Trekvlinders in 1999 (zestigste jaarverslag) ls (Lepidoptera) · vlinders, zodat tot eind September...

14
Trekvlinders in 1999 (zestigste jaarverslag) ls (Lepidoptera) , l/Vx Vv^ - IV R.deVos ' \ so VOS, R. DE. 2000. MIGRATING LEPIDOPTERA IN 1999 (SIXTIETH REPORT). -/eAT. BER., AMST. 60 (12): j 217-230. Abstract: In this 60th annual report on migratory Lepidoptera in The Netherlands, data of 24 recorded species are pre sented which were noted in 1999 by 148 observers. Rare species were Loxostege sticticalis, Diachrysia chryson, and, above all, Diasemiopsis ramburialis, which is recorded in The Netherlands for the fourth time. Vanessa atalanta was very numerous and also Colias croceus, Rbodometra sacraria, Helicoverpa armigera and Agrotis ipsilon were observed in higher numbers than usual. Some species occurred in unusual low numbers, sometimes even for consecutive years, like Plutella xylostella, Vanessa cardui and Peridroma saucia. Furthermore some species were recorded which are not considered to be migrants, but wanderers or species which recently colonized The Netherlands. Very exciting was the capture of Cacyreus marsballi, which is new to the fauna of The Netherlands. The status of this species is not clear yet. It is e.xpanding its territory from Africa towards northern Europe very rapidly and until more information of this species and its migratory behaviour becomes available, we consider it an adventive. Nymphalis antiopa was observed in rather high numbers, probably all migrants from Germany or Poland, but its indigenous status in The Netherlands is yet un clear. Leptidea sinapis was only recently considered to be indigenous; one specimen was observed in the province of Friesland, far from its population in South Limburg. From Lampides boeticus, now considered to be an incidental wan derer instead of a migrant, an imported caterpillar was found in vegetables and one butterfly was recorded in the field. After closing the report for 1998 we received a record from that year of Hyles euphorbiae, captured on the Island of Texel. Zoologisch Museum Amsterdam, sectie Entomologie, Plantage Middenlaan 64, 1018 DH Amsterdam. E-mail; [email protected]. Inleiding Dit zestigste jaarverslag van Nederlandse trekvlinders bevat de gegevens die voor het jaar 1999 werden verzameld door 148 mede- werkers. In 1999 werden 24 soorten waarge- nomen die als trekvlinder kunnen worden ge- kwalificeerd. Hiemaast worden in dit artikel nog vier soorten besproken die als incidentele migranten kunnen worden beschouwd. Een in- teressante waameming van de wolfsmelk- pijlstaart, Hyles euphorbiae (Linnaeus), van Texel uit 1998 is hier eveneens opgenomen omdat de melding te laat binnenkwam om nog in het jaarverslag over 1998 (De Vos, 1999) te worden geregistreerd. Medewerkers Er werden van 148 personen en instellingen bruikbare ge gevens ontvangen, waarvoor onze hartelijke dank: K. Alders, B. van As, J. Asselbergs, A. Baaijens, J. de Bakker, M. Bauduin, A. van Beek, H. Beers. J. Bielen, H. BijI, Th. Blokland, K. & J. de Boer, L. Bonhof, S. Bontsema, H. Bosma, W. Brier, mw W. de Brouwer, Th. de la Court, A. Deelman, W. Domhof, D. Doomheijn, A. Ebens, N. Elfferich, G. van den Ende, mw M. Flint- Diekerhof, J. Fossen, A. Franssen, M. Franssen, Fries Natuurmuseum, P. Gaasendam, mw H. Geheniau- Lasance, C. Gielis, V. van der Goot, W. Grinwis, mw L. Groen, H. Groenink, A. Grosscurt, J. de Heer, mw A. Heeren-De Boer, A. Heetman, mw M. de Heij, W. Heitmans, K. Hermsen, B. Hilberink, K. Hoek, H. Holsteijn, H. ten Holt, mw A. Hoomveld-Jouksma, E. Houkes, J. Huisman, K. Huisman, R. Jacobs, M. Jansen (Hoogeveen), M. Jansen (Lienden), P. Jeschar, C. Jol, G. Jonker, R. Joosse, K. Kaag, 1. Kaijadoe, D. van Katwijk, mw M. de Keijzer, J. Kerseboom, mw J. Kiel- Hartog, T. Kleijn, KNNV-insectenwerkgroep Epe/Heer- de, KNNV-insectenwerkgroep Waterweg-Noord, mw E. Koopmans-Gromme, J. Koster, P. Kreijger, A. Kruger, J. van de Leij, T. Looman-Drok, J. Lucas, R. Luntz, H. van Mastrigt. H. Meijer, J. Meijerink, P. Meininger, Br. F. Melkert, G. van der Meulen, G. van Minnen. B. Mdhlmann, G. van der Molen, mw E. Molin-Neef, J. Moonen, H. Nagel, Ch. Naves, K. Nieuwiand, L. Noens, P. Oomen, W. Oord, F. van Oosterhout, C. Ottenheijm, G. Padding, J. van Piggelen, mw A. Plag, W. Poppe, F. Post, G. Prang, D. Prins, S. van Randen, A. Remeeus, B. Rietman, P. Rooij, W. van Rooijen,

Transcript of Trekvlinders in 1999 (zestigste jaarverslag) ls (Lepidoptera) · vlinders, zodat tot eind September...

Page 1: Trekvlinders in 1999 (zestigste jaarverslag) ls (Lepidoptera) · vlinders, zodat tot eind September nog grote aantallen werden genoteerd. In de koele maand oktober namen de waarnemingen

Trekvlinders in 1999 (zestigste jaarverslag) ls

(Lepidoptera) ,l/Vx Vv^ - IVR.deVos ' \

so

VOS, R. DE. 2000. MIGRATING LEPIDOPTERA IN 1999 (SIXTIETH REPORT). -/eAT. BER., AMST. 60 (12): j217-230.

Abstract: In this 60th annual report on migratory Lepidoptera in The Netherlands, data of 24 recorded species are presented which were noted in 1999 by 148 observers. Rare species were Loxostege sticticalis, Diachrysia chryson, and,above all, Diasemiopsis ramburialis, which is recorded in The Netherlands for the fourth time. Vanessa atalanta wasvery numerous and also Colias croceus, Rbodometra sacraria, Helicoverpa armigera and Agrotis ipsilon were observedin higher numbers than usual. Some species occurred in unusual low numbers, sometimes even for consecutive years,like Plutella xylostella, Vanessa cardui and Peridroma saucia. Furthermore some species were recorded which are notconsidered to be migrants, but wanderers or species which recently colonized The Netherlands. Very exciting was thecapture of Cacyreus marsballi, which is new to the fauna of The Netherlands. The status of this species is not clear yet.It is e.xpanding its territory from Africa towards northern Europe very rapidly and until more information of this speciesand its migratory behaviour becomes available, we consider it an adventive. Nymphalis antiopa was observed in ratherhigh numbers, probably all migrants from Germany or Poland, but its indigenous status in The Netherlands is yet unclear. Leptidea sinapis was only recently considered to be indigenous; one specimen was observed in the province ofFriesland, far from its population in South Limburg. From Lampides boeticus, now considered to be an incidental wanderer instead of a migrant, an imported caterpillar was found in vegetables and one butterfly was recorded in the field.After closing the report for 1998 we received a record from that year of Hyles euphorbiae, captured on the Island ofTexel.

Zoologisch Museum Amsterdam, sectie Entomologie, Plantage Middenlaan 64, 1018 DH Amsterdam. E-mail;[email protected].

Inleiding

Dit zestigste jaarverslag van Nederlandsetrekvlinders bevat de gegevens die voor hetjaar 1999 werden verzameld door 148 mede-werkers. In 1999 werden 24 soorten waarge-nomen die als trekvlinder kunnen worden ge-kwalificeerd. Hiemaast worden in dit artikel

nog vier soorten besproken die als incidentelemigranten kunnen worden beschouwd. Een in-teressante waameming van de wolfsmelk-pijlstaart, Hyles euphorbiae (Linnaeus), vanTexel uit 1998 is hier eveneens opgenomenomdat de melding te laat binnenkwam om nogin het jaarverslag over 1998 (De Vos, 1999) teworden geregistreerd.

Medewerkers

Er werden van 148 personen en instellingen bruikbare gegevens ontvangen, waarvoor onze hartelijke dank:K. Alders, B. van As, J. Asselbergs, A. Baaijens, J. deBakker, M. Bauduin, A. van Beek, H. Beers. J. Bielen,

H. BijI, Th. Blokland, K. & J. de Boer, L. Bonhof,S. Bontsema, H. Bosma, W. Brier, mw W. de Brouwer,

Th. de la Court, A. Deelman, W. Domhof, D. Doomheijn,A. Ebens, N. Elfferich, G. van den Ende, mw M. Flint-

Diekerhof, J. Fossen, A. Franssen, M. Franssen, Fries

Natuurmuseum, P. Gaasendam, mw H. Geheniau-

Lasance, C. Gielis, V. van der Goot, W. Grinwis, mw

L. Groen, H. Groenink, A. Grosscurt, J. de Heer, mw

A. Heeren-De Boer, A. Heetman, mw M. de Heij,W. Heitmans, K. Hermsen, B. Hilberink, K. Hoek,

H. Holsteijn, H. ten Holt, mw A. Hoomveld-Jouksma,E. Houkes, J. Huisman, K. Huisman, R. Jacobs, M. Jansen

(Hoogeveen), M. Jansen (Lienden), P. Jeschar, C. Jol,G. Jonker, R. Joosse, K. Kaag, 1. Kaijadoe, D. vanKatwijk, mw M. de Keijzer, J. Kerseboom, mw J. Kiel-Hartog, T. Kleijn, KNNV-insectenwerkgroep Epe/Heer-de, KNNV-insectenwerkgroep Waterweg-Noord, mwE. Koopmans-Gromme, J. Koster, P. Kreijger, A. Kruger,J. van de Leij, T. Looman-Drok, J. Lucas, R. Luntz,H. van Mastrigt. H. Meijer, J. Meijerink, P. Meininger,Br. F. Melkert, G. van der Meulen, G. van Minnen.

B. Mdhlmann, G. van der Molen, mw E. Molin-Neef,J. Moonen, H. Nagel, Ch. Naves, K. Nieuwiand,L. Noens, P. Oomen, W. Oord, F. van Oosterhout,

C. Ottenheijm, G. Padding, J. van Piggelen, mw A. Plag,W. Poppe, F. Post, G. Prang, D. Prins, S. van Randen,A. Remeeus, B. Rietman, P. Rooij, W. van Rooijen,

Page 2: Trekvlinders in 1999 (zestigste jaarverslag) ls (Lepidoptera) · vlinders, zodat tot eind September nog grote aantallen werden genoteerd. In de koele maand oktober namen de waarnemingen

218

J. Scheffers, G. Schingenga, A. Schreurs, mw J. Sinncma,J. Slot, F. Smit, mw M. Smulders, P. van Son, H. Spijkers,B. Stam, J. Stolk, R. Strucker, mw J. Stuurman-Huitema,

E. Taelman, K. Tanis, J. Tilmans, A. van Tuijl, G. Tuin-stra, W. Vahl, C. de Veld, 1. Vermeulen. C. Viveen,

Vlinderwerkgroep Den Helder, Vlinderwerkgroep Oost-Zeeuws Vlaanderen, Vlinderwerkgroep Stad & Omme-laand, Vlinderwerkgroep Hoekschewaards Landschap,Vlinder- en Libellenwerkgroep Zeeland, De Vlinder-stichting, mw M. Vos, R. de Vos, P. Vroegindeweij, J. vanVuure, H. Wagenaar, C. Wedemeyer, M. de Werd,G. Wilmink, Th. Wip, G. Withaar, J. Wolschrljn,M. Zonderwijk, P. Zumkehr, J. Zwier.

Waarnemingen

Het jaar 1999 was over het algemeen zeerwarm, zonnig en nat. Het jaar begon warm metin de eerste decade van januari temperaturenvan meer dan 13° Celsius. Daama daalde de

temperatuur tot normalere waarden met nu endan nachtvorst en sneeuw. Februari was iets

kouder met veel sneeuw, vooral in de tweede

decade, waarin de temperatuur daalde tot on-der -10° Celsius. Maart was zeer nat en zacht

en geleidelijk Hep de temperatuur begin aprilzelfs op tot meer dan 20° Celsius. Dit werdechter gevolgd door een koude periode in detweede decade van april. Eind april was zachten mei was droog en warm tot 28° Celsius inde laatste decade. Wolkbreuken zorgden insommige delen van het land echter voor grotewateroverlast. Juni was iets koeler dan gemid-deld, maar dit werd in juli en begin augustusgoedgemaakt door een zeer warme periode, dietussen 28 juli en 4 augustus zelfs resulteerde ineen hittegolf. Er viel in augustus echter wel vrijvaak regen en in de tweede decade viel de temperatuur tijdelijk terug. De warmte keerdedaama weer terug en hield nog tot in de tweede decade van September aan met nu en danstevige onweersbuien. Daama daalde de temperatuur gestaag en in oktober werden dan ookvrij normale temperaturen gemeten. Pas halfnovember werd het flink kouder en kwamen de

nachttemperaturen regelmatig onder 0° Celsiusmet nu en dan sneeuwbuien. December was

zeer nat, maar relatief zacht met slechts 10 da-gen vorst (KNMl, 2000).

Tijdens de warme eerste decade van januariwerd reeds een veldwaameming gedaan van de

Ent. Ber., Amst. 60 (2000)

distelvlinder (Vanessa cardui (Linnaeus)). Van

de atalanta {Vanessa atalanta (Linnaeus)) werdslechts een overwinteraar gemeld, en wel in derelatief koude eerste decade van febmari. Pas

na de tweede helft van maart, toen de temperaturen stegen, werden meer trekvlinders gezien.De warme laatste decade van mei resulteerde in

een forse toename van de aantallen, met name

van de atalanta, maar er was sprake van een ex-plosieve toename vanaf juli, toen de temperaturen hoger werden. Vooral tijdens de hittegolf-periode werden grote aantallen atalanta's engamma-uilen (Autograpfta gamma (Linnaeus))gezien, maar de tijdelijke afkoeling in het midden van augustus had zijn weerslag op de waarnemingen. De temgkeer van de warmte tijdenshet einde van augustus leverde een nog groteraantal waarnemingen op, met meer dan 11000getelde exemplaren van de gamma-uil. Hiemableef het nog lang gunstig weer voor de trekvlinders, zodat tot eind September nog groteaantallen werden genoteerd. In de koele maandoktober namen de waarnemingen flink af, maarpas na de tweede helft van november werdennog nauwelijks trekvlinders gezien. Atalanta'swerden nog tot in december waargenomen,maar gezien de dan heersende temperaturenmoet dit overwinteraars betreffen. De gedachtedat voor bijzondere waarnemingen ook hogetemperaturen nodig zijn wordt ontkracht doorhet feit dat enkele bijzondere soorten juist inwat koelere perioden werden waargenomen. Zowerd Diasemiopsis ramburialis (Duponchel)in de tweede decade van oktober gevonden enhet enige waargenomen exemplaar van het re-sedawitje {Pontia daplidice (Linnaeus)) beginSeptember, wat weliswaar een warme periodewas, maar koeler dan de lange periode ervoor.Ook Mythimna vitellina (Hubner) werd pas inde derde decade van September gevangen. Dewarmte bUjkt wel altijd goed voor grotere aantallen van de "gewonere" trekvlinders, als ge-volg van een instroom van nieuwe migranten ofdoor de snelle en goede ontwikkeling van dehier opgroeiende generatie. Bovendien, en datis waarschijnlijk een niet minder belangrijkefactor, brengt mooi weer meer waamemers va-ker in de buitenlucht, wat vanzelfsprekend hetaantal waarnemingen doet toenemen.

Page 3: Trekvlinders in 1999 (zestigste jaarverslag) ls (Lepidoptera) · vlinders, zodat tot eind September nog grote aantallen werden genoteerd. In de koele maand oktober namen de waarnemingen

Ent. Ber.. Amst. 60 (2000)

In figuur lA en IB worden respectievelijkde neerslagduur en temperatuur weergegeven,waargenomen te De Bilt in 1999 (KNMI,2000). De invloed van het weer in 1999 op demigratiepatronen van de trekvlinders wordtkort besproken.

De provincies van de vindplaatsen wordenals volgt afgekort: Groningen (Gr), Friesland(Fr), Drenthe (Dr), Overijssel (Ov), Gelder-land (Gdl), Utrecht (Utr), Flevoland (Fl),Noord-Holland (NH), Zuid-Holland (ZH),Zeeland (Zl), Noord-Brabant (NB) en Lim-burg (Lbg).

Plutella xylostella (Linnaeus)

In 1997 werd een bijzonder groot aantal vanbijna 150.000 koolmotjes gemeld, in 1998

219

slechts 752 en in 1999 zelfs nog minder: 426exemplaren. Het seizoen kwam bovendien erglaat op gang: de eerste drie koolmotjes werdenin het Staelduin (Zuid-Holland) gezien op8 mei (J. Scheffers). De volgende dag werdeen exemplaar te Laag Keppel (Gelderland,Ch. Naves) en te Yzevoorde (Gelderland,J. Zwier) genoteerd. Grote aantallen werden erin alle volgende decaden niet gezien. Alleen injuli en augustus kwamen de decadentotalenboven de dertig exemplaren uit. Een groteraantal werd in de tweede decade van September gemeld van 119 vlinders, waarvan 96 vlinders op 20 September te Honselersdijk (Zuid-Holland). De laatste twee vlinders werdengezien op 31 oktober te Rotterdam (J. Lucas)en op de zeer late datum 29 november teDrempt (Gelderland, Ch. Naves). Plutella

123123123 123123123 123123123 123123123JAN FEB MRT APR MEI JUN JUL AUG SEP OKT NOV DEC

Fig. lA-B. Weersomstandig-heden in 1999, waargenomente De Bilt (gegevens Ko-ninklijk Nederlands Meteo-rologisch Instituut, 2000).1A, neerslagduur per decadein uren; IB, maximum-, mi

nimum* cn gemiddelde temperatuur per decade in gradenCelsius.

123123123 123123123 123123123 123123123JAN FEB MRT APR MEI JUN JUL AUG SEP OKT NOV DEC

Page 4: Trekvlinders in 1999 (zestigste jaarverslag) ls (Lepidoptera) · vlinders, zodat tot eind September nog grote aantallen werden genoteerd. In de koele maand oktober namen de waarnemingen

220

lostella werd niet uit elke provincie gemeld:Flevoland, Utrecht en zelfs Limburg blevenvan waamemingen verstoken. In Zuid-Hol-land werden de meeste vlinders geteld (247),dan volgen Gelderland (73) en Zeeland (71),maar in alle andere provincies waren de jaar-totalen opvallend laag.

Op de inmiddels bekende locatie tussenkweekkassen in Honselersdijk werden weerrupsen waargenomen (in de buitenlucht!):op 6 juli acht en op 20 September zestienstuks (J. Scheffers). De rupsen werden ge-vonden op respectievelijk Cardaminopsis are-nosa (L.) Hayek en Cardamineflexuosa With.

Loxostege sticticalis (Linnaeus)

In de periode tussen 1994 en 1997 werd dezesoort elk jaar in relatief grote aantallen waargenomen. In 1998 kwam een kentering enwerd L sticticalis zelfs helemaal niet gesig-naleerd. In 1999 werd weer een exemplaarwaargenomen, op 1 augustus te Drachten(H. Meijer).

Udea ferrugalis (Hiibner)

Vindplaatsen: Gdl: Wageningen; ZH; Dordrecht,Ooslvoome, Ouddorp; Zl: Oosl Souburg, Wissenkerke.

Het is bekend dat de aantallen van deze soort

van jaar tot jaar enorm kunnen fluctueren. In1996 werden bijvoorbeeld 51 exemplaren geteld, in 1997 slechts zes en in 1998 maar liefst

147. In 1999 werden slechts 28 exemplarengezien, waar\'an de meeste (24), zoals ge-woonlijk, in de provincie Zeeland. Het eersteexemplaar was zeer vroeg, 18 maart te OostSouburg (A. Baaijens), en ook het tweedewerd vrij vroeg aldaar gevangen, op 8 april.Pas vanaf augustus werden wat regelmatigerwaamemingen gedaan, waarvan de meestevielen in de eerste decade van September. Hetlaatste exemplaar staat wederom op naam vanA. Baaijens, die de vlinder op 28 oktober inzijn lichtval te Oost Souburg kreeg. Opvallendis de vindplaats Wageningen, omdat alle andere vindplaatsen in het zuidwesten van ons landliggen. Hier werd op 20 September een exemplaar waargenomen (Vlinderstichting).

Ent. Ber., Amst. 60 (2000)

Nomophila noctuella (Denis &SchifTermiiller)

Vindplaatsen: Dr: Hoogeveen; Gdl: Twello, Wezep,Yzevoorde; NH: Zaandijk; ZH: Oostvoome, Ouddorp,Rockanje; Zl: Clinge, Kortgene, Oost Souburg, St.Jansteen, Veere, Wissenkerke.

Wederom een soort waarvan de jaartotalenflink kunnen fluctueren. Zo werd in 1996 een

record aantal van 9710 exemplaren waargenomen, terwijl in 1997 slechts zeven (!) vlinderswerden gezien. In 1998 werden 276 exemplaren geteld, wat een vrij normaal aantal is, zo-dat we kunnen stellen dat het jaartotaal in1999 van 104 exemplaren aan de lage kant is.Vlinders van de eerste generatie werden maarweinig gezien; het eerste exemplaar werd op10 mei te Zaandijk gevangen (mw J. Stuur-man), een tweede en derde exemplaar op 12 en13 mei te Yzevoorde (J. Zwier). Pas in detweede decade van juli werd de eerste vlindervan de tweede generatie waargenomen, waar-na tot eind oktober in elke decade waamemin

gen volgden. Of deze generatie hier te landewas opgegroeid of werkelijk uit migranten be-stond is niet te zeggen, maar vermoedelijk isde toename in de derde decade van Septembertot 62 exemplaren we! veroorzaakt door nieu-we migranten, omdat dit erg snel plaatsvond.De laatste twee exemplaren werden op 2 en 3november gezien te Ouddorp (K. Huisman).

Diasemiopsis ramburialis (Duponchel)

Dit is een uiterst zeldzame trekvlinder in ons

land. Slechts in drie jaren werd een exemplaarin ons land waargenomen; in 1961, 1967 en1984. Een vierde exemplaar werd in 1999 op12 oktober te Wezep (Gelderland) door K.Huisman gevangen. De soort heeft zijn leefge-bied in Zuid-Europa en in tropische gebieden.Het is opmerkelijk dat de rups van deze soortnog steeds onbekend is (Palm, 1986; Slamka,1995).

Leptidea sinapis (Linnaeus)

Het boswitje is inmiddels inheems in Zuid-Limburg (Smeets, 1997) en wordt in Neder-

Page 5: Trekvlinders in 1999 (zestigste jaarverslag) ls (Lepidoptera) · vlinders, zodat tot eind September nog grote aantallen werden genoteerd. In de koele maand oktober namen de waarnemingen

Ent. Ber., Amst. 60 (2000)

land niet meer tot de trekvlinders gerekend(Kuchlein & De Vos, 1999), zodat deze soortniet in tabel 1 is opgenomen. Ver van de be-kende populaties waargenomen exemplarenworden echter in dit verslag nog gemeld, omeen goed beeld te krijgen van een eventueleareaaluitbreiding.

In totaal zijn ons 61 gemelde exemplarenbekend, vrijwel alle van de bekende populatierond de St. Pietersberg bij Maastricht. Eenzeer afwijkende waameming is afkomstig uitAppelscha (Friesland), waar op 14 juli eenboswitje werd gezien (Vlinderstichting).

Pontia daplidice (Linnaeus)

Het resedawitje wordt niet elk jaar waargenomen en wordt bij waameming meestal in klei-ne aantallen gezien. In 1995 en 1998 werdsteeds een exemplaar waargenomen en ook in1999 werd slechts een vlinder gemeld. Op 3September werd de vlinder in de Middelduinen(ten noorden van Ouddorp, Goeree) door B.van As ter determinatie gevangen en weer los-gelaten.

Colias croceus (Fourcroy)

Vindplaatsen: Gr: Muntendam, Westerbroek; Fr: Hout-wiel, Oosterschar, RoptazijI; Ov: Springendaal; Gdl: Am-hem, Epe, Hoog Keppel, Nijmegen; R: Oost Flevoland;ZH: Delft, 's-Gravendeel, Heinenoord, Maasland, Maas-

vlakte, Oud Beijerland; Zl: Borssele, Braakman, Clarapol-der, Clinge, 's-GravenpoIder, Hoedekenskerke, Hoofd-plaat, Hulst, Jacobahaven (Roompot), Nisse, Oosterland,Schoondijke, Ter Hole, Willem-Anna Polder, Wissen-kerke; NB: Berkel-Enschot, Gemert, Hedikhuizen, Heeze,Smakt; Lbg: Abdissenbosch, Cadier en Keer, Eys, Grons-veld, Gulpen, Haelen, Molenhoek, Slenaken, Thorn.

Na het uitzonderlijk goede jaar voor de oranjeluzemevlinder in 1998 (1298 exemplaren),werden er in 1999 beduidend minder gezien.Maar in vergelijking met de totalen in de laat-ste dertig jaar is een jaartotaal van 175 vlin-ders toch zeker niet slecht te noemen. Pas laat

in het seizoen werd de eerste vlinder gezien,op 18 juli te Haelen (Limburg, Vlinderstichting), gevolgd door een tweede op 20 juli teAmhem (K. Alders). In de derde decade vanjuli werden de meeste vlinders van de eerste

221

generatie waargenomen. De aantallen namendaama geleidelijk af tot op 11 September plot-seling 111 exemplaren werden geteld, waar-van 103 op de Maasvlakte (B. van As en Vlin-derwerkgroep Waterweg-Noord). Mogelijk isdit een plaatselijke populatie geweest van detweede, hier opgegroeide generatie. In deperiode ema werden nog slechts enkele exemplaren gezien, waarvan de laatste op 23 okto-ber te Nijmegen werd genoteerd (Vlinderstichting). Zoals gewoonlijk was de oranjeluzemevlinder vooral in de provincies Zee-land (19) en Zuid-Holland (112) aanwezig,maar zeer opmerkelijk is toch dat de vlinder inNoord-Holland en Utrecht niet is aangetrof-fen.

Colias hyale (Linnaeus)

Vindplaatsen: Gr: Geefsweer, Noorderlanden, 't Zandt,Woldendorp; Fr: Afsluitdijk, Fochteloo, Hoom (Terschel-ling), Oldeberkoop; Ov: Almelo, Beerze, Brucht, DeLutte, Dwarsgracht, Nutter, Rheeze, Springendaal, Stege-ren, Vliegbasis Twenthe, Wijhe; Gdl: Culemborg, DeKlomp, Ernst, Veessen; Fl: Almere-Haven; NH: Sant-poort, Velsen; ZH: Bergschenhoek, Maasland, Maasvlakte, Vlaardingen; Zl: Kapelle; NB: Cuijk, Moerputten;Lbg: Wrakelberg.

De gele luzemevlinder is met 56 exemplarenin 1999 vrijwel net zo talrijk geweest als in hetjaar ervoor (59 exemplaren). Ver voordat ervan een werkelijke migrantenstroom sprakewas, werden er op 8 juni twee exemplarenwaargenomen te Santpoort en Velsen (R.Luntz). Pas op 16juli volgden er, na een waar-neming te Bergschenhoek (C. H. de Veld),meer en regelmatiger noteringen.

De decadentotalen kwamen nooit boven de

10 exemplaren uit, behalve in de eerste decadevan augustus, waarin 6 augustus de topdagwas met landelijk 12 waargenomen vlinders.Het laatste exemplaar werd op 13 oktober gezien te Almere-Haven (Vlinderstichting).Zoals in eerdere jaarverslagen vermeld is, ko-men onze gele luzemevlinders zeer waar-schijnlijk uit het oosten, vermoedelijk uit Mid-den-Duitsland en Polen. Dat zou verklaren

waarom de aantallen in onze oostelijke ennoordelijke provincies vaak groter zijn dan elders in ons land. Hoewel er geen noteringen

Page 6: Trekvlinders in 1999 (zestigste jaarverslag) ls (Lepidoptera) · vlinders, zodat tot eind September nog grote aantallen werden genoteerd. In de koele maand oktober namen de waarnemingen

222 Ent. Ber., Amst. 60 (2000)

Tabel 1. Waargenomen aantallen trekvlinders per decade in 1999 (*eieren, rupsen en/of poppen; zie tekst; getallen tus-sen haakjes zijn niet exact gedateerd; getallen tussen vierkante haakjes zijn vondsten binnenshuis)

Soort januan

1 II III

ebr. maan

I II III

aprilI II

juni

I II III

Plutellaxyloslella2.Loxostege sticticalis3. Udeaferrugalis4. Nomophila noctiiella5.Diasemiopsis ramburialis6.Poiiiia daplidke7. Colias croceiis

8.Coliasliyale9. Vanessa atalania

10. Vanessa cardui

11. Rhodomelra sacraria

12. Orthoname obslipata13. Acheronlia atropos14. Agnusconvolvuli15. Macroglossum slellatarum16. Diacbrysia chryson17. Autographa gamma18. Cbrysodeixis chatciles19. Spodopiera exigua20.Helicoverpa armigera21.Myihimna vilellina22.Mytbimna unipimcta23. Peridroma sauda

24.Agrotis ipsilon

uit Drenthe zijn, hebben de provincies Over-ijssel (20 exemplaren), Friesland (11), Gelder-land (7) en Groningen (6) de grootste totalen,

Vanessa atalanta (Linnaeus)

1999 was voor de atalanta een uitzonderlijkgoed jaar. Met ruim 30.000 exemplaren bleefhet jaartotaal nog maar net onder dat van detwee beste jaren 1964 (35.000) en 1995(31.000). Op de eerste wintermaanden nawerd de vlinder in vrijwel alle decaden van hetjaar waargenomen. Door de milde winter van1998-1999 werd al vroeg een overwinteraargezien, namelijk op 8 febniari te Santpoort(Noord-Holland) (Vlinderstichting). Hiemavolgde een koude periode waardoor geenwaamemingen werden gedaan tot na de tem-peratuurstijging in de tweede decade vanmaart. Het is onduidelijk of de vlinders dievanaf 11 maart zelfs met regelmaat werdengezien nog tot de overwinteraars kunnen wor-den gerekend, maar voor migranten is die da

III

(1)

28 92 297

20

57 69

352 330 391*

43* 23 8

62

1

9 4

52 50

tum wel erg vroeg. Dat zou betekenen dat ereen flink aantal overwinteraars geweest is. Deeerste waamemingen in die periode werdengedaan op 11 maart, namelijk een exemplaarte Oranjezon (Zeeland, Vlinderstichting) enop 14 maart 66n exemplaar te Appelscha(Friesland, Vlinderstichting) en 66n te Wis-senkerke (Zeeland, Vlinder- en Libellenwerk-groep Zeeland). Na de tweede helft van april iser sprake van een duidelijke stijging in waar-nemingen, zodat het waarschijnlijk is dat toende migrantenstroom pas goed op gang kwam.Toch bleven de decadentotalen relatief laag enpas in juli namen de aantallen in betekenis toe,mogelijk versterkt door de hier opgegroeidetweede generatie. Op 4 augustus is er sprakevan een kleine piek met landelijk 713 geteldeexemplaren, gevolgd door twee grotere piekenop 24 en 25 augustus (totaal 1597 exemplaren)en op 7 September (1338). Vermoedelijk be-horen deze alle nog tot de tweede generatie,maar het is welhaast zeker dat er een derde generatie tot ontwikkeling is gekomen, die ge-

Page 7: Trekvlinders in 1999 (zestigste jaarverslag) ls (Lepidoptera) · vlinders, zodat tot eind September nog grote aantallen werden genoteerd. In de koele maand oktober namen de waarnemingen

Ent. Ber., Amst. 60 (2000) 223

juli augustusI II III I II

September oktoberIII I II III I I

november december Totaal

I II m I II III

33* 30 21 34

1

4

15 16 119* 18 6 4 426*

1

28

104

1

1

175

56

30399*

1617*

13

1

9*

25*

294*

1

27468*

62*

3

10*

1

2

7

337

I . - .

2 25 17 5 5 6 111 1 1

1 4 27 3 8 2 2 5 -

1093* 1112* 2269* 3110* 2381* 5836* 5665* 3214* 2587* 522* 60

235* 91 296* 339 116 162 119 83 42 111 . 7 2 3 - -

89 18 1

4

2

33 21

2

(1)17

(1)12

2

2* 9*

47* 39

840* 1263* 1360* 3862* 2550 11295* 3612* 1643 524* 95 48*

2 - 7 3 5 II* 18 9 5* -

1 2 - -

(1) - - * 1 5* 2

1

20

3 6 58 112

deeltelijk met de vliegtijd van de tweede gene-ratie overlapte. De vlinders vlogen in aantaldoor tot in oktober en zelfs in de eerste decade

van november werden nog 89 vlinders geteld!De laatste waamemingen zijn gedaan op 5 december in het Loetbosch (Zuid-Holland, N.W. Elfferich) en op 23 december te Hulst(Zeeland, E. Taelman). Dit laatste exemplaarzou tot de nieuwe lichting overwinteraarskunnen behoren die trachtten de winter van

1999-2000 te overleven. De grootste aantallenwerden in de westelijke provincies en in Gel-derland waargenomen: Noord-Holland (5600exemplaren), Gelderland (4300), Zeeland(4000) en Zuid-Holland (3600). Uit Utrecht enFlevoland werden, zoals gewoonlijk, erg lageaantallen gemeld, respectievelijk 424 en 52exemplaren. Het ontbreken van voldoendewaamemers in die provincies is daar natuur-lijk een oorzaak van, maar moeilijker zijn derelatief schaarse waarnemingen uit Limburg(698 exemplaren) te verklaren. Er is een grootaantal rupsen en poppen gemeld, met name uit

1

36

de provincie Groningen. De eerste rupsen-vondsten stammen van 24 en 26 juni, respectievelijk uit Wijdewormer (Noord-Holland,mw J. Stuurman) en Grijssloot (Groningen,Vlinderstichting). Daarna volgt er een continue stroom aan rupsen- en poppenwaame-mingen (respectievelijk 86 en 84 stuks).Vermeldenswaard is het aantal vondsten in

Kloosterburen (Groningen) van 47 rupsen en80 poppen (Vlinderstichting) tussen 28 juli en24 September. De laatste 4 rupsen werden op15 oktober te Honselersdijk (Zuid-Holland,J. Scheffers) gevonden, beslist nakomelingenvan de derde generatie. Een vierde generatiezat er natuurlijk door het koudere weer niet in.

Vanessa cardui (Linnaeus)

Met 1617 waargenomen exemplaren behoort1999 zeker niet tot de slechte jaren voor dedistelvlinder, maar dit aantal valt in het niet bijde forse jaartotalen van 1996 (64.000 exemplaren), 1995 (5900) en 1994 (5100). De aller-

Page 8: Trekvlinders in 1999 (zestigste jaarverslag) ls (Lepidoptera) · vlinders, zodat tot eind September nog grote aantallen werden genoteerd. In de koele maand oktober namen de waarnemingen

224

eerste trekvlindersoort die in 1999 werd waar-

genomen was een distelvlinder: reeds op 9 ja-nuari werd, notabene vrij vliegend, een exem-plaar gezien ten oosten van Ouddorp (K.Tanis). Uiteraard betreft dit een overwinteraardie van de toen relatief milde temperatuur pro-fiteerde. De werkelijke migratie kwam echterpas vanaf begin mei op gang. Het eerste exem-plaar werd gezien op 1 mei te Brielle (Zuid-Holland, P. Rooij), waarna de aantallen gelei-delijk toenamen. In de eerste decade van juniwas er sprake van een zeer bescheiden piek enin deze periode werd op 2 juni tevens een popgevonden te Grijssloot (Groningen, Vlinder-stichting). Pas in de eerste decade van juli na-men de aantallen in betekenis toe, maar er

vond in de tweede decade een merkwaardigeterugval plaats, die moeilijk is te verklaren.Het weer kan hierin nauwelijks een rol hebbengespeeld. Ook het eventueel massaal afwezigzijn van waamemers, vanwege de vakantiepe-riode, kan niet de reden zijn, omdat dit danook voor andere soorten als Vanessa atalanta

en Autographa gamma zou moeten gelden. Inde derde decade van juli zijn de aantallen weerop peil en in de eerste decade van augustuswas er een tweede piek, die van de tweede ge-neratie. Hiema namen de totalen geleidelijk aftot eind oktober. De laatste twee exemplarenwerden op 30 oktober gezien te Leiden enOostvoome (mw M. de Keijzer). Er werdenslechts twee rupsen gevonden: op 8 juli teOirschot (Vlinderstichting) en op 10 juli teGulpen (F. van Oosterhout). De verdeling vanwaamemingen van distelvlinders in ons landis niet gelijkmatig. In Friesland werden demeeste vlinders waargenomen (298), dan vol-gen Zeeland (271), Noord-Holland (232),Gelderland (173) en Zuid-Holland (141). Hetis opmerkelijk dat in Noord-Brabant slechts61 exemplaren zijn gezien. Ook nu zijn inUtrecht en Flevoland de minste waamemin

gen gedaan, respectievelijk elf en een exem-plaar.

Nymphalis antiopa (Linnaeus)

Vindplaatsen: Gr: Bedum, Groningen, Ter Apel, Uithui-zen, Winschoten; Fr: Appelscha, Jonkersland, Schiermon-

Ent. Ber., Amst. 60 (2000)

nikoog, Terschelling (Midsland), Vissersburen; Dr:Eelde, Paterswolde; Ov: Enschede; Gdl: Ermelo, Zelhem;

NH: Obdam, Wieringerwerf.

De rouwmantel wordt in ons land voorlopigals inheemse vlinder beschouwd, maar zijnstatus is onduidelijk (Kuchlein & De Vos,1999). Dat is de reden dat de vlinder wel in ditverslag, maar niet in tabel 1 wordt opgeno-men.

Maar liefst 21 exemplaren werden van derouwmantel gezien, alle uit de noordelijkehelft van ons land en de meeste uit de provin-cie Groningen. Het vermoeden bestaat danook dat ze uit Duitsland, of misschien zelfs

Polen, afkomstig waren. Er zijn geen overwin-teraars gemeld. Opmerkelijk zijn de twee mi-granten die tot ver naar het westen wisten op terukken; op 9 augustus te Obdam (S. van Ran-den) en op 25 augustus te Wieringerwerf(Vlinderstichting).

Cacyreus marshalli (Butler)

Op 20 augustus werd te Waterlandkerkje(Zeeland) door I. Vermeulen een bijzonderevangst gedaan. Rond 21.00 uur vond hij eenrustend exemplaar van het geraniumblauwtje,zoals de vlinder inmiddels is gedoopt, en heefter uitgebreid foto's van gemaakt (Baaijens,1999). Het geraniumblauwtje is nog niet eer-der in ons land aangetroffen. De soort is al eni-ge tijd razendsnel in opmars vanuit Midden-Afrika (ten zuiden van de Sahara) naar hetnoorden van Europa en heeft nu Nederland be-reikt. Waarschijnlijk is C. marshalli geen migrant, maar een soort die zijn areaal uitbreidt.De rupsen blijken geduchte plagen te vormenop Pelargonium-cultivais in Zuid-Europa. Deplaatselijke bevolking is er zelfs toe overge-gaan op andere balkonplanten over te schake-len (Vanholder, 1999). Het is ook mogelijk dathet Zeeuwse exemplaar een adventief betreft,dat met plantmateriaal (als rups) is meegeko-men. Omdat de status in Nederland voorals-

nog onduidelijk is, wordt de soort niet in tabel1 opgenomen. Uit Belgie is nog geen waame-ming bekend. Het is nu afwachten hoe de ver-spreiding van deze soort zich voortzet.

Page 9: Trekvlinders in 1999 (zestigste jaarverslag) ls (Lepidoptera) · vlinders, zodat tot eind September nog grote aantallen werden genoteerd. In de koele maand oktober namen de waarnemingen

Ent. Ber., Amst. 60 (2000)

Lampides boeticus (Linnaeus)

Het tijgerblauwtje is een zeer zeldzame zwer-ver in Nederland, maar werd in de meeste ge-vallen ingevoerd gevonden tussen fruit engroenten in supermarkten. Er waren zes exem-plaren uit Nederland bekend. In 1999 werdentwee nieuwe meldingen van deze soort ge-daan. De eerste betrof een vondst als rups tussen peultjes uit Egypte, in een supermarkt teAusterlitz (Utrecht), die op 22 januari is uitge-kweekt (Vlinderstichting). Het achtste exem-plaar voor Nederland werd op 28 augustuswaargenomen in een luzemeveld te Wissen-kerke (Zeeland, mw C. Jol, Vlinder- en Libel-lenwerkgroep Zeeland). Deze laatste waame-ming is natuurlijk bijzonder interessant, omdathet een exemplaar in het vrije veld betreft.

Rhodometra sacraria (Linnaeus)

Vindplaatsen: NH: Den Helder, Oosthuizen; ZH: Oost-voome; Zl: Kortgene, Kniiningen, Oost Souburg, Vrou-wenpolder.

Deze fragile trekvlinder wordt meestal in en-kele exemplaren waargenomen, maar in 1999werden in een relatief korte periode maar liefst13 exemplaren gesignaleerd. Het eerste exemplaar werd op 1 augustus gezien te Kniiningen(Vlinder- en Libellenwerkgroep Zeeland), pasbijna vier weken later op 26 augustus gevolgddoor een exemplaar te Oost Souburg (A.Baaijens). Hiema volgden de waamemingenelkaar snel op tot op 18 September de laatstevlinder werd gezien te Oostvoome (P. Rooij).Alle vindplaatsen bevinden zich ook nu weer,zoals bijna altijd, in het westen van het land.

Orthonama obstipata (Fabricius)

De laatste jaren is deze spanner weer regelma-tig in ons land gezien, zelfs in relatief groteaantallen. Na een afwezigheid van vijf jaarwerden in 1996 elf vlinders gemeld, in 1997vijf en in 1998 wederom elf. Ook in 1999werd de soort waargenomen, zij het slechts in^6n exemplaar op 22 juli te Tilburg (H. Spij-kers).

225

Acherontia atropos (Linnaeus)

Vindplaatsen: Gr: Haren; Fr: Ameland, West Terschel-ling; Gdl: Brummen, Groessen; Fl: Marknesse; NH:Oosterend (Texel); Zl: Middelburg, Zaamslag, Zuidland.

Het totaal van negen genoteerde doodshoofd-vlinders is zeker niet slecht te noemen, al is

het veel lager dan het fraaie aantal van 22exemplaren in 1998. Het eerste exemplaarwerd op 3 juli te Haren aangetroffen (Vlinderstichting). De volgende waamemingen warenzeer gespreid, zowel qua datum als qua vind-plaats. Opvallend is de vangst van drie exemplaren op de Waddeneilanden Texel (een rupsop 6 September, Vlinderstichting), Terschel-ling (15 September, P. Zumkehr) en Ameland(augustus. Fries Natuurmuseum). De laatstewaameming werd op 17 September gedaan inhet centrum van Middelburg (K. Wisse, Vlin-der- en Libellenwerkgroep Zeeland). Er werden bovendien twee rupsen en een pop gevonden.

Agnus convolvuli (Linnaeus)

Vindplaatsen: Gr: Schildwolde; Fr: Beetsterzwaag,Groote Wielen, Midsland (Terschelling), Ottema Wiers-ma Reservaat; Gdl: Heteren; Fl: Reigerweg; NH: DenBurg (Texel), Egmond aan Zee, Oudeschild (Texel), Zwa-nenwater; ZH: Nieuwe Tonge; Zl: Clinge, Geersdijk,Hulst, Kloosterzande, Middelburg, Nieuw Namen, OostSouburg. St. Jansteen, Vlissingen, Wissenkerke; NB: Oss,Vessem.

De windepijlstaart heeft een matig seizoenachter de rug: 25 getelde exemplaren is eenvrij lage score. De eerste, overigens zeer vroe-ge, waameming dateert van 27 mei teVlissingen (Vlinder- en LibellenwerkgroepZeeland), maar luidde nog geen migratiegolfin. Daama volgden nog twee relatief vroegemeldingen op 29 juni te Schildwolde (Vlinderstichting) en op 3 juli te Kloosterzande (Vlin-derwerkgroep Oost-Zeeuws Vlaanderen). Pasin augustus kwam de migrantenstroom opgang, maar die bleef beperkt tot mim eentwintigtal exemplaren. De waamemingenduurden tot 1 oktober, op welke dag zowel teHulst (Vlinderwerkgroep Oost-Zeeuws Vlaanderen) als te Vessem (mw H. Gehdniau-La-sance) elk een vlinder werd gezien. Opmerke-

Page 10: Trekvlinders in 1999 (zestigste jaarverslag) ls (Lepidoptera) · vlinders, zodat tot eind September nog grote aantallen werden genoteerd. In de koele maand oktober namen de waarnemingen

226

lijk was de waameming in augustus van eenwindepijlstaart op 65 meter hoogte in de topvan de Grote Kerk ("Lange Jan") in het cen-tram van Middelburg (Baaijens, 1999). Erwerden 34 rupsen gevonden, waarvan 30 op22 September in het Ottema Wiersma Reser-vaat, ten noordoosten van Leeuwarden (G.Jonker).

Macroglossum stellatarum (Linnaeus)

1999 was een prima jaar voor de kolibrievlin-der. Met 294 waargenomen exemplaren werdzelfs een groter aantal aangetroffen dan in1998, dat met 256 vlinders ook een uitstekendjaar bleek. A1 vroeg werden de eerste vlindersgemeld, vermoedelijk overwinteraars, omdatvan een regelmatige waamemingenstroom passprake was vanaf eind mei. Op 31 maart werdte Amstelveen het eerste exemplaar gezien(Vlinderstichting), gevolgd door steeds eenexemplaar op 23 april te Leeuwarden (G. vanMinnen), in april (precieze datum onbekend)te Oud Beijerland (Zuid-Holland, Vlinder-werkgroep Hoekschewaards Landschap) enop 3 mei te Domburg (Zeeland, Vlinder- enLibellenwerkgroep Zeeland). De laatste zoureeds tot de migranten gerekend kunnen wor-den, maar dat is natuurlijk niet te bewijzen. Dewerkelijke migratiegolf startte op 27 mei en deeerste generatie bereikte zijn hoogtepunt in deeerste decade van juli. Daama namen de aan-tallen geleidelijk af om vanaf de derde decadevan augustus weer toe te nemen tot een piekvan de tweede generatie in de tweede decadevan September. De waamemingen liepen doortot eind oktober: op 29 oktober werd het laatste exemplaar gezien te Rozenburg (Zuid-Holland, P. Rooij). De kolibrievlinder werduit elke provincie gemeld. Zoals gebruikelijkwerden in het zuiden en westen de meeste

exemplaren waargenomen: in Zeeland (136exemplaren), Zuid-Holland (36), Noord-Hol-land (30) en Limburg (29). Ook Gelderland ismet 24 exemplaren goed bezocht door de kolibrievlinder. Er werd slechts een rups gevonden, in de Meinweg (Limburg) op 18 September (Vlinderstichting).

Ent. Ber., Amst. 60 (2000)

Hyles euphorbiae (Linnaeus)

Na afsluiting van het jaarverslag voor 1998ontvingen we een melding van een exemplaarvan de wolfsmelkpijistaart, op 25 juni 1998 oplicht gevangen op het NIOZ-terrein bij 'tHomtje aan de zuidoost-punt van Texel (W.Vahl & mw M. de Heij). Deze zeldzame trek-vlinder wordt na de jaren '60 nauwelijks meerin ons land gesignaleerd. Recentere waamemingen stammen uit 1992, waarin 109 rupsenen een pop werden gevonden, en 1993 met 2vlinders en 21 rupsen. De meeste meldingenkwamen meestal uit het oosten of noordoosten

van ons land, vlakbij de Duitse grens. Devangst uit 1998 is daarom opmerkelijk, omdathet een ver naar het westen gemigreerd exemplaar betrof. Er zijn uit 1999 geen nieuwewaamemingen bekend geworden.

Diachrysia chryson (Esper)

Het is maar liefst 25 jaar geleden dat er inNederland voor het laatst een exemplaar vandeze uiterst zeldzame trekvlinder werd gezien! Sinds het begin van de registratie in1940 zijn in totaal slechts vier exemplaren gemeld. De vijfde D. chryson werd op 24 juli teKinderdijk (Zuid-Holland) aangetroffen doormw A. Heeren-De Boer. Het is de vraag of desoort nog tot de Nederlandse trekvlinders gerekend moet worden. Vanwege zijn zeldzameverschijning betreft het wellicht een incidente-le zwerver.

Autographa gamma (Linnaeus)

Vergeleken met andere recente jaartotalen is1999 een redelijk goed jaar geweest voor degamma-uil, waarvan er in totaal mim 27.000exemplaren werden geteld. Het seizoen kwamvoor A. gamma laat op gang. Pas op 17 aprilwerd te Hontenisse (Zeeland) het eerste exemplaar gesignaleerd (E. Taelman), mogelijk eenoverwinteraar, maar dat is niet met zekerheid

te zeggen. Op 3 mei werd een tweede vlindergezien te Rhoon (Zuid-Holland, mw M. Vos)en vanaf dat moment begonnen de regelmatigewaamemingen, die tot in november zouden

Page 11: Trekvlinders in 1999 (zestigste jaarverslag) ls (Lepidoptera) · vlinders, zodat tot eind September nog grote aantallen werden genoteerd. In de koele maand oktober namen de waarnemingen

Ent. Ber., Amst. 60 (2000)

Fig. 2. Vindplaatsen in Nederland van in de buitenluchtgevangen Chrysodeixis chalcites in de periode 1980-1999.

voortduren. De eerste generatie bleef echterschaars: een flauwe piek is te constateren in deperiode tussen 19 en 29 mei, waarin totaal 105exemplaren werden genoteerd. De aanloop tothet hoogtepunt van de tweede generatie ver-liep aanvankelijk geleidelijk met decadentota-len boven de 1000 vlinders. Maar het hoogtepunt in de derde decade van augustus stijgtboven alles uit met een decadetotaal van ruim

11,000 vlinders en een topdag op 25 augustusmet landelijk 5800 getelde gamma-uilen.Hiema namen de aantallen per decade fors af,maar nog lang werden vlinders gezien. Op 27november werd te Maastricht het laatste

exemplaar genoteerd (mw H. Geheniau-Lasance). Of er ook een derde generatie totontwikkeling is gekomen is niet uit tabel 1 opte maken, maar er kwamen wel late meldingenvan verse vlinders. Bovendien werden eind

September en half oktober in Honselersdijk(Zuid-Holland) grote aantallen rupsen en pop-pen gemeld (J. Scheffers). Het is aannemelijkdat een eventuele derde generatie een groteoverlap met de nakomers van de tweede generatie had. Dat zou dan ook de lange periodevan 8 juli tot en met 17 oktober verklaren

227

waarin 50 rupsen en 25 poppen werden gezienin Nederland. Ovipositie werd geobserveerdop 8 mei (wordt tweede generatie) te Slochte-ren (Groningen, Vlinderwerkgroep Stad &Ommelaand) en op 21 augustus (wordt derdegeneratie) te Zeewolde (Flevoland, Vlinder-stichting). Uit alle provincies kwamen meldingen binnen, maar de landelijke verdeling isongelijkmatig: Zeeland met 9000 exemplaren,Noord-Holland met 3800, Gelderland 3700,

Groningen 2800, Overijssel 2200, Zuid-Holland 1900, Limburg 1500, Friesland 847,Noord-Brabant 805, Drenthe 749, Utrecht 61

en Flevoland 24 vlinders. Opmerkelijk is hetrelatief lage aantal in het goed geobserveerdeFriesland. De lage aantallen van Utrecht enFlevoland zijn voomamelijk te wijten aan eentekort aan waamemers.

Chrysodeixis chalcites (Esper)

Vindplaatsen: Gdl: Drempt; Utr: Leusden; Fl: Lelystad;ZH: Berkel, Brielle, Dordrecht, Hoek van Holland, Hon

selersdijk, Naaldwijk, Oostvoome, Rockanje, Staeiduin,Vlaardingen, Waddinxveen; Lbg: Steijl, Tegelen.

In de jaren 1980 tot 1995 werd deze, in glas-tuinbouw soms schadelijke soort, ieder jaartalrijker waargenomen in het vrije veld, tot300 exemplaren in 1995. Dat hiervan eengroot deel uit kassen ontsnapte exemplarenkon betreffen werd aannemelijk doordat demeeste vindplaatsen zich in de buurt van glas-tuinbouw bevonden (zie fig. 2). Opmerkelijkis ook dat er nauwelijks exemplaren inZeeland werden gevonden, terwijl in deze pro-vincie vrijwel altijd de meeste trekvlindersworden aangetroffen. Toch waren er ook vindplaatsen ver van glastuinbouw verwijderd,waar C. chalcites nu en dan werd gevonden,meestal noordelijker dan het Westland. In1996 werden nog maar 24 vlinders gevangen,maar in de jaren daaropvolgend klommen dejaartotalen langzaam weer op. Zo ook in 1999:er werden in dit jaar 62 vlinders in het veld gevangen, meestal in lichtvallen. Ook nu blijkende meeste vindplaatsen weer gelegen in glas-tuinbouwgebieden, hoewel niet alle vondstenverklaard kunnen worden met ontsnapteexemplaren. Nieuw zijn bijvoorbeeld vind-

Page 12: Trekvlinders in 1999 (zestigste jaarverslag) ls (Lepidoptera) · vlinders, zodat tot eind September nog grote aantallen werden genoteerd. In de koele maand oktober namen de waarnemingen

228

plaatsen als Leusden (e^n exemplaar op 19augustus, H. Bosma) en Lelystad (twee exem-plaren op 6 September en een op 13 September,D. Doomheijn). De eerste waameming werdop 10juli gedaan te Berkel (C. de Veld), daar-na volgde vanaf de derde decade van juli eenconstante reeks van waamemingen die tot halfoktober duurde. De laatste twee exemplarenwerden op 12 en 16 oktober gezien te Tegelen(C. Ottenheijm). Er werden buiten de kassentwee rupsen gevonden: op 21 augustus teHoek van Holland en op 23 September teHonselersdijk (J. Scheffers).

Spodoptera exigua (Hiibner)

De aantallen van deze soort fluctueren in op-eenvolgende jaren nogal. In 1998 werden 14exemplaren waargenomen, in 1999 zijn dat erslechts drie. Altijd worden kleine aantallen ge-meld en meestal van vindplaatsen in het zuid-westen van ons land. De waamemingen werden kort achter elkaar gedaan: op 9 September te Oost Souburg (Zeeland, A. Baaijens),11 September te Rockanje (Zuid-Holland,P. Rooij) en ten slotte op 15 September te Honselersdijk (Zuid-Holland, J. Scheffers). Ookvan deze soort is bekend dat ze in de glastuin-bouw schade kan veroorzaken. Ontsnapteexemplaren kunnen natuurlijk niet van mi-granten worden onderscheiden en dat maakteen objectieve inventarisatie extra moeilijk.

Helicoverpa armigera (Hiibner)

Vindplaatsen: Fr: IJlst; NH: Zaandam; ZH: Naaldwijk,Rockanje; Zl: Kortgene, Veere, Wissenkerke; NB: Til-burg.

Nog niet eerder werden zoveel vlinders vandeze soort in het vrije veld gevangen als in1999: een totaal van tien exemplaren is een record. De eerste werd in IJlst genoteerd in deeerste decade van augustus (precieze datumonbekend, H. Bijl). De overige negen exemplaren werden vanaf de tweede helft van September tot half oktober waargenomen, dus ineen relatief korte tijd. Alleen al te Wissenkerke werden vijf vlinders geteld, waaronderook de laatste in de reeks, op 12 oktober

Ent. Ber., Amst. 60 (2000)

(Vlinder- en Libellenwerkgroep Zeeland).Bovendien werden nogal wat rupsen aange-troffen, veelal op snijbloemen, zoals anjers{Dianthiis spec.) en weigelia's (Weigelaspec.). Op deze planten, afkomstig van debloemenveiling in Naaldwijk en een plaatse-lijke bloemenwinkel, werden op 1 en 24 September in totaal 20 rupsen gevonden (H.Nagei). In het vrije veld worden in Nederlandgewoonlijk geen rupsen gevonden. Opmerke-lijk is dat ook in Denemarken een uitzonder-lijk groot aantal van H. armigera werd gezien(Vanholder, 1999). In dezelfde periode (rond23 September) werden zo'n 20 exemplaren ge-meld uit Oost-Denemarken. Uitgaande van detoen geldende weersituatie verondersteldeVanholder dat deze vermoedelijk uit het wes-ten afkomstig waren.

Mythimna vitellina (Hiibner)

Van deze zeldzame trekvlindersoort wordt

niet ieder jaar melding gemaakt. Na het re-cordjaar 1992 (negen exemplaren) werden alleen nog in 1993 en 1996 in beide jaren tweeexemplaren gezien. Dit jaar werd slechts eenexemplaar gevangen, op 30 September in delichtval van A. Baaijens te Oost Souburg (Zee-land).

Mythimna unipuncta (Haworth)

De laatste 12 jaar is deze zeldzame trekvlindervaker waargenomen dan in de periode tussen1940 en 1980. Het is bovendien voor het eerst

dat M. unipuncta nu, vanaf 1997, in drie ach-tereenvolgende jaren is gezien. Zoals altijd isook dit jaar het aantal erg klein. Er zijn slechtstwee exemplaren gezien, op 9 augustus teVoorschoten (Zuid-Holland, G. Wilmink) enop 14 augustus te Weesp (Noord-Holland, A.van Tuijl).

Peridroma saucia (Hiibner)

Met uitzondering van 1996, toen 77 exemplaren werden genoteerd, zijn de afgelopen 15jaar de jaartotalen erg laag. Ook in 1999 isslechts een klein aantal gezien. Het eerste

Page 13: Trekvlinders in 1999 (zestigste jaarverslag) ls (Lepidoptera) · vlinders, zodat tot eind September nog grote aantallen werden genoteerd. In de koele maand oktober namen de waarnemingen

Ent. Ber., Amst. 60 (2000)

exemplaar betrof wel een vertegenwoordigervan de in ons land zeldzame eerste generatieen werd op 8 juni te Kortgene gevangen in delichtval van J. van Vuure. Exemplaren van detweede generatie werden kort na elkaar waar-genomen: 7 September (Kortgene, J. vanVuure), 8 September (Wissenkerke, Vlinder-en Libellenwerkgroep Zeeland), 13 September(Oosthuizen, W. van Rooijen), 18 September(Veere, A. Baaijens), 27 September (Zwanen-water (Noord-Holland), J. Koster) en de laat-ste ruim een maand later op 5 november teApeldoom (J. Kerseboom). Deze laatste vind-plaats is bovendien afwijkend, omdat de vlin-ders meestal langs de kust worden waargeno-men.

Agrotis ipsilon (Hufnagel)

Vindplaatsen: Fr: Appelscha, Beetsterzwaag, Drachten,Katlijker Schar, Nij Beels; Ov; Gramsbergen, Ootmar-sum, Steenwijk; Gdl: Hatertse Vennen, Nijkerk, Twello;Utr: Bunnik; NH: Amsterdam, Bergen, Muiderberg, Oosthuizen, Weesp. Wijkermeerpolder; ZH: Nieuwe Tonge,Rotterdam; Zl: Kapelle, Kortgene, Oost Souburg, Veere,Vrouwenpolder; NB: Drimmelen, Drunen, Goirle,Haaren, Oirschot. Reuse!, Tilburg, Udenhout, Vessem;Lbg: Herkenbosch.

De jaartotalen kunnen bij de ipsilonuil enormfluctueren. In sommige jaren worden nog geen25 exemplaren geteld en in andere jaren, zoalsin 1989, meerdan 600. Het jaartotaal in 1999is met 337 vlinders boven gemiddeld. Van deeerste generatie werden slechts drie exemplaren gezien, de eerste reeds vroeg op 8 april teOost Souburg (A. Baaijens), gevolgd door eenexemplaar op 7 mei te Tilburg (H. Spijkers) enop 6 juni te Oosthuizen (W. van Rooijen). Eenvolgend exemplaar op 23 juni (Twello, J.Wolschrijn) behoorde waarschijnlijk tot detweede generatie, want kort erna volgde eenreeks van waamemingen die tot 10 oktoberaanhield, met een exemplaar te Drimmelen(H. Spijkers) en Kortgene (J. van Vuure). Hetis mogelijk dat zich hieronder ook vlindersvan een derde generatie bevonden. Twee late-re vangsten werden nog gedaan op 21 en 25oktober, respectievelijk te Oost Souburg (R.Joosse) en Tilburg (F. Post). Het hoogtepuntvan de tweede generatie werd bereikt op 21 en

229

22 augustus, waarop respectievelijk 22 en 33exemplaren werden gezien, waarvan alleen al29 stuks te Reusel (F. Post). In Noord-Brabantwerden met 198 de meeste exemplaren geteld,gevolgd door Friesland (53) en Zeeland (33).Alle overige provincies scoorden veel lager.Overigens valt het op dat de totalen merk-waardig over het land zijn verdeeld, wat ermogelijk op duidt dat de waargenomen aantallen van de zomergeneratie voomamelijk inons land opgegroeide vlinders betroffen, zon-der veel aanvulling van migranten.

Samenvatting

In 1999 werden in Nederland 24 soorten trekvlinders

waargenomen en in dit zestigste jaarverslag wordt eenoverzicht gegeven van de resultaten die door 148 vrijwil-ligers uit het hele land bij elkaar zijn gebracht. De ver-schillen per soort zijn groot, waarbij soms duidelijk grote-re aantallen dan normaal werden gezien. Vaak echter zijnde totalen matig tot zeer laag, een tendens die voor sommige soorten al enige jaren voortduurt. Opvallende waar-nemingen zijn die van Loxostege slicticalis, Diachrysiachryson, maar vooral Diasemiopsis rambiirialis, waarvanhet vierde exemplaar voor Nederland werd gemeld. Deatalanta {Vanessa atalanta) was uitzonderlijk talrijk, maiirook de oranje luzemevlinder {Colias croceus), Rhodome-tra sacraria, Helicoverpa annigera en de ipsilonuil{Agrolis ipsilon) zijn in bovengemiddelde aantallen geno-teerd. Heel wat slechter ging het met de koolmot {Plutellaxylostella), de distelvlinder {Vanessa cardui ) en ook nuweer Peridroina saucia. Bovendien worden een aantal

soorten besproken die niet tot de trekvlinders wordengerekend, maar worden beschouwd als (incidentele)zwervers en soorten die zich onlangs in ons land hebbengevestigd. Een zeer interessante vangst is het geranium-blauwtje {Cacyretis marshalli), een nieuwe soort voorNederland, waarvan nog onduidelijk is of dit een migrantbetreft of een adventief. De soort rukt echter in snel tem

po vanuit Afrika op naar het noorden. Voorlopig wordt zeals adventief beschouwd. De rouwmantel {Nymphalis an-tiopa) werd in aantal gezien en vermoedelijk betreffen ditalle migranten uit Polen of Duitsland. De soort prijkt(nog) niet op de lijst in label I, omdat de inheemse statusonduidelijk is. Die status is wel duidelijk voor het boswit-je {Leptidea sinapis), waarvan slechts een waarnemingbekend werd in Friesland, ver buiten de bekende popula-tie. Van het tijgerblauwtje {Lampides boeticus), welkemomenteel als zwerver wordt beschouwd in plaats vantrekvlinder, werd een ingevoerde rups gevonden in groen-ten en een veldwaameming gedaan van een vlinder. Totslot ontvingen we een nagekomen melding uit 1998 vaneen wolfsmelkpijlstaart (Hyles euphorbiae), gevonden opTexel.

Page 14: Trekvlinders in 1999 (zestigste jaarverslag) ls (Lepidoptera) · vlinders, zodat tot eind September nog grote aantallen werden genoteerd. In de koele maand oktober namen de waarnemingen

230

Literatuur

Baaijens, a., 1999. Opvallendc waarnemingen in 1999. -De T^euwse Prikkeheen 7(4): 23-26.

Koninkluk Nederlands Meteorologesch Instituut,

2000. Jaar 1999. - Jaaroverziclu van het weer in Ne-

(lerland 96{]3y. 1-10.Kuchlein, J. H. & R. de Vos, 1999. Geannoieerde naam-

lijsl van de Nederhmdse vlinders: 1-302. Backhuys,Leiden.

Palm, E., 1986. Nordcuropas pyralider. - DanmarksDyreliv 3: 1-287.

Ent. Ber., Amst. 60 (2000)

Slamka, F., 1995. Die Ziinslerfalter (Pyraloidea) Mittel-europas: 1-112. Prunella, Poprad-Tatry (Slowakia).

Smeets, G., 1997. Vlinders van de Sinl Pietersberg. -Vlinders 12(2); 9-12.

Vanholder, B., 1999. Cacyrcus marshalH ontgint nieuwebiotopcn. - Nieuwsbrief Belgisch Trekvlinderonder-zoek 13(1): 5-6.

Vos, R. DE, 1999. Trekvlinders in 1998 (negenvijftigstejaarvcrslag) (Lepidoptera). - Entonwlogische Bench-ten, Amsterdam 59: 173-185.

Geaccepteerd 21.ix.2000.