LIEN ZUTTERMAN - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/894/837/RUG01-001894837... ·...
Transcript of LIEN ZUTTERMAN - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/894/837/RUG01-001894837... ·...
1
UNIVERSITEIT GENT
FACULTEIT POLITIEKE EN SOCIALE WETENSCHAPPEN
Wetenschappelijk artikel
LIEN ZUTTERMAN
MASTERPROEF COMMUNICATIEWETENSCHAPPEN afstudeerrichting COMMUNICATIEMANAGEMENT
PROMOTOR: PROF. DR. G. VERLEYE
COMMISSARIS: E. DE WAELE-DE GUCHTENAERE
COMMISSARIS: PROF. DR. P. VERDEGEM
ACADEMIEJAAR 2011 - 2012
De invloed van consumer sales promotions op de aankoopintentie bij consumenten.
Case: de Smurfenactie bij Delhaize.
aantal woorden: 8010
2
Dankwoord
Het afronden van je studies aan de universiteit gebeurt met het ritueel van het schrijven van een thesis
of een masterproef zoals dat tegenwoordig officieel heet. Voor je iets kan afronden, moet er eerst iets
opgebouwd zijn. Dit had ik niet kunnen doen zonder enkele bijzondere lieve mensen die mij
gedurende mijn studies hebben gesteund. Uiteraard gaat mijn eerste dankwoord uit naar mijn ouders,
zonder hen was ik nooit zover gekomen. Daarnaast gaven mijn peter en zijn vrouw mij doorheen de
studies de nodige motivatie om door te zetten. Mijn zus, Tine, verdiend hier ook een groot aandeel in
de dankbetuigingen, ze was mijn klankbord en een grote hulp bij het schrijven van deze paper. Ook
professor Verleye bood een onmisbare schakel in dit proces. Tijdens mijn studies leerde ik tenslotte
enkele mensen kennen die de rest van mijn leven veel zullen betekenen voor me. Tahnee en Bregt,
jullie hebben de voorbije vijf jaar en voornamelijk de laatste maanden enorm veel momenten met me
gedeeld. Ze waren allemaal nodig om te komen tot het punt waar we nu zijn.
Allemaal, een welgemeende dankjewel!
1
Abstract
The Smurfs dominated the summer of 2011. The supermarket ‘Delhaize’ decided to set up a promotion
campaign that involved these little blue characters. Consumers could receive a stamp whenever they
reached the amount of 20 euro’s with their purchases. This promotion campaign formed the
fundamental for the set up of this article. Through theory about consumer behavior, with further focus
on information seeking behavior and consumer loyalty, to consumer sales promotions, this study
illuminates the case of the Smurfs saving campaign organized by Delhaize. The use of promotion
campaigns has been the subject of few studies in the past. One of the main and most recent examples is
the one by Teunter (2002). In her work: ‘Analysis of sales promotion effects on household purchase
behavior.’ Teunter focuses on how purchase behavior of households is influenced by sales promotions.
This doctoral thesis had an considerable impact on how this study was conducted and what variables
were included. Considering the Smurfs promotion campaign formed the incentive to the study, we also
focused on households but in contrast with Teunter this was not as emphasized in this research. In
contrast with Teunter there were three consumer sales promotions (i.e. free gifts, loyalty points and
bonus packs) that were highlighted in this study.
To collect the data for this study the combination of qualitative and quantitative research
methods were used. The first step in the data collection were depth interviews which led to the
questionnaire for the quantitative research method. By using the statistical software SPSS the
acquired data was analyzed. These proved that 30,1% of the respondents participated in the Smurfs
promotion campaign of Delhaize compared to 49,1% that didn’t (20,5% were neutral in this question).
This number shows the relative success of the consumer sales promotion conducted in the summer of
2011.
Inleiding
In deze paper wordt er onderzocht welke invloed bepaalde sales promotions, zoals free gifts, hebben
op het consumentengedrag en meerbepaald op de aankoopintentie van consumenten. De
aankoopintentie duidt, zoals het begrip zelf aangeeft, op de intentie, de neiging om een product of
dienst aan te kopen. Het werkelijke gedrag van de consument kan hier nog van afwijken (Franzen &
Goessens, 1998; Floor & Van Raaij, 2006; Namias, 1959). Consumentengedrag is overigens geen
geïsoleerd begrip. Het slaat op een verzameling van handelingen en gedragingen die de consument kan
uitvoeren, zoals zich informeren, producten of diensten gebruiken en/of aanschaffen,… (Nederstigt &
Poiesz, 2010). Verder kan consumentengedrag gesitueerd worden als subdiscipline onder de grote
noemer van marketing (Macinnis & Folkes, 2009). Vandaar de keuze om het begrip te bekijken vanuit
het marketingperspectief zonder het sociale aspect, zoals demografische variabelen en de invloed van
referentiegroepen te verwaarlozen (Bargh, 2002). Zo gaan we factoren in kaart brengen die een
2
invloed kunnen hebben op het consumentengedrag. Het zoeken naar informatie rond promotieacties,
vormt hierbij een eerste variabele. Daarnaast maakt ook het begrip loyaliteit een apart hoofdstuk uit
van dit werk. Deze tweede variabele hangt namelijk nauw samen met de consumer sales promotions
die een volgend onderdeel vormt van deze paper. Een kernbegrip die doorheen beide stukken een
belangrijke rol speelt, zijn loyaliteitsprogramma’s.
Een belangrijk voorgaand onderzoek is deze van Teunter (Teunter, 2002). In haar onderzoek focuste
Teunter (2002) zich op de effecten van sales promotions op het aankoopgedrag van huishoudens.
Hierbij werd bijzondere aandacht besteed aan enkele specifieke productcategorieën, maar ook
psychografische en demografische variabelen werden opgenomen in dit onderzoek. Laatstgenoemde
werden reeds in verschillende onderzoeken rond effecten van sales promotions als invloedrijk
aangetoond (Bawa & Shoemaker, 1987; Patel, 2010; Teunter), vandaar de keuze om deze factor in dit
onderzoek op te nemen. Gelijkaardig aan het onderzoek van Teunter (2002), brengen we onder andere
demografische variabelen zoals leeftijd, opleiding en het hebben van kinderen in rekening bij het
onderzoeken van de effecten van bepaalde promotiestrategieën op de aankoopintentie. Waar Teunter
(2002) zicht richtte op huishoudens, wordt in dit onderzoek in grotere mate de aankoopintentie van de
individuele consument onder de loep genomen. Aangezien deze deel uitmaken van een huishouden is
de grens tussen de individuele consument en huishoudelijk koopgedrag vaag. Wel wordt er in dit werk
een meer specifiek onderscheid gemaakt tussen verschillende vormen van sales promotions. Zo
krijgen weggevers of premiums, bonusverpakkingen en bonus plans of continuïteit programma’s
aparte aandacht (Blakeman, 2007; Floor & Van Raaij, 2006; Tellis, 1997). Een vierde
promotiestrategie, spaaracties, vormt het onderwerp van de casestudie in dit werk, namelijk de
Smurfenspaaractie bij Delhaize in de zomer van 2011. Deze vormde een belangrijk motief voor de
opzet van deze paper. Bij de zomeractie werden consumenten aangezet tot het verzamelen van
stempels op een spaarkaart om op die manier een Smurfenfiguurtje of gratis pluchen pop te verkrijgen
(Persbericht, 2011). Spaaracties behoren tot de meest gebruikte klassieke promotiestrategieën (Floor &
Van Raaij, 2006). Het is niet verwonderlijk dat een supermarkt als Delhaize vaak gebruik maakt van
dergelijke strategieën om de aandacht van consumenten te vestigen op hun firma.
In een eerste stadium van dit onderzoek werden er diepte-interviews uitgevoerd. Aan de hand van dit
kwalitatief onderzoek, werden vragenlijsten opgesteld die zowel elektronisch als handmatig verzameld
werden om op die manier minimaal 200 respondenten te bereiken. De eerste 21 vragen van de
vragenlijst peilen naar het algemene consumentengedrag en de algemene aankoopintenties waarbij de
invloed van sales promotions op het consumentengedrag centraal staat. Het tweede deel focust zich
met 12 vragen op de Smurfenactie bij Delhaize. Een derde en laatste component van de vragenlijst zijn
de demografische variabelen. Deze laten toe om verschillen en/of gelijkenissen tussen de respondenten
in hun consumentengedrag te ontdekken.
3
Theoretisch Luik
Consumentengedrag
Voor de studie van het consumentengedrag zijn er verschillende modellen voor handen. Met hun werk
‘A Theory of Buyer Behavior’ legden Howard en Sheth (1969) de basis voor de theoretische en
praktische benaderingen rond consumentengedrag die in de 40 jaar na hen volgden (Martin & Morch,
2011). Deze theorie handelt rond het beslissingsproces die voorafgaat aan het koopgedrag van een
consument. Het gaat meerbepaald over de keuze voor een bepaald merk en welke factoren hier invloed
op hebben (Howard & Sheth, 1969). Hierbij keken zij onder andere naar motieven, alternatieve keuzes
en het zoekgedrag van consumenten. Laatstgenoemde wordt in dit onderzoek uitgebreid behandeld in
een apart hoofdstuk, omdat reeds bewezen werd dat het zoekgedrag een grote invloed heeft op het
uiteindelijke consumentengedrag (Raghubir, Inman & Grande, 2004).
In haar studie brengt Teunter (2002) drie basismodellen voor consumentengedrag naar voor: het
economische model, het stimulus respons model en het stimulus- organisme- respons model. Wanneer
ze deze modellen verder specificeert voor consumentengedrag met betrekking tot sales promotions,
voegt Teunter (2002) het model van deal proneness toe. Het concept van deal proneness geeft een
gepaste verklaring voor de invloed van sales promotions op de aankoopintentie van consumenten
(Teunter, 2002). Lichtenstein et al. (1990, p. 55) omschrijven deal proneness als volgt: ‘‘a general
propensity to respond to promotions predominantly because they are in deal form’’. Het is belangrijk
voor de marketeer om op de aspecten in te spelen die ervoor zullen zorgen dat de sales promotions
invloed zullen hebben op de reactie van consumenten. Deal proneness biedt hier een geschikte
benadering voor . Het concept biedt een verklaring voor de neiging van consumenten om in te gaan op
promoties (Petchl, 2004; Palazon & Delgado-Ballester, 2011). De consument die het meest vatbaar is
voor deals zoals promotieacties, is volgens onderzoek een huisvrouw met een hoge merkloyaliteit
(Webster, 1965). In de vragenlijst van dit onderzoek werd geslacht niet opgenomen als demografische
variabele, maar kunnen we wel de deal proneness bepalen aan de hand van merkloyaliteit en leeftijd.
In onze eerste hypotheses delen we de leeftijdsgroepen op in personen jonger dan 30 en ouder dan 31
jaar. Wegens een oververtegenwoordiging van jongeren in de enquêtes, biedt deze verdeling een meer
evenwichtige weging van beide categorieën. We komen hier later op terug in het stuk over consumer
sales promotions.
4
Informatie zoekgedrag
Consumentengedrag wordt in de meeste onderzoeken belicht vanuit het beslissingsmodel. Waarin
gesteld wordt dat consumenten al dan niet bewust omgaan met beslissingen rond aankoopgedrag
(Martin & Morich, 2011). Volgens Nedersight en Poiesz (2010) omvat het beslissingsproces zes fasen:
behoefte vaststellen, informatie verzamelen, informatie beoordelen, beslissingen nemen, gebruiken en
evalueren. Van dit voorgestelde beslissingsproces is de fase van het verzamelen van het
informatieonderzoeksobject van dit onderzoek. Het zoeken naar en gebruiken van beschikbare
informatie heeft een niet onmiskenbare invloed op de aankoopintentie van consumenten (McColl-
Kennedy & Fetter, 1999; Raghubir, Inman & Grande, 2004; Peterson &Merino, 2003). Het verhoogde
niveau van informatie beïnvloedt op zijn beurt de manier waarop promoties aan de consumenten
gecommuniceerd worden en hoe consumenten hierop reageren (Clemons, 2008; Spears, 2001). Zo
kunnen consumenten aangezet worden tot het kopen van een product als gevolg van de aanwezige
informatie over het product of de promotie ervan (Chandon, Wansink & Laurent, 2000; Song & Perry,
2009). Informatie wordt aan de consument doorgespeeld via verschillende mediumtypes. De
mediumtypen die volgens Floor en Van Raaij (2006) het meest geschikt zijn om informatie rond
promotieacties te verspreiden zijn onder andere: dagbladen, displays en verpakkingen. In dit
onderzoek worden bijgevolg dagbladen en reclamefolders of huis-aan-huisbladen opgenomen om de
manier waarop respondenten zich informeren over promotieacties te achterhalen.
Naast de traditionele media, heeft internet zijn opgang gemaakt op het vlak van advertenties en als
informatiebron voor consumenten (Yoon & Kim, 2001; Song, Xu, Techatassanasoontorn & Zhang,
2011; Peterson & Merino, 2003). In hun onderzoek linken Yoon en Kim (2001) de keuze voor een
bepaald advertentiemedium aan bepaalde productcategorieën. Deze vergelijking wordt hier aangepast
in die zin dat de mediumkeuze voor het verzamelen van informatie rond acties gekoppeld wordt aan de
soorten promotieacties die centraal staan in deze paper. Internet scoort overigens beter dan dagbladen
en reclamemagazines wanneer het aankomt op mediagebruik voor consumentenpromoties (Chtourou,
Chandon &Zollinger, 2001). Daarenboven wordt het internet vaak gezien als relatief meer
geloofwaardig dan traditionele informatiebronnen (Traci, 2003).
Behalve commerciële en openbare bronnen kunnen ook persoonlijke bronnen zoals vrienden en
familie de consument de nodige informatie bieden (Beatty & Smith, 1987; Kotler, Armstron, Saunders
& Wong, 2006; Staden & Aardt, 2011). Deze externe informatiebronnen worden geacht meer
betrouwbaar te zijn naarmate de consument dichter bij zijn aankoopbeslissing komt. Dit komt doordat
consumenten de opinie van de personen van wie ze de informatie halen, respecteren (Jarvis, 1998;
Kinley, Conrad & Brown, 2000). Bovendien bieden interpersoonlijke informatiebronnen het voordeel
dat ze onmiddellijk feedback kunnen geven (Mourali, Laroche & Pons, 2005). De mening van
familieleden werd in verschillende onderzoeken als significant invloedrijker gevonden dan andere
5
informatiebronnen (Gilly, Graham, Wolfinbarger & Yale, 1998; Yoh, Pedersen & Park, 2006). Dit
brengt ons tot de eerste hypothese.
H1: Informatie van familie en vrienden leidt vaker tot het deelnemen aan spaaracties dan
wanneer consumenten zich informeren via andere informatiebronnen (reclamefolders, kranten
en websites).
Tot slot zijn er ook de bezoeken aan de supermarkt die consumenten bewust maken van de aanwezige
promoties waardoor de supermarkt zelf als informatiebron kan gezien worden (McNeal & Ji, 1999).
Het zoeken naar informatie rond promoties in de supermarkt zelf hangt nauw samen met de al dan niet
aanwezige tijdsdruk. Hoe meer tijd een consument heeft bij zijn of haar bezoek aan de supermarkt, hoe
groter de kans is dat hij of zij de tijd zal nemen om aandacht te besteden aan promoties en advertenties
die in de winkel worden gecommuniceerd (Beatty & Ferrell, 1998). Naast gepercipieerde tijdsdruk
werd ook de ‘needforclosure’ (NFC) gevonden als indicator voor zoekgedrag in de winkel zelf. NFC
duidt op de nood aan kennis van de consument alvorens een aankoopbeslissing te maken. Personen
met een hoge nood aan kennis (NFC), zullen meer actief op zoek gaan naar informatie rond promoties
in de supermarkt zelf . Bovendien veranderen consumenten met een hoge NFC vaak van supermarkt
om op die manier op de hoogte te zijn van de promotieacties in verschillende supermarkten (Vermeir
& Van Kenhove, 2005). Uit voorgaande theorie komen we tot een tweede stelling:
H2: Consumenten die promotieacties opmerken, veranderen vaak van supermarkt.
6
Loyaliteit
‘The more loyal the consumers, the more they will pay.’(Hallberg, 1995, p. 50).
Loyaliteit heeft een positieve impact op de aankoopintenties van consumenten (Wu, Chan, Lau, 2008).
In de literatuur zijn er verschillende soorten loyaliteit te onderscheiden (Jacoby & Kyner, 1973). Het
type loyaliteit dat betrekking heeft op het gedrag van consumenten is in dit onderzoek het meest
relevant. Gedragsloyaliteit uit zich volgens onderzoek onder andere naar het herhaald winkelen bij
eenzelfde aanbieder van goederen en diensten (zoals een supermarkt) (Yi, 1990). Deze loyaliteit kan
op verschillende manieren gestimuleerd worden.
Customer Relationship Marketing (CRM) maakt deel uit van de marketingstrategie bij bedrijven zoals
supermarkten om in te spelen op deze consumentenloyaliteit. De strategie om relaties op te bouwen
focust zich naast interne relaties met werknemers voornamelijk op de relatie met consumenten en hun
loyaliteit aan de handelaar of zijn merken. Op die manier proberen bedrijven ook klanten te
weerhouden om voor de concurrentie te kiezen (Anderson & Kerr, 2002; Baecke & VandenPoel,
2010; Kotler et al. 2006; Mendoza et al.; 2006). Om de relatie tussen bedrijven en klanten op te zetten
en te onderhouden op lange termijn, wordt er onder andere gebruik gemaakt van
loyaliteitsprogramma’s zoals klantenkaarten (Moore &Sekhon, 2005; Wel, Nor &Ahmad, 2011;
Yuping& Rong, 2009). De basis voor een solide relatie tussen een bedrijf en zijn consumenten is
loyaliteit, maar een voorwaarde hiervoor is dat de balans tussen geven en nemen in deze relatie in
evenwicht is (Fournier, Dobscha & Mick, 1998). Programma’s met het oog op het verhogen en
versterken van het gevoel van loyaliteit, belonen consumenten voor hun loyaal gedrag (Leenheer &
Bijmolt, 2008; Sharp & Sharp, 1997). Het blijkt uit de praktijk dat het economisch voordeliger is voor
een organisatie om zich te focussen op reeds bestaande klanten in plaats van nieuwe klanten aan te
trekken (Floor & Van Raaij, 2006, pp. 53; Mendoza et al., 2006; Reichheld, 1996; Sirohi, Mclaughlin
& Wittink, 1998; Verstraeten, 2005). Het hanteren van getrouwheidskaarten is bijgevolg niet zo zeer
gericht op het verwerven van nieuwe klanten, maar wel op het versterken van bestaande relaties
(Dorotic, Fok, Verhoef & Bijmolt, 2010). Bovendien laat een klantenkaart toe om naast het
verzamelen van gegevens over consumenten ook de wisselende van de trouwe klanten te
onderscheiden (Nederstight & Poiesz, 2010). Bij groothandelaars waar de aankoopfrequentie van
consumenten hoog ligt, worden loyaliteitsprogramma’s zoals klantenkaarten vaak toegepast (Leenheer
& Bijmolt, 2008). Een derde hypothese wordt hieruit afgeleid:
H3: Consumenten in het bezit van een klantenkaart, winkelen altijd in dezelfde supermarkt.
Een tweede loyaliteitsprogramma die in dit onderzoek wordt opgenomen, is het gebruik van
spaaracties (Kotler et al., 2006). Deze beide vormen van consumentengerichte promotiestrategie,
klantenkaarten en spaaracties, worden in een volgend hoofdstuk uitgebreider behandeld.
7
Consumer Sales Promotions
‘A consumer may be coupon prone because he or she is a smart shopper, or display prone because he
or she is an impulse buyer, or premium prone because he or she has kids,…’
Blattberg & Neslin (1990, p 70).
Over het algemeen is het budget dat bedrijven voorzien voor sales promotions toegenomen naarmate
deze belangrijker werden ten opzichte van advertenties in traditionele media (Schultz, 2005; Te’eni-
Harari, 2008; Teunter, 2002). Daarbij zijn de uitgaven voor promotieacties gericht op consumenten in
de laatste jaren exponentieel gestegen (DelVecchio, 2005; Pauwels, Hanssens & Siddarth, 2002, Yi &
Yoo, 2011). In het onderzoek van Teunter (2002) wordt de term ‘deal proneness’ naar voor gebracht
als beïnvloedende factor op consumentengedrag (Teunter, 2002). Eerder onderzoek wees uit dat er
positieve relaties te vinden zijn tussen deal proneness en bepaalde consumenten promotieacties
(Chakraborty & Cole, 1991; Lichtenstein, Netemeyer & Burton, 1995). In de meeste onderzoeken
rond deal proneness en sales promotions werd voornamelijk gekeken naar de reactie van consumenten
op prijsgerelateerde promoties zoals waardebonnen en prijsverlagingen (Chandon, Wansink &
Laurent, 2000; DelVecchio, 2005; Kahn & Louie, 1990). Deze studies gaven echter ruimte tot het
onderzoeken van de reactie van consumenten op sales promoties zoals ‘free gift with purchase’ en
spaaracties (Chandran & Morwitz, 2006; Prendergast, Poon, Tsang, Van Fan, 2008; Yi & Yoo, 2011).
Recent onderzoek toont aan dat mensen met een lage vatbaarheid voor deals een lagere
aankoopintentie hebben voor producten waar een gratis geschenk bijzit dan voor prijsverminderingen
(Palazon & Delgado-Ballester, 2011). Hierdoor kunnen we verwachten dat de stelling rond deal
proneness en verschillende soorten sales promotions (i.e. premiums), een lage score zal halen (zie
verder). Hieronder worden verschillende consumers sales promotions nader toegelicht.
- Premiums
Weggevers of gratis premiums zijn een vorm van consumer sales promotions waarbij de
consument een cadeau krijgt bij de aankoop van een bepaald product (Chandran & Morwitz,
2006; Floor & Van Raaij, pp. 454). Het meest populaire voorbeeld van deze promotiestrategie
zijn de flippo’s die in de jaren 90 door snackfabrikant Smith werden geïntroduceerd.
Consumenten konden ronde kartonnen schijfjes met een Looney Tune figuur verzamelen die
te vinden waren in de zakken chips van Smith (Tumblr, n.d.). Deze marketingstrategie is ook
een favoriet promotiemiddel bij producenten van ontbijtgranen (Moore & Pareek, 2010). In
2005 vormden de gratis ‘Star Wars Lightsabers’ een grootse promotieactie van Kellog (The
Times 100, n.d.). Het gebruik van premiums is bovendien een veelzijdige strategie. Zo is het
gebruik van consumentgerichte premiums naast een proefperiode voor merken bedoeld om
herhaalde aankoop bij consumenten te stimuleren (Te’eni-Harari, 2008). Wanneer
8
consumenten geneigd zijn om een product aan te kopen omdat hier een premium of free gift
bij betrokken is, spreken we van premium proneness (Prendergast et al., 2008). Dit begrip is
vergelijkbaar met het eerder aangehaalde deal pronenss. In ons onderzoek doen we navraag
naar de aankoopintentie wanneer de consument geconfronteerd wordt met ‘in-pack’ of ‘with-
purchase’ premiums. Hierbij zit het gratis geschenk bij het product verpakt wat leidt tot een
directe stimulans en een hogere appreciatie van de promotie bij consumenten (d’Astous &
Jacob, 2002; Tellis, 1998, pp. 283). Het effect van premiums op het aankoopgedrag van
jongadolescenten en kinderen werd in verschillende onderzoeken reeds behandeld (McNeal &
Ji, 2003; Te’eni-Harari, 2008). Te’eni-Harari (2008) concludeerde dat jongeren in eenzelfde
mate reageren op premiums zoals volwassenen dat doen. Ondanks deze voorgaande theorie
verwachten we in dit onderzoek toch een variantie tussen de verschillende leeftijdscategorieën
voor wat betreft hun aankoopintentie met betrekking tot meerdere consumer sales promotions.
H4: Jonge consumenten (=<30) hebben vaker de intentie om een product te kopen
wanneer hier een geschenkje bijzit dan oudere consumenten (>=31).
- Bonusverpakkingen
Een tweede vorm van sales promotions die in dit onderzoek worden opgenomen, zijn
bonusverpakkingen. Producten die verpakt zijn met de vermelding dat er een extra procentuele
hoeveelheid van hetzelfde product inzit tegen eenzelfde prijs, worden ook ‘price packs’
genoemd (Tellis, 1998). Bonusverpakkingen zijn bedoeld om de loyaliteit van bestaande
klanten te versterken. Deze techniek is bovendien het meest voordelig voor de producent
aangezien de kosten voor de procentuele extra hoeveelheid niet evenredig zijn met de
investering in de promotieactie (Floor & Van Raaij, pp. 453; Hardesty & Bearden, 2003). Een
ander voordeel van producten die in bonusverpakkingen worden aangeprezen is dat ze de
aandacht trekken van consumenten (Gardener & Trivedi,1998). Dit heeft op zijn beurt tot
gevolg dat ook het merk duidelijk onder de aandacht van de consumenten gebracht wordt.
Hierdoor zal product- en merkherkenning bij toekomstige aankopen eenvoudiger zijn (Gilbert
& Jackaria, 2002). In vergelijking met prijsverlagingen, is gevonden dat consumenten de
voorkeur geven aan bonusverpakkingen als promotietool. Dit komt doordat consumenten het
verkrijgen van extra product voor eenzelfde prijs evalueren als een voordeel, waar
prijsreducties slechts een verminderd verlies weerspiegelen (Diamond & Sanyal, 1990; Mishra
& Mishra, 2011). Het verkrijgen van een niet monetaire promotie (extra product of een
geschenk) leidt tot het gevoel van winst (Diamond & Campbell, 1989). In contrast met deze
voordelen en positieve gevoelens bij consumenten ten opzicht van bonusverpakkingen staat
dat er in sommige gevallen een sceptische houding wordt aangenomen tegenover deze
promotiestrategie. Consumenten veronderstellen namelijk dat ‘het gratis extra product’ niet
9
loshangt van een lichte prijsverhoging van dat product (Ong, Ho & Tripp, 1997). Met de
vorige hypothese in gedachten, waarin we het verkrijgen van een gratis geschenk als
onafhankelijke variabele opnamen, willen we ook in deze hypothese nagaan welke van de
twee promotieacties het meest succes heeft bij de beide leeftijdscategorieën (consumenten
jonger of gelijk aan dertig tegenover consumenten ouder of gelijk aan eenendertig).
H5: Jonge consumenten (=<30) hebben vaker de intentie om een product te kopen
wanneer hier extra product bijzit dan oudere consumenten (>=31).
H6: De neiging om een product te kopen wanneer hier een geschenkje bijzit (voor
eenzelfde prijs) is even groot als de neiging om een product te kopen wanneer hier extra
product bijzit (voor eenzelfde prijs).
- Klantenkaarten
Naast acties die tot doel hebben de loyaliteit naar producten toe te bevorderen (premiums en
bonusverpakkingen), nemen we in dit onderzoek ook het gebruik van klantenkaarten op. Het
systeem van een klantenkaart zorgt ervoor dat je punten krijgt afhankelijk van het
gespendeerde bedrag in een winkel. Wanneer een zekere score wordt behaald op de kaart,
kunnen de gecollecteerde punten omgeruild worden in een kortingsbon of in bepaalde
producten (Van Hecke, 2009). Vandaar dat klantenkaarten ook continuïteitsprogramma’s of
bonus plans worden genoemd. In het geval van de supermarkt Delhaize die terugkomt in de
casestudie, kunnen consumenten sparen voor zogenaamde PLUS Punten. Wanneer
consumenten aan een rekening van 500 punten komen, krijgen ze een kortingsbon van vijf
euro. De klantenkaart wordt vaak gezien als een ‘loyalty scheme’ omdat ze gericht is op de
relatie tussen de supermarkt en hun consumenten (Humbry, Hunt & Phillips, 2007; Moore &
Sekhon; 2005). Een loyaliteitsprogramma is bedoeld om klanten winstgevender te maken door
hen te binden aan een bedrijf (Leenheer, 2006). Daarnaast worden klantenkaarten door
bedrijven voornamelijk gebruikt om gegevens van klanten te verzamelen. Op deze manier kan
het koopgedrag geanalyseerd worden en kunnen marketeers vervolgens promotieacties beter
afstemmen op de behoeften van de consument. In contrast met de voordelen van deze
marketingtool staat dat het bezitten van klantenkaarten van meerdere supermarkten een
negatief effect heeft op gedragsloyaliteit (Mägi, 2003). Volgens Weber (2006) dient het
gebruik van klantenkaarten nader bekeken te worden wanneer het gaat om
loyaliteitsprogramma’s. De loyaliteit van consumenten voor een bepaalde supermarkt is in dit
onderzoek relevant aangezien we in de casestudie een spaaractie belichten waar consumenten
enkel aan konden deelnemen door ervoor te kiezen om hun inkopen te doen bij Delhaize.
10
H7: Jonge consumenten (=<30) hebben vaker de intentie om een product te kopen
wanneer hier extra getrouwheidspunten door te verdienen zijn dan oudere consumenten
(>=31).
- Spaaracties
Een vierde consumer sales promotion is het gebruik van spaaracties. Het verzamelen van
zegels of stempels op een spaarkaart is een promotieactie die bedoeld is om consumenten aan
te zetten tot merktrouw. Wanneer deze acties worden opgezet voor een onbepaalde duur,
worden ze loyalty- programma’s genoemd (Floor & Van Raaij, 2006, pp. 457). Als relationeel
marketinginstrument zijn spaarprogramma’s erop gericht om klanten terug te laten komen en
herhaalde aankopen te laten doen bij bedrijven zoals supermarkten (Leenheer, 2006). Volgens
Leenheer (2006) is het meer correct om te spreken van een loyaliteitsactie wanneer het gaat
om een spaarprogramma indien deze plaatsvindt over een beperkte tijdsperiode. Op die manier
worden technieken voor langdurige loyaliteit onderscheiden van deze die bedoeld zijn om een
tijdelijk bewustzijn ten opzichte van een bepaald merk of product te creëren. Het gebruik van
spaaracties als consumenten promotieactie werd nog onvoldoende onderzocht. In dit
onderzoek vormt het echter het onderwerp van een casestudie. De grens tussen spaaracties en
klantenkaarten is in literatuur soms moeilijk te onderscheiden. Ook in het
onderzoeksonderwerp van deze studie zijn beiden niet volledig van elkaar los te koppelen. Zo
verkrijgen consumenten hun beloning voor hun trouw aan de supermarkt Delhaize pas
wanneer ze een hele reeks stempels hebben verzameld op hun spaarkaart. Recentelijk werden
spaaracties nog in de kijker gesteld omwillen van hun groeiende populariteit (!Vara, 22 mei
2010). De keuze om deze consumer sales promotion als onderwerp van een casestudie te
nemen, werd beïnvloedt door de media-aandacht die gericht was op de Smurfenactie bij
Delhaize. In het volgende onderdeel van deze paper gaan we verder in op deze spaaractie.
11
Case
Smurfenspaaractie Delhaize
De Smurfenspaaractie bij Delhaize in de zomer van 2011 was een belangrijke motivator voor de opzet
van dit onderzoek. De Smurfengekte werd grotendeels beïnvloed doordat op 3 augustus 2011 de
Amerikaanse film ‘The Smurfs’ uitgebracht werd in de Belgische cinemazalen. De mosterd voor deze
film werd gehaald bij de Belgische cartoonist Peyo (Pierre Culliford) die tijdens een etentje niet meer
op de naam voor ‘zout’ kwam en zomaar ‘Schtroumpf’ zei. Dit leidde uiteindelijk tot de creatie van de
kleine blauwe figuurtjes die zich doorheen de jaren zouden ontwikkelen tot een populaire cartoon- en
stripreeks op internationaal en zelfs op wereldwijd vlak. Doordat de zomeractie bij Delhaize samenviel
met de Smurfenfilm was er een merkbare verhoogde interesse rond deze promotieactie. Zo breidde
Delhaize deze campagne uit naar andere producten en verlengde ze haar zomeractie met enkele weken.
Uit een persbericht haalden we volgende info: ‘Van 23 juni tot 31 augustus 2011 ontvangen de klanten
in alle supermarkten van Delhaize, bij City Delhaize, Tom&Co, Animal Center Tom&Co en de
deelnemende AD en Proxy Delhaizes een stempel per aankoopschijf van € 20, twee stempels voor €
40, drie stempels voor € 60 enzovoort. De vele deelnemende producten leveren ook extra stempels op.’
(Persbericht, 20 juni 2011).
Spaaracties worden ook loyaliteitprogramma’s genoemd omdat ze gebruikt worden om de
merkentrouw te vergroten. Dergelijke programma’s worden ontwikkeld met het oog op het behouden
van klanten waar vroeger het accent lag op het werven van klanten (Floor & Van Raaij, 2006, pp. 457;
Mendoza et al., 2006). In de case rond de Smurfenactie bij Delhaize kon de spaaractie gezien worden
als een tweevoudig loyaliteitsprogramma. Per aankoopschijf van 20euro werd aan de kassa van
Delhaize een stempel gezet op de Smurfenspaarkaart. Dit was een manier om klanten aan te zetten om
hun inkopen bij Delhaize te doen en op die manier zowel nieuwe klanten aan te trekken als bestaande
klanten vast te houden.
H8: Om aan de Smurfenactie van Delhaize te kunnen deelnemen, gingen mensen herhalend
winkelen bij Delhaize.
Loyaliteitsprogramma’s die gericht zijn op een lange termijnrelatie met de consument geven vaak een
vertraagde beloning voor de loyaliteit van de consument. Daartegenover staan promoties op korte
termijn. Deze bieden een onmiddellijk voordeel waardoor ze een plotse invloed hebben op de
verkoopscijfers zonder noodzakelijk te leiden tot een verhoogde loyaliteit (Yuping & Rong, 2009). De
Smurfenspaaractie viel zowel onder een loyaliteitsprogramma op korte termijn met onmiddellijke
voordelen, namelijk het verkrijgen van een Smurfenfiguurtjes bij slechts vier stempels, als een
programma op lange termijn, zoals het inruilen van een volle spaarkaart (40 stempels) tegen een
12
pluche Smurfenpop (Persbericht, 2011). In het kader van dit onderzoek bekijken we of de korte
termijnbeloning frequenter gerealiseerd werd dan de lange termijnbeloning.
H9: Er werd vaker voor de kleine poppetjes gespaard dan voor de smurfenmarionetten.
‘Frequent shopper programs’ of programma’s waarbij klanten beloond worden naarmate de frequentie
van hun bezoek of aankoop bij een organisatie toeneemt, trachten een positieve invloed te hebben op
de loyaliteit. Dergelijke loyaliteitsprogramma’s werden in het verleden voornamelijk toegepast bij
vliegmaatschappijen. Toegepast op supermarkten betekent dit dat men consumenten meer wil laten
spenderen bij een bezoek aan de winkel (Lal & Bell, 2003). De Smurfenactie kan in dat opzicht
gezien worden als een beloningsprogramma aangezien consumenten slechts een stempel kregen per
aankoopschijf van 20 euro. Hoe meer er gekocht werd, hoe meer stempels men verdiende.
H10: Tijdens de Smurfenspaaractie hielden consumenten er rekening mee om een aankoopschijf
van 20 euro te bekomen omdat men op die manier een stempel op de spaarkaart kreeg.
13
Methode
Datacollectie
Aan de basis van onze kwantitatieve onderzoeksmethode lag een kwalitatief vooronderzoek. Hierbij
werden verschillende diepte-interviews gehouden om later de vragenlijsten van het kwantitatief
onderzoek op te stellen. De vragen voor beide onderzoeksmethodes werden opgebouwd vanuit
geraadpleegde literatuur waarbij voornamelijk het onderzoek van Teunter (2002) een belangrijke rol in
speelde. Er werd gebruik gemaakt van een semigestructureerd interview. Deze open vorm biedt aan de
ene kant het voordeel dat de interviewer op verschillende aspecten tijdens het gesprek dieper kan
ingaan terwijl aan de andere kant ook een standaardisering over de verschillende respondenten
mogelijk gemaakt wordt (Mortelmans, 2007). Bij een diepte-interview moet de locatie om het gesprek
te laten doorgaan goed gekozen worden, omgevingselementen die het interview kunnen onderbreken
of verstoren moeten zoveel mogelijk vermeden worden. Een andere valkuil bij interviews is het
wenselijk antwoorden van de respondent. Het is als interviewer van belang om geen mening of
voorkeur uit te drukken. Neutraal taalgebruik biedt hier een eenvoudige oplossing voor (Mortelmans,
2007). De respondenten voor de diepte-interviews werden at random gekozen. Uiteraard was het mooi
meegenomen wanneer respondenten klant waren bij Delhaize en op de hoogte waren van de
Smurfenactie die gehouden werd in de zomer van 2011. Dit stuk kwalitatief vooronderzoek kan gezien
worden als een pretest om de vragen en het onderwerp te valideren. Uiteindelijk werden er acht
respondenten onderworpen aan een diepte-interview. Er was een saturatie in de antwoorden te vinden,
waardoor besloten werd dat andere interviews geen meerwaarde meer konden bieden (Mortelmans,
2007).
De topiclijst die gehanteerd werd tijdens de diepte-interviews werd aangepast en overgenomen om de
vragenlijsten van het kwantitatief onderzoek op te stellen. Deze kwamen uiteindelijk in grote mate
overeen met elkaar. Vervolgens werd ervoor gekozen om de vragenlijsten zowel handmatig als
elektronisch te verspreiden. Op die manier bereikten we een gevarieerd publiek. Aangezien het
veldonderzoek gehouden werd in de periode dat in Gent het goede doel ‘music for life’ werd
gehouden, werd er van de gelegenheid gebruik gemaakt om zo een groot aantal respondenten op korte
tijd te kunnen aanspreken. De elektronische versie werd verspreid via thesistools om op die manier een
groot het aantal respondenten te bereiken via het internet. Het minimumdoel voor de datacollectie
werd gezet op 200 respondenten. Dit is het aantal dat nodig is om representatieve bevindingen te
kunnen bereiken voor de populatie (Verleye, 2009). Met het eindresultaat van 234 respondenten,
behaalden we dit minimumdoel. De gecollecteerde data werd vervolgens opgenomen in een
gegevensbestand en vervolgens geanalyseerd via het statistische programma SPSS. Via verschillende
14
analysemethoden werden de vooropgestelde hypotheses onderzocht. Zo werd er voornamelijk gebruik
gemaakt van parametrische toetsen als correlatie- en variantieanalyses.
Naast een eerst reeks algemene vragen rond consumentengedrag en een tweede reeks rond de
Smurfenactie bij Delhaize, werden ook demografische variabelen opgenomen in de vragenlijsten.
Hoewel dit standaard is bij de meeste onderzoeken, gaven ook eerdere studies rond
consumentengedrag het belang aan van bepaalde variabelen aan die niet mochten ontbreken in deze
studie. Zo werd bijvoorbeeld in verschillende studies het informatie- zoekgedrag gelinkt aan bepaalde
demografische variabelen, zoals geslacht en opleiding (Putrevu & Lord, 2001; Saigal &Mann, 2010;
Seock & Bailey, 2009). Ook leeftijd speelt als demografische variabele een rol in de soort bron die
gebruikt wordt bij het zoeken naar informatie (Cole & Balasubramanian, 1993). Bijgevolg werden de
demografische variabelen ‘leeftijd’ en ‘hoogst behaalde diploma’ opgenomen in dit onderzoek.
Daarnaast werd ook gepeild naar het al dan niet hebben van kinderen en hun leeftijdscategorie. Dit
omdat de case die wordt toegelicht in deze paper een promotieactie omvat waarbij voornamelijk
kinderen het doelpubliek vormden. Tot slot werd de demografische variabele ‘burgerlijke staat’ ook
opgenomen om een meer geheel beeld van de respondenten te kunnen vormen. Alle items in dit
onderzoek zullen steeds onderverdeeld worden in vijf verschillende antwoordcategorieën gaande van
‘helemaal niet akkoord’ tot ‘helemaal akkoord’. Bij de demografische variabelen bieden we ook vijf
mogelijke antwoorden om een continuïteit doorheen de vragenlijsten te bekomen.
15
Analyses en resultaten
Info zoekgedrag
H1: Informatie van familie en vrienden leidt vaker tot het deelnemen aan spaaracties dan
wanneer consumenten zich informeren via andere informatiebronnen (reclamefolders, kranten
en websites).
Om het effect van twee onafhankelijke variabelen (info over acties via vrienden of familie enerzijds en
infomedia anderzijds) op een afhankelijke variabele (deelname aan spaaracties) te onderzoeken,
maken we gebruik van een lineaire regressie- analyse. Hiermee willen we verifiëren als er een lineair
verband is tussen het deelnemen aan spaaracties en de twee vormen van informatie- zoekgedrag. Dit
geeft ons de volgende resultaten:
Unstandardized
B
Standardized
Beta
t Sig.
(Constant)
info over acties via
vrienden of familie
infomedia
1,087
0,146
0,322
0,149
0,235
8,132 0,000
2,126 0,035
3,366 0,001
a. Dependent Variable: deelname aan spaaracties
De regressielijn Y = a+bx1+bx2 of Y = β0 + β1X + β2X + e (wanneer we de foutenterm in rekening
brengen) ziet er vertaald in ons verhaal als volgt uit: Y = 1,087 + 0,146X1 + 0,322X2. De p-waardes
die horen bij de onafhankelijke variabelen zijn steeds significant op het 0,05 niveau (p = 0,035 en p =
0,001). Deze geven aan dat de variabelen x1 en x2 inderdaad een significante invloed hebben op y. Met
een t-waarde van 3,366 heeft de variabele infomedia een grotere invloed op y dan de variabele info
over acties via vrienden of familie. Wat ertoe leidt dat we de vooropgestelde hypothese niet kunnen
aanvaarden.
Vervolgens is het ook van belang om de determinantiecoëfficiënt hier te vermelden. Deze geeft aan
hoeveel procent van de variantie van de afhankelijke variabele verklaard wordt door de onafhankelijke
variabelen x1 en x2. De aangepaste R2
toont de correctie die SPSS doorvoerde voor de R kwadraat
waarde voor het aantal onafhankelijke variabelen en het aantal waarnemingen. De aangepaste R
kwadraat (adjusted R square) heeft hier een waarde van 0,102. Met andere woorden: de predictieve
waarde van de info over acties via vrienden of familie en infomedia voor de variantie op deelname aan
spaaracties, bedraagt slechts een tiende (R² = 0,102). Dit relatief laag getal betekent niet dat er geen
verband is tussen de variabelen, maar wel dat dit verband niet lineair is.
16
R Square Adjusted R Square
Predictors: (Constant),
infomedia, info over acties
via vrienden of familie
R² = 0,110
R² = 0,102
H2: Consumenten die promotieacties opmerken, veranderen vaak van supermarkt.
Om het verband tussen de opmerkzaamheid voor promoties en het veranderen van supermarkt na te
gaan, voeren we een Pearson correlatie uit. Via deze analyse berekenen we het verband tussen twee
kwantitatieve variabelen vanaf ordinaal niveau. Hoe groter de absolute waarde van de
correlatiecoëfficiënt, hoe groter het verband tussen beide variabelen.
Correlatiecoëfficiënt Significantie
Verandert vaak van
supermarkt x
Opmerkzaamheid promoacties
r = 0,014 p = 0,834
Uit bovenstaande tabel kunnen we afleiden dat de correlatie een waarde bezit van r = 0,014. Deze
correlatie zit dicht tegen nul wat erop wijst dat er geen verband is tussen de variabelen
‘opmerkzaamheid promotieacties’ en ‘verandert vaak van supermarkt’. Ook de p is groot (p = 0,834),
wat betekent dat er geen significante correlatie werd gevonden. Anders geformuleerd is er 83 procent
kans dat de positieve samenhang tussen beide variabelen op toeval berust. Hypothese twee kan niet
weerhouden worden.
Loyaliteit
H3: Consumenten in het bezit van een klantenkaart, winkelen in dezelfde supermarkt.
Ook voor de derde hypothese willen we het verband berekenen tussen de twee kwantitatieve
variabelen ‘het bezitten van een klantenkaart’ en ‘winkelen in dezelfde winkel’, waarvoor de Pearson
correlatiecoëfficiënt de meest eenvoudige en aangewezen manier is. Indien niet aan de voorwaarden
voldaan zouden worden om een Pearson correlatie uit te voeren, kunnen we eventueel terugvallen op
de Spearman correlatiecoëfficiënt die ingezet kan worden wanneer de variabelen minimaal van
ordinaal niveau zijn. In dit geval blijkt een andere maatstaf dan Pearson echter niet nodig.
17
Correlatiecoëfficiënt Significantie
Bezit klantenkaart x winkelen
in zelfde supermarkt r = 0,081 p = 0,220
De samenhang tussen het bezitten van een klantenkaart en het winkelen in dezelfde supermarkt heeft
een waarde van r = 0,081. Deze is echter niet significant op het 0,05 niveau (p = 0,220) waardoor we
kunnen concluderen dat we de nulhypothese kunnen aanvaarden. (H0: Er is geen (of hier een klein)
verband tussen het bezitten van een klantenkaart en het winkelen in eenzelfde supermarkt). Anders
gesteld zullen respondenten die een klantenkaart bezitten slechts in weinige mate winkelen in dezelfde
supermarkt. De hypothese wordt bijgevolg verworpen.
Consumer Sales Promotions
H4: Jonge consumenten (=< 30) hebben vaker de intentie om een product te kopen wanneer hier
een geschenkje bijzit dan oudere consumenten (>=31).
Om deze en de volgende stellingen te kunnen meten op een betrouwbare schaal, werden de
leeftijdsgroepen <20 en 21-30 samengenomen om de jonge consumenten (=<30) in dit onderzoek te
vertegenwoordigen. Verder werden ook de groepen 31-40, 41-50 en 51< omgeschaald naar een
nieuwe variabele om representatief te staan voor de groep oudere consumenten (>=31). Dit doen we
aan de hand van Compute Variable. Hiermee maken we twee nieuwe variabelen aan die het resultaat
zijn van de berekeningen met de bestaande variabelen. Zo vormen de groepen ‘<20 en 21-30’ en ‘31-
40, 41-50 en 51< ‘de nieuwe variabele lftcat. Op deze manier hebben we een eenvoudige weging
doorgevoerd waardoor de oververtegenwoordiging van jonge consumenten voor een deel wordt
gecompenseerd. Na deze correctie passen we een F-toets toe. Door gebruik te maken van een
variantieanalyse kunnen we een stap verder gaan dan T-toetsen. ANOVA’s (Analysis of variance)
laten namelijk toe om groepen binnen één analyse tegelijkertijd te vergelijken. Toegepast op de
hypothese H4, geeft dit ons de volgende resultaten:
N Mean Std. Deviation
=<30 151 2,07 1,071
>=31 83 1,70 1,145
Total 234 1,94 1,110
18
In deze output vinden we dat de eerste groep, de jongeren en jongvolwassenen tot en met 30 jaar, een
hogere aankoopintentie voelen (Mean = 2,07 tegenover Mean = 1,70) wanneer er bij een product een
geschenk wordt aangeboden. De F-waarde geeft de berekening weer van de tussen- en
binnengroepsvariantie. Dit biedt de basis om te berekenen of de verschillen significant zijn. Wanneer
de F-waarde groot genoeg is of de verschillen tussen de groepen groot genoeg is, kunnen we
aannemen dat dit verschil niet op toeval berust. Met een F = 6,217 kunnen we stellen dat het verschil
tussen de gemiddelden significant is op het 0,05 niveau met een significantie van p = 0,013. Hieruit
kunnen we afleiden dat de hypothese die stelt dat jonge consumenten vaker de intentie hebben om een
product te kopen wanneer hier een geschenkje bijzit dan oudere consumenten, aanvaard kan worden.
H5: Jonge consumenten (=<30) hebben vaker de intentie om een product te kopen wanneer hier
extra product bijzit dan oudere consumenten (>=31).
Deze hypothese verschilt van de vorige door de gewijzigde afhankelijke variabele die staat voor een
andere consumer sales promotion. De analyse die voor deze hypothese gekozen wordt, is opnieuw een
one-way ANOVA.
N Mean Std. Deviation
=<30 151 2,74 0,830
>=31 83 2,39 1,124
Total 234 2,61 0,957
Met een Mean = 2,74 bij de groep jonge consumenten tegenover Mean = 2,39 van de groep oudere
consumenten, vertoont de eerste groep een iets grotere intentie om producten aan te kopen wanneer
deze aangeboden worden in een bonusverpakking. We zien bovendien dat dit een sterk significant
verschil is (F = 7,333 en p = 0,007). We kunnen de vooropgestelde hypothese ten volle aanvaarden.
H6: De neiging om een product te kopen wanneer hier een geschenkje bijzit (voor eenzelfde
prijs) is even groot als de neiging om een product te kopen wanneer hier extra product bijzit
(voor eenzelfde prijs).
Om na te gaan indien de aankoopintentie bij twee verschillende consumer sales promotions (free gift
en bonusverpakking) even groot is, hanteren we een vergelijkbare toets. De variabelen zijn van
metrisch niveau en de steekproef is afkomstig van een bivariate normale verdeling. Op die manier
wordt voldaan aan de veronderstellingen van de Pearson correlatiecoëfficiënt en moeten we bijgevolg
niet van deze maatstaf afwijken. We voeren voor deze hypothese een bivariate correlatie uit.
19
Correlatiecoëfficiënt Significantie
Aankoopintentie extra
product x Aankoopintentie
free gift
r = 0,458 p = 0,000
We stellen een positief lineair verband vast tussen beide variabelen met een sterke significantie (p =
0,000). Er is een matige tot hoge correlatie wanneer de correlatiecoëfficiënt zich bevindt tussen de
grenzen 0,40 < r < 0,70. In deze meting bekomen we een r = 0,458 wat erop wijst dat er een duidelijk
verband bestaat tussen beide variabelen. Volledig uitgeschreven betekent het resultaat van deze
parametrische toets het volgende: Hoe meer men geneigd is om een product aan te kopen wanneer hier
een free gift wordt bij gegeven, hoe meer men geneigd is een product aan te kopen wanneer hier extra
product bijzit.
H7: Jonge consumenten (=<30) hebben vaker de intentie om een product te kopen wanneer hier
extra getrouwheidspunten door te verdienen zijn dan oudere consumenten (>=31).
De zevende hypothese is vergelijkbaar met H4 en H5, maar opnieuw is hier de independent variabele
een andere soort van consumer sales promotion. Hier wordt namelijk het effect van het verkrijgen van
getrouwheidspunten op de klantenkaart op de aankoopintentie bij consumenten gemeten. De
variantieanalyse wordt hier nog een keer gebruikt om op basis van één variabele groepen te
onderscheiden. We willen nagaan indien jonge consumenten in vergelijking met oudere een hogere
aankoopintentie bezitten voor wat betreft het verkrijgen van extra getrouwheidspunten bij hun
aankoop van een product.
N Mean Std. Deviation
=<30 151 1,60 1,250
>=31 83 1,78 1,159
Total 234 1,66 1,219
Het kleine verschil tussen de twee leeftijdscategorieën is niet significant (p = 0,262) voor wat betreft
de promotieactie waarbij extra getrouwheidspunten worden gegeven om de aankoopintentie bij
consumenten positief te beïnvloeden. Bovendien duidt de lage F-waarde (F= 1,263) erop dat er slechts
en klein verschil werd gevonden tussen de groepen volgens de berekening:
F-waarde = Gemiddelde kwadratensom tussen de groepen
Gemiddelde kwadratensom binnen de groepen
20
Er is wel een gevonden verschil, maar deze is niet sterk genoeg om de hypothese te veralgemenen. Ten
opzichte van voorgaande vergelijkbare hypotheses, H4 en H5, kan besloten worden dat deze derde
consumer sales promotion het minst verschil geeft voor wat betreft de leeftijd als bepalende factor op
de aankoopintentie.
Smurfenspaaractie Delhaize
H8: Om aan de Smurfenactie van Delhaize te kunnen deelnemen, gingen mensen speciaal
winkelen bij Delhaize.
Met deze hypothese willen we nagaan hoe respondenten hun keuze van supermarkt afstemden op de
promotieactie bij Delhaize. Men kon geen smurfenstempels verdienen bij Carrefour of Collruyt
waardoor men genoodzaakt zou worden om bij Delhaize te winkelen indien men wou deelnemen aan
de Smurfenspaaractie. Hierbij zoeken we hoeveel keer een bepaalde uitkomst (het wel of niet akkoord
gaan met deze stelling) voorkomt. Indien men niet de keuze maakte om speciaal bij Delhaize te
winkelen in teken van de Smurfenactie, duidden respondenten de antwoordcategorieën ‘helemaal niet
akkoord’ en ‘niet akkoord’ aan. Hiertegenover staat dat de antwoorden ‘akkoord’ en ‘helemaal
akkoord’ aangaven dat respondenten hun keuze om te winkelen in een bepaalde supermarkt wel
wijzigden als gevolg van de Smurfenactie. We gebruiken beschrijvende statistiek om de
karakteristieken van de variabele te omschrijven. Het gaat meerbepaald om het gebruik van
frequenties die een overzicht geven van de verdeling van de respondenten over de
antwoordcategorieën wat betreft de variabele ‘winkeldelhaize’. Dit werd letterlijk in de vragenlijst
opgenomen in de vraag : ‘Om aan deze actie te kunnen deelnemen, ging ik speciaal winkelen bij
Delhaize.’.
Valid Percent Cumulative Percent
Helemaal niet akkoord
Niet akkoord
58,5
31,6
58,5
90,2
Akkoord
Helemaal akkoord
2,6
2,6
97,4
100,0
De gecumuleerde percentages van de respondenten die akkoord en helemaal akkoord gaan (5,2%) is
beduidend lager dan het gecumuleerd percentage van de respondenten die niet akkoord en helemaal
niet akkoord gaan met de stelling (90,2%). Consumenten veranderden hun keuze van supermarkt dus
niet tijdens de Smurfenactie bij Delhaize om te kunnen deelnemen aan de actie.
21
De standaarddeviatie heeft een waarde van 0,895. Dit wijst op de spreiding van de uitkomsten van
deze variabele rond het gemiddelde. Deze is niet normaal verdeeld, maar de antwoorden waren toch
relatief homogeen in die zin dat het merendeel van de respondenten negatief antwoorden op de vraag.
De onderzochte hypothese die stelde dat consumenten speciaal winkelden bij Delhaize naar
aanleidingen van de consumer sales promotion wordt dientengevolge verworpen.
H9: Er werd vaker voor de kleine poppetjes gespaard dan voor de smurfenmarionetten.
Voor de stelling die nagaat voor welke beloning gespaard werd tijdens de Smurfenspaaractie (kleine
plastieken smurfenpoppetjes of grotere pluche smurfen) voeren we een paired sample T-test uit. Deze
test wordt gebruikt om gekoppelde paren te analyseren. Aan de hand van de gepaarde T-toets kunnen
we de gemiddelden van beide variabelen vergelijken.
N Mean Std. Deviation
Sparen voor poppetjes 234 0,87 1,258
Sparen voor
smurfenmarionetten
234 0,47 0,809
Het gemiddelde van N1, het sparen voor smurfenpoppetjes (Mean = 0,87) is tweemaal zo groot dan
het gemiddelde van N2, het sparen voor de smurfenmarionetten (Mean = 0,47). We kunnen de stelling
aanvaarden. In de output van de t-toets krijgen we ook de Paired Samples Correlations. Deze geeft de
correlatie aan tussen de variabelen die in deze toets werden gemeten. Met een positieve correlatie (r =
0,273) en een significantie van p < 0,001, kunnen we stellen dat hoe meer respondenten spaarden voor
poppetjes, hoe meer ze ook spaarden voor smurfenmarionetten. Uit deze redenering kunnen we
besluiten dat de negende hypothese niet verworpen wordt.
H10: Tijdens de Smurfenspaaractie hielden consumenten er rekening mee om een aankoopschijf
van 20 euro te bekomen omdat men op die manier een stempel op de spaarkaart kreeg.
Met deze stelling willen we de variabele beschrijven die aangeeft of respondenten tijdens hun
aankopen er rekening mee hielden om aan een voldoende hoog aankoopbedrag te komen zoals de
voorwaarden voor de actie van toepassing waren. Zo kregen consumenten een stempel op de
spaarkaart per aankoopschijf van 20 euro. Om dit te onderzoeken gebruiken we Descriptive Statistics
en kozen we hierbij meerbepaald voor frequenties.
22
Valid Percent Cumulative Percent
Helemaal niet akkoord
Niet akkoord
58,5
26,9
58,5
85,5
Akkoord
Helemaal akkoord
5,1
0,9
99,1
100,0
Wanneer we naar de gecumuleerde percentages kijken, bemerken we dat deze opmerkelijk hoger ligt
voor respondenten die helemaal niet akkoord en niet akkoord gaan met deze stelling (85,5%) dan
respondenten die akkoord en helemaal akkoord gaan hiermee (6%). We kunnen hieruit concluderen
dat respondenten er geen rekening mee hielden om een aankoopschijf van 20 euro te bekomen bij hun
aankopen in Delhaize om op die manier meer stempels te kunnen verzamelen tijdens de zomeractie in
2011. Deze laatste hypothese kan zodoende niet behouden blijven.
23
Conclusie en opmerkingen
De voornaamste bevindingen uit ons onderzoek voor wat betreft het algemene onderwerp (de invloed
van consumer sales promotions op de aankoopintentie bij consumenten) zijn te vinden in de
hypotheses vier tot en met zeven. Deze wijzen er op dat de promotietechnieken waarbij een free gift of
premium wordt gegeven bij een product voor eenzelfde prijs meer invloed hebben op de
aankoopintentie bij consumenten dan het geven van getrouwheidspunten bij aankoop van bepaalde
producten. Bovendien bewezen deze resultaten dat er in ons onderzoek wel degelijk een
leeftijdsverschil te vinden valt tussen de categorieën jonger of gelijk aan 30 en ouder of gelijk aan 31.
Deze resultaten onderscheiden zich met het onderzoek van Te’eni-Harari (2008) waarin ze ontdekten
dat jongeren en volwassenen op eenzelfde mate reageren op premiums. Dit verschil tussen beide
leeftijdscategorieën onderzochten we in deze studie bovendien niet enkel voor wat betreft premiums of
free gifts, maar ook voor het verkrijgen van extra product of ook bonusverpakkingen genoemd. Ook
hier bleek dat jonge consumenten een grotere neiging vertoonden om een product aan te kopen
wanneer deze in bonusverpakking werd aangeboden dan oudere consumenten. Voor wat betreft de
derde consumer sales promotiontechniek die werd opgenomen in de vragenlijsten, namelijk het
aanbieden van getrouwheidspunten bij de aankoop van bepaalde producten, werd er geen significant
verschil gevonden tussen beide leeftijdsgroepen.
Voor wat betreft het consumentengedrag en de deal pronensess volgens Teunter (2002) kunnen we
hier enkele opmerkingen maken in verband met de opgenomen demografische variabelen. Aangezien
dergelijke variabelen een belangrijke rol spelen in marketing op vlak van segmentatie, kunnen
kenmerken zoals geslacht en inkomen of het aantal kinderen in het gezin aan te raden aanvullingen
zijn in verder onderzoek (Petchl, 2004). In veel gevallen draaide het in dit onderzoek daarenboven
rond de aankoopintentie, de neiging om iets te kopen, maar niet om het uiteindelijke aankoopgedrag.
Het vervangen of opnemen van de variabele ‘effectief aankoopgedrag’ kan tot andere resultaten
leiden.
Het tweede onderzoeksonderwerp, de case rond de Smurfenactie van Delhaize, wees in dit onderzoek
uit dat de zomeractie bij respondenten geen gewijzigd gedrag teweegbracht voor wat betreft de keuze
voor een supermarkt. Zo gaf maar liefst 90,2% van de respondent aan dat ze niet of helemaal niet
speciaal bij Delhaize gingen winkelen om aan de actie te kunnen deelnemen. Om dit resultaat in
volgend onderzoek te modificeren kunnen we enkele aanbevelingen doen. In de casestudie waar
gefocust werd op een promotieactie bij Delhaize, werd bijvoorbeeld geen rekening gehouden met de
plaats van aankoop. In het model van Zhang en Breugelmans (2012) wordt de aantrekkelijkheid van de
winkel opgenomen als beïnvloedende factor op het aankoopgedrag van consumenten (Zhang &
Breugelmans, 2012). Daarnaast was het misschien meer aangewezen om de datacollectie uit te voeren
in de omgeving van winkels van de Delhaize Group. Naast de supermarkt Delhaize namen ook
24
Tom&Co en Animal center Tom&Co deel aan de Smurfenactie. In deze studie werd voornamelijk
gefocust op consumentengedrag in supermarkten. Daarnaast bemerken we ook dat er ruimte is in dit
onderzoek voor omgevingsfactoren. De Smurfenspaaractie bij Delhaize werd midden in de zomer van
2011 gelanceerd. Op hetzelfde moment kwam ook een film van Amerikaanse productie uit in de
cinemazalen over de Smurfen. Niet veel later lanceerde ook de Q8 een spaaractie waarmee er glazen te
verzamelen waren waar een blauwe Smurf op stond afgebeeld. In de casestudie werd geen rekening
gehouden met deze achtergrondfactoren. Deze hadden mogelijk een invloed op de populariteit van de
Smurfen en bijgevolg een mogelijk effect op de spaaractie bij Delhaize. Een laatste bemerking bij deze
studie is dat een andere consumer sales promotion bij een supermarkt eventueel tot andere resultaten
kan leiden voor wat betreft het effect op de aankoopintentie bij consumenten. In plaats van de
Smurfenactie kon ook gekozen worden voor Stars & Tunes bij Delhaize of de spaaractie ‘Operatie
Knuffel’ bij Carrefour. Een andere optie had ook kunnen zijn dat, in plaats van de invloed van
Smurfenpoppetjes en Smurfenmarionetten als spaarartikelen te onderzoeken, gekozen werd om de
invloed van spaaracties voor huishoudtoestellen of servies als casestudie te nemen. Dit kan een
aanleiding geven voor volgend onderzoek. Wel staat vast dat het gebruik van spaaracties bij
supermarkten een populaire promotieactie blijft (!Vara, 22 mei 2010).
25
Bijlage: SPSS analyses
H: Informatie van familie en vrienden leidt vaker tot het deelnemen aan spaaracties dan wanneer
consumenten zich informeren via andere informatiebronnen (reclamefolders, kranten en websites).
Coefficientsa
Model
Unstandardized
Coefficients
Standardized
Coefficients
t Sig. B Std. Error Beta
1 (Constant) 1,087 ,134 8,132 ,000
info over acties via
vrienden of familie
,146 ,068 ,149 2,126 ,035
infomedia ,322 ,096 ,235 3,366 ,001
a. Dependent Variable: deelname aan spaaracties
Model Summary
Model R R Square
Adjusted R
Square
Std. Error of
the Estimate
1 ,331a ,110 ,102 1,104
a. Predictors: (Constant), infomedia, info over acties via
vrienden of familie
Info zoekgedrag
H: Consumenten die promotieacties opmerken, veranderen vaak van supermarkt.
Correlations
verandert vaak
van supermarkt
opmerkzaamheid
promoacties
verandert vaak van
supermarkt
Pearson
Correlation
1 ,014
Sig. (2-tailed) ,834
N 234 234
opmerkzaamheid
promoacties
Pearson
Correlation
,014 1
Sig. (2-tailed) ,834
N 234 234
26
Independent Samples Test
Levene's Test for
Equality of
Variances t-test for Equality of Means
F Sig. t df
Sig. (2-
tailed)
Mean
Differen
ce
Std.
Error
Differen
ce
95% Confidence
Interval of the
Difference
Lower Upper
infozoek
gedrag
Equal variances
assumed
1,949 ,164 1,096 232 ,274 ,11453 ,10449 -,09135 ,32041
Equal variances
not assumed
1,051 149,5
23
,295 ,11453 ,10898 -,10080 ,32986
Loyaliteit
H: Consumenten in het bezit van een klantenkaart, winkelen in dezelfde supermarkt
Correlations
bezit
klantenkaart
winkelt in
zelfde
supermarkt
bezit klantenkaart Pearson Correlation 1 ,081
Sig. (2-tailed) ,220
N 234 234
winkelt in zelfde
supermarkt
Pearson Correlation ,081 1
Sig. (2-tailed) ,220
N 234 234
Consumer Sales Promotions
H: Jonge consumenten (=< 30) hebben vaker de intentie om een product te kopen wanneer hier een
geschenkje bijzit dan oudere consumenten (>=31).
27
Descriptives
aankoopintentie door getrouwheidspunten
N Mean Std. Deviation Std. Error
95% Confidence Interval for
Mean
Minimum Maximum Lower Bound Upper Bound
0 151 1,60 1,250 ,102 1,40 1,80 0 4
1 83 1,78 1,159 ,127 1,53 2,04 0 4
Total 234 1,66 1,219 ,080 1,51 1,82 0 4
ANOVA
aankoopintentie door getrouwheidspunten
Sum of
Squares df Mean Square F Sig.
Between Groups 1,875 1 1,875 1,263 ,262
Within Groups 344,454 232 1,485
Total 346,329 233
H: Jonge consumenten (=<30) hebben vaker de intentie om een product te kopen wanneer hier extra
product bijzit dan oudere consumenten (>=31).
Descriptives
aankoopintentie door extra product
N Mean Std. Deviation Std. Error
95% Confidence Interval for
Mean
Minimum Maximum Lower Bound Upper Bound
0 151 2,74 ,830 ,068 2,60 2,87 0 4
1 83 2,39 1,124 ,123 2,14 2,63 0 4
Total 234 2,61 ,957 ,063 2,49 2,73 0 4
ANOVA
aankoopintentie door extra product
Sum of
Squares df Mean Square F Sig.
Between Groups 6,544 1 6,544 7,333 ,007
Within Groups 207,067 232 ,893
Total 213,611 233
28
H: De neiging om een product te kopen wanneer hier een geschenkje bijzit (voor eenzelfde prijs) is
even groot als de neiging om een product te kopen wanneer hier extra product bijzit (voor eenzelfde
prijs).
Correlations
aankoopintent
ie door free
gift
aankoopintent
ie door extra
product
aankoopintentie door free
gift
Pearson Correlation 1 ,458**
Sig. (2-tailed) ,000
N 234 234
aankoopintentie door
extra product
Pearson Correlation ,458**
1
Sig. (2-tailed) ,000
N 234 234
**. Correlation is significant at the 0.01 level (2-tailed).
H: Jonge consumenten (=<30) hebben vaker de intentie om een product te kopen wanneer hier extra
getrouwheidspunten door te verdienen zijn dan Oudere consumenten (>=31).
ANOVA
aankoopintentie door getrouwheidspunten
Sum of
Squares df Mean Square F Sig.
Between Groups 1,875 1 1,875 1,263 ,262
Within Groups 344,454 232 1,485
Total 346,329 233
Descriptives
aankoopintentie door getrouwheidspunten
N Mean Std. Deviation Std. Error
95% Confidence Interval
forMean
Minimum Maximum LowerBound UpperBound
0 151 1,60 1,250 ,102 1,40 1,80 0 4
1 83 1,78 1,159 ,127 1,53 2,04 0 4
Total 234 1,66 1,219 ,080 1,51 1,82 0 4
29
Deelname aan de smurfenactie
deelname aan spaaracties
Frequency Percent Valid Percent
Cumulative
Percent
Valid Helemaal niet akkoord 40 17,1 17,1 17,1
Niet akkoord 75 32,1 32,1 49,1
Neutraal 48 20,5 20,5 69,7
Akkoord 60 25,6 25,6 95,3
Helemaal akkoord 11 4,7 4,7 100,0
Total 234 100,0 100,0
H: Om aan de Smurfenactie van Delhaize te kunnen deelnemen, gingen mensen speciaal winkelen bij
Delhaize.
winkelen bij delhaize om aan de actie deel te kunnen nemen
Frequency Percent Valid Percent
Cumulative
Percent
Valid Helemaal niet akkoord 137 58,5 58,5 58,5
Niet akkoord 74 31,6 31,6 90,2
Neutraal 11 4,7 4,7 94,9
Akkoord 6 2,6 2,6 97,4
Helemaal akkoord 6 2,6 2,6 100,0
Total 234 100,0 100,0
H: Er werd vaker voor de kleine poppetjes gespaard dan voor de smurfenmarionetten.
Paired Samples Statistics
Mean N Std. Deviation
Std. Error
Mean
Pair 1 sparen voor poppetjes ,87 234 1,258 ,082
sparen voor
smurfenmarionetten
,47 234 ,809 ,053
30
Paired Samples Correlations
N Correlation Sig.
Pair 1 sparen voor poppetjes &
sparen voor
smurfenmarionetten
234 ,273 ,000
H: Tijdens de Smurfenspaaractie hielden consumenten er rekening mee om een aankoopschijf van
20euro te bekomen omdat men op die manier een stempel op de spaarkaart kreeg.
aankoopschijf 20euro bij bezoek
Frequency Percent Valid Percent
Cumulative
Percent
Valid Helemaal niet akkoord 137 58,5 58,5 58,5
Niet akkoord 63 26,9 26,9 85,5
Neutraal 20 8,5 8,5 94,0
Akkoord 12 5,1 5,1 99,1
Helemaal akkoord 2 ,9 ,9 100,0
Total 234 100,0 100,0
31
De enquête
Hallo, ik voer een onderzoek uit in het kader van mijn masterproef. Hierbij had ik u graag enkele
vragen gesteld rond uw consumentengedrag. Dit zal hoogstens tien minuten van uw tijd in beslag
nemen.
Alvast bedankt voor uw medewerking.
Het eerste deel van de vragen gaat voornamelijk over uw gedrag als consument. Hierbij wordt er
gepeild naar uw koopgewoontes in supermarkten.
Helemaal
niet
akkoord
Niet
akkoord Neutraal Akkoord
Helemaal
akkoord
Wanneer ik naar een supermarkt ga,
koop ik altijd hetzelfde merk voor
eenzelfde product.
Ik winkel altijd in dezelfde
supermarkt.
Ik verander vaak van merk.
Ik verander vaak van supermarkt.
Ik bezit klantenkaarten van
supermarkten.
Ik gebruik ten minste één klantenkaart
van een supermarkt regelmatig.
Mijn gedrag als consument is over het
voorbije jaar gewijzigd.
Het volgende stukje van de enquête gaat over reclame en promoties. Hierbij gaan we specifiek kijken
naar hoe supermarkten en producten gepromoot worden zodat consumenten deze zouden leren kennen.
32
Helemaal
niet
akkoord
Niet
akkoord Neutraal Akkoord
Helemaal
akkoord
Ik informeer mezelf over acties in
supermarkten via reclamefolders.
Ik informeer mezelf over acties in
supermarkten via de krant.
Ik informeer mezelf over acties in
supermarkten via de website van de
supermarkt.
Ik informeer mezelf over acties via
vrienden of familie.
Ik informeer mezelf over acties in de
supermarkt zelf.
Ik merk altijd promotieacties op.
Ik ben geneigd een product in een
supermarkt te kopen wanneer hier
(voor eenzelfde prijs) een geschenkje
bijzit.
Ik ben geneigd een product te kopen
wanneer hier extra getrouwheids-
punten van de supermarkt door te
verdienen zijn.
Ik ben geneigd een product te kopen
wanneer hier (voor eenzelfde prijs)
extra product bijzit.
Ik ga naar aanleiding van een
bepaalde actie naar een supermarkt
die meedoet aan de actie.
33
Helemaal
niet
akkoord
Niet
akkoord Neutraal Akkoord
Helemaal
akkoord
Ik koop naar aanleiding van een actie
een ander product dat meedoet aan de
actie.
Ik neem deel aan spaaracties van
supermarkten.
Ik spaar altijd zelf voor een bepaalde
spaaractie bij supermarkten.
Ik vraag aan vrienden en/of familie
om mee te sparen tijdens een
spaaractie bij supermarkten.
In het laatste deel van deze enquête bespreken we een case van de afgelopen zomer, namelijk de
smurfenactie bij Delhaize. Bij deze actie kreeg de consument per aankoopschijf van 20 euro een
stempel op een spaarkaart. Per vier stempels kon je de spaarkaart inruilen voor een smurfenpoppetje.
Een volledige spaarkaart omvatte 40 stempels en kon ingeruild worden tegen een smurfenmarionet.
Helemaal
niet
akkoord
Niet
akkoord Neutraal Akkoord
Helemaal
akkoord
Ik ben bekend met de smurfenactie bij
Delhaize.
Ik nam deel aan deze actie.
Om aan deze actie te kunnen
deelnemen, ging ik speciaal winkelen
bij Delhaize.
34
Helemaal
niet
akkoord
Niet
akkoord Neutraal Akkoord
Helemaal
akkoord
Tijdens de actie kocht ik producten
waar er extra stempels mee te
verdienen waren.
Tijdens de actie veranderde ik mijn
productkeuze zodat ik extra stempels
zou verdienen.
Tijdens de actie hield ik er rekening
mee dat ik een aankoopschijf van €20
bekwam bij een bezoek aan Delhaize.
Ik spaarde enkel voor de kleine
poppetjes.
Ik spaarde voor de
smurfenmarionetten.
Ik was ontevreden toen Delhaize
aankondigde deze actie vroegtijdig
stop te zetten.
Mijn houding ten opzichte van
Delhaize is negatiever sinds de
smurfenactie.
Mijn houding ten opzichte van
Delhaize is positiever sinds de
smurfenactie.
Mijn houding ten opzichte van
Delhaize is ongewijzigd sinds de
smurfenactie.
35
Tot slot nog enkele algemene vragen. Gelieve te omcirkelen wat van toepassing is.
Leeftijd: <20 21-30 31-40 41-50 51<
Burgerlijke Staat: Alleenstaand In een relatie Gehuwd Gescheiden Andere:…….
Beroep: Student Arbeider Bediende Zelfstandige Andere:…….
Hoogste behaalde Lager Middelbaar Hoger Universitair Geen
diploma:
Heeft u kinderen? Ja Neen
Hoe oud zijn uw <10 11-20 21-30 31-40 41<
kinderen?
Bedankt voor uw medewerking!
36
Bibliografie
Artikel
Baecke, P. &VandenPoel, D. (2010). Improving purchasing behaviorpredictions by date augmentation
with situational variables. International Journal of Information Technology & Decision Making, 9(6),
853-872.
Bargh, J.A. (2002). Losing consciousness: Automatic influences on consumer judgment, behavior, and
motivation. Journal of Consumer Research, 29(2), 280-285.
Bawa K. & Shoemaker R.W. (1987). The coupon-prone consumer: Some findings based on purchase
behavior across product classes. Journal of Marketing. 51(4), 99-110.
Beatty, S.E. & Ferrell, M.E. (1998). Impulse buying: modeling its precursors. Journal of Retailing,
74(2), 161-167.
Beatty, S.E. & Smith, S.M. (1987). External search effort: An investigation across several product
categories. Journal of Consumer Research, 14(1), 83-95.
Chakraborty, G. &Cole, C. (1991). Coupon characteristics and brand choice. Psychology and
Marketing,8(3), 145-159.
Chandon, P., Wansink, B. & Laurent, G. (2000). A benefit congruency framework of sales promotion
effectiveness. Journal of Marketing, 64(4), 65-81.
Chandran, S. &Morwitz, V.G. (2006). The price of “free”‐dom: Consumer sensitivity to promotions
with negative contextual influences. Journalof Consumer Research, 33(3), 384-392.
Chtourou, M.S., Chandon, J.L. &Zollinger, M. (2001). Effect of price information and promotion on
click-through rates for internet banners.Journal of Euromarketing, 11(2), 18-22.
Clemons, E.K. (2008). How information changes consumer behavior and how consumer behavior
determines corporate strategy. Journal of Management Information Systems, 28(2), 13-40.
Cole, C.A.&Balasubramanian, S.K. (1993). Age differences in consumers' search for information:
Public policy implications. Journal of Consumer Research, 20(1), 157-169.
D’Astous, A.&Jacob, I. (2002). Understanding consumer reactions to premium-based promotional
offers.European Journal of Marketing, 36(11/12), 1270-1286.
DelVecchio, D.(2005).Deal-prone consumers’ response to promotion:The effects of relative and
absolute promotion value.Psychology & Marketing, 22(5), 373-391.
37
Diamond, W.D.& Campbell, L.(1989). The framing of sales promotions: Effects on reference price
change. Advances in Consumer Research, 16(1), 241-247.
Dorotic, M., Fok, D., Verhoef, P.C. &Bijmolt, T.H.A. (2010). Do vendors benefit from promotions in
a multi-vendor loyalty program?Marketing Letters, 22(4), 341-356.
Fournier, S., Dobscha, S. & Mick, D.G. (1998). Preventing the premature death of relationship
marketing.Harvard Business Review, 76(1), 42-51.
Gardener, E. & Trivedi, M. (1998). A communication framework to evaluate sale promotion
strategies. Journal of Advertising Research. 38(3), 67-71.
Gilbert, D.C. & Jackaria, N. (2002). The efficacy of sales promotions in UK supermarkets: A
consumer view. International Journal of Retail & Distribution, 38(3), 47-56.
Gilly, M.C.,Graham,J.L., Wolfinbarger, M.F. & Yale, L.J.(1998). A dyadic study of interpersonal
information search. Journal of the Academy of Marketing Science, 26(2), 83-100.
Hallowell, R. (1996). The relationships of customersatisfaction, customer loyalty,and profitability: an
empirical study. International Journal of ServiceIndustry Management, 7(4),27-42.
Hardesty, D.M. &Bearden, W.O. (2003). Consumer evaluations of different promotion types and rice
presentations: The moderating role of promotional benefit level. Journal of Retailing, 79(1), 17-25.
Jarvis, C.B. (1998). An exploratory investigation of consumers' evaluations of external information
sources in prepurchase search.Advances in Consumer Research, 25(1), 446-452.
Jacoby, J. &Kyner, D.B. (1973). Brand loyalty vs. repeat purchasing behavior. Journal of Marketing
Research, 10(1), 1-9.
Kahn, B.E. & Louie, T.A. (1990). Effects of retraction of price promotions on brand choice behavior
for variety-seeking and last-purchase-loyal consumers. Journal of Marketing Research, 27(3), 279-
189.
Kinley, T.L., Conrad, C.A.& Brown, G. (2000). Personal vs. non-personal sources of information used
inthe purchase of men’s apparel. Journal of Consumer Studies & Home Economics, 24(1), 67-73.
Lal, R. & Bell, D.E. (2003). The impact of frequent shopper programs in grocery retailing.
Quantitative Marketing and Economics, 1(2), 179-202.
Leenheer, J. (2006). Loyaliteitsprogramma’s: Zinvol CRM-instrument? Tijdschrift voor Economie en
Management, 51(2), 237-267.
38
Leenheer, J. & Bijmolt, T.H.A. (2008). Which retailers adopt a loyalty program? An empirical study.
Journal of Retailing and Consumer Services, 15(6), 429-442.
Lichtenstein, D.R., Netemeyer, R.G. & Burton, S. (1990). Distinguishing coupon proneness from
value consciousness: an acquisition transaction utility theory perspective. Journal of Marketing, 54(3),
54-67.
Lichtenstein, D.R., Netemeyer, R.G. & Burton, S. (1995). Assessing the domain specificity of deal
proneness: A field study. Journal of Consumer Research, 22(3), 314-326.
Mägi, A.W. (2003). Share of wallet in retailing: the effects of customer satisfaction, loyalty cards and
shopper characteristics. Journal of Retailing, 109( 2), 1-11.
Macinnis, D.J. & Folkes, V.S. (2009). The disciplinary status of consumer behavior: A sociology of
science perspective on key controversies. Journal of Consumer Research, 36, 899-914.
Martin, N. & Morich, K. (2011). Unconscious mental processes in consumer choice: Toward a new
model of consumer behavior. Journal of Brand Management, 18(7), 483-505.
McColl-Kennedy, J.R.& Fetter, R.E. (1999). Dimensions of consumer search behavior in services.
Journal of Services Marketing, 13(3), 242-265.
McNeal, J.U.&Ji, M.F. (1999). Chinese children as consumers: ananalysis of their new product
information sources.Journal of Consumer Marketing, 16(4), 345-364.
McNeal, J.U. &. Ji, M.F. (2003). Children’s visual memory of packaging. Journal of Consumer
Marketing, 20(5), 400-427.
Mendoza, L.E., Marius A.,Pérez, M. &Grimán, A.C. (2007). Criticalsuccessfactors for
acustomerrelationshipmanagementstrategy. Information and Software Technology, 49(8), 913-945.
Mishra, A. & Mishra, H. (2011). The influence of price discount versus bonus pack on the preference
for virtue and vice foods. Journal of Marketing Research, 48(1), 196-206.
Moore, G. & Sekhon, H. (2005). Multi-brand loyalty card schemes: A good idea. Journal of
Marketing Management, 21(5/6), 625-640.
Mourali, M., Laroche, M.& Pons, F.(2005). Antecedents of consumer relative preference for
interpersonalinformation sources in pre-purchase search. Journal of Consumer Behaviour,4(5), 307-
318.
Namias, J. (1959). Intentions to purchase compared with actual purchases of household durables.
Journal of Marketing, 24(1), 26-30.
39
Ong, B.S., Ho, F.N. & Tripp, C. (1997). Consumer perceptions of bonus packs: An exploratory
analysis. Journal of Consumer Marketing. 14(2), 102-112.
Palazon, M.& Delgado-Ballester, E.(2011). The expected benefit as determinant of deal-prone
consumers' response to sales promotions.Journal of Retailing & Consumer Services, 18(6), 544-547.
Pauwels, K., Hanssens, D.M. &Siddarth, S. (2002). The long-term effects of price promotions on
category incidence, brand choice and purchase quantity. Journal of Marketing Research,39(4), 421-
439.
Petchel, H. (2004). Profiling intrinsic deal proneness for HILO and EDLP pricepromotion strategies.
Journal of Retailing and Consumer Services, 11(4), 223-233.
Peterson, R.A. & Merino, M.C. (2003). Consumer information search behavior and the internet.
Psychology and Marketing, 20(2), 99-121.
Prendergast, G.P., Poon, D.T.Y., Tsang, T.S.L. & Van Fan, T. (2008). Predicting premium proneness.
Journal of Advertising Research, 48(2), 287-296.
Putrevu, S. & Lord, K.R. (2001). Search dimensions, patterns and segment profiles of grocery
shoppers. Journal of Retailing and Consumer Services, 8(3), 127-137.
Raghubir, P., Inman, J.J., and Grande, H. (2004). The three faces of price promotions: Economic,
informative and affective. California Management Review,46(4),1-19.
Saigal, B.S. & Mann, B.J.S. (2010). The mediating role of demographics and time pressure in
information search process: A comparative analysis of English and Indian consumers.IUP Journal of
Marketing Management, 9(1/2), 7-22.
Seock, Y.-K.& Bailey, L.R. (2009). Fashion promotions in the Hispanic market: Hispanic consumers'
use of information sources in apparel shopping. International Journal of Retail & Distribution
Management, 37(2), 161-181.
Sharp, B. (1998). Comment on the future of loyalty programs: Can loyalty programs reduce customer
vulnerability?.Journal of Targeting, Measurement and Analysis for Marketing, 7(1),22-24.
Sharp, B. & Sharp, A. (1997). Loyalty programs and their impact on repeat-purchase loyalty patterns:
a replication and extension. International Journal of Research in Marketing,14(5), 473-486.
Sirohi, N., Mclaughlin, E.W.&Wittink, D.R. (1998). A model of consumer perceptions and store
loyalty intentions for a supermarket retailer. Journal of Retailing, 74(2), 223-245.
40
Song, M. & Perry, M.E. (2009). Information, promotion, and the adoption of innovative consumer
durables. The Journal of Product Innovation Management, 26(4), 441-454.
Song, P., Xu, H., Techatassanasoontorn, A. & Zhang, C. (2011). The influence of product integration
on online advertising effectiveness.Electronic Commerce Research and Applications, 10(3), 288-303.
Spears, N. (2001). Time pressure and information in sales promotion strategy: Conceptual framework
and content analysis. Journal of Advertising, 30(1), 66-76.
Staden van, J. & Aardt van, A.M. (2011). Information seeking by female apparel consumers in South
Africa during the fashion decision-making process.International Journal of Consumer Studies, 35(1),
35-49.
Te’eni-Harari, T. (2008). Sales promotion, premiums, and young people in the 21st century. Journal of
Promotion Management,14(1-2),17-30.
Traci, H. (2003). Information seeking of health-related web sites.Conference papers - International
Communication Association, p1-43.
Patel, V. (2010). Impact of demographic factors on consumer response to sales promotions: an
empirical study. Advances in Management, 3(10), 60-65.
Vermeir, I. & Van Kenhove, P. (2005). The influence of need for closure and perceived time pressure
on search effort for price and promotionalinfonnation in a grocery shopping context. Psychology &
Marketing, 22(1), 71-95.
Webster, F.E. (1965). The "deal-prone" consumer. Journal of Marketing Research, 2(2), 186-189.
Wel, C.A.B. Nor, S.M. & Ahmad, A.H. (2011). Exploring relationship drivers’ toward loyalty
cardprograms. African Journal of Business Management, 5(15),6429-6433.
Wu ,W., Chan, T.S.&Lau, H.H.(2008). Does consumers’ personal reciprocity affect futurepurchase
intentions?Journal of Marketing Management, 24(3-4), 345-360.
Yi, Y. &Yoo, J. (2011). The long-term effects of sales promotions on brand attitude across monetary
and non-monetary promotions. Psychology and Marketing, 28(9), 879-896.
Yoh, T., Pedersen, P. & Park, M. (2006). Sources of information for purchasing golf clubs:personal
and non-personal references. International Journal of Sports Marketing & Sponsorship, 7(2), 125-135.
Yoon, S.-J., Kim, J.-H. (2001). Is the internet more effective than traditional media? Factors affecting
the choice of media.Journal of Advertising Research, 41(6), 53-60.
41
Yuping, L. &Rong, Y. (2009). Competing loyalty programs: Impact of market saturation, market
share, and category expandability. Journal of Marketing, 73(1), 93-108.
Zhang, J. &Breugelmans, E. (2012).The impact of an item-based loyalty program on consumer
purchase behavior. Journal of Marketing Research, 49(1), 50-65.
Boeken
Anderson, K. & Kerr, C. (2002). Customer Relationship Management, Madison, Wisconsin: The
McGraw-Hill Companies, Inc. pp. 11-12.
Blakeman, R. (2007). Integrated marketing communication: creative strategy from idea to
implementation. Plymouth: Rowman& Littlefield Publishers, Inc.
Blattberg, R.C.&Neslin, S.A.(1990). Sales promotion : concepts, methods, and strategies.Englewood
Cliffs : Prentice-Hall.
Floor, J.M.G. &Van Raaij, W.F. (2006). Marketingcommunicatiestrategie. Groningen/Houten:
Wolters-Noordhoff bv.
Franzen, G. &Goessens, C. (1989). Merken en reclame: hoe reclame-effectiviteit brand equity
beïnvloedt. Deventer: Samsom.
Hallberg, G. (1990). All consumers are not created equal. The differential marketing strategie for
brand loyalty and profits. New York: John Wiley & Sons, INC. pp. 50.
Howard, J.A.&Sheth, J.N. (1969). A theory of buyer behavior. New York: Wiley.pp 467-487.
Humbry, C., Hunt, T. & Phillips, T. (2007). Scoring Points. London & Philadelphia: Kogan Page.
Kotler, P., Armstrong, G., Saunders, J. & Wong, V. (2006). Principes van marketing. Amsterdam:
Pearson Education.
Moore, K. & Pareek, N. (2010). Marketing: the basics. London: Routledge.
Mortelmans, D. (2007). Handboek kwalitatieve onderzoeksmethoden. Leuven/Den Haag: Acco/
Nederstigt, A.T.A.M. &Poiesz, T.B.C. (2010). Consumentengedrag. Groningen/Houten: Noordhoff
Uitgevers bv.
Reichheld, F.F. (1996). The loyalty effect. The hidden force behind growth, profits and lasting value.
USA: Bain & Company, INC. pp. 1-32.
42
Schultz, D.E., Tannenbaum, S.F. &Lauterborn, R.F. (1993). Integrated marketing communications:
Pulling it together and making it work. Chicago: NTC Business Books.
Tellis, G.J. (1997). Advertising and sales promotion strategy. California: Addison-Wesley.
Teunter, L.H. (2002). Analysis of sales promotion effects on household purchase behavior. Rotterdam:
ERIM.
Weber, A. (2006). Consumentengedrag: de basis. Groningen/Houten: Wolters-Noordhoff bv.
Andere
Diamond, W.D. & Sanyal, A. (1990). The Effect of Framing on the Choice of Supermarket Coupons.
In M.E. Goldberg, G. Gorn, and R.W. Pollay (Eds.), Advances in Consumer Research (pp. 488-493).
Provo, UT: Association for Consumer Research.
Doppagne, B. (2012, 23 maart) Belg blijft beste bonnenknipper. De Metro, 7.
Persbericht maandag 20 juni 2011: Smurfen deze zomer opnieuw alomtegenwoordig in de
Delhaizewinkels, geraadpleegd op 4 oktober 2011.
Schultz, D.E. (2005). From advertising to integrated marketing communications. In P.J. Kitchen, P. de
Pelsmacker, L. Eagle & D.E. Schultz (Eds.), A reader in marketing communications (pp. 10-40).
Oxon: Routledge.
The Smurfs (n.d.). Geraadpleegd op 3 mei 2012 op het World Wide Web:
http://www.smurf.com/en/history/
The Times 100 (n.d.). Using promotion to boost sales and brand value. A Kellogg's case study.
Geraadpleegd op 20 november 2011 op het World Wide Web: http://www.thetimes100.co.uk/case-
study--using-promotion-to-boost-sales-and-brand-value--6-228-2.php
Tumblr. (n.d.). Follow the world’s creators. Geraadpleegd op 29 april op het World Wide Web:
http://www.tumblr.com/tagged/flippo
Yi, Y. (1990). A critical review of consumer satisfaction. In V., Zeithaml, (Ed.), Review of Marketing,
1990 (pp. 68-123). Chicago, IL: American Marketing Association.
Van Hecke, (2009). Motivaties van klanten voor de keuze van en loyaliteit aan supermarkten:
Implicaties voor het CRM-beleid. Niet-gepubliceerde scriptie, Gent, Vakgroep
communicatiewetenschappen.
43
Verleye, G. (2009). Cursus Communicatiewetenschappelijk Onderzoek I. Niet-gepubliceerde cursus,
Gent, Vakgroep Communicatiewetenschappen.
Verstraeten, G. (2005). Issues in predictive modeling of individual customer behavior: Applications in
targeted marketing and consumer credit scoring. Niet-gepubliceerde scriptie, Gent, Vakgroep
communicatiewetenschappen.
! Vara (22 mei 2010). Supermarkt spaaracties worden steeds populairder. Geraadpleegd op het World
Wide Web op 4 mei op: http://kassa.vara.nl/tv/afspeelpagina/fragment/supermarkt-spaaracties-
worden-steeds-populairder/speel/1/