Programmaboekje Shakespeare and Songs

28

description

HVE

Transcript of Programmaboekje Shakespeare and Songs

Page 1: Programmaboekje Shakespeare and Songs
Page 2: Programmaboekje Shakespeare and Songs

1

SONGS AND SHAKESPEARE Frank Delius (1862-1934) To be sung of a summernight on the water deel 1

Benjamin Britten (1913-1976) uit A.M.D.G.: 1. Prayer I 2. Rosa Mystica 6. The Soldier 7. Heaven-Haven

Ralph Vaughan Williams (1872-1958) Three Shakespeare Songs 1. Full Fathom Five 2. The Cloud-Capp’d Towers 3. Over Hill, Over Dale SOPRAAN EN LUIT: John Dowland (1563-1626) Come again, sweet love does now invite Flow my tears Wilt thou unkind thus reave me?

Frank Martin (1890-1974) Songs of Ariel: 1. Come Unto This Yellow Sands 2. Full Fathom Five 3. Before You Can Say ‘Come’ And ‘Go’ 4. You Are Three Men Of Sin 5. Where The Bee Sucks, There Suck I SOPRAAN EN LUIT: Philip Rosseter (1567-1623) When Laura smiles John Dowland Mrs. Dowland’s midnight (luitsolo) Come heavy sleep Thomas Morley (1557-1602) It was a Lover and his Lass

Benjamin Britten Five Flower Songs: 1. To Daffodills 2. The Succession of the Four Sweet Months 3. Marsh Flowers 4. The Evening Primrose 5. Ballad of Green Broom

Philip Glass (1937) Songs for capella: There are Some Men Quand les Hommes Vivront d’Amour Pierre de Soleil

Page 3: Programmaboekje Shakespeare and Songs

2

Toelichting programma

Wie wil er niet betoverd worden door de klanken van Ariel: een luchtgeest die de natuur hoorbaar maakt? Onder water klinken klokken; in de lucht zoemen bijen en daartussen zingt de wind.

In dit programma staan koorwerken van Frank Martin en Vaughan Williams op teksten van William Shakespeare (1564-1616) centraal. Shakespeare laat zijn personages veelvuldig liederen zingen, maar de melodieën ervan zijn niet bewaard gebleven. Van een aantal liederen staat wel vast dat het om nieuw gecomponeerde melodieën gaat, bijvoorbeeld van Thomas Morley It was a lover and his lass, dat vanmiddag zal klinken.

Het toneelstuk The Tempest bevat meer muziek dan welk ander toneelstuk van Shakespeare ook, omdat de luchtgeest Ariel daarvan de aangever is. Hij is onzichtbaar als lucht: adem, tocht, bries, windstoot, fluistering en woord, maar bovenal geluid en muziek. Muziek is lucht die trilt. Ariel zorgt letterlijk voor de geluidseffecten. De naam Ariel verwijst mogelijk naar een van de Griekse Harpijen ‘Aëllo’, wat ‘snelle storm’ betekent. Als een geest van vergelding is Ariel in dienst van Prospero. Dan verwijst de naam ook naar de engel ‘Uriel’, in het Hebreeuws ‘leeuw van God’. 1

The Tempest is een bron van inspiratie voor componisten, zo ook voor Vaughan Williams en Martin. In dit concert hoort u twee versies van het hetzelfde lied Full fathom five, dat de luchtgeest Ariel in The Tempest zingt, in de gedaante van een zeemeermin.

Als afwisseling, maar ook om de tijd van Shakespeare op te roepen, zal het duo Mignaco/MarÍn bekende en minder bekende liederen uit de 17e/18e eeuw ten gehore brengen, waarvan één op tekst van Shakespeare zelf.

Verder staat ook de componist Benjamin Britten centraal, wiens honderdste geboortejaar we dit jaar vieren. Van hem laten we de bekende Flower Songs horen en enkele gezangen uit de minder bekende cyclus A.M.D.G. die pas na zijn dood is uitgegeven.

Als zomerse luchtigheid ‘verpakken’ we dit concert met een vocalise van Delius en makkelijk in het gehoor liggende, ‘minimalistische’ muziek van Philip Glass.

1 Bron: Toneelroep De Appel Den Haag

Page 4: Programmaboekje Shakespeare and Songs

3

Frederick (Fritz) Theodor Albert Delius (1862 –1934) Delius was een Brits componist. ‘It is only that which cannot be expressed otherwise,’ schreef Delius, ‘that is worth expressing in music.’ Deze opvatting weerspiegelt zijn individualistische, romantische stijl die al merkbaar is in de tekstloze koorvocalise van 1917, waarvan de première in 1920 plaatsvond. To be sung on a summer’s night on the water is een compositie van twee gebundelde a-cappellaliedjes, die een zomerse sfeer hebben en zeer licht klinken. De vocalises zijn tekstloos: de meest voorkomende klank is ‘uh’, voorgeschreven door Delius. Hij gaf de stukjes geen naam: het eerste deel (Lento ma non troppo) is een gedroomde idylle met een rijke chromatiek die impressionistisch aandoet.

Benjamin Britten (1913-1976)

Honderd jaar geleden werd Britten geboren in Lowestoft (Engeland), op 22 november, de naamdag van St. Cecilia, patrones van de musici. Zijn moeder, amateur-pianiste en zangeres, moedigt haar jonge zoon aan te componeren. Naast Bach, Beethoven en Brahms, zou hij de vierde ‘B’ moeten worden. Hij krijgt piano- en vioolles, verwerft kennis en doet ervaring op bij Frank Bridge en Arthur Benjamin. Al die tijd beschermt en begeleidt zijn moeder hem.

De tenor Peter Pears ontmoet Britten in 1937, met wie hij vanaf 1939 samenwoont. Hij en Elizabeth Mayer nemen de beschermende rol van Brittens moeder over. In 1939 vertrekken Britten en Pears naar de V.S. De reden hiervoor is o.a. het feit dat de nazi’s steeds meer terrein winnen en hij overtuigd pacifist is. In 1942 keert Britten terug naar Engeland. Tijdens deze reis schrijft hij zijn Hymn to Saint Cecilia, op teksten van Auden, en A Ceremony of Carols. In 1945 wordt zijn opera Peter Grimes succesvol uitgevoerd. In deze opera, en ook in alle andere, wil hij laten zien hoe onschuld een prooi voor geweld kan zijn; een outsider een prooi voor de maatschappij. Buitenlandse operahuizen halen hem vanaf dat moment binnen.

Britten zelf is leermeester van velen. Zo richt hij in 1947 The English Opera Group op. Een jaar later richt hij het Aldeburgh Festival op. Ook is Britten actief als dirigent en als pianist, onder andere als vaste begeleider van zijn levenspartner. Hij schrijft muziek voor zeer uiteenlopende genres. Zijn oeuvre reikt van vocale muziek en opera's via orkest- en filmmuziek tot religieuze muziek en kamermuziek. Met traditionele middelen schrijft hij amusante, ontroerende maar ook indringende muziek.

Page 5: Programmaboekje Shakespeare and Songs

4

Achtergrond A.M.D.G., op teksten van G.M. Hopkins Deze zevendelige cyclus is gecomponeerd in schetsmatige vorm, kort na zijn aankomst in Amerika in 1939, en is bestemd om in London ten gehore te worden gebracht door de groep van Peter Pears ‘Round Table Singers’ in november 1939. De uitbraak van de Tweede Wereldoorlog verhindert Britten en Pears op tijd terug te keren voor de première in Europa, waardoor ze enkele jaren in Amerika verblijven. Het vervolmaken van A.M.D.G. lijkt Britten te hebben opgegeven, hoewel nr. 1, 2, 5 en 7 toch onofficieel zijn uitgevoerd in een kleine kring van solozangers. Het is moeilijk te achterhalen wat de eigenlijke reden is waarom hij deze cyclus A.M.D.G. terugtrekt. Technisch moeilijk uitvoerbaar? Gedurende zijn leven heeft hij dit werk nooit uitgevoerd gehoord. De eerste uitvoering van de complete A.M.D.G. is pas in 1984, terwijl de volledige partituur in 1989 het daglicht ziet. 2 Gerard Manley Hopkins (1844-1889), onopgemerkt in zijn tijd, wordt tegenwoordig beschouwd als een van de drie grootste dichters van de 19e eeuw, omdat hij romantische verbeelding koppelt aan modern, onconventioneel woord- en zinsgebruik, in een unieke ritmische stijl (‘sprungrhytm’). Op zijn 24e verruilt Hopkins de Anglicaanse Kerk voor de Rooms Katholieke; later wordt hij priester/Jezuïet. Het motto van de Jezuïeten is tevens de titel van de cyclus A.M.D.G. Uit zijn poëzie spreekt een intens gevoel voor natuur en een extatisch ervaren van haar goddelijke oorsprong. Na 1875 schrijft hij vooral diepgevoelde religieuze poëzie. A.M.D.G., op zeven gedichten van G.M. Hopkins (1939)3 - In het eerste deel Prayer 1 leeft de componist zich uit in rijke, iets dissonante harmonieën, die zich sterk onderscheiden van de wat soberder delen van A.M.D.G.

1. PRAYER 1 Jesu that dost in Mary dwell Be in thy servants’ hearts as well, In the spirit of thy holiness, In the fullness of thy force and stress, In the very ways that thy life goes And virtues that thy pattern shows,

2 Bron: Mervyn Cook 3 De titel staat voor het motto van de Jezuïeten: Ad majorem Dei gloriam (Tot eer en meerdere glorie van God).

Page 6: Programmaboekje Shakespeare and Songs

5

In sharing of thy mysteries; And every power in us that is Against that power put under feet In the Holy Ghost the Paraclete* Heilige Geest, Trooster To the glory of the Father. Amen. - Deel 2, Rosa mystica, is gecomponeerd in een wals-ritme, waarin de vrouwenstemmen de tekst zingen in parallelle tertsen, terwijl de mannen een ‘bourdon’ laten horen van steeds terugkerende tonen en ritmes. Met name ‘Mother of mine’ is een intrigerend, bijna bezwerend motief. De tekst verwijst naar Maria, gesymboliseerd door de mysterieuze roos, de mooiste van alle bloemen die, ondanks haar schoonheid, verborgen blijft. In een vraag- en antwoordspel wordt duidelijk dat de bloesem van de stamboom/het kruishout de Christusfiguur is: de belichaming van de liefde. 2. ROSA MYSTICA* symbool voor Maria (RK) `The Rose is a mystery'- where is it found? Is it anything true? Does it grow on the ground? It was made of the earth's mould, but it went from men's eyes, And its place is a secret, and shut in the skies. In the Gardens of God, in the daylight divine Find me a place by thee, Mother of mine. But where was it formerly? Which is the spot That was blest in it once, though now it is not? It is Galilee's growth; it grew at God's will and broke into bloom upon Nazareth Hill. In the Gardens of God, in the daylight divine I shall look on thy loveliness, Mother of mine. What was its season, then? How long ago? When was the summer that saw the Bud blow? Two thousands of years are near upon past Since its birth, and its bloom, and its breathing its last. In the Gardens of God, in the daylight divine I shall keep time with thee, Mother of mine.

Page 7: Programmaboekje Shakespeare and Songs

6

Tell me the name now, tell me its name: The heart guesses easily, is it the same? Mary, the Virgin, well the heart knows, She is the Mystery, she is that Rose. In the Gardens of God, in the daylight divine I shall come home to thee, Mother of mine.

Is Mary that Rose, then? Mary, the Tree? But the Blossom, the Blossom there, who can it be? Who can her Rose be? It could be but One: Christ Jesus, our Lord - her God and her Son. In the Gardens of God, in the daylight divine Shew me thy son, Mother, Mother of mine. ((What was the colour of that Blossom bright? * Deze strofen zijn niet door Britten White to begin with, immaculate white. gebruikt But what a wild flush on the flakes of it stood, When the Rose ran in crimsonings down the Cross-wood. In the Gardens of God, in the daylight divine I shall worship the Wounds with thee, Mother of mine. How many leaves had it? Five they were then, Five like the senses, and members of men; Five is the number by nature, but now They multiply, multiply, who can tell how. In the Gardens of God, in the daylight divine Make me a leaf in thee, Mother of mine.)) Does it smell sweet, too, in that holy place? Sweet unto God, and the sweetness is grace; The breath of it bathes the great heaven above, In grace that is charity, grace that is love. To thy breast, to thy rest, to thy glory divine Draw me by charity, Mother of mine.

- Het op een strijdlied lijkend deel 6, The soldier, gezongen in marstempo, wordt gedomineerd door het interval van de terts. In dit sonnet symboliseert de (Victoriaans geklede) soldaat iedere mens, gekneed uit broze klei. Door net als Christus uit liefde dienend of opofferend te leven en te lijden, ontstijgt de soldaat/de mens het aardse en verdient hij alle waardigheid.

Page 8: Programmaboekje Shakespeare and Songs

7

6. THE SOLDIER Yes. Why do we áll, seeing of a soldier, bless him? Bless Our redcoats, our tars? Both these being, the greater part, But frail clay, nay but foul clay. Here it is: the heart, Since, proud, it calls the calling manly, gives a guess That, hopes that, makes-believe, the men must be no less; It fancies, feigns, deems, dears the artist after his art; And fain will find as sterling all as all is smart, And scarlet wear the spirit of wár thére express.

Mark Christ our King. He knows war, served this soldiering through; He of all can handle a rope best. There he bides in bliss Now, and séeing somewhére some mán do all that man can do, For love he leans forth, needs his neck must fall on, kiss, And cry 'O Christ-done deed! So God-made-flesh does too: Were I come o'er again' cries Christ 'it should be this'.

- Het laatste deel 7, Heaven-Haven, gebaseerd op één van Hopkins vroegste gedichten, is van grote muzikale eenvoud en daarom zo bijzonder. Dit gedicht is een gebed van iemand die het klooster ingaat. Er ontstaat een spanning tussen het verlangen ergens te zijn waar geen kou en geweld (uit de lucht/hemel) is, en de vraag ergens te mogen zijn, waar je beschut bent (haven) tegen de kracht en beweging van de zee. Tussen de strofes staat de zin over de bloeiende lelies, die door de levengevende bron niet zullen verdrogen. Zoals de woorden ‘Heaven’ en ‘Haven’ in klank op elkaar lijken en verwijzen naar resp. de eerste en tweede strofe, zo is ook de muziek gecomponeerd: eerst zingen de vrouwen een muzikale frase in majeur; daarna dezelfde frase door de mannen, maar dan in mineur. En dit alles zeer zacht gezongen, als een onuitgesproken wens. 7. HEAVEN-HAVEN ((A nun takes the veil ))* -de sluier aannemen; het klooster ingaan -niet door Britten gebruikt I have desired to go Where springs not fail*, opraken, verzwakken To fields where flies no sharp and sided hail* hagel And a few lilies blow.

And I have asked to be Where no storms come, Where the green swell is in the havens dumb,* verstomd

And out of the swing of the sea.

Page 9: Programmaboekje Shakespeare and Songs

8

Ralph Vaughan Williams (1872-1958) De Britse componist Vaughan Williams werd geboren in Down Ampney in Gloucestershire. Hij was zeer actief binnen de muziekwereld: (compositie-)leraar, uitgever, koordirigent en verzamelaar van volksliederen. Vaughan Williams was een belangrijk persoon in het Engelse muzikaal nationalisme. De Engelse traditie ziet hem als opvolger van Parry en Stanford en van componisten als Elgar en Delius. Anderen plaatsen hem daarnaast ook in een kosmopolitische traditie met Debussy en Ravel, van wie hij rond 1908 leerde ‘schilderen met muziek’, hoewel hij zelf deze invloed ontkende. De werken die Ralph Vaughan Williams schreef, zijn zeer Engels, maar bovenal zeer persoonlijk en vloeiend melodieus. Naast belangstelling voor volksliederen, vaak gebaseerd op dorische en mixolydische toonladders, had hij ook interesse in de Britse renaissance (Shakespeare) en -muziek. Samen beïnvloedden zij zijn compositiestijl. Vanaf 1953 schreef hij zeer veel stukken voor koor, waaronder deze Shakespeare Songs die wonderen van samengebalde expressie zijn. THREE SHAKESPEARE SONGS (1951)

- Het eerste deel, Full fathom five, verbeeldt de griezelige, onderaardse (doods-) klokken die een requiem laten klinken voor de dode mariniers. De tekst is getoonzet in vreemde harmonieën die het beeld van de ‘sea change’ benadrukken. Ariel zingt dit lied in de gedaante van een zeemeermin, en richt zich tot de jonge Ferdinand die treurt om zijn verloren gewaande vader. Voor een korte samenvatting van The Tempest: zie pagina 12. 1. FULL FATHOM FIVE [Ding, ding, ding, ding dong bell]* Full fathom five thy father lies, Of his bones are coral made; Those are pearls that were his eyes: Nothing of him that doth fade, But doth suffer a sea-change Into something rich and strange. Sea-nymphs hourly ring his knell: Ding-dong. Hark! now I hear them, - ding-dong bell.

Tekst: William Shakespeare, uit The Tempest, Act I, Sc. II.

* toegevoegd door Vaughan Williams Ruim vijf vadem diep ligt uw vader. Van zijn beenderen is koraal gemaakt. Dat zijn parels die zijn ogen waren. Niets van hem verdwijnt, Het ondergaat slechts een grote verandering in iets rijks en vreemds. Zeenimfen luiden elk huur zijn doodsklok: ding-dong. Luister! Nu hoor ik ze: ding, dong, bel.

Vert. P. Nieuwint

Page 10: Programmaboekje Shakespeare and Songs

9

- In deel 2 spreekt Prospero, en het opent met zwevende akkoorden, muzikaal verwijzend naar de betoverde, in de lucht drijvende kastelen. Uiteindelijk wordt het menselijk bestaan teruggebracht tot niets, wat verbeeld is in een stil, impressionistisch akkoordengezang.

2. THE CLOUD CAPP’D TOWERS The cloud-capp'd towers, the gorgeous palaces, The solemn temples, the great globe itself, Yea, all which it inherit, shall dissolve, And, like this insubstantial pageant faded, Leave not a rack behind: We are such stuff As dreams are made on, and our little life Is rounded with a sleep.

uit The Tempest, Act IV, Sc. I

De door wolken bedekte torens, de schitterende paleizen, De statige tempels, de grote aardbol zelf, ja, alles wat die erft, zal in het niet verdwijnen, En, vervaagd zoals deze onbenullige vertoning, geen ribbe achterlaten. Wij zijn als de stof Waar dromen van gemaakt worden; en ons korte leven wordt afgerond door een slaap.

Vert. P. Nieuwint

- Deze stemming wordt weggeblazen in het derde deel door Puck, een personage uit een ander toneelstuk, in een lichtvoetig scherzo, zo vlug als Puck zelf.

3. OVER HILL, OVER DALE Over hill, over dale, Thorough bush, thorough briar, Over park, over pale, Thorough flood, thorough fire I do wander everywhere. Swifter than the moonè's sphere; And I serve the fairy queen, To dew her orbs upon the green. The cowslips tall her pensioners be; In their gold coats spots you see; Those be rubies, fairy favours, In those freckles live their savours: I must go seek some dew-drops here, And hang a pearl in every cowslip's ear.

uit A Midsummer Night’s Dream, Act II, Sc. 1

Door berg en dal, door bosje en braamstruik, Door park en perk, door water en vuur, Overal dwaal ik Sneller dan de bol van de maan; En ik dien de elvenkoningin, om haar rondingen op het gras te bedauwen. De grote sleutelbloemen zijn haar lijfwachten; op hun gouden jassen zie je vlekjes; dat zijn robijnen, elvengunsten. In die sproeten vertoeven hun geuren: Ik moet hier wat dauwdruppels zoeken, En een parel in de lus van elke sleutel-bloem hangen.

Vert. P. Nieuwint

Page 11: Programmaboekje Shakespeare and Songs

John Dowland (1563-1626) In Dowland’s tijd was melancholieke muziek in zwang en hij was er een belangrijke exponent van. Zij bekendste werk is het lied "Flow my tears", waar ook verschillende instrumentale versies van bestaan. Deze werken werden zeer populair in het West-Europa van de 17e eeuw. Zijn muziek had een belangrijke invloed op de ontwikkeling van het kunstzinnige lied. COME AGAIN Come again! sweet love doth now invite Thy graces that refrain To do me due delight, To see, to hear, to touch, to kiss, to die, With thee again in sweetest sympathy.

All the day the sun that lends me shine By frowns do cause me pine And feeds me with delay; Her smiles, my springs that makes my joy to grow, Her frowns the Winters of my woe.

All the night my sleeps are full of dreams, My eyes are full of streams. My heart takes no delight To see the fruits and joys that some do find And mark the storms are me assign'd.

Gentle Love, draw forth thy wounding dart, Thou canst not pierce her heart; For I, that do approve By sighs and tears more hot than are thy shafts Did tempt while she for triumph laughs. FLOW, MY TEARS Flow, my tears, fall from your springs! Exiled for ever, let me mourn; Where night's black bird her sad infamy sings, There let me live forlorn.

Page 12: Programmaboekje Shakespeare and Songs

11

Down vain lights, shine you no more! No nights are dark enough for those That in despair their last fortunes deplore. Light doth but shame disclose. Never may my woes be relieved, Since pity is fled; And tears and sighs and groans my weary days Of all joys have deprived.

From the highest spire of contentment My fortune is thrown; And fear and grief and pain for my deserts Are my hopes, since hope is gone.

Hark! you shadows that in darkness dwell, Learn to contemn light Happy, happy they that in hell Feel not the world's despite.

WILT THOU UNKIND THUS REAVE ME Wilt thou unkind thus reave me Of my heart, of my heart, And so leave me, and so leave me?

Farewell! Farewell! But yet or e'er I part, O cruel, Kiss me, sweet, kiss me, sweet, sweet my jewel.

Hope by disdain grows cheerless, Fear doth love, love doth fear Beauty peerless, beauty peerless.

Farewell! Farewell! ….

True love cannot be changed Though delight from desert Be estranged, be estranged. Farewell! Farewell!….

Page 13: Programmaboekje Shakespeare and Songs

12

Frank Martin (1890–1974) Martin was een Zwitserse componist die al op jonge leeftijd begon met componeren. Toen hij twaalf was werd hij gegrepen door een uitvoering van de Matthäus Passion van Bach. Daarnaast waren Wagner en Franck zijn favoriete componisten. Opgroeiend in het conservatieve Genève maakte hij pas veel later kennis met hedendaagse componisten als Debussy en Stravinsky. Vanaf 1946 woonde Martin in Nederland. De Songs of Ariel schreef Martin in 1950 op verzoek van Felix de Nobel, dirigent van het Nederlands Kamerkoor, aan wie het werk ook werd opgedragen. De teksten bestaan uit vijf gedichten uit The Tempest van Shakespeare, gesproken door de luchtgeest Ariel.

Samenvatting van De storm

Prospero, de verbannen hertog van Milaan, woont samen met zijn dochter Miranda op een eiland. Hij is twaalf jaar geleden door zijn broer Antonio en de koning van Napels, Alonso, weggejaagd uit Milaan. Nu gebruikt Prospero zijn toverkracht om te heersen over het eiland en de wezens die daar wonen: de ‘wilde’ Caliban en de (goede) luchtgeest Ariel, die ooit vrij zal zijn als hij zijn meester gehoorzaamt. (lied 3 en 5)

Het hele stuk door heeft Prospero de touwtjes in handen. Hij is ook op de hoogte van alle complotten die de drenkelingen tegen hem smeden doordat de onzichtbare geest Ariel voor hem spioneert. Ze zijn machteloze marionetten in het spel dat Prospero bedacht heeft. Na twaalf jaar studie is hij klaar om zijn vijanden te verslaan

Op een dag vaart, door het lot bepaald, het schip van Alonso met zijn hofhouding langs het eiland. Prospero laat het schip met behulp van Ariel en zijn toverkracht vergaan in een storm. De schipbreukelingen zijn o.a. de koning van Napels, zijn zoon Ferdinand en Prospero’s gewraakte broer Antonio. Ze spoelen aan op verschillende delen van het eiland. (lied 1 en 2) Twee geplande aanslagen op Prospero mislukken. Ariel herinnert de boosdoeners aan het vreselijke onrecht dat zij Prospero hebben aangedaan. (lied 4 ) Antonio, de valse broer, krijgt oprecht berouw en in een laatste samenkomst vergeeft Prospero alle boosdoeners. Ook de verdronken gewaande Ferdinand komt op de proppen, die zijn vader Alonso weer in de armen sluit. Voordat Prospero het eiland verlaat, maakt hij zijn belofte waar de goede geest Ariel vrij te laten (lied 5). Prospero begraaft zijn toverboeken. Nadat hij zich verzoend heeft met zijn broer Antonio en de koning van Napels, kan hij terugkeren naar zijn geboorteland.

Page 14: Programmaboekje Shakespeare and Songs

13

SONGS OF ARIEL FROM SHAKESPEARE’S THE TEMPEST (1950)

- Lied 1: met muziek en liederen lokt Ariel de aangespoelde jonge Ferdinand (zoon van Alonso) naar de afgesproken plaats op het strand. Alles wordt in gereedheid gebracht voor een ontmoeting tussen Miranda (dochter van Prospero) en Ferdinand. 1. COME UNTO THIS YELLOW SANDS

Come unto these yellow sands, And then take hands; Curtsied when you have and kissed, The wild waves whist, Foot it featly here and there; And, sweet sprites, the burden bear. Hark, Hark! Bow-wow. The watchdogs bark. Bow-wow. Hark, Hark! I hear The strain of strutting chanticleer Cry, cock-a-diddle-dow.

Uit The Tempest, Act I, Sc. II

Reik hier op het blonde strand Elkaar de hand: Dans en speel en kus vrij-uit: - De zee wist uit: Morgen zelfs geen voetindruk: Elvenzang schraagt uw geluk. Hoor, hoor! De dag breekt door, De morgen breekt aan, De waakhond slaat aan, Kukeleku! roept de haan.-

vert. Martinus Nijhoff

- De boodschap van Ariels tweede lied zal door Ferdinand niet misverstaan worden, verwijzend naar zijn vaders dood. In de gedaante van een zeemeermin spreekt Ariel de jongen aan, wanneer die treurt om zijn verloren gewaande vader. 2. FULL FATHOM FIVE

Full fathom five thy father lies; Of his bones are coral made; Those are pearls that were his eyes: Nothing of him that doth fade But suffer a sea-change Into something rich and strange. Sea-nymphs hourly ring his knell: Ding-dong. Hark! now I hear them- Ding-dong, bell.

Uit The Tempest, Act I, Sc. II

Vijf vaam diep ligt je vader in zee, Maar in zee gaat niets verloren: Zijn oog wordt een parel, zijn rib wordt koraal, En schelpen worden zijn oren: Zo wordt alles aan hem voltooid En tot een ding van de zee vermooid. Aanhoudend luiden de zeemeerminnen Zijn doodsklok. -Ding, dong.- Hoor, ze beginnen. Ding –Dong-bell.

Vert. Martinus Nijhoff

Page 15: Programmaboekje Shakespeare and Songs

14

- Lied 3 geeft de meester-slaafverhouding aan tussen Prospero en Ariel, maar ook laat Shakespeare zien hoe Ariel als een soort toneelmeester een spel maakt waar Prospero om vraagt: de wereld van de illusie. 3. BEFORE YOU CAN SAY ‘COME’ AND ‘GO’ Before you can say ‘Come’ and ‘Go’, And breathe twice, and cry ‘So, so’, Each one, tripping on his toe, Will be here with mop and mow. Do you love me, master? No?

Uit The Tempest, Act IV, Sc. I

Voordat u ‘kom’ geroepen hebt; voordat u dan weer adem schept; voordat u zeggen kunt ‘ga, ga; ‘ en dan opnieuw weer ademt ‘ah’ is de groep al heel dichtbij. Meester - houdt u nog van mij?

Vert. Toneelgroep De Appel (Prospero: Met heel mijn ziel Ariel. En kom niet op voor je je wacht hoort.)

- In het vierde en tevens het langste lied (uit het middelste van de vijf bedrijven) komt de dreiging ten volle tot uitdrukking. Prospero heeft de drie tegenspelers letterlijk in zijn macht wanneer hij ze via Ariel confronteert met hun misdaad. 4. YOU ARE THREE MEN OF SIN

You are three men of sin, whom destiny – That hath to instrument this lower world And what is in’t – the never-surfeited sea Hath caused to belch up you, and on this island, Where man doth not inhabit, you ‘mongst men Being most unfit to live, I have made you mad; And even which suchlike valor men hang and drown Their proper selves. You fools: I and my fellows Are ministers of Fate. The elements,

Jullie zijn drie zondaars. Het lot [dat zich bedient van deze lage wereld En wat daar leeft] beval de nooit verzadigde zee jullie weer uit te spugen hier op dit eiland, onbewoond, want jullie zijn het niet waard te leven onder mensen. Ik maak jullie gek! Drijf jullie in het nauw, tot jullie jezelf verhangen of verdrinken. Dwazen! Ik en mijn maten zijn gezonden door het noodlot. Het staal van jullie zwaarden

Page 16: Programmaboekje Shakespeare and Songs

15

Of whom your swords are tempered, may as well Wound the loud winds, or with bemocked-at stabs Kill the still-closing waters, as diminish One dowl that’s in my plume. My fellow ministers Are like invulnerable. If you could hurt, Your swords are now too massy for your strengths And will not be uplifted. But remember [For that’s my business to you] that you three From Milan did supplant good Prospero; Exposed unto the sea, which hath requite it, Him and his innocent child; for which foul deed The pow’rs, delaying, not forgetting, have incensed the seas and shores, yea, all the creatures, Against your peace. Thee of thy son, Alonso, They have bereft; and do pronounce by me Lingering perdition [worse than any death Can be at once] shall step by step attend You and your ways; whose wraths to guard you from, Which here, in this most desolate isle, else falls upon your heads, is nothing but heart’s sorrow, And a clear life ensuing.

Uit The Tempest, Act III, Sc. III

zal nog eerder de storm verwonden, of een gat steken in de golven van de zee dan dat het van mijn vleugels één veertje krenkt. Ik ben onkwetsbaar. Die wapens zijn voor jullie veel te zwaar. Je kunt ze niet meer tillen.

Maar herinner je - want daarvoor kom ik hier – hoe jullie drieën Prospero hebben verdreven uit Milaan en hem en zijn onschuldig kind prijsgaven aan de zee die nu heeft wraakgenomen. Want voor die laffe daad hebben de hogere machten, die soms uitstellen maar nooit vergeten, nu alle zeeën, stranden, ja, alle schepsels tegen jullie opgehitst. Om jullie hier de oorlog te verklaren. Alonso, jij bent al van je zoon beroofd maar ik voorspel je, een slopende aftakeling - veel erger dan een plotselinge dood - zal je stap voor stap volgen en dat niets baat tegen de wraak die zich voltrekt, hier op dit verlaten eiland, dan berouw en een gelouterd hart

Vert. Toneelgroep De Appel

Page 17: Programmaboekje Shakespeare and Songs

- Na berouw en verzoening in het vijfde bedrijf is de rol van Ariel eindelijk uitgespeeld en herkrijgt hij zijn vrijheid om terug te keren naar de elementen. Lied 5 is van een speelse blijheid, met of zonder bijen. 5. WHERE THE BEE SUCKS, THERE SUCK I Where the bee sucks, there suck I Met de bijen meegegaan In a cowslip ́s bell4 I lie Sluimer ‘k in een gentiaan, There I couch when owls do cry. Zwier, als de uilen krassen gaan On the bat ́s back I do fly Op een vleermuis daarvandaan, After summer merrily. Achter ‘t zomerzonlicht aan; Merrily, merrily shall I live now Zwierend en zwevend gaat Under the blossom voortaan mijn spoor that hangs on the bough. De bevende bloesems der boomgaarden door.

Uit The Tempest, Act V, Sc. I vert. Martinus Nijhoff (1930) Philip Rosseter (1567-1623) WHEN LAURA SMILES When Laura smiles her sight revives both night and day, The earth and heav'n views with delight her wanton play And her speech with everflowing music doth repair, The cruel wounds of sorrow and untam'd despair. See where the sprites that remain in fleeting air, Affect for pastime to untwine her tressed hair, And the birds think sweet Aurora Morning's queen doth shine From her bright sphere when Laura shows her looks divine. Diana's eye's are not adorned with greater power Than Laura's, when she lifts awhile for sport to lure. But when she her eyes encloseth, blindness doth appear The chiefest grace of beauty sweetly seated there. Love hath no fire but what he steals from her bright eyes. Time hath no power but that which in her pleasure lies. For her with her divine beauties all the world subdues, And fills with heavenly spirits my humble Muse.

4 Cowslip’s bell: wilde primula, klokvormig

Page 18: Programmaboekje Shakespeare and Songs

17

John Dowland (1563-1626)

COME, HEAVY SLEEP Come, heavy sleep, the image of true death; And close up these my weary weeping eyes: Whose spring of tears doth stop my vital breath, And tears my heart with sorrow's sigh-swoll'n cries: Come and poses my tired thoughtworn soul, That living dies, till thou on me be stole.

Come shadow of my end, and shape of rest, Allied to death, child to his black-fac'd night: Come thou and charm these rebels in my breast, Whose waking fancies do my mind affright. O come sweet sleep, come or I die for ever, Come ere my last sleep comes, or come never.

Thomas Morley (1557-1602)

IT WAS A LOVER AND HIS LASS uit Shakespeare: As you like it, Act 5, Sc. III It was a lover and his lass, With a hey, and a ho, and a hey nonino, That o’er the green corn-field did pass With a hey, and a ho, and a hey nonino, In the spring time, the only pretty ring time, When birds do sing, Hey ding a ding, ding: Sweet lovers love the spring.

Between the acres of the rye, With a hey, and a ho, and a hey nonino, These pretty country folks would lie, With a hey, and a ho, and a hey nonino, In the spring time, the only pretty ring time, When birds do sing, Hey ding a ding, ding: Sweet lovers love the spring.

Then pretty lovers take the time, With a hey, and a ho, and a hey nonino, For love is crowned with the prime With a hey, and a ho, and a hey nonino, In the spring time, the only pretty ring time, When birds do sing, Hey ding a ding, ding: Sweet lovers love the spring.

Page 19: Programmaboekje Shakespeare and Songs

18

Benjamin Britten (1913-1976)

De Flower Songs waren een geschenk voor de zilveren bruiloft van Leonard en Dorothy Elmhirst. Omdat het echtpaar erg gesteld was op botaniseren, koos Britten vijf verschillende natuurgedichten van enkele van zijn favoriete victoriaanse natuurdichters. “His music is not always directly and immediately open; the emotions lie inside, so gentle, so lyrical, and yet so powerful as it reaches the heart of the listener,” zegt Britten's vriend Mstislav Rostropovich. FIVE FLOWER SONGS, opus 47, no. 1 (1950)

De dichter van het eerste lied, Robert Herrick (1591-1674), schrijft pastorale poëzie waarin erotiek centraal staat. Net als vergankelijke vlinders en bloemen moeten jonge geliefden hun korte momenten van vreugde pakken en de rijkdom van het menselijk leven vieren, tegen de achtergrond van de dood, verbeeld door de kou en wind.

1. TO DAFFODILS Aan narcissen

Fair daffodils, we weep to see You haste away so soon. As yet the early rising sun Has not attained his noon Stay, stay, Until the hasting day Has run But to evensong; And having prayed together, we Will go with you along. We have short time to stay, as you. We have as short a Spring; As quick a growth to meet decay, As you, or any thing We die, As your hours do, and dry Away Like to the Summer's rain; Or as the pearls of morning's dew Ne'er to be found again!

Tekst: Robert Herrick

Schone narcissen, wij wenen als wij zien Dat jullie verdwijnen met zoveel spoed: Vooralsnog is de vroeg rijzende zon Nog niet op het punt van hoogste gloed Blijf, blijf, Totdat de voortsnellende dag Gerend is Tot de vespertijd En als we samen gebeden hebben gaan we mee met jullie in verbondenheid. Wij blijven hier maar kort, als jullie. Zo kort als ons voorjaar; Van onze groei tot ons verval, Als die van jullie daar Wij sterven, Als jullie uren doen, en drogen Uit Zoals een kort zomerbuitje vlug Of als de parels van morgendauw Die vind je niet meer terug.

Vert. Rein de Vries

Page 20: Programmaboekje Shakespeare and Songs

2. THE SUCCESSION OF THE FOUR SWEET MONTHS First, April, she with mellow showers Opens the way for early flowers, Then after her comes smiling May In a more rich and sweet array, Next enters June and brings us more Gems than those two that went before, Then (lastly,) July comes and she More wealth brings in than all those three; April! May! June! July!

Tekst: Robert Herrick

De opeenvolging van de vier zachte maanden Eerst baant April met zoete regen Voor vroege bloemen vele wegen. Na hem komt met een glimlach Mei, Gehuld in rijker en zoeter kledij. Daarna volgt Juni met nog meer tooi Dan de vorige twee, zo mooi. Ten slotte komt Juli en brengt meer weelde Dan waarmee de andere drie ons bedeelden. April! Mei! Juni! Juli!

Vert. Rein de Vries

- Het derde lied, Marsh flowers, van George Crabbe (1754-1832) is afkomstig uit een groter gedicht, ‘The Borough’; een gedichten-epos over de armoe op het platteland in het industriële Engeland. De bloemen in deze poëzie gedijen tussen vervallen huizen en ongeplaveide straten, die weer liggen naast stilstaande, vervuilde modderpoelen. Het aangrijpende verhaal over Peter Grimes, door Britten verwerkt in zijn gelijknamige opera, is ook afkomstig uit deze bundel.

3. MARSH FLOWERS

Here the strong mallow strikes her slimy root, Here the dull night-shade hangs her deadly fruit; On hills of dust the henbane's faded green, And pencill'd flower of sickly scent is seen; Here on its wiry stem, in rigid bloom, Grows the salt lavender that lacks perfume. At the wall's base the fiery nettle springs, With fruit globose and fierce with poison'd stings; In every chink delights the fern to grow, With glossy leaf and tawny bloom below: The few dull flowers that o'er the place are spread Partake the nature of their fenny bed. These, with our sea-weeds, rolling up and down, Form the contracted Flora of our town.

Tekst George Crabbe

Page 21: Programmaboekje Shakespeare and Songs

20

Moerasbloemen

Hier slaat de sterke malve haar slijmerige wortels uit. Hier hangt aan de doffe nachtschade het dodelijke fruit; Op hopen vuil groeit gepenseeld met groene kleur De bloem van het bilzekruid met ziekelijke geur. Hier groeit met starre bloei op taaie steel verweerd De zilte zee-lavendel, die elke geur ontbeert. De vurige netel springt op langs stenen wanden Met bolle vrucht en giftig brandende tanden. De varen wil in iedere spleet wel groeien Met glanzend blad waaronder tanige bloesems bloeien; De weinige saaie bloemen die hier verspreid staan Nemen de moerassige aard van de bodem aan. Met het zeewier, dat op en neer rolt, samengevat Vormen deze de flora van onze stad.

Vert. Rein de Vries

- The evening primrose van John Clare (1793–1864) is afkomstig uit de bundel ‘The Rural Muse’ uit 1835. Brittens voortreffelijke lyrische zetting van het gedicht versterkt Clare’s scherpe beschrijving van deze kwetsbare bloem.

4. THE EVENING PRIMROSE De teunisbloem

When once the sun sinks in the west, And dew-drops pearl the evening's breast; Almost as pale as moonbeams are, Or its companionable star, The evening primrose opes anew Its delicate blossoms to the dew And hermit-like, shunning the light, Wastes its fair bloom upon the night; Who, blindfold to its fond caresses, Knows not the beauty he possesses. Thus it blooms on while night is by. When day looks out with open eye, 'Bashed at the gaze it cannot shun, It faints and withers and is gone.

Tekst: John Clare

Als eenmaal de zon weer ter kimme neigt, En de avond een paarlen dauwketting rijgt; Dan, schier zo bleek als maneschijn, Of begeleidend sterrenlicht kan zijn, Toont de teunisbloem haar bloesem weer, Geopend aan de dauw zo teer;

En schuw als een heremiet voor licht, Houdt ze haar bloem tot de nacht gericht; Die als geblinddoekt voor haar tederheid, Onwetend van haar schoonheid blijft;

Zo bloeit ze maar voort tijdens de nacht; En als de dag weer kijkt met volle kracht, Verbleekt ze, ze kan hem niet ontgaan, Die blik, ze verwelkt en is vergaan.

Vert. Rein de Vries

Page 22: Programmaboekje Shakespeare and Songs

21

- Het laatste lied is een ballade, gebaseerd op een anoniem volksliedje. In het begin lijkt het alsof Britten een aarzelende luitbegeleiding (wat losse akkoorden) suggereert, maar die versnelt langzamerhand in een wilde bruiloftsdans.

5. THE BALLAD OF GREEN BROOM

There was an old man lived out in the wood, And his trade was a cutting of broom, green broom, He had but one son without thought without good Who lay in his bed till it was noon, bright noon. The old man awoke one morning and spoke, He swore he would fire the room, that room, If his John would not rise and open his eyes, And away to the wood to cut broom, green broom. So Johnny arose and slipp'd on his clothes And away to the wood to cut broom, green broom, He sharpen'd his knives, and for once he contrives To cut a great bundle of broom, green broom. When Johhny pass'd under a Lady's fine house, Pass'd under a Lady's fine room, fine room, She call'd to her maid: "Go fetch me," she said, "Go fetch me the boy that sells broom, green broom!" When Johnny came into the Lady's fine house, And stood in the Lady's fine room, fine room, "Young Johnny" she said, "Will you give up your trade And marry a lady in bloom, full bloom?" Johnny gave his consent, and to church they both went, And he wedded the Lady in bloom, full bloom; At market and fair, all folks do declare, There's none like the Boy that sold broom, green broom.

De ballade van groene brem

Er was eens een grijsaard, die woond' in het bos, Zijn stiel was het snijden van brem, groene brem, Eén zoon had hij slechts, zonder lust of fatsoen, Die bleef in z'n bed tot de noen zonder rem, De oude ontwaakt' op een ochtend en sprak, Ik zweer ‘k steek de brand in die kamer van hem, Als Jan nu niet gauw uit z'n bed komt en gaat, Naar ‘t bos om te snijden van brem, groene brem.

Page 23: Programmaboekje Shakespeare and Songs

22

Dus kwam Jan eruit en hij kleedde zich aan En ging naar het bos voor de brem, groene brem, Hij wette zijn mes en het lukte zowaar Hij sneed er een grote bos brem, groene brem. Hij kwam langs een deftig en statig gebouw, Bewoond door een dame, wier oog viel op hem, Zij sprak tot haar meid: "Ga toch halen die vent, Toe breng me die jongen met brem, groene brem!" Toen Jan bij de dame naar binnen ging, Sprak zij in haar kamer met passie tot hem, "Mijn Jan," zo sprak zij, "Zet je handwerk opzij En trouw met de vrouw die voor jou is bestemd!" Jan stemde toe, ging ter kerk' aan haar zij, En trouwde de dame met passie voor hem; Op de markt en de kermis zingt iedereen luid, Er is geen als de jongen met brem, groene brem.

Vert. Rein de Vries Philip Glass (1937)

Philip Glass kon zich niet vinden in wat destijds doorging voor moderne muziek en verhuisde naar Europa waar hij studeerde bij Nadia Boulanger. Hij werkte in die jaren samen met sitarspeler/componist Ravi Shankar. In 1967 ging hij terug naar New York en formeerde zijn Philip Glass Ensemble. De nieuwe muzikale stijl die hij ontwikkelde, kreeg de naam ‘minimalisme’. Glass zelf hield echter niet van deze term en spreekt liever over zichzelf als een componist die muziek maakt met ‘repetitieve structuren’. (uit: Muziektheater A’dam) THERE ARE SOME MEN

There are some men who should have mountains to bear their names through time. Grave markers are not high enough or green and sons go far away to lose the fist their father's hand will always seem.

I had a friend he lived and died in mighty silence and with dignity left no book son or lover to mourn. Nor is this a mourning song but only a naming of this mountain on which I walk fragrant, dark and softly white under the pale of mist I name this mountain after him.

Tekst: Leonard Cohen

Page 24: Programmaboekje Shakespeare and Songs

23

QUAND LES HOMMES VIVRONT D’AMOUR

Quand les hommes vivront d'amour Il n'y aura plus de misère Et commenceront les beaux jours Mais nous nous serons morts mon frère

Quand les hommes vivront d'amour Ce sera la paix sur la terre, Les soldats seront troubadours Mais nous nous serons morts mon frère

Dans la grande chaîne de la vie Où il fallait que nous passions Où il fallait que nous soyons Nous aurons eu la mauvaise partie.

Quand les hommes vivront d'amour II n'y aura plus de misère Et commenceront les beaux jours Mais nous nous serons morts mon frère

Mais quand les hommes vivront d'amour Il n'y aura plus de misère Peut-être songeront-ils un jour A nous qui serons morts mon frère

Nous qui aurons aux mauvais jours Dans la haine et puis dans la guerre Cherché la paix, cherché l'amour Qu'ils connaîtront alors mon frère Dans la grande chaîne de la vie Pour qu'il y ait un meilleur temps II faut toujours quelques perdants De la sagesse ici bas c'est le prix

Tekst: Raymond Lévesque

When men live in brotherly love There will be no more misery And the good days will begin But as for us, we shall be long gone, my brother When men live in brotherly love There will be peace on Earth Soldiers will be troubadours But as for us, we shall be long gone, my brother Through the course of this life Which we had to experience In which we had to play a part We were dealt a bad hand When men live in brotherly love There will be no more misery And the good days will begin But as for us, we shall be long gone, my brother

But when men live in brotherly love And there is no more misery Perhaps they will think one day Of us who are no longer my brother Of us in bad times In hatred and then in war Looked for peace, looked for love Which they will know my brother Through the course of this life To have a better time There always have to be some losers That's the price you pay for wisdom .

Page 25: Programmaboekje Shakespeare and Songs

24

PIERRE DE SOLEIL

La vie quand fut-elle vraiment notre quand sommes-nous vraiment ce que nous sommes en vérité seuls nous ne sommes pas nous ne sommes jamais sinon vertige et vide

jamais la vie n'est nôtre elle est aux autres la vie n'est á personne nous sommes tous la vie

pain de soleil pour les autres tous les autres que nous sommes sortir de moi me chercher parmi les autres les autres qui ne sont pas si je n'existe pas les autres qui me donnent existence les autres qui me donnent existence

II n'y a pas de moi toujours nous sommes nous autres la vie est autres, toujours là bas plus loin hors de toi de moi toujours horizon hors de toi de moi toujours horizon la vie quand fut-elle vraiment notre quand sommes nous vraiment ce que nous sommes

Tekst: Octavio Paz

When was life really ours When are we really what we are In truth as individuals we do not exist We never exist except as dizziness and emptiness life is never ours it belongs to others life doesn't belong to any one individual we are all life

we nurture one another all the others whom we are let me come out of myself look for me amongst the others the others who are not if I don't exist the others who give me existence the others who give me existence

there is no Me it is always Us life is others always over there further away beyond you beyond me always on the horizon beyond you beyond me always on the horizon when life was really ours when are we really what we are.

Page 26: Programmaboekje Shakespeare and Songs

25

Fokko Oldenhuis, dirigent

Fokko Oldenhuis studeerde aan de conservatoria van Groningen en Amsterdam en sloot in 1997 zijn studie af met het einddiploma koordirectie (UM) met onderscheiding. Zijn docenten waren onder andere Bruno de Greeve en Daniel Reuss. Sinds 1998 leidt Fokko het Hollands Vocaal Ensemble Amsterdam. In de afgelopen vijftien jaren werden onder zijn leiding de meest uiteenlopende programma’s uitgevoerd: van oude polyfonie en passies van Bach, tot aan motetten van Brahms, werken van Pärt en de nieuwste hedendaagse koorwerken. Naast het Hollands Vocaal Ensemble Amsterdam is hij dirigent van het Brabants Kamerkoor, het Attacca Ensemble, het Slotkoor en de Utrechtse Studenten Cantorij. Hij gaf concerten in België, Duitsland, Engeland, Polen en Brazilië. Verder is Fokko docent koordirectie aan het Conservatorium van Utrecht bij de Applicatieopleiding voor vakmusici. Bij de Kurt Thomas Cursus voor koordirigenten is hij docent en cursusleider. In januari 2011 kwam er van hem en Hans Noyens het boekje Doen en Laten – Repetitietechniek uit.

Valeria Mignaco

De Argentijnse sopraan Valeria Mignaco heeft haar opleiding klassieke zang voltooid aan het Koninklijk Conservatorium Den Haag. Daar heeft zij ook een postacademische opleiding gedaan, met specialisatie oude muziek en kamermuziek, bij Barbara Pearson, Marius van Altena en Jill Feldman. Verder is ze gecoacht voor barok-, renaissance- en middeleeuws repertoire door Gustav Leonhardt, Elly Ameling, Carolyn Watkinson en Max van Egmond. Onlangs heeft zij met het Huelgas Ensemble meegewerkt in het Festival van Saintes, Frankrijk. Het duo met de luitspeler Alfonso Marín heeft een eervolle vermelding ontvangen in de “Alte Musik Treff” in Berlijn in 2005. Als soliste heeft zij onder meer opgetreden met het Bachkoor Holland en het Concertgebouw Kamerorkest. Onder leiding van o.a. Paul van Nevel, Paul McCreesh en Jan Willem de Vriend gaf ze concerten in zowel Argentinië, Nederland en andere Europese landen.

Alfonso Marín

Alfonso Marín doorliep zijn muziekopleiding aan het Conservatorio de Tenerife. Ook studeerde hij aan het Conservatorium van Amsterdam, waar hij bij Lex Eisenhardt zijn opleiding klassieke gitaar en vihuela voortzette. Na zijn studie legde hij zich toe op luit en andere oude muziekinstrumenten zoals de vihuela en de teorbe. Verder zette hij bij Fred Jacobs zijn opleiding tot docent renaissance- en barokluit voort. Hij geeft vaak concerten: als solist in Nederland en Duitsland en als continuo-speler (luit/teorbe). Hij werkt vaak met zowel renaissance- als barokensembles en –orkesten, zoals The Royal Wind Consort, Concertgebouw Kamerorkest, Bachkoor Holland en Amsterdam Symphonic Orchestra.

Page 27: Programmaboekje Shakespeare and Songs

26

Hollands Vocaal Ensemble Amsterdam

Het Hollands Vocaal Ensemble Amsterdam stelt zich ten doel bijzondere programma’s op hoog niveau uit te voeren. Het repertoire omvat daarom werken uit alle mogelijke stijlperiodes, bekende werken en minder bekende werken. Het ensemble, in 1985 opgericht door Cees Rotteveel, staat sinds 1998 onder leiding van Fokko Oldenhuis en voert gemiddeld drie programma’s per jaar uit. Het koor heeft een naam verworven als uitstekend amateurkoor dat thuis is in het ijzeren repertoire, maar ook in is voor experimenten. Dat leidt ertoe dat het koor regelmatig wordt uitgenodigd voor samenwerkingsprojecten of concertseries. In 2009 voerde het HVE nieuwe werken uit voor koor en elektronica, in nauwe samenwerking met de Utrechtse componisten. Het koor is diverse keren te gast geweest in de Amsterdamse serie Noorderkerkconcerten – onder meer in 2010 met de Johannes-Passion, samen met The Northern Consort – en op het festival Oude Muziek Nu in Hoorn. www.hollandsvocaalensemble.nl

Volgende concerten

‘De gevoelige snaar’ donderdag 23 januari 2014 Oudshoornse Kerk, Alphen aan de Rijn zaterdag 25 januari 2014 Waalse Kerk, Amsterdam

werken van Nederlandse componisten (ism Geneco) zaterdag 24 mei 2014 Nieuwe Kerk, Haarlem zondag 25 mei 2014 Waalse Kerk, Amsterdam

Pärt en Polyfonie III (met orgel) Woensdag 26 november 2014 Orgelpark, Amsterdam

Het HVE is altijd geïnteresseerd in nieuw talent. Daarom nodigen wij je van harte uit auditie te doen, ook als er niet direct plaats is in jouw stemgroep. We zoeken vooral zangers die graag een gevarieerd repertoire zingen (van oud tot hedendaags) en zich voor langere tijd aan het HVE willen verbinden. Daarnaast zijn er incidenteel tijdelijke vacatures, bijvoorbeeld om onze vaste leden voor één project te vervangen of als het koor voor een specifiek project moet worden uitgebreid. Als je een auditie wilt afspreken of een keer een repetitie wilt bijwonen, kun je contact opnemen met onze voorzitter, Gert Jan Slump, tel. 06 15596907

Mailinglijst Wilt je op de hoogte blijven van onze concerten, stuur dan een mail naar [email protected] met als onderwerp ‘mailinglijst’. Meer informatie over het HVE-website: www.hollandsvocaalensemble.nl;

Page 28: Programmaboekje Shakespeare and Songs

27

Hollands Vocaal Ensemble Amsterdam

sopranen Janine ten Doesschate Judith vd Kreeke Inger Limburg Corine v. der Loos Miranda Rümke Hélène Sanders Gertien Smits

Alten Sanne Alberts Suze Boendermaker Cunera Buijs Anke ter Hoeve Andrea de Jong Marieke Linders Joke Pruijn Hetty Visser

Tenoren Hendra Agustian Bart van den Ende Stephen Helms Albert de Jonker Jan Krimp Jacques v. Leeuwen Arjen Teitsma

bassen Peter van Dorp Jan Dirk Hoekstra Dick Lagrand Albert v. Leeuwen Jan Nobel Thijs Timmermans