PERIODISERING VAN DE JUDOTRAINING IN DE …users.skynet.be/judolabo/JL Competitietraining ,...

16
Competitietraining : periodisering van de judotraining in de laatste fase van een piekperiode Cop. Raf Tits december 2003 Artikel 2 in de reeks Missing links in judo coaching 1 COMPETITIETRAINING PERIODISERING VAN DE JUDOTRAINING IN DE LAATSTE FASE VAN EEN PIEKPERIODE RAF TITS 6 DE DAN DECEMBER 2003 INHOUDSTAFEL 1. Competitietraining: wat niet, wat wel 1.1 Uitgangspunten bij het samenstellen van competitietrainingen 2. Waarom: doel 3. Hoe: geperiodiseerde hybridische trainingsvormen 3.1 Kenmerken van hybridische trainingsvormen 3.2 De drie P‟s 3.3 De toets aan de realiteit 4. Schema van periodisering en van trainingsonderdelen 4.1 Hoe judo periodiseren? 4.2 Structuurschema van de periodisering van competitietrainingen 4.3 De onderdelen van een competitietraining de verticale as 4.3.1 Opwarming 4.3.2 Akro 4.3.3 Snelheid 4.3.4 Kaketraining 4.3.5 Drillen 4.3.6 Randorivormen 4.3.7 Anaërobe training 4.3.8 Mentale training 4.3.9 Cooling down 4.4 De technisch-tactische thema‟s – de horizontale as 4.4.1 Eerste contact en kumi kata 4.4.2 Tachi waza 4.4.3 Tachi waza naar ne waza 4.4.4 Ne waza 4.4.5 Einde kamp 4.5 Enkele bedenkingen bij het structuurschema 5. Ideeënbank van trainingsvormen 6. Ter afsluiting

Transcript of PERIODISERING VAN DE JUDOTRAINING IN DE …users.skynet.be/judolabo/JL Competitietraining ,...

Competitietraining : periodisering van de judotraining in de laatste fase van een piekperiode

Cop. Raf Tits december 2003 Artikel 2 in de reeks

Missing links in judo coaching

1

COMPETITIETRAINING

PERIODISERING VAN DE JUDOTRAINING IN DE LAATSTE FASE VAN EEN

PIEKPERIODE

RAF TITS 6DE DAN

DECEMBER 2003

INHOUDSTAFEL 1. Competitietraining: wat niet, wat wel

1.1 Uitgangspunten bij het samenstellen van competitietrainingen

2. Waarom: doel

3. Hoe: geperiodiseerde hybridische trainingsvormen

3.1 Kenmerken van hybridische trainingsvormen

3.2 De drie P‟s

3.3 De toets aan de realiteit

4. Schema van periodisering en van trainingsonderdelen

4.1 Hoe judo periodiseren?

4.2 Structuurschema van de periodisering van competitietrainingen

4.3 De onderdelen van een competitietraining – de verticale as

4.3.1 Opwarming

4.3.2 Akro

4.3.3 Snelheid

4.3.4 Kaketraining

4.3.5 Drillen

4.3.6 Randorivormen

4.3.7 Anaërobe training

4.3.8 Mentale training

4.3.9 Cooling down

4.4 De technisch-tactische thema‟s – de horizontale as

4.4.1 Eerste contact en kumi kata

4.4.2 Tachi waza

4.4.3 Tachi waza naar ne waza

4.4.4 Ne waza

4.4.5 Einde kamp

4.5 Enkele bedenkingen bij het structuurschema

5. Ideeënbank van trainingsvormen

6. Ter afsluiting

Competitietraining : periodisering van de judotraining in de laatste fase van een piekperiode

Cop. Raf Tits december 2003 Artikel 2 in de reeks

Missing links in judo coaching

2

In de lezing De bouwstenen van het judojaarplan : de economie van het periodiseren

(november 2002) trachtte ik richtlijnen te geven voor de opbouw van een jaarplan en voor de

keuzes die de coach daarbij moet maken. In het artikel De puzzel van de techniekontwikkeling : model voor het leerplan van wedstrijdjudoka‟s (januari 2003)

verwoordde ik mijn visie op welke technieken wedstrijdjudoka‟s wanneer moeten aanleren en

waarom.

In dit tweede artikel in de reeks Missing links in judo coaching wil ik onderzoeken hoe een

wedstrijdjudoka in de laatste fase van een judojaarplan d.m.v. „competitietraining‟ naar een

topvorm kan toegroeien. In de laatste fase van een jaarplan/piekperiode moet een

wedstrijdjudoka geen nieuwe technieken meer leren. Wel moet hij zorgen dat zijn tokui waza

op scherp staat. Het wapenarsenaal moet niet uitgebreid worden, maar de wapens moeten

gepoetst, getest en gewet worden. Vooral door gebruik te maken van geperiodiseerde

hybridische trainingsvormen wil ik hiervoor een methode aanreiken.

Eerst plaats ik een vraagteken bij de gebruikelijke invulling van een competitietraining.

Daarna bespreek ik waarop het samenstellen van competitietrainingen gebaseerd kan worden,

wat het doel is van competitietraining en hoe dat doel te bereiken is. Vervolgens presenteer

ik een structuurschema voor geperiodiseerde competitietrainingen. Wanneer het

structuurschema ingevuld wordt, levert dit tenslotte de hoofdbrok op van dit artikel: een

bank van trainingsvormen.

1 COMPETITIETRAINING : WAT NIET, WAT WEL Veel coaches geven aan het begrip competitietraining een loutere randori-invulling. Een

competitietraining wordt zo synoniem voor een randoritraining. Randori is inderdaad de

trainingsvorm die de shiai het best benadert, maar er zijn genoeg verschillen die maken dat

het beoefenen van enkel randori niet de ideaalste manier is om wedstrijden voor te bereiden.

Inhoud en opbouw van een competitietraining kan om dezelfde reden ook niet uitgaan van de

leerlijn van de go-kyo, van de indeling van de technieken, van een examenprogramma, noch van

de klassieke trainingsvormen. De klassieke trainingsvormen cum sui zijn immers te

analytisch. Wat moeten dan wel de uitgangspunten zijn?

1.1 Uitgangspunten bij het samenstellen van competitietrainingen

Een analyse van de aard van judo als bewegingsgedrag en van de aard van een

judowedstrijd

Judo als een interactieve spelsituatie. De wisselende acties tussen tori en uke bepalen het

spel tussen twee judoka‟s. Het bewegen is verbonden aan de situatie, situatief bewegen,

waarbij beide judoka‟s een bedoeling hebben, intentioneel bewegen. De actie tussen twee

judoka‟s is een interactie. Twee judoka‟s gedragen zich ten opzichte van elkaar. Zij

beïnvloeden elkaar. De situatie waarin het gebeurt, wordt bepaald door het duo. Judo is

duo. (Boersma 1996, p. 179)

De judowedstrijd als de maximale interactieve spelsituatie. De interactieve spelsitu-

atie is maximaal aanwezig in de judowedstrijd. De judowedstrijd als spelsituatie doet

wegens de inzet (winst en verlies) een beroep op al de technisch-tactische, fysieke en

mentale kwaliteiten van de judoka‟s. De spelsituatie wordt in een wedstrijd nog versterkt

door de specifieke context van wedstrijdmat, scheidsrechters, coach en publiek. Het

judospel als duel.

Competitietraining : periodisering van de judotraining in de laatste fase van een piekperiode

Cop. Raf Tits december 2003 Artikel 2 in de reeks

Missing links in judo coaching

3

Figuur 1. De drie dimensies van het podium

De specificiteit van de training

Je kan maar wat je traint. Bijgevolg moet een training zo nauw mogelijk aansluiten bij wat

je moet kunnen: omgaan met de maximale interactieve spelsituatie van de judowedstrijd.

De 3 dimensies van het podium (zie figuur 1)

Om met succes aan judowedstrijden deel te nemen zijn drie kwaliteiten van belang: de

fysieke conditie, de technisch-tactische conditie (het judo), de mentale conditie. De drie

dimensies moeten bijgevolg ook getraind worden.

Trainen is evolueren

Het doel van trainen in wedstrijdsport en

a fortiori in topsport is om te

verbeteren. Het mechanisme dat dit

verbeteren regelt, is in de eerste plaats

de supercompensatie. Supercompensatie

is een zeer complex gegeven, maar wordt

gestuurd door op het gepast moment

toedienen van nieuwe prikkels: het

periodiseren.

De individualiteit van de training

Elke judoka is anders en heeft andere

kwaliteiten, andere sterke en zwakke

kanten. Elke judoka tracht met de eigen

mix van kwaliteiten zo hoog mogelijk te

geraken en compenseert zijn tekorten:

het compensatiefenomeen. Logischer-

wijze zal elke judoka op een enigszins andere, individuele manier moeten trainen.

2 WAAROM : DOEL Het doel van competitietraining lijkt voor de hand liggend, maar het is vaak nuttig om

evidente zaken toch te expliciteren. Hét doel van competitietraining is om de judoka in

topvorm te brengen. Topvorm is volgens mij die toestand waarin de verschillende kwaliteiten,

fysiek, technisch-tactisch en mentaal, zich op een piek bevinden én op een ideale manier

samenwerken. De competitietraining in de laatste fase van een piekperiode moet zorgen voor

de „fine tuning‟, de fijne afstelling, van de drie kwaliteiten op elkaar en moet leiden naar die

topvorm. Dit overkoepelend doel wordt gerealiseerd via subdoelen per kwaliteit:

Technisch-tactisch: de judoka moet judoën op automatische piloot. Zonder veel nadenken,

op gevoel, moet hij het judo „laten gebeuren‟. Hij moet gepast reageren op verschillende

(spel-)situaties.

Fysiek: de judoka (senior) moet beschikken over genoeg fysieke conditie om het nodige

aantal wedstrijden voluit te gaan gedurende de volledige wedstrijdtijd en om surplus één

golden scoreperiode af te werken.

Mentaal: de judoka moet zich in flow voelen. Hij moet in een mentale toestand komen van

doelgerichtheid, van blijven doorgaan, van alles oplossen. Niets mag hem tegenhouden. Hij

gaat desnoods door een muur.

Competitietraining : periodisering van de judotraining in de laatste fase van een piekperiode

Cop. Raf Tits december 2003 Artikel 2 in de reeks

Missing links in judo coaching

4

De samenstelling van de competitietraining, d.w.z. de keuze van de onderdelen en van de

trainingsvormen en de periodisering van die onderdelen en trainingsvormen, moeten het

realiseren van deze doelen mogelijk maken.

3 HOE : GEPERIODISEERDE HYBRIDISCHE TRAININGSVORMEN Het spelsituatiekarakter van de judowedstrijd vraagt om trainingsvormen die toelaten om de

verschillende kwaliteiten in een synthese, zoals in de spelsituatie, te trainen. De traditionele

trainingsvormen, uchi komi, nage komi, tandoku renshyu, yako soku geiko…zijn op zichzelf te

weinig interactief en dus te weinig specifiek. Het ontwerpen van hybridische trainingsvormen

biedt een uitweg.

2.1 Kenmerken van hybridishe trainingsvormen

Hybridische trainingsvormen maken gebruik van meerdere traditionele trainingsvormen

tegelijk.

Hybridische trainingsvormen kunnen verschillende onderdelen van de trainingssessie

overlappen.

Hybridische trainingsvormen kunnen tegelijk een technisch-tactisch doel én een

fysiek/mentaal doel nastreven.

2.2 De drie P’s

Elke trainingsvorm, in casu elke hybridische trainingsvorm, kan beschreven worden aan de

hand van de drie P‟s:

Purpose/doel: het doel van de trainingsvorm; wat wens je er mee te bereiken?

Protocol/protocol: de uitvoeringsmodaliteiten die moeten garanderen dat het doel kan

bereikt worden; meestal bepalen deze ook de mate van geslotenheid of openheid.

Progression, Periodisation/progressie, periodisering: de miniperiodisering binnen een

trainingsvorm, de opeenvolging van nieuwe prikkels.

2.3 De toets aan de realiteit

In competitietraining traint de judoka als voorbereiding op het echte werk, de wedstrijd.

Een voortdurend testen van de efficiëntie van het getrainde is nodig. Tijdens het uitvoeren

van hybridische trainingsvormen vormt de kakefase dé toets bij worpen. Indien de kake vlot,

in het juiste ritme en in een snel tempo gebeurt, kan je er vanuit gaan dat de techniek goed

zit. Dé toetssteen in ne waza is de controle van tori over uke. Deze toets gebeurt door een

kort randorimoment in te bouwen. Bijvoorbeeld: na uchi komi van juji gatama met uke in bank,

begint er telkens wanneer de judoka‟s in de juji gatame kernpositie komen een korte randori

van 5 sec. Indien tori uke onder controle kan houden, zit zijn juji gatame-aanval goed.

Competitietraining : periodisering van de judotraining in de laatste fase van een piekperiode

Cop. Raf Tits december 2003 Artikel 2 in de reeks

Missing links in judo coaching

5

4 SCHEMA VAN PERIODISERING EN VAN TRAININGSONDERDELEN

4.1 Hoe judo periodiseren?

Bij het periodiseren van competitietrainingen geven de periodiseringslijnen reeds richting:

van algemeen naar specifiek, van enkelvoudig naar complex, van samen naar individueel, van

gesloten oefenvormen naar open oefenvormen (spelsituatie!!), van denken naar doen… Deze

lijnen zeggen echter weinig over de inhoud. Periodiseren betekent binnen de judocontext de

verdeling van trainingsinhoud en belasting over verschillende perioden van een voorbereiding

om tijdens een doelwedstrijd maximaal te presteren. De vraag is hoe je de judo-inhoud (al

wat op technisch-tactisch vlak getraind moet worden in de aanloop naar een doelwedstrijd)

kan verdelen.

Je zou kunnen kiezen om in elke fase van elk judo-onderdeel een beetje te trainen. Je traint

bijvoorbeeld elke training iets van kumi kata, iets van ne waza, iets van tachi waza. Zelf

opteer ik er echter voor om zowel bij het fysieke, bij het technisch-tactische en bij het

mentale de verschillende elementen na elkaar te trainen en in een volgende stap steeds de

vorige te onderhouden en in te passen.

Op het technisch-tactisch vlak, het judo, leid ik de verschillende stappen van de periodisering

af van de chronologische opbouw, de tijdsdimensie, van een judohandeling en van een

judowedstrijd. Ik verdeel deze chronologische opbouw in vijf perioden:

1. het eerste contact (begin van de judowedstrijd) plus de kumi kata (eerste stap van de

judohandeling)

2. tachi waza (volgt in de judohandeling na de kumi kata)

3. van tachi waza naar ne waza (na de worp volgt in de judohandeling de schakel naar ne

waza)

4. ne waza (eindfase van de judohandeling)

5. einde van de kamp.

Deze vijf stappen worden telkens in een volgende periode getraind en de vorige stappen

worden onderhouden en ingepast. Stap vijf besteedt aandacht aan de tactiek op het einde

van een kamp en biedt tegelijk een synthese van al de vorige stappen. Deze manier van

periodiseren is een keuze, maar wel een logische keuze.

4.2 Structuurschema van de periodisering van competitietrainingen (zie figuur 2)

De verticale as van het schema, de eerste kolom, geeft in volgorde van boven naar onder de

onderdelen waarmee ik een competitietraining opbouw. De volgorde zoals bepaald door de

trainingsleer wordt gerespecteerd: snelheid wordt fris getraind, de anaërobe inspanningen

komen op het einde van de trainingssessie.

De horizontale as, de bovenste rij, geeft in volgorde van links naar rechts volgens de

tijdsdimensie van de judohandeling en van de judowedstrijd de technisch-tactische thema‟s

die aan bod komen in het verloop van de voorbereidingsperiode.

In mijn praktijk duurt die voorbereidingsperiode tussen de tien en 25 weken. Bij een

voorbereidingsperiode van tien weken worden er dus idealiter twee weken besteed per

technisch-tactisch thema. Eén training duurt 2,5 uur. Dit is lang, maar de intensiteit van de

training gaat op en neer. Bij het uitvoeren van de hybridische trainingsvormen en met het

doel van topvorm voor ogen, wordt er gestreefd naar kwaliteit, niet naar kwantiteit.

Competitietraining : periodisering van de judotraining in de laatste fase van een piekperiode

Cop. Raf Tits december 2003 Artikel 2 in de reeks

Missing links in judo coaching

6

Figuur 2. Structuurschema van de periodisering van competitietrainingen

4.3 De onderdelen van een competitietraining – de verticale as

4.3.1 De opwarming

De opwarming moet onmiddellijk aansluiten bij het thema van de periode. Vanuit het principe

van de individualiteit en om zeker te zijn dat iedereen klaar is (elke deelnemende judoka is

verschillend gerecupereerd van de vorige trainingen) geef ik meestal vijf minuten de tijd voor

individuele opwarming. Deze gaat vooraf aan de geperiodiseerde hybridische

opwarmingsvorm. Na de geperiodiseerde opwarming laat ik weer vijf minuten voor

„therapeutische stretching‟. De meeste topatleten moeten voortdurend via aangepaste

lenigheidsoefeningen kleine (overbelastings-)letsels onder controle houden.

4.3.2 Akro

Gymnastische oefeningen geven een goede indicatie van de opwarmingsgraad. Sprongen en

radslagen kan je niet rustig uitvoeren, maar vragen om explosieve inspanningen. In die zin

ronden ze de opwarming af. Akro ontwikkelt het kinesthetisch gevoel. Het zich kunnen

oriënteren in tijd en ruimte is in de spelsituatie een belangrijke kwaliteit, o.a. van belang bij

de kaketraining (zie ook mijn artikel Niet-valtraining, maart 2002). Akro maakt dat de

judoka zich soepel en beweeglijk voelt. Akro komt in dit artikel verder niet aan bod.

4.3.3 Snelheid

De legendarisch Japanse –48 Tamura traint enkel op snelheid en meent dat indien ze de

snelste is ze ook zal winnen. Snelheid laat ik het hele jaar door trainen. In de

geperiodiseerde hybridische snelheid-trainingsvormen komen de drie soorten snelheid aan

bod: versnelling, reactiesnelheid en maximale bewegingssnelheid. In een complexe sport als

judo staat snelheid rechtstreeks in verband met techniek. Als coach moet je bewaken dat bij

Competitietraining : periodisering van de judotraining in de laatste fase van een piekperiode

Cop. Raf Tits december 2003 Artikel 2 in de reeks

Missing links in judo coaching

7

een snelheidsoefening éérst het ritme (de opeenvolging met het juiste interval van de

onderdelen van een beweging) goed zit vóór het tempo (de snelheid waarmee het ritmisch

patroon uitgevoerd wordt) de hoogte mag ingaan.

4.3.4 Kaketraining

Een worp vormt één geheel van het nemen van de kumi kata via het verplaatsingspatroon tot

de val, maar als onderdelen van de eigenlijke worp onderscheiden we de kuzushi, de tsukuri en

de kake. De eerste twee stappen van een worp krijgen in de klassieke training veel aandacht.

Ze worden benadrukt en geautomatiseerd tijdens de uchi komi. De kake-stap, de afwerking

en de conditio sine qua non voor een score, komt weinig aan bod. In nage komi maakt de val

deel uit van de worp, maar met een uke die ondergaat en niet inspeelt op wat er gebeurt, dit

in tegenstelling tot de wedstrijdsituatie/spelsituatie. Dit soort training wortelt in een

verouderde visie op judo.

Na een geslaagde worpinzet volgde vroeger de ukemi. De kakefase van de worp, de val, werd

voor uke gezien als een te aanvaarden gevolg van een gemaakte fout tijdens het kuzushi- en

tsukurispel. Deze fatalistische houding is verdwenen. Tachi waza eindigt nu pas bij het

contact met de grond. Uke zal er tijdens de kakefase van de worp alles aan doen om niet met

een lichaamsdeel dat een score geeft de mat te raken (zie ook mijn artikel Niet-val training

maart 2002). Tori moet zich bijgevolg oefenen in het voortdurend (bij-)sturen van uke.

4.3.5 Drillen

Het woord dril wijst op automatisering. Door middel van geperiodiseerde hybridische

trainingsvormen automatiseert de judoka zijn individueel techniekcomplex in verschillende

tactische situaties, telkens met een „toets aan de realiteit‟.

4.3.6 Randorivormen

De drillen worden dadelijk getest en verder ervaren in randorivormen. Sommige van de

gepresenteerde randorivormen komen uit het artikel Periodisering van randorivormen (maart

2002), andere zijn nieuw.

4.3.7 Anaërobe training

In de laatste fase worden de fysieke basiseigenschappen aërobe uithouding, lenigheid en

kracht naast de tatami onderhouden. Snelheid (elke competitietraining) en anaërobe

uithouding (2x per week) laat ik opbouwen op de mat. Het opbouwen van de anaërobe

uithouding wordt in dit artikel niet verder uitgewerkt.

4.3.8 Mentale training

Volgens de drie dimensies van het podium zit er mentale training in elke trainingsvorm en is

het mentale verbonden met de fysieke en met de technisch-tactische kwaliteit. Het mentale

krijgt echter nog apart aandacht in de competitietraining, bijvoorbeeld in de voorbereiding op

de wedstrijdsituatie met publiek, scheidsrechters … en ter ondersteuning van de mentale

toestand van „doelgerichtheid en alles oplossen‟. Dit trainingsonderdeel wordt in dit artikel

niet verder besproken (wegens te uitgebreid). De mentale dimensie van de hieronder

gepresenteerde hybridische trainingsvormen wordt om dezelfde reden niet geduid.

4.3.9 Cooling down

Dit trainingsonderdeel wordt in dit artikel niet verder besproken.

Competitietraining : periodisering van de judotraining in de laatste fase van een piekperiode

Cop. Raf Tits december 2003 Artikel 2 in de reeks

Missing links in judo coaching

8

4.4 De technisch-tactische thema’s – de horizontale as

4.4.1 Eerste contact en kumi kata

In deze eerste periode ligt de nadruk op kumi kata. Het nemen van kumi kata en het

verbreken van kumi kata, maar vooral het benutten van het kumi katagevecht als

aanvalsmoment worden getraind. Kumi katagevecht heeft de bijklank van krachtjudo, van

trekken en sleuren. Het kumi katagevecht biedt echter veel mogelijkheden tot ju-do,

meegeven om te overwinnen. Een kumi katagevecht zit vol kuzushimomenten die de judoka,

met weinig kracht, kan gebruiken voor het inzetten van een worp.

4.4.2 Tachi waza

In tachi waza wordt de nadruk gelegd op de twee gepolariseerde manieren van aanvallen: of

uke dwingen in je eigen bewegingspatroon mee te gaan of anderzijds gebruik maken van uke‟s

bewegingspatroon voor een aanval.

De eigenlijke worp moet bekeken worden als één geheel vormend met het nemen van de

bijhorende kumi kata en het bijhorende bewegingspatroon. KVKTK: Kumi kata –

Verplaatsingspatroon – Kuzushi – Tsukuri – Kake vormen één beweging en moeten als zodanig

getraind worden.

De verdediging tegen seoi nage en uchi mata en tegen de worpen van de voornaamste

tegenstanders is eveneens van belang.

4.4.3 Tachi waza naar ne waza

Het enige grondwerk dat in het hedendaagse judo nog kan, is het grondwerk dat zonder

onderbreking volgt op tachi waza. Via kettingen kan dit gedrild worden. Randori vertrekkend

vanuit verwarde situaties scherpt de reacties aan.

4.4.4 Ne waza

Dat het ne waza naadloos moet aansluiten aan het tachi waza (anders matte), dat je in ne

waza maximaal een tweede kans krijgt om een beweging aan te zetten na een mislukte eerste

beweging (anders matte), dat de bewegingsstroom op geen enkel moment mag stilvallen

(anders matte) heeft volgens mij twee gevolgen:

Sommige bestaande grondtechnieken zijn verworden tot randoritechnieken die je enkel

nog kan toepassen in een randorisituatie, maar niet meer in wedstrijd. Deze technieken

moeten door de judoka wel gekend en gekund zijn, maar komen niet aan bod in de fine

tuning van de laatste voorbereidingsperiode op een doelwedstrijd.

De klassieke manier van randori ne waza beoefenen, is bijgevolg onbruikbaar in de laatste

fase van een piekperiode. Andere randorivormen zijn nodig.

In deze periode van de voorbereiding gaat er ook trainingstijd naar het oefenen van snelheid

voor ne wazabewegingen, naar het vasthouden en het losmaken van een gecontroleerd been,

naar het snel wisselen tussen twee bewegingen (voor een derde krijg je nooit de tijd) en naar

het drillen van een eigen weg door de grote complexen zoals juji gatame en sankaku. (zie

figuur 3 Juji gatamecomplex)

Competitietraining : periodisering van de judotraining in de laatste fase van een piekperiode

Cop. Raf Tits december 2003 Artikel 2 in de reeks

Missing links in judo coaching

9

4.4.5 Einde kamp

Technisch-tactisch gaat de aandacht naar het gedrag op het einde van een kamp: wat doen

indien je voor- of achterstaat met een bepaalde score op een bepaalde tijd verwijderd van

soremade? In de opwarming wordt vanuit de principes van een goede opwarming gezocht naar

de ideale persoonlijke opwarming voor elke judoka.

Deze laatste periode vormt de synthese van de vorige vier. Randorivormen die de maximale

spelsituatie, de wedstrijd, zo dicht mogelijk benaderen leggen de laatste hand aan de

voorbereiding. De mentale training neemt veel tijd in beslag.

4.5 Enkele bedenkingen bij het structuurschema De horizontale as, de periodisering, van het schema doet recht aan de tijdsdimensie van

de handelingen tijdens een judokamp. De plaatsdimensie, waar op de mat gebeurt het, zit

verweven in de hybridische trainingsvormen.

Deze competitietraining, deze manier van trainen, past in een ruimer jaarplan en wordt

aangevuld met randoritrainingen en stages op het niveau van de federatie.

De judoka‟s maken enkel gebruik van hun tokui waza, nieuwe technieken komen in principe

niet voor. Het verbeteren van technieken wordt in de laatste fase van een piekperiode tot

een minimum beperkt (mentaal!). De judoka moet het nu doen zoals hij is. Doelgerichtheid

en doorzetting zijn nu meer van belang. Er kan in de progressie van een trainingsvorm wel

steeds een stap teruggezet worden indien nodig.

Figuur 3. Juji gatamecomplex

Competitietraining : periodisering van de judotraining in de laatste fase van een piekperiode

Cop. Raf Tits december 2003 Artikel 2 in de reeks

Missing links in judo coaching

10

Figuur 4. Ideeënbank van trainingsvormen

5 IDEËENBANK VAN TRAININGSVORMEN Het invullen van het structuurschema voor geperiodiseerde competitietrainingen levert een

databank op van hybridische trainingsvormen (zie figuur 4). Akro, anaërobe training, mentale

training en cooling down worden zoals gezegd niet besproken in dit artikel. De presentatie

van de andere onderdelen van het schema is met zijn 78 voorbeelden niet exhaustief. Van de

78 ideeën werk ik er hieronder 15 exemplarisch uit.

KUMI-KATA-ONTWIJK-OPWARMING (1 – A)

Purpose:

Opwarmen door te bewegen over de tatami.

Oefenen in het vermijden van kumi kata (Tactisch gezien kan dit enkel gebruikt worden

door wie voorstaat kort voor het einde van een kamp).

Oefenen in het zich verplaatsen in evenwicht.

Oefenen in het bewaren van de juiste afstand tot de partner.

Protocol:

Tori tracht kumi kata te nemen en uke ontwijkt (uke blijft steeds in beweging: een

bewegend doel is moeilijker te raken dan een stilstaand; let op: de correcte manier van

verplaatsen).

Wanneer tori toch kumi kata kan nemen, laten tori en uke dadelijk los en herbeginnen.

Competitietraining : periodisering van de judotraining in de laatste fase van een piekperiode

Cop. Raf Tits december 2003 Artikel 2 in de reeks

Missing links in judo coaching

11

Progression:

De coach geeft het bevel „wisselen‟ en tori en uke wisselen dadelijk van rol (let op: snel

reageren).

Wedstrijdoppervlak/plaatsdimensie: tori en uke moeten het reglement over de rode boord

respecteren.

Blind oefenen, uke sluit de ogen; tori let er op dat beiden niet naast de mat belanden

(rode boordreglement is uiteraard niet van toepassing).

HYBRIDISCHE-OEFENINGEN-JUJI-OPWARMING (1 –D)

Purpose:

Opwarmen door te bewegen over de mat in ne waza.

Oefenen van juji gatame met accent op de controle met de benen in de kernpositie.

Uithouding van de buikspieren.

Protocol en progression:

Uke in bank en tori valt aan met juji-gatame tot in de kernpositie.

Idem, tori steunt met de handen en vordert vijf verplaatsingen achterwaarts waarbij hij

uke, gecontroleerd met de benen, meesleept.

Idem en tori voert op het einde een aantal sit ups uit.

KUMI-KATA-IN-NEK-SNELHEID (3 – A)

Purpose:

Trainen van versnelling en reactiesnelheid bij het kumi kata nemen in de nek door uke.

Protocol:

Tori en uke staan stil tegenover elkaar. Tori heeft kumi kata met de kraagarm en uke met

de mouwarm.

Tori weert de arm van uke die in de nek wil nemen af en houdt langs die kant zijn been en schouder weg van uke.

Op het moment dat uke toch kumi kata wil nemen in de nek van tori en daarvoor een stap

vooruit zet, werpt tori met o-goshi, o-uchi-gari, ippon-seoi-nage.

Beide judoka‟s zijn om beurten tori en uke.

SEOI-NAGE-SNELHEID (3 – A)

Purpose:

Trainen van versnelling d.m.v. het losmaken van kumi kata aan de mouw vanuit stilstand.

Trainen van maximale bewegingssnelheid d.m.v. uchi komi van ippon seoi nage.

Protocol:

Tori en uke staan in jigotai tegenover elkaar.

Uke houdt de kraagarm van tori aan de mouw naar beneden.

Tori bevrijdt de arm door een stap achteruit te zetten en valt dadelijk ippon seoi nage

aan gehurkt tussen de benen van uke,zonder kake.

Uke stapt over, draait zich om en houdt opnieuw de kraagarm van tori naar beneden.

Vijf herhalingen.

OVERNAME-SNELHEID (3 – B)

Purpose:

Tori traint maximale bewegingssnelheid d.m.v. uchi komi.

Uke traint versnelling door het overnemen van de worp van tori.

Competitietraining : periodisering van de judotraining in de laatste fase van een piekperiode

Cop. Raf Tits december 2003 Artikel 2 in de reeks

Missing links in judo coaching

12

Protocol:

Tori doet 7 X uchi komi ter plaatse (geen offerworp).

Uke neemt de 7de maal vanuit stilstand de beweging van tori over mét kake.

KETTING-SNELHEID 1-3 (3 – B,C,D)

Purpose:

Trainen van de maximale bewegingssnelheid in een ketting, in een complexe opeenvolging

van technieken.

Protocol:

Tori voert ter plaatse 6x uchi komi uit, leidt uke in verplaatsing en werpt (1).

Progression:

Tori voert ter plaatse 6x uchi komi uit, leidt uke in verplaatsing en werpt; uke draait in

bank en tori valt aan tot controle of tot klem of wurging (2).

Tori voert ter plaatse 6x uchi komi uit, leidt uke in verplaatsing en werpt; uke draait in

bank en tori valt aan tot controle of tot klem of wurging, uke verdedigt zich en tori

schakelt door naar een tweede aanval ne waza (3).

Tori voert ter plaatse 6x uchi komi uit, leidt uke in verplaatsing en werpt; uke draait in

bank en tori valt aan tot controle of tot klem of wurging, uke ontsnapt (3).

KATAHA-JIME-SNELHEID (3 – D)

Purpose:

Tori traint versnelling door het uitvoeren van een kataha jime.

Protocol:

Uke in hoge bankstand, tori staat naast uke.

Op bevel voert tori kataha jime (hand in de hals, arm van uke aanhaken, over uke stappen)

uit.

Tori en uke wisselen na elke uitvoering van rol.

Variante vormen:

Wedstrijd om ter snelst.

Als schakel/ketting na tomoe nage waarbij uke op de knieën terecht komt.

KAKE-TRAINING (4)

Purpose:

Uke oefent in het wegdraaien zodat hij de mat niet raakt met een lichaamsdeel dat een

score geeft.

Tori oefent in het (bij-)sturen naar de mat van een uke die niet op de rug wil vallen.

Protocol:

Tori en uke vertrekken vanuit stilstand.

Uke zegt hajime.

Tori tracht uke op de rug te werpen, uke tracht niet op de rug te vallen.

Vertrekposities: vliegtuig (tomoe nage) of te guruma of lage kata guruma of morote gari.

Progression:

Tori en uke hebben de ogen open.

Blind: tori en/of uke sluiten de ogen.

Competitietraining : periodisering van de judotraining in de laatste fase van een piekperiode

Cop. Raf Tits december 2003 Artikel 2 in de reeks

Missing links in judo coaching

13

KETTING-DRILL (5 – B,C,D)

(vervolg op verboden zone drill)

Purpose:

Het automatiseren van de tokui waza als één geheel met het nemen van de bijhorende

kumi kata en het bijhorende bewegingspatroon.

Oefenen in het aanvallen indien met zijn voorkeurkumi kata kan nemen.

Oefenen in het dadelijk volgen van tachi waza naar ne waza.

Oefenen in het dadelijk schakelen of overnemen in ne waza

Protocol progression 1:

Vloeiende opeenvolging van K (kumi kata nemen) V (verplaatsing, het bij de worp horende

verplaatsingspatroon) K (kuzushi) T (tsukuri) K (kake).

Tori en uke staan zoals in wedstrijd op 4 m van elkaar.

Tori gaat naar uke en neemt na een kumi kataschermutseling kumi kata.

Tori leidt uke in het verplaatsingspatroon en werpt.

Als ploeg-nage-komi.

Protocol progression 2:

Tori en uke staan zoals in wedstrijd op 4 m van elkaar

Tori gaat naar uke en neemt na een kumi kataschermutseling kumi kata

Tori leidt uke in het verplaatsingspatroon en werpt

Uke draait dadelijk in bank en tori valt aan met omdraaitechniek, klem of wurging

(wanneer tori een worp uitvoert zoals o uchi gake eindigt uke op de rug met tori tussen de

benen en valt tori vanuit die positie aan)

Als ploeg-nage-komi

Protocol progression 3:

Tori en uke staan zoals in wedstrijd op 4 m van elkaar.

Tori gaat naar uke en neemt na een kumi kataschermutseling kumi kata.

Tori leidt uke in het verplaatsingspatroon en werpt.

Uke draait dadelijk in bank en tori valt aan met omdraaitechniek, klem of wurging

(wanneer tori een worp uitvoert zoals o uchi gake eindigt uke op de rug met tori tussen de

benen en valt tori vanuit die positie aan).

Uke reageert op de eerste aanval en tori schakelt naar een tweede aanval of uke neemt de

eerste aanval van tori over.

Als ploeg-nage-komi.

POSITIE-DRILL (5 – B)

Purpose:

Snel reageren zonder denken op uiteenlopende en veranderende situaties.

Protocol:

Tachi waza.

Uke staat op 2 m van een muur.

Tori staat met het aangezicht tegen/naar de muur en draait zich telkens om voor een

aanval (zonder kake).

Uke neemt voor elke aanval een andere extreme positie aan.

Progression:

Competitietraining : periodisering van de judotraining in de laatste fase van een piekperiode

Cop. Raf Tits december 2003 Artikel 2 in de reeks

Missing links in judo coaching

14

Uke staat op 3 m van een muur.

Tori staat met het aangezicht tegen/naar de muur en draait zich telkens om voor een

aanval (zonder kake).

Wanneer tori zich omdraait heeft uke een extreme positie aangenomen die hij echter

plots wijzigt wanneer tori tot op 1 m genaderd is.

LEIDEN-EN-VOLGEN-DRILL (5 – B)

Purpose:

Oefenen in de twee complementaire manieren om een worpmoment/kuzushimoment te

creëren: domineren en volgen (ju).

Protocol:

Tori en uke nemen standaard kumi kata. Er is geen kumi kata-gevecht.

Beide judoka‟s zullen om beurten de beweging leiden (vergelijk met dansen) (let op:

correcte manier van verplaatsen)

Wie leidt, stuurt de verplaatsingen, de ander volgt.

De coach geeft het bevel „wisselen‟ en tori en uke wisselen dadelijk van rol, leiden of

volgen (let op: snel reageren).

Wie leidt mag een worp inzetten (zonder kake).

Progression:

Blind oefenen, wie leidt sluit de ogen en mag een worp inzetten (zonder kake).

Wie volgt mag een worp inzetten (zonder kake).

Blind oefenen, wie volgt sluit de ogen en mag een worp inzetten (zonder kake).

We leidt mag een worp inzetten met kake.

Blind oefenen, wie leidt sluit de ogen en mag een worp inzetten met kake.

We volgt mag een worp inzetten met kake.

Blind oefenen, wie volgt sluit de ogen en mag een worp inzetten met kake.

Variantie vorm:

Idem maar volgen in Ketting-drill.

VERWARRING-TACHI-RANDORI (6 – B)

Purpose:

Oefenen in aanval en verdediging vanuit een verwarde situatie.

Protocol:

Tori staat in stand haasje over.

Uke neemt een aanloop en rolt over tori, rug over rug, en komt weer neer op zijn voeten. Zodra uke over tori gerold is, start de randori van 10” tachi waza.

20”-RANDORI (6 – B)

Purpose:

Oefenen in het verdelen van aanvallen om strafpunten voor passiviteit te vermijden en om

aanvallen die mislukken door een slechte timing en tot strafpunt leiden te beperken (vb.

herhaaldelijk op de knieën vallen met ippon seoi nage).

Protocol:

Vanaf de start van de randori geeft de coach elke 20‟‟ een geluidssignaal.

Beide judoka‟s mogen per 20” maar één aanval doen. Het is van belang om het beste

moment te gebruiken.

Progression:

Competitietraining : periodisering van de judotraining in de laatste fase van een piekperiode

Cop. Raf Tits december 2003 Artikel 2 in de reeks

Missing links in judo coaching

15

Beide judoka‟s mogen de aanval van de andere overnemen.

VERWARRING-NE-BANK-RANDORI (6 – D)

Purpose:

Oefenen in aanval en verdediging vanuit een verwarde situatie.

Protocol:

Tori zit in bankpositie.

Uke rolt over tori, rug op rug.

Zodra uke over tori gerold is, start de randori van 10” ne waza.

Variante vorm:

Tori zit in bank.

Uke staat aan het hoofd van tori.

Tori gaat van bank naar tolpositie.

Zodra tori in tolpositie zit, start de randori ne waza.

TENNIS-RANDORI (6 – E)

Purpose:

Er voor gaan bij eigen kumi kata.

Druk tot scoren aankunnen.

Ander puntentelling werkt motiverend.

Willen winnen maar druk verlaagd door ander puntentelling.

Mentaal: vereenzelviging met Kim en Justine.

Protocol:

Enkel tachi waza, bij ne waza is het matte en wordt er rechtstaande herbegonnen.

Een punt wordt toegekend bij minstens een kokascore.

Puntentelling volgens de tennisregels: 15-30-40-game, met deuce en advantage.

Er naar streven om zover mogelijk te geraken in 5 min.; waarschijnlijk geraakt men

maximum aan 4 games.

Aan opslag zijn, betekent eigen kumi kata mogen nemen (de judoka‟s nemen eerst KK en

dan pas volgt hajimé).

Indien er na 15 sec. geen score is, wint wie niet aan opslag is.

Per 3 (2 judoka‟s + 1 scheidsrechter met chrono/tellen).

Progression:

Voor overloadtraining en/of om uithouding te trainen kan het aantal minuten per randori

opgedreven worden.

MATTE-EN-PLAN-RANDORI (6 – E)

Purpose:

Het oefenen in het omschakelen tussen het plannen tijdens de matte-periode en het

vechten op automatische piloot tijdens de kamp.

Protocol :

De judoka‟s starten de randori zoals in een wedstrijd op ongeveer 4 m van elkaar.

De coach onderbreekt de randori regelmatig met matte.

Tijdens de matte-periode maken de juduka‟s een actieplan.

Vanaf hajime vechten de judoka‟s weer op automatische piloot.

Competitietraining : periodisering van de judotraining in de laatste fase van een piekperiode

Cop. Raf Tits december 2003 Artikel 2 in de reeks

Missing links in judo coaching

16

6 TER AFSLUITING Collega‟s vragen vaak: “Wat is de naam van je systeem? Waar haal je je ideeën?” Wanneer je

als coach probleemoplossend werkt, komen de ideeën vanzelf. Steeds duiken er tijdens het

begeleiden van judoka‟s problemen op waarvoor je als coach een trainingsvorm moet zoeken.

Een technisch-tactisch probleem kan nooit enkel met woorden worden opgelost. Als coach

denk je er over na en tracht je je idee in een trainingsvorm te gieten, van idee naar idoe.

Deze manier van coachen is een methode, geen systeem. Het woord systeem heeft de

misleidende bijklank van een automaat, van een machine die eens ze in werking is, van de jonge

judoka‟ die er langs de ene kant worden ingestopt, kampioenen maakt die er langs de andere

kant uitkomen. Zulke manier van werken is een utopie. Het plan is noodzakelijk. Het werpt

echter maar zijn vruchten af door voortdurende bijsturing en door de persoonlijke interactie

tussen coach en atleet.

Raf Tits

December 2003

[email protected]