, op ' t oorlogs-outer brande n j Zyn woede i s reeds ten top gelteigert : waardi g krooft ! Omhels my eens voor ' t laatlt : 't i s uit me t heul en trooft .

    C A M I L L A . Ach I Vader! wil zo hard nie t tegen Moede r weezen ! Wil on s vcrloflen va n de rampen, die wy vreezen.

    A N -

  • TAH CAJU S M A R T I U S C O R I O L A N U S . 47 C O R I O L A N U S .

    Hoe koning Tullus, ho e het leger beft geftilt , 't Gee n my al juichende tot Veldhee r heef t verkoore n i Zou ik myne eeden, voo r ' t altaa r zo duur gezwooren, Verbrcekcn? Ach ! wa t vergt ge my?

    VlRGILIA. Ai! laat a rain»

    Vörft Tullu s zal u van die eeden wel ontflaan, , Als 't tot zyn voordeel ftrekt: doch, moet men iets verliezen i Die wys is zal dan van twee kwaaden ' t minf t verkiezen . Nu, ' t grootfte kwaad , my n lief, i s Romens ondergang . En 't kleenfte d e eedbreuk. Da t dit dubbele belang Rechtvaardigheid eens in uw' boezem wikk e en weege ; Gewis ' t verdelgen va n uw wraak za l daar de zeege Behaalen, to t uw' roem. Maa r ach! gy zyt verfteent , Nu gy hartnekkig blyft , daa r elk hier zucht en weent .

    C o R I O L ANUS . Mevrouwen, keert naar Rome; i k zal u doen geleiden In veiligheid ; ja u . . .

    V I R G I L I A , grypt naar zyn zwaard. Ik za l niet van u fcheiden

    Eer gy verandert, of aa n my den doodfteek geeft . C O R I O I ANUS .

    Wat w l̂ t gy doen , my n lief 1 laat los. C A M I L L A .

    Helaas! hoe beef t Myn hert van fchrik! wat raad ? Ach! Vader, zal dan Romen,' Zal Moeder (heuvelen ?

    C O R I O L A N Ü S . Bedaar: 'k hoor iemand k oom en.

    Ach! veins, ee r Tullus u in deez* geftalte ziet . Helpt, Gode n 1 Zie ik daar myn waard e Moeder niet ? ó Ja 1 zy is het zelf! wa t ramp komt my befpringen ! Hoe word myn ziel gefolt doo r deez' veranderingen!

    V I E R D E T O O N N E E L . V O L Ü M V I A , V I R G I L I A , V A L E R I A , C O R I O L A -N U « , C A M I L L A , A N C U S , Rei var. Roomfcbe Vrouixen.

    V A L E R I A . Kom bier, Mevrouw ; befchu t on s voor ee n ongeval

    Dof

  • 4% D i V E R H I N D E R D E W R A A K Dat naaulyk s weerg a weet .

    V O l OMNIA. Wat ' s dit ? het fchreit hier air.

    Wat hertjioe wreed, word door dit fchouwfpel niet bewoogetf C ö X I O t A N U S .

    Ach! da t ik u omhels, my n Moeder , e n gebooge n Myn'pligt betuig'.. .

    V o t ü M N I A . Sta op : » y kenne n uwe n pligt ,

    En zie n hoe lofFIy k g y dien to t uw' roe m verrigt » Valeria, e n gy my n Dochter , ftaakt uw zuchten : Wy weete n all e een * weg, o m deeze n ram p te ontvlugte n In ' t nype n van de n nood: doc h eerf t ee n proe f getoont , Yoor 't laatfte.op't ftaal gemoed,daar niets dan wraak in woont

    Bedenk een s wie g e ftof tot weene n geef t e n klaagen . Uw Moede r i s 't , die u heef t onde r ' t heit gedraagen , Gckoeftert e n gekweekt me t minnelyk gevlei : Hét i s Volumnia , die , met deez e eedl c re i Van Roomfch e Vrouwen , in u w lege r i s gekomen , Niet al s een vyandin , maar een vriendi n va n Romen , Om ' t vuur te bluffen va n de wraak , di e u verflind . Hebt ge ooit , 6 Martius ! als een verftandi g kind , Wel overdacht , wat fchat va n onwaardeerb'r e waard e De naa m va n Moede r is? J a da t 'er niets o p aard » Gevonden wor d dat haar de zorg e n trou w betaalt , Daar z y he t teder kroof t ui t liefde me ê onthaalt ? Zo den k het n u noc h een s met emf t i n uw geweeten , Of i k my hier in we l o f kwalyk he b gekweeten ; Ja overwee g me t ee n ' t rampzalig ongeluk Van onze n Staat . Wa t zou ' t me i n dalgemeene n druk , Een troof t verftrekke n ui t ee n vrolyk e verwagting , Indien g e ee n zegepraa l verkreeg t me t roe m e n achting , Door eed'l e daade n va n een' dapp'ren heldenmoe d I Ja zelf s in uw gevaar , u w ram p e n tegcnfpoed , Zou ' t my geoorlof t zyn my n zuchte n op t e zende n Naar ' t Godendom , om all e u w onhei l a f te wenden :" Maar nu , helaas! be n ik , i n een ' verfchooven hoek , Gedwongen o m my n He m te geeven to t den vloe k , Die ' t volk , ja zel f de Raa d , den Heme l a f za l fmeeken-Om da t g y ' t Vaderlan d trag t naar het her t t e fteeken. *k Zie uw Virgili a met rou w e n deerni s aan :

  • VAM C A j ü S M A R T I U S C O R I O L A N U S . 4 p Wat middel, om uw krooft e n haar van ramp te ontflaaj) f AI ftond het in hun keur her.wenrchelykft' te kiezen, Zy moeten alle s met.u w zeegépraa l verliezen, Of mét uw nederlaag ! wan t wor t het eerfte waar , Zal Rome ü niet alleen, maa r elk voor een ' barbaar* Voor een' ondankb'ren, j a voor een ' verrader fcheldefij i Dié luf t fchept, om met kwaad all' 't weldoen te vergelden« Gelyk een aardstiran e n peft van 't Vaderland t Terwyl g e op Romens muu r uw' zegeftandaart plant : En zo u ' t laatfte treft, wie n zult ge o m byftan d verge n ? Waar heencn vlugten ? waar uw hoofd van fdiaamtc bergen j Indien di e deugd noch in uw ziel gehuisvef t is ? Zoud gy nie t vlieden in de r.aarfte wildernis , Om ' t fchempig fmaale n e n verwyte n nie t t e hooren ? „ Daar gaat hy, die zyn ee r en welftand heef t verloorenS i, Daa r ziet gy Martius , di e zyn verbolge n wraak i, Nie t temmen kon, voor da t hy Rome n me t vermaak „ Had opgeóffert , om o p fchande roe m t e draageri ; „ Maar de aanflag is mislukt, zy n heirkragtisverflaagen . Dies hoe ' t geval zich wen d • uw Stamhuis ftaa't fteeds bloot Voor hoon e n latter: want het moet, i n deeze n nood , Of Romen zien verdelgt, o f u met oneer vlugten. Wat my belangt, gy zul t try niet meer hooren zuchten: Blyf, bly f verhard: i k tart uw wreevelig gemoed ; Ik ga niet uit deez' tent voor dat gy my voldoet. En trekt ge voort , Ik zal u w wagene n niet myden t Maar laaten ' t lichaam va n uw paarde n overryden: Zo volg t g e Tullia , die over 's Vaders lyk Haar wagen rolle n liet; du s toont gy ook een blyk , Dat gy nie t min ontaard uw Moede r brengt om 'tleevefi ; Om dat gy gee n gehoor o p haar verzoek wil t geeven* 6 Braavé heldenrei , die door nw dapp'rc deugd, Bewoogen doo r den ramp der lydende, met vréug d i Tot onverweikbre n roerri , riw dierbaar leven waagde: Voor 't Vaderland! och! of ' t ook Martiu s behaagde Een zelfde proef te doen ! ten minfteri dat zyn hert Eens medelyden kree g mét d e algemeene fmett . Maar neen, 't verftaak gemoed is door geen reen teboigenv Coriolanus, 'k neem d e Gode n tot getuigen , Dat i k den dood met vreug d omhelzea^ou, indien1 Ik u eens van uw drif t mogt overwinnaar zkn .

    D Ufn

  • j o D t V E R H I N D E R D E WRAA K Myn Martius, ontfl a u ccns van aw gebreeken . Kunt gy uw Moeder en u w gemalin «en fmeeken ? Kunt ge uwe fpruiten zie n van droeflidd afgemat ? En blyftgy noch vet hart? My n zoont my n waardftefchat . Laat u beweegen, nu wy alle", neêrgeboogen , Verwagten wat wy nóch voor 't laatile op u terniöogen. Spreek, fpreek ihyn zoon; of ben ik nn geen antwoord waard San 't moog'lyk zyn ?

    C o R I O L A N u S . Myn hert, to t ftervens toe bezwaart,

    Mevtonw,weet niet waar 't zich zal wendenvStaak uw klagten: Bedaar; fta op.

    V o L O M N I A . Zult gy myn zorgen dan verzachten ?

    C O R I O L A H U S . 't Kon zyn? I k bid laat my een' oogenblik alleen. Ik ga, e n zal in 't kort befluiten: zyt te vreên*

    V Y F D E T O O N N E E L .

    V o t Ü M N l A , V l R G I t I A , V A l ï R I A , C A M I l t A | A N c o s, Rei van Romfcbt Vrtuvitn,

    V i K G I L i A . Helaas! mevrouw , i k vrees gy zult niets pp hem winnen: Hy zogt zich maar van u door lift teontflaan .

    V o l U M N I *. Zyn zinnen

    Zyn reeds verwertj h y is aan 't wankelen » fchep moed; 't I s nodig, dat ik hem noch op dien zelfden voe t Eens aanbreek'; mogelykis't kwaad op 'thoogfl gekomen. Mevrouwen, zy t geruft: wykeere n nie t naar Romen» Voor wy verzeekert zyn, dat hy aan ons gebeft, De Vrede geeveö zal: d e Goden weeten bef t Wanneer het tyd is, om 't geluk ons meê te deelcn: Laat ons dan met geduld de zorg bun aanbeveelen : Want die zyn* pligt voldoet, naa r 't geen zyn kragt vermag) Kan veilig hoopen op hun goedheid, dag aan dag.

    Eindt van't FUrdeDtcl

    Vïf

  • VAN CAJU S MARTIU S CORIO L ANUS . 5 1

    V Y F D