Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht....

170
LeORold Iileber a e .., rener

Transcript of Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht....

Page 1: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

LeORoldIileber

a e..,rener

Page 2: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn
Page 3: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn
Page 4: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn
Page 5: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

MAL, DE ZIENER

Page 6: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

„Njal, de Ziener” door Leopold Weber verscheen als,,Wikinger Treue" bij W. Thienemanns Verlag, Stuttgart

B.andontwerp en teksttekeningen van jan Lu t z

Page 7: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

LEOPOLD WEBER

NJALDE ZIENER

VERTAALD: DOOR JOHANNA .-,SMELIK

N.V. Uitgevers-Mij. A. RUTGERS NAARDEN

DEr-·L~VEND~

NATtJUR:

Page 8: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

EERSTE DEEL

NJALi DE ZIENER,

EN GUNNAR, DE HELI)

Page 9: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

Boekdrukkerij H. Germs,, Doesburg

Page 10: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn
Page 11: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

* EERSTE DEEL: DE VERBLINDING.

* TERUG IN HET VADERLAND.

Hoog in het . Noorden. Rondom strekt zich de zee tot aan dehorizon uit. De avondzon werpt haar laatste stralen over dediepblauwe golven, waarvan de schuimkoppen telkens aande oppervlakte uiteenspatten.

Een drakenschip doorklieft eenzaam het glinsterende wa-ter, zijn zeilen staan gebold door de Zuidenwind. De zwartekop van het monster met zijn opengesperde bek deint op enneer niet de golven mee; een bloedrode boeg schiet door de9Ouimende koppen. Aan de voorsteven staat Gunnar, dezoon van Hamund met de helm op en het zwaard aan zijn .

zijde; zijn rechterhand rust op de borstwering. Van onderzijn helm golft het blonde haar over zijn schouders; zijn blondekrulbaard reikt tot aan zijn borst. Zijn donkerblauwe ogen,waarin de oneindigheid van de zee' weerspiegelt, turen naarhet . Noorden.

Hij keert terug uit den vreemde; Vier lange jaren was hij opzoek naar avontuur om roem en rijkdom te veroveren. Hijheeft met Denen en Zweden gestreden, zowel te land als terzee. Tegen de Estlandse volkeren in hét Oosten. heeft hij zijnzwaard getrokken. Kostbare kleinodiën, goud en zilver inovervloed, heeft hij buit gemaakt. Het kostbaarste echter, dathij met zich voert, is het geschenk van zijn yriend uit Noor-wegen, het zwaard ölwirslust. Het is het scherpste aller

Page 12: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

zwaarden. En de hellebaard met de staalblauwe baa.rá aathet met zilver beslagen handvest, waarboven de vlijmscherpe-punt snerpt door de lucht, wanneer hij ernaar grijpt oni te»strijde te trekken. Zij zegt den vijand de dood- aan.

In de verte, aan de einder, wordt een wit wolkje zichtbaar, -dat langzamerhand groter wordt. Zijn rechterhand omvat-vaster-de reling: neen, dat is geen wolk!

Kolskegg komt -uit het ruim naar boven, hij strijkt zijnbruine lokken van zijn voorhoofd en treedt aan de zijde vanzijn broeder. Hij strekt zijn arm uit. „IJsland!" roept hijGunnar knikt langzaam.

„Het vaderland!"Achter hen aan de verschansing schaart zich de beman-

ning De zon neigt ter kimme, zij legt de zee in een pur.peren gloed. .Gletscherwanden stijgen uit .de luister van detee voor hen omhoog. Donker en dreigend staan daar debergtoppen.

„De Inselfernerr roept Kolskegg, „de geweldige $net zijtdubbele kruin. We moeten naar het Westen afdraaien!"

Ze zeilen de kust langs. Elke plekgrond daar aan de overgde hérkennen ze nu. Daar is hij, de machtige woudstibom,die zijn groenachtig water van de gletschers in zee laat stro-men! Daar aan de voet van de Ferner in Felsheim sa-recu--wen de broederskinderen van hun vrienden. Die wilde kna-pen! In Walden aan de rivier zit thans hun Oom, de zonvan Sigfus, Ketii Breitbart, voor zijn huis .en geniet pratendmet zijn buurman, Runolf, den zoon van den Zandgod. vwo

avondkoelte.Kolskegg grijpt Gunnar bij de arm. „Broeders de Drie-

hoorn!" Ten Westen van de Intelferner, landinwaarts steektmet zijn grillige toppen de Stromhálde achter de lange heuvel--ruggen te voorschijn, daar beneden ligt Op de heuvel in hetdal Halden-Olde, hun woonplaats; daar woont bun moederi$k

Page 13: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

met Ment, hun jongste broer die zal wel flink gegroeid zijnin die vier jaar!

Kalm drijft in de heldere zomernacht van het Noorden hetdrakenschip op het. kalm geworden water. In de lichte och-.tendnevel liggen zee en land blinkend voor hen, verwachtingen verlangen beide. Het ruisen van de Zweigache, die tussende rotsen heel in de diepte in zee stroomt, klinkt hen als eenbelofte in de oren.

„Bergthbrsbiihr mompelt Gunnar, „daar achter die hoogte;ba de schemering, daar moet het zijn, daar slaapt de profeet:thans met zijn vrouw Thora en hun vier zonen!" „Njal, mijnvriend, naar jou heb ik verlangd al die jaren, jij bent de wijste.n vriendelijkste onder de mensen!"Daar, waar de zon is ondergegaan, .kleurt de hemel . zich al

weer rood. De morgen ontvangt haar eerste stralen van cle.ton. Nog vertoont zich op het strand geen levend wezen.Slechts het geluid der vogel's klinkt van de rotsen. Zij zijngangs de Krummache en de Stierstroom voorbij gevaren, langs

de grens van de landstreek in het Zuiden en Westen,thans zeilen zij langs de brede monding van de rivier, die vetvan het Althingveld naar benedenstroomt. Links in d bocht wordenzen zichtbaar; dat is Arnhausen, de ha-,ven. Deze haven zeilen zij binnen.

In de zonneschijn aan het strand staat'een half dozijn mannen, vooraan een1ange en magere man niet een gladge- -

schoren_ smal 'gelaat. Hij houdt de . kiDn zijn hand gesteund, zijn ogen, diedicht bij elkaar staan, kijken als uit eendonkere diepte. boven de trots gebogenneus naar het drakenschip.

Page 14: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

„Mal!” roept Gun.nar. De kiel knarst op het grind. 1j springtvan boord en schudt zijn vriend stevig de hand. „jij hier,Njal, wat voerde jé hierheen, beste vriend?" „Ik heb je komstvoorvoeld, mijn vriend. Ik wist dat je zoudt komen en ik wildeje in je vaderland welkom heten! Ga met !me mee naar Berg-thorsbiihl, opdat ik je je geld weer terug kan geven, het heeftrente opgebracht, dat verzeker ik je!"

Als een lopend vuurtje gaat het door de gouwstreek: Gun.nar is weergekeerd met roem en schatten beladen! •

Voor de broeders van zijn mi:ieder, voor de zeven zonenvan Sigfus, die op hun hofsteden rondom in het land ver-spreid vanaf de Inselferner tot aan de KrummacI in hetWesten wonen, is het een blijde boodschap.

En op het krachtige gelaat van den jongste van hen, jongernog dan zijn neef, Thrain de wildzang in Grieszach, een uurgaans slechts van Haldenende, komt een lach en hij roeptuit: „Nu hebben -wij weer een leider in de gouw!"

Er zijn echter ook andere, die deze tijding met heimelijkeergernis aanhoren; want alleen zij, die zelf een heersershartdragen kennen hun plaats onder de zon, maar er zijn steedsen overal kleine lieden, oproerkraaiers! Op zijn hofstede aande voet van de Driehoorn mokt Starkad met Zijn zonen, enzijn zwager E9i-1 van .de Sandschlucht aan het Forellenmeer .

bromt: „Throl heeft hem weer bij ons gebracht-, dien Gunnarvan fialdenende. Ieder buigt nu weer zijn kop voor hem opde volksvergadering!" .

Wie van de buren stilletjes het ergst tegen hem hetsti isWalgard de Gratie uit Groot: Tempelhof aan de Krummachmet zijn zoon Mi3rd, den verslagen gezel. Walgard heeft eennicht van Gunnar tot vouw gehad, die bij de geboorte vanden knaap gestorven was. Gunnar had het huw,elijk van derijke erfgename. met den genieperd afgeraden. Sedertdienhaat Walgard hem, hoe vriendelijk hij overigens ook tegenhem is.

10

Page 15: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

OP BERGTHORSBOHL.

Op de heuvel te midden van groene, weiden staat. Njarshuis met zijn stallen en voorraadschuren. Beneden in het dalstuwt de Zweigache haar leemkleurig water naar de oever.

De heer des huizes was met zijn gasten van het draken-schip thuisgekomen. Ze zaten aan de avonddronk in destatige hal niet haar schilden en zwaarden aan de murenrondom. Links van Njal zaten Gunnar en Kolskegg, rechtsvan hem Thora, zijn huisvrouw, nauwelijks kleiner dan hij,sterk van gebeente, om haar mond in het door zon gebruindegelaat, liggen twee vouwen, sterk en vast is haar blik, haarjongste dochtertje Helga leunt haar -zilverblond kopje tegenhaar zijde.

Tegenover hen de zonen met hun armen op tafel ge-leund. Voor zijn huwelijk met Thora had de schone dochtervan zijn buurman, Hrodny, hem Rolf met zijn blonde krulle-kop geschonken. Hun beider vader, die elkaar's vijanden wa-ren, lieten het huwelijk niet toe en toen ze stierven had NjalThora reeds gevonden. Nu woonde Hrodny op de hofstedeop de berg ten Noorden van de Driehoorn met Rolf, maarzo dikwijls de slanke knaap naar Berrgthorsbilhl kwam, -endat was niet zeldzaam, zo dikwijls wezen Thora en Njal hemals-hun eigen kind een plaats aan tafel en zijn stiefbroedersmaakten graag plaats voor hem, want de broeders warenkander trouw. De andere zonen had Thora hem geschonken.Alle drie hadden ze, zelf nog jong, jonge vrouwen. En elkbezat zijn eigen hofstede in de buurt, maar het meest brach-ten ze hun vrije' tijd door bij hun ouders en de schoondochtersvonden liet best.

Skarphedin, de oudste, forser en breder in de schoudersdan zijn vader en broers, zat, met- uitgestrekte benen, over detafel gebogen, onverbiddelijk keken zijn grijze ogen uit hetbleke gelaat. Zijn knevel hing omlaag langs zijn hoekige kin.

11

Page 16: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

Men kende hem van verre aan zijn blinkend gebit dat grim.ig van onder zijn bovenlip te voorschijn‘kwam. Achter hem.

tegen de muur leunde de „slaffileks", zijn brede strijd,bijl, die hij steeds en overal in zijn gordel bij zich droeg. Ovenzijn schouder keek het blonde.gelaat van Helgi met zijn rossigevlasbaard, die de rijke Thorhalla uit het Westen, de dochtervan Argrim op Achenzunge , tot vrouw had. Grim naast hem,de jongste zat met zijn hoofd omlaag, het donkere stijle haarviel hem om zijn gelaat.

Gunnar en Golskegg vertelden van hun tochten en veld.slagen in de vreemde. Plotseling vroeg Njal of zij hem ietsvan de nieuwe leer wisten te vertellen. De nieuwe leer, diethans een grote invloed in de wereld verkreeg, die de bood-schap van Christus bracht uit het Zuiden.

„Ik heb mij er niet al te veel om bekommerd," zei Gun,nar, „want wie hem aanhangen praten wel anders, maar han;delen net als wij, vind ik!"

Skarphedin gromde: „Ik mag ze niet, hun priesters lopenin vrouwenkleren rond en hun mannen vallen op hun knieënvoor het kruis als knechten! Zij willen onze trots buigen!'.Maf steunde zijn hoofd in zijn handen. „Ik weet het niet.Jaren geleden heeft één van hun monniken op Ierland mij daaganders over verteld. Christus moet een krijgsman geweestzijn zonder vrees voor zijn Hemelsen Vader. In de jodenstadheeft hij de handelaren de tempel -uitgeslagen, hij helemaalalleen. En als een vorst is hij zijn volgelingen voorgegaan in.de dood. En nog iets, zei het monnikje- mij, wilde hij ons lerenen .wel in ons zelf te zien, onze gedachten te onderzoeken enons zelf Ieren veroordelen!"

Skarphedin sprak: „Andere mogen recht over mij sprekenIk bekommer me slechts om één zaak en wel dat wij als Njarszonen te alle tijde ons hart hoog dragen, zoals onze vadersgedaan hebben!"

Toen de huisgenoten en Kolskegg naar bed gegaan

Page 17: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

waren en de beide vrienden alleen in de hal voor het stneu-:lende haardvuur,. dat nu en dan nog even opflikkerde, zaten,..vroe• .wat Gunnar dacht te ondernemen.

,Het eerst wil ik naar huis, naar Haldenénde, en dan denk.11t naar de Althing te rijden om de vrienden uit alle delenvan de gouw te begroeten.' Daar, op de plaats waar .recht.gesproken werd, kwam in de zomer het volk van heel IJsland.ibij elkaar om gedurende twee weken te beraadslagen over zijn.publieke. aangelegenheden. Njal .zweeg een poosje, dan sprakbij: „Doe het .niet,• bezoek het Althing niet. Iets in mij waar-schuwt dat je daar iets kwaads zal overkomen. En toch g.e.loof dat je- niet naar mij zult luisteren!" Gunnar schuddezachtjes zijn hoófd. „Ik benijd 'je niet om je toekomstbeelden:Het. moet een verlammende last zijn, steeds vooruit te :zienwat_ gebeuren gaat!"

..,Het is anders dan je denkt. 's Mensen lot is nooit zo vast'bepaald dat hij geen vrije wil meer zou hebben om het tekeren. Ons lot .wordt niet alleen bepaald door krachten buiten-.ons zelf, echter ook in ons eigen innerlijk vormt zich ons.:,moodlot!"

DE TOCHT NAAR DE VOLKSVERGADERrNG.

Gunnar's oude moeder haastte zich uit huis haar beide zonentegemoet, die op Haldenende voor de poort van, de hofstedestil hielden, en sloot ze in haar _magere armen. Met glanzendeogen keek Hffirt naar zijn beide broeders omhoog. En reedsspoedig kwamen de buren van alle kanten om de weerge-keerde broers te begroeten. Het ene gelag volgde het anderop, steeds weer moesten zij van hun avonturen vertellen enhet duurde nog lang eer ze gelegenheid kregen om-eens ophun goederen rond te zien.

Zo naderde dan de dag van de volksvergadering. Kolskeggdrong • er bij zijn' broer op aan om er heen te gaan. Gunnar

13

Page 18: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

dacht aan de waarschuwing van zijn vriend en verzette zichlang, eindelijk echter groeide zijn eigen verlangen om de be-kenden allemaal eens weer te zien zo sterk, dat hij toegaf. Hijhaalde de feestgewaden te voorschijn, die hij van den koningvan Denemarken, Harald Blauzahn, als prijs kreeg, toen hijaan het hof van den vorst op diens gevolg met alle wapensde overwinning behaalde. Hij steeg met Kolskegg te p aard.Het was prachtig om le zien. De helmen op, gehuld inzijn blauwe met zilver bestikte mantel, het zwaard- Colwirs-lust aan de zijde en de hellebaard in de beugel.

Hun moeder en Hjiirt keken-hen lang na, hoe ze in het dalwegdraafden. „Daar rijdt de dapperste en schoonste man vanIJsland: mijn zoon! En zijn trouwste broeder beschermt heinals steeds in de rug!"

Op het grote veld, waar de volksvergadering gehoudenwerd, weerklonk van alle zijden het lawaai van het ver-zamelde volk.

Voor hun tenten in de avondzon stonden de hoofdmannen,die tevens gouwleiders en priesters waren. Waar de broederszich ook vertoonden, vond een vrolijke begroeting plaats.Asgrim von' Achenzunge, de schoonvader van den zoon vanNjal. Helgi, kwam hen vrolijk tegemoet. Gissur der Weiszevon Moesberg en zijn vriend Geir von der Halde schuddenhen de hand. Hjalti, de Christen eit de Stierachtal greep naarhun rechter hand! En spoedig waren ze dicht omringd dooreen schaar van _oude bekenden.

Op een schone morgen was Gunnar vroeg opgestaan in zijntent en ging naar de Axtach, de onstuimige stroom, die doorde Thingvlakte bruist, om water te halen. Nadat hij de kruikgevuld had, zette hij zich neer op het strand onder de rotsen.Zijn purperen mantel met gouden zoom wierp zijn .;.schaduwop het zand; met ijn blote hoofd in de handen gesteund zathij voor zich uit te peinzen. Plotseling hoorde hij vrouwen-stemmen klinken en een klaterend schaterlachen. Op het

14

Page 19: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

smalle oeverpad naderde een schaar meisjes, aan het hoofdwaarvan eeii meisje schreed, rijziger dan de andere. Slank enlenig schreed zij in een licht linnen gewaad; het lange haarglansde als goud in de zon over haar borst en reikte tot onderhaar zilveren gordel. En zo scheen zij te naderen in een licht,dat uit haar zelf stroomde.

Als in een stralende sluier zag hij daarachter het blonde ge-laat, met een zacht rood overtogen. En thans vestigde zij haarstralende ogen op hem

tichelend trokken de meisjes aan hem voorbij, terwijl zijelkaar zacht met de ellebogen in elkaars zij stootten.

In een sneeuwwit gewaad stond zij voor hem, 'de armen ge-kruist over haar borst. Zij liet haar armen neer en trad ophem toe. De nabijheid van een vrouw . was hem vreemd !ge-worden in de jaren van strijd, die achter hem lagen. „Jij bentGunnar, Hamund's zoon, niet ;waar?" klonk haar stem in destilte als het kristal tegen kristal klinkt bij fe estdagen. Hijknikte zwijgend. — „Ik ben gallgerd, litiskuld's dochter uit hetLachsachtal aan de Breitenföhrde! Wanneer de mensen nietliegen dan ben jij de man, met wien het me de moeite waardis te spreken, want men noemt je de grootste onder de hel-den!" Zonder zijn ogen van haar af te • wenden, sprak -hij:„Aan trots schijnt het je niet te ontbreken!" „Neen," zei ze.„dat is het ook waaraan alle zich stoten, die zelf geen trotsbezitten!" ,,Daar heeft ze gelijk in!" dacht hij.

Zij liet zich naast hem op het mos neerglijden, gespte haargordel om haar heupen los en steunde haar elleboog op deomhooggetrokken knie. Thans glansde vlak onder hem degloed van haar haar, zacht bewogen door ha/ar ademendeborst. „Vertel mij van je tochten naar het Oosten!" Hij keekneer op haar blanke hand, waarin haar kin rustte. „Daar isniet veel over te vertelln. Het ging mij niet anders dan ieder,die .op Winkingvaart uitgaat en geluk heeft!" „Wie 'zelf-grootis, die acht niets groot, wat anderen geweldig lijkt. Hieraan

15

Page 20: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

herken ik dat de held echt is!" Zij hief haar gelaat naar hemop. Uit de diepte van haar ogen stroomde haar verlangen naarhem uit. Hij onderging deze brandende. gloed en wendde zichonwillig af in strijd met zich zelf. Haar ogen begonnen tevlammen en zij sprong met haar lenig lichaam omhoog. „Hebje misschien de mensen over mij horen praten?" Bij schuddezwijgend zijn hoofd. — „Ik veracht hun gepraat! Je moet danweten dat ik al tweemaal gehuwd ben geweest en beidekeren ging het Verkeerd! Wil je weten hoe dat kwam?", ..c.,

De zon stond reeds over haar middaghoogte aan de hemelen zond haar stralen temidden der eenzaamheid van de rotsenover de stroom. Nog steeds sprak zij, haar diepgroene ogennaar hem opgeheven. Stil luisterde hij naar haar en zijn ogenvolgden het bewegglijk spel van haar lippen. Zij veroverdezijn ziel met haar woorden, zoals zij met haar ogen zijn zinnengevangen hield. Eindelijk wierp zij baar hoofd achterover, zo.-dat haar haar teruggolfde. „Nu weet je hoe ik mij heb moetenweren, tegen mijn wil laat ik mij niet uithuwen!" „Het zoueen misdaad zijn tegen den God, die jou geschapen heeft!"riep hij uit, „ik wilde dat ik je bescherme. n mocht!" Hij greepnaar haar hand, zij weerstreefde hem net toen trok hijhaar rechterhand tegen zich aan. „Zou het ook tegen je wilzijn, wanneer ik om je hand dong?" Ze glimlachte en keeknaar hem op. „Men noemt je met recht moedig!"

OGEN, DIE BEDRIEGEN.

Toen het avond geworden was, stond Gunnar in de tentvan het geslacht van Lachsall voor Fliiskuld hun hoofdman er,vroeg om de hand van Hallgerd. Zijn ogen waren nog dron,ken van de glans, die uit haar ogen had gestraald. De oudemet zijn grijze baard hoorde hem aandachtig aan. „Zeker benje me welkom, maar er is wel iets bijzdnders met' haar aan dehand!" Hij zuchtte. ,,Doch daarover zal mijn broeder je we)

16

Page 21: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

inlichten!" ,,-hut!" riep hij en ging naar buiten. Achterde tentopening kwam een man te vo-orschijn met een wittesnor in het door weer en wind gebruinde gebat. „Jij wilt dusHallgerd tot vrouw hebben?" vroeg hij; „sedert wanneer kenfe haar dan?" „Sedert vanmorgen vroeg!". „Pat lijkt me nietal te lang!" Hij streek met zijn rechter hand over zijn snor-baard en dacht -na. Het stond hem weer duidelijk voor ogenalsof het vandaag gebeurd was, dat hij haar voor' het eerst.zag

Na vele jaren was hij eens thuisgekomen van zijn helden-tochten naar de. Westzee. Zijn broeder was . intussen ge-trouwd, .maar zijn .vrouw was kort na de geboorte van haar.dochter gestorven. Toen Hrut voor de eerste maal weer thuiswas, Z.4( hij tussen de schare kinderen voor de open deur eenmeisje spelen met lange rode haren, -die haar tot onder haarknie reikten.

„Kom binnen, Hallgerd» riep 1-Diskuld, „hier is. je Oom!"Zij liep naar hem toe. Hij nam haar bij de hand en keek in:haar ogen, die groen schitterden- als de alles verzwelgendetee .voor de storm opsteekt. 1-18skuld stuurde haar weernaar haar speelgenootjes. „Nu wat zeg je van haar?" vroegde hoofdman, „is zij niet schoon?" „Dat is ze," sprak hij...Maar — zeg eens broeder, hoe kwamen die valse ogen in

geslacht?"Hierover kwam -het tussen de

.broers tot een er/listige botsing. Hijschrok op uit zijn gedachten en keekaar Gunnar op. „Heeft ze je van

haar beide mannen gesproken?"„Dat heeft ze!" „Toch zul je het ook.van Qlls horen, want dat zou weieens anders kunnen klinken dan vanhaar!" En hij vertelde hem eerlijkhoe het met haar gesteld was, ,,Ze

17

Page 22: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

was nauwelijks vijftien jaar." sprak hij ,,,toen haar schoonhéidirle jongens in de Gouw prikkelde, zodat er steeds twist tussenten ontstond. Daarom waren we blij dat we haar aan goedehanden konden toevertrouwen. toen Thorwald, de zoon vaneen der hoofdm iannen, haar ten huwelijk vroeg. Zij echterwrokte in haar hoogmoed tegen ons omdat we haar uitgehuwe-lijkt hadden zonder eerst haar toestemming te, vragen." „Hadze daar dan geen gelijk in?" „Moet je luisterén hoe het afliep!Thjostolf heette de zoogbroeder van haar mouter, die sederthaar dood gelijk een baker niet van haar zijde week, en aanwier ze spoedig meer- hing dan aan ons. Hij was een slichtekerel en men zei dat het niet pluis met hem was. Nu was hijhaar naar haar nieuwe woonplaats gevolgd. Zij klaagde hemhaar .nood en stookte hem tegen Thorwald op tot de onver-laat hem met een bijislag van achter de kop insloeg! Heeft zeje het zo verteld Gunnar?" „Ongeveer, niet helemaal! Maarspreek verder!" „Zij keerde weer naar haar huis niet eenkind, een meisje, de slanke Gerd, die in het geheel niet ophaar moeder lijkt. Ze is teer gebouwd en heeft een schuchterhartje. Een jaar na de dood van Thorwald dong weer iemand.om Hallgerd's hand. Glum, de zoon van Oswifs. Ditmaalvroegen wij haar of hij naar haar zin was en zij stemde toe,want hij- was een degelijke jongen en tot over zijn oren ver-liefd. Toch wilde zij ook ditmaal niet scheiden van Thjostolf,den onverlaat. Het leek .wel alsof hun zielen heimelijk doorhet noodlot met elkander verbonden waren. Zij nam .hem s

mee. En spoedig kwam het er van, dat hij den man uit jalouzie-in zijn eiden huis doodsloeg. Zeker gebeurde het ditmaal tegenhaar zin. Ook heeft ze het stilzwijgend, aanvaard dat ik dien'heksenkerel een bloedig einde bereid heb, toen .hij op zijnvlucht naar ons in het Lachsachtal liep. Dat is het," zei hij..„wat wij je niët wilden verhelen, want wij hebben gezworendat ze geen kwaad nieer zou aanrichten, zo ver wij het zullenkunnen verhinderen!'18

Page 23: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

Gunnar stond op. .,,Ik dank U dat ge gesproken hebt, zon-der haar en U zelf te verschonen, als man tegen man. Maaranders dan gij denk ik over deze zaak. Ik geloof dat het erhier om gaat een kostbaar geschenk Gods te redden! Zij heeftzeker een man nodig die haar leidt en haar trotsen zin vanhoogmoed weet te .zuiveren. En dus beschouw ik het als eensmaad wanneer ge mij haar weigert!" „Dat zullen wij danook niet doen!" sprak Hrut en riep zijn broeder binnen. Zijlieten Hallgerd 'komen. Voor de ogen van haar verwantenlegde zij haar beide handen in zijn rechter hand. In de herfstzou op Haldenende de bruiloft plaats vinden.

Kolskegg gedroeg zich zwijgend tegenover dit alles. Gun-nar in,zijn geluk zag het over het hoofd, zijn bruid echter be-gon er zich op de duur aan te ergeren. „je broeder lijkt me een.afgunstige kerel!" sprak ze, want anders kon ze zijn zwijg-zaamheid niet verklaren. Toen moest Gunnar lachen. „Waar-.om.? Dat zou hetzelfde betekenen, wanneer iemand mij zouverwijten dat jij een lelijke heks was! Het is altijd Kolskegg'saard geweest, niet veel te praten!"

Op de terugweg van de volksvergadering reed Gunnarnaar Bergthorsbilhl. Voor het huis stond Thora en zag hemkomen aandraven. „Gunnar komt, man!" riep ze het huis bin-nen. Njal kwam naast haar staan en hield zijn hand bovende ogen.

De gast galoppeerde de heuve) op, liet zijn paardsteigeren en sprong met een zwaai uit het zadel. „De eersten,.die het zullen vernemen, zijegij!" riep hij, „ik heb mij eenvrouw uitgezocht en- men/zal op heel IJsland moeilijk een.schonere vinden!" „Wie is het?': vroeg Thora. „Hallgerduit Lachsachtal, de dochter van Hiiskuldr Zij kromp ineen en.keek -Njal aan. „Zo, zo Hallgerd!" sprak ze langzaam, „diekennen we. Mooi is ze zeker."

19

Page 24: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

,Hebt ge het al besproken met haar verwanten?" vroegheer des huizes.

Meteen in de tent van haar vader!"„Zo, dan wens ik je geluk!"......Toen Gunnar 's avonds met Njal aan de oever vag de

Zweigache liep te wandelen, sprak hij: „Het komt me voordat je mijn verloving nogal zwaar opvat?" „Het geeft mij welte denken. Er zal nu veel tussen ons veranderen. Er is eenvrouw tussen gekomen!" „Nooit!" riep Gunnar uit, ,,geenvrouw zal ooit onze vriendschap kunnen verbreken!" „Datniet; maar je zult zwaar genoeg op de proef gesteld wordengvrees ik!"

Toen Njal naar bed ging, zei hij tot Thora: „Mijn vermoe-den is juist geweest. Onheil heeft Gunnar van de volksver-gadering naar Haldenende meegenomen!"

DE DUBBELE BRUILOFT

Het was herfst geworden en reeds warrelde 4e sneeuwover de aarde. Op Haldenende maakte men ijverig toebereid.selen voor de bruiloft.. Thora was met haar schoondochteravan Berothorsbilhi gekomen om de vrouwen te helpen en .vanGrieszach in de nabijheid, Thrain's vrouw, Thorhild met haarspitse neus in het dorre gelaat en behendig als een wezel. Zekon spotverzen maken, die meestal aardig scherp waren; .00kkon ze voortreffelijk de mensen nabootsen, zodat iedereen ep

Page 25: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

om lachen moest. Er was tijdverdrijf genoeg onder de maag-den en vrouwen en het Werk ging intussen als vanzelf. AlleenThora van Bergthorsbiihl keek streng bij dit plezier. En toende behendige rijmster Thrain begon uit 'te beelden hoe 'hijaan de morgenmaaltijd, ierwijl hij grote brokken in zijn mondstopte met zijn scheve schouders van zijn heldendaden ver-telde, riep ze toornig uit dat ze niet begrijpen kon hoe mendaarin plezier kon hebben wanneer iemand haar eigen mantot spot voor vreemden zette!

Toen kwamen, langzamerhand onder vrolijke bellenklankde sleden met de gasten aan. Uit de ene stapte Hallgerd, debruid, met Gerd haar do chter. Thrain hielp hen in de voorhaluit hun pelzen .toen hij Gerd zag kon hij 'zijn blikken nietmeer van haar afhouden. Slank en 'teer stond ze daar, alseen kuikentje onder de vleugzis van haar moeder, tegen deschouders van haar moeder gevleld en als lichte ochtend-wolkjes krulde het haar om de slapen.. ,,De ziet er anders uitdan mijn bitse gade met haar spitse neus!" dacht hij.

In de ruime zaal waren alle banken bezet. Op zijn hogezetel had de heer des huizcs plaats genomen. Om het voor-hoofd droeg .hij een gouden band, om zijn purperen Manteldroeg hij een met zilvel. beslagen gordel. Aan zijn rechterzijdewas- Njal gezeten, hij zag er ernstig uit. Naast hem op een rijRolf, Skarphedin, Helgi, Grim en hun neven uit Felsheim, destijfkoppen: Leif Rabe, Grim Groszmann, Klammgéier, deboze. Aan de rechterzijde van den gastheer zaten schouderaan schouder de zeven zonen van Sigfus, vanaf Ketil zu Wal-den tot aan Thrain, den jongste. Op de ere'plaats tegenoverden bruidegom zat zijn schoonvader Hiiskuld en streek doorzijn grijze baard. Hij had zijn broeder Hrut en diens zoonOlaf meegebracht, een schone jongeling met rood krulhaaruit zijn twede hu,welijk met een krijgsgevangen koningsdoch-ter uit Ierland, _Melkorko — men noemde hem de pauw, om

21

Page 26: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

dat hij zoveel zorg besteedde aan zijn schoon uiterlijk enprachtlievend was.

Ook het gelaat van Walgard de Graue bevond zich tussende groep en de listige ogen van zijn zoon Miird gleden vluch-tig van de een naar de ander.

Op de verhoging achter in de zaal schaarden zich rondomRannweig en Hallgerd met haar dochter, de vrouwen enmeisjes.

Mars schoondochter en Thorkild droegen de gasten hetbier aan. Het feest was in volle gang en steeds luider klonkhet vrolijke lawaai door de zaal. Plotseling meende Thorhild,de rijmster, te bemerken dat haar man zijn ogen -niet af konhouden van Gerd, die achter op de. bank der vrouwen zat.Vertoornd zette zij de kruik met bier op tafel, zodat het bierer over vloog. „Thrain!" riep ze schel, zodat alle hoofden inde zaal zich naar haar toewendden. „Wat is er?" bromde hij.'Toen zei ze luid het volgende vers op:

De hond kijkt gulzig naar een kluifjeDe doffer vrijt naar een vreemd duifjeEn mijn man is die doffer gelijk!

Een doodse stilte trad in. Iemand openlijk bespotten en hemin zijn eer aantasten, stond in die tijd voor de wet gelijk meteen poging tot doodslag. Thrain. sprong op. „Wil je mij op.deze wijze aanvallen? Helleveeg, thans is de maat vol. Vol-gens recht en wet ontzeg ik je hier in aller bijzijn voortaanmijn huis! Eén van ons beiden blijft hier op het feest, jij ofik!" Zij werd bleek om haar spitse neus. „Ik ga al!" krijsteze, „en liever dan dat ik in mijn domheid lij je gekomen benom je huis van onraad te zuiveren." Ze rende de zaal uitensloeg de deur achter zich dicht. Thrain ging weer zitten enveegde zich het zweet van zijii. voorhoofd. In alle hoeken vande zaal brake-n- de meningen los over het gebieu'rde. De mees-22

Page 27: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

ten vonden dat ze het te ver gedreven had en, dat hij in zijnrecht was geweest, toen hij haar verstiet. Spoedig echter wasook deze zaak door de feeststemming en een overvloed vaneten en drinken vergeten. De vrolijkste van allen was Thrainzelf geworden, hij was als een tevangene, die aan zijn kerkerontsnapt was.

rje volgende dag dong hij bij Hallgerd en Iii5skuld naarGerd's hánd en omdat Njal evenals Gunnar goede inlichtin-gen over hem en zijn bezit gaven, werd er toestemming ver-leend en hun bruiloft tegelijk niet die van shaar moeder ge-vierd.

23

Page 28: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

-* TWEEDE DEEL: VRIENDSCHAP.

VROUWENTWIST,

Nu heerste Hallgerd als huisvrouw op Haldenende. Denman, dien zij wilde, had ze gewonnen en zij rustte tevreden inzijn sterke armen. Lang echter kon zij haar heerszucht niet be-dwingen. Het eerst begon zij met harde woorden tegen deknechten en meiden uit te varen en wanneer hij haar eropwees en haar tot _zachtheid aanmaande, wond ze zich op, zenoemde hem zachtmoedig, een eigenschap, die een held on-waardig was! En zo vaak hij haar hoogmoed probeerde tebeteugelen, trad hem in trots en haat een andere Hallgerdtegemoet dan die hem met de rijkdom van haar schoonheidhad overstelpt. En zo kwait het steeds vaker tot twist tussenhen beide en het was hem alsof hij uit een lichte morgensluiirtot de ruwe werkelijkheid ontwaakte.

Rannweig, zijn moeder, hield zich afzijdig van alles. Met,opeengeperste lippen bewoog ze zich zwijgend door het huis.„Als een grauw spook" beweerde Hallgerd.

Ook tussen zijn broeders en haar ontstond geen vriend-schap. Zij was gewend dat de mannen zich dadelijk voor haarschoonheid bogen. Daartoe echter deugde Kolskegg's hals nieten die van den jongen Hffirt evenmin. Ze zijn onhandelbaarnet als onopgevoede knechten!" schold ze. Toen viel Gunnaruit. „Te schijnt ons allemaal te willen knechten!" en werd zovertoornd dat ze bemerkte dat ze met openlijk geweld zijn wil

24

Page 29: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

er nooit onder zou. krijgen. Toen begon ze achter zijn rug tedwingen en zocht haar uitvlucht in hoon en leugens.

Gunnar en Njal hadden altijd voor gewoonte gehouden af-wisselend verschillende weken, bij elkander door, te brengen.Ditmaal was de beurt aan Gunnar. Hij zei tegen Hallgerd datZe zich daarin moest schikken, toen wierp ze haar hoofd inhaar nek. „Wat moet ik daar doen? Wat heb ik met die boe-renvrouw te• maken, die Njal zich tot echtgenote heeft ge-kozen? Moet ik me zeker door haar later regeren omdatmijn vingers niet krom zijn van het meidenwerk zoals haarhanden?"

Hij antwoordde kort: „Als mijn vrouw zul je mij naar mijnvrienden. volgen! Of wordt het je te, lastig langer mijn vrouwte zijn?".....,

,,Gunnar wil ons met het winterfeest opzoeken, Thora!" zeiNjal en ging bij haar voor de haard staan, „ik heb zo juistbericht van hem gehad. De strenge vouwen om haar mondwerden schepper. „Dat betekent dus dat Hallgerd komt omzich door mij te laten bedienen: Op haar bruiloft is zij mij methaar hoogmoed tegen gaan staan!" „Je zult de vrouw van mijnvriend vriend-Iiik tegemoet t-eden! - ..Dat wil ik. zo larie( zijvriendelijk is, maar je zult toch niet van mij verlangen dat ikme alles laat welgevallen van haar!" „Verlangen kan ik hetniet, dat je je wijzer toont dan zij, maar ik zou het welwensen!"

Spoedig daarop kwamen zij van Haldenende in hun sledeaangereden. De beide vrienden waren blij, d-t ze na langetijd weer, bij elkander vertoefden. Tot laat de . nacht zatenzij aan het haardvuur te praten over wat hen aan het hart lag.Nu en dan kwam een ,der zonen bij hen zitten luisteren omvan hen te teren. Bij de deur. zat Thord, de meeSterkiecht ensneed aan de kromgebogen houten, waarop een slede rust.Njal's.vader had den vader van dezen knecht uit zijn lijf-

25

Page 30: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

eigenschap ontslagen en daarom noemde men hem de vrijge-laten zoon. Zijn ronde baard werd reeds hier en daar grijs,hij had alle kinderen van Thora mede opgevoed en ze hingenaan hem als- aan een tweeden vader.

Ook tussen de vrouwen bleef het een poos goed gaan.Thora nam de wens van haar man in acht en Hallgerd vrees-de toch om hier openlijk tegen Gunnar's wil op te treden.Maar langzamerhand werd het_ steeds moeilijker voor Thoraom aan te zien hoe Hallgerd tot tegen de middag in bed bleefliggen, terwijl ze de overige tijd achteloosfiket praten hier endaar doorbracht. En het strenge uiterlijk van de vrouw deshuizes viel weer niet in goede aarde bij Hallgerd. Zodat deze'scherpe zinspelingen begon te maken, waarop de ander hetantwoord niet schuldig bleef.

Op zekeren avond bracht Helgi zijn vrouw Thorhalla meenaar zijn ouders. Thora nam haar bij de hand en geleiddehaar naar de vrouwenbank achter. Daar zat Hallgerd op deereplaats in het midden. Met 'haar armen over elkaar gesla-gen, keek ze beide strak aan en verroerde zich niet.

„Ik wens dat je je plaats voor mijn schoondochter inruimt!**sprak Thora. „ Ik denk er niet over, ik laat mij -niet in dehoek zettén door jou!" -„Hallgerd!" riep Gunnar. Toen schoofze een stukje terzijde, zodat Thorhalla net nog plaats kon ne-men, maar het rood dat haar naar de wangen gestegen was,week niet.

Thora haalde water voor de mannen om zich na tafel tewassen; toen zij met de schaal voorbij Hallgerd kwam, vattedeze haar bij de arm en zei: „Liefje, wat zijn je handen rooden wat zien je nagels eruit! Nu ja, jouw man draagt ook geenbaard zoals de anderen en zo staat de zaak eigenlijk weer ge-lijk." Thora zette de schaal neer. „Hoofdzaak bij ons is dat•

wij elkander lief hebben en de een den ander niet voorhoudtwat zijn gebreken zijn! Jouw eerste man Thorwád echter, diehad eén baard, geloof ik, en toch was jij bet, die hem in zijn26

Page 31: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

eigeti huis liet doodslaan!" Hallgerd werd bleek van toorn,„Wat heb ik er nu aan," schreeuwde ze, „dat ik den grootsten strijder van IJsland tot man heb, wanneer men .mij onge-straft honen kan?"

Gunnar stond van tafel op en liep op haar toe. „Het zal jeniet gelukken onvrede te stichten tussen mijn vrienden en mij,wij rijden naar huis!"

Ze begon honend te lachen en liep het trapje naar de deelaf. Beneden aan de deur keerde ze zich nog eens naar devrouw des huizes om pi zei: „Wij zijn nog niet van elkaar af,wij tweeën!" , ,Des te erger voor jou!" riep Thora

„Nu hebben onze vrouwen elkaar de oorlog verklaard!" zeiNjal bij het afscheid tot Gunnar. — „Niettegenstaande blijfthet tussen ons altijd bij het oude!" antwoordde hij. — „ja,-sprak Njal, „wij zullen proberen het in goede banen te leiden!"

OOG OM OOG.

In de zomer na ,deze twist tussen de vrouwen reed Njal metzijn zoon naar de volksvergadering en ook Gunnar met zijnbroers maakten zich voor de reis gereed. „Houd je riastig, hierthuis," sprak hij tot Hallgerd en haal me geen onaangenaam-heden met mijn vrienden op de hals, terwijl ik weg ben!" Zijglimlachte geniepig achter zijn rug. .„De duivel hale je vrien-den!" dacht ze

Een bosje aan de. Rotenwand, kort voor de samenstromingvan de Zweigache en de Waldstrom, behoorde aan Njal enGunnar samen. Zij plachten er hun hout te hakken, elk naarzijn behoefte, en nog nooit was . er onenigheid over geweest.

Een knecht op Bergthorsbhl heette Swart, een flinke wer-ker en een gedienstige jongen. Thora stuurde hem om houtte hakken.

Dát was Hallgerd door rondreizend volk te weten gekomen. „Die denkt ons even uit te plunderen, terwijl de mannen

27

Page 32: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

afwezig zijni- riep ze uit, „daar zal ik eens gauw een eind anmaken!" Rannweig zag van haar spinnewiel in de hoek vande kamer op: „1-fuisvrouwen, die achter de rug van hun mangeen ruzie zoeken, zijn daardm nog niet slecht!"

„Aha,‘ kijk eens aan!? hoonde haligerd, „heb je je sprakterug gekregen? Ik dacht al dat je voor altijd stom gewordenwas, sedert ik je plaats in huis ingenomen heb!"

Eén van de knechten kwam goed met Hallgerd overeen,Hij heette Kol. Zijn haar en huid waren donker van .kleurVaker dan nodig was bleef zijn blik op haar rijzige gestalterusten en zij bemerkte dat hij zijn eigen wil tegenover haarverloor. Op« zekere morgen in alle vroegte trad zij op hem toeen reikte hem een strijdbijl over, de zij uit de wapenkamervan haar man gehaald had. „Ik heb werk voor je. Je moetnaar ons woud aan de otenwand rijden en Swart van Berg-thorsbhl met deze bijl treffen!" „Wat moet ik met hem?"”Vraag je daar nog naar? Een kerel als jij, die zijn handenmeer dan eens in het bloed van eerlijke mensen gewassenhebt? Doodslaan zul je hem, sukkel!" Hij vertrok zijn mond enverbleekte, „Goed," zei hij, „maar je stuurt me mijn eigendood in, vrouw, als je dat maar weet!" „Wat een lafaard!'riep ze uit, „je kijkt als een boer die kiespijn heeft! Blijf maar

' thuis jongetje. Ik weet er nog wel eentje te vinden met meerdurf!"

Kol Werd afwisselend rood Van toorn en b'eek van smart,Hij zwaaide zijn strijdbijl op zijn schouder, ging naar deweide, zocht z!ch een paard uit de kudde en galoppeerde hetdal in. -Toen hij aan de rand van het bos voor de Rotwanc1».rotsen van zijn paard sprong, hoorde hij luide bijlslawm .uithet bos klinken. Hij bond zijn paard aan een tak van de boomen sloop behoedzaam op het geluid af. Spoedig zag hij tussende bomen een bijl opblinken en zag hoe Swart er op los hakte,zodat de splinters in het rond stóven. Van ad-ter Pep hij ophem af. „Niet alleen jij weet erop los te hakken!" schreeuwde

28

Page 33: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

hij. „Als 't je belieft!" Eh metzijn bijl verbrijzelde hij hem zijnschedel

Toen hij thuiskwam en zijn mees-teres in korte woorden meedeeldehoe hij zijn opdracht uitgevoerd had,noemde zij hem een flinke jongen.„Ik weet niet," antwoordde hij, „ofmijn meester dezelfde mening zalzijn toegedaan!" „Daar behoef jij jegeen zorgen over te maken!" riepze uit, „onder mijn vleugels ben jevoor hem en ieder veilig!" „Kan zijn," sprak hij, „maar van-nacht in mijn droom is het anders uitgekomen!"

Zij zond boden naar de volksvergadering om haar man hetnieuws te berichten. Gunnar hoorde hen zwijgend in zijn tentaan en zij konden er niet uit wijs worden of hij de zaak bil-lijkte of niet. Dan haalde hij een buidel uit de la te voorschijn,telde geld erin, verborg hem achter zijn gordel en ging Njalin zijn tent opzoeken. Hij trof hem alleen en vertelde zonderomhaal wat gebeurd was: „Ik kom je de dood van je knecht►wart mededelen. Kol, onze knecht, heeft hem dood gesla-gen. Achter dit alles staat Hallgerd!"

Njal zweeg en dacht een ogenblik na, dan sprak hij: „Hetzou goed zijn, wanneer je je vrouw wat beter in bedwang zoukunnen houden!" Gunnar keek langs hem heen. „Alle moeiteis tevergeefs. Ze scheldt wel luid, maar toch gaat ze niet rechtuit! Zij weet achterbaks aan elke dwang te ontkomen."

Njal keek naar hem op. „Je hebt een zware last op je ge-nomen!"

„Ik was verblind 'toen ik haar aanvaardde en geloofde ver-standiger te zijn, dan zij, die mij waarschuwden! Nu moet ikhet dragen. Vel in deze zaak je oordeel, bij voorbaat schik ikmij erin!" „Het ral je duur te staan komen om-al het onheil,

29

Page 34: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

dat van haar uitgaat, te boeten, want de steen, die zij aan hetrollen gebracht heeft zal andere meeslepen!"

Hierop stelde hij de minste boete vast, dat voor het levenvan een lijfeigene betaald wordt en wel twaalf zilveren onzen.,Want ik geloof dat ook jij je mensen niet veel hoger zultschatten, wanneer er ooit iets van onze kant zou gebeuren!"

Gunnar haalde zijn beurs te voorschijn en rijkte hem Njalover. „Zeker niet, hier zijn de twaalf onzen!" Hierop gavenze elkaar de hand.

Toen Njal, thuisgekomen, de geldbuidel in de kist borg, keekThora toe, haar armen gekruist over haar borst. „En daarmeeis het onrecht ongedaan gemaakt, dat zij ons heeft aange-daan, die Hallgerd?. Bij iedereen beroemt ze er zich luide oponzen knecht te hebben vermoord! Mogen wij dat zo maarongestraft laten gaan?" „Houd je het voor goed om je metdergelijke boosdoenerij te meten; Weet dan dat je diegenehelpt, die inplaats van vrede de oorlog willen!" „Ik strijdalleen voor mijn recht!" „Dan behoort ook de haat tegenHallgerd, schijnt het, tot je recht!"

Op zekere dag was Njal met zijn zonen op Thorolfsha, heteigendom van Skarphedin, om hem bij het binnenhalen vanhet hooi te helpen, en Thora zat alleen met de kleine Helgain de middagzon voor het huis. Plotseling kwam er een manop een ravenzwarte hengst langzaam aangereden, zijn helmop de knop van zijn zadel, zijn zwaard in de gordel, de speerin zijn rechterhand. Ondanks zijn gedrongen lichaamsbouwzat hij kaarsrecht in het zadel, zijn ogen keken stoutmoedigvan onder zijn brede voorhoofd. Voor het huis steeg hij vanzijn paard en liep ,op de vrouw toe. „Mijn naam is Atli, ikben een vrij man en zoek werk!" „Waarvoor kan ik je ge-bruiken?" vroeg ze. — „Ik verricht alle werkzaamheden ophet land. Ik moet U echter opmerken dat mijn kop tamelijkhard is en dat reeds menigeen door mij zijn wonden heeftmoeten laten verbinden!" „Wanneer je geen lummel bent, zo-30

Page 35: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

veel te beter!" antwoordde zij. — „Hebt U hier alleen te be-slissen?" vroeg hij. — „Ik ben de vrouw van Njal en het volkstaat onder mijl" „Wilt U het met mij proberen?"'„ja," zei ze,,,onder één voorwaarde! Je hebt me je gebreken niet ver-heeld en zo zal ik niet verhelen waarvoor ik je nodig heb.Je moet me ter wille zijn, ook wanneer ik je eens op arbeiduitzenden zal, die naar bloed ruikt!" „Heb je daarvoor danniet genoeg aan je man en je zonen?" „Dat gaat je niets aan,"zei ze, „dat is mijn zaak!" Toen werden ze het met elkan-der eens.

Toen Njal 's avonds laat met zijn zoons thuiskwam, vroeghij wie de vreemdeling was? — „Onze nieuwe knecht," sprakze, „ik heb hem in dienst genomen, hij lijkt me voor allerleidingen te gebruiken!" „Voor meer dan goed is waarschijn-lijk!" sprak Njal. De broeders gedroegen zich echter dadelijkvriendelijk tegen Atli.

Toen Njal zich de volgende zomer gereed maakte voor detocht naar de volksvergadering, haalde hij een geldbuidel uitde la. Skarphedin, die er bij stond, vroeg: „Hoe kom je daar-aan, vader?" „Gunnar heeft hiermede, een jaar geleden boetevoor Swart betaald!" Zijn zoon knarste op zijn tanden. „Ennu vermoedt U, dat U ze nu Uwerzijds nodig zoudt kunnenhebben."

Toen de mannen hel huis verlaten hadden, riep Thora Atlibij zich. „Weet je nog wat je me een jaar geleden beloofdhebt, toen ik je in dienst nam? Thans is de tijd gekomen omje belofte te vèrvullen. Kol, den moordenaar, moet je opzoe-ken .en vermoorden!" „Goed zo!" riep hij uit, „wij zijn alle-bei behoorlijke bOoswichten, het zal van geen van beidezonde zijn!"

Hij nam dadelijk zijn wapens op, haalde zijn paard uit deweide en ging op weg naar Haldenende. Uit die richtingkwamen lieden aangereden, die hem vroegen, waarheen hijwilde gaan. — „Een paard zoeken, dat weggelopen is!"

31

Page 36: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

„Daar zal Kol, de moordenaar, je het best inlichtingen overkunnen geven,” zelden ze, „hij is dagen lang boven op debergwei geweest en rijdt nu juist naar huis!"

Hij gaf zijn paard de sporen en galoppeerde Kol na. Evenvoor Haldenende haalde hij hem in. Hij reed op een zwaarbeladen ros in looppas, — „Dat heb je flink bij elkaar gepakt,buurman!" riep hij hem toe. Kol keek scheel vanonder zijnzware wenkbrauwen. „Wat gaat jou dat aan, lomperd, maakdat je wegkomt!" „Nog niet!" antwoordde Atli, „eerst hebik nog iets met je af te rekenen en dat zal meteen het laatstein je leven zijn, denk ik!" Hij richtte zijn speer. Kol trok zijnzwaard uit de gordel. Maar de punt van de speer stak al inzijn borst en hij viel neer.

Atli reed verder tot hij de knechten van Hallgerd vlak bijde hofstede inhaalde. „Daarginds op de weg staat een paard,"riep hij hen toe, „daaronder ligt Kol, hij is dood!" „Doodge-slagen?" schreeuwden ze. „Hallgerd zal moeilijk kunnen den-ken dat hij een natuurlijke dood is gestorven!"

Hij liet zijn paard keren en galoppeerde huiswaarts. Thorawas hem zeer dankbaar voor zijn bijstand. „Hoe echter zalUw man hier tegenover staan?" vroeg hij. „Het zal hemniet verrassen, want waarom zou hij anders Gunnar's geld-buidel hebben meegenomen dan om de boete voor Kol daar-mee af te doen?"

Wanneer Gunnar op de volksvergadering de doodslag ver-nam, zond hij een bode naar de tent van Njal met het bericht.Skarphedin glimlachte.

_Onze knechten zijn kranig geworden, vroeger sloegen zeelkaar bont en blauw, tegenwoordig echter grijpen ze meteennaar de wapens!"

Njal haalde zijn buidel te voorschijn en ging naar Gunnar.Deze begroette hem als altijd even hartelijk. „Nu heeft mijn-vrouw kwaad met kwaad vergolden!" zei Njal. „Ik kan

32

Page 37: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

het haar niet kwalijk nemen!" antwoordde Gunnar. „Be-paal nu jij de boeté!" „Twaalf onzen zijn voldoende!"

Njal reikte hem de buidel over en Gunnar zag wel dat hetzijn eigen buidel was, die hij hem het vorige jaar had gegeven.

Toen Hallgerd vernam dat hij weer gelijk gemaakt had,raakte zij van woede buiten zichzelf. Hij trok zich er echterniets van aan.

`TAND OM TAND.

In deze winter liet Hallgerd haar neef van de Westaihrdertkomen, Brynjolf, de zoon van haar Oom, Swan. Dat was eendeugniet, zoals ook zijn vader geweest was. Zij had het ech-ter voor Gunnar geheim gehouden. Toen hij den jongen inhuis gewaar werd, fronsde hij zijn wenkbrauwen en vroegwat hij hier kwam doen. „Mijn verwanten mogen me tochzeker nog wel bezoeken!" riep ze, „of spijt het je wanneer jeje brood met hen moet delen?" „De boosheid aan mijn tafelte moeden, dat doet me leed. Want je neef staat slecht be-kend!" „Niet alle zijn zo teder en braaf dat zij moord endoodslag begaan aan hun eigen mensen met een geldboete la-ten afkopen'!" Toen trof haar zijn blik, zodat ze achteruitweek.

De jongen deed zich de hele winter door te goed op Hal-lenende

Op Bergthorsbiihl sprak in het voorjaar Njal tot Atli: „Ikzou wel willen dat je nu naar je huis terugkeerde, voor Hall-gerd in de verleiding komt om over je levensduur te beschik-ken!" „Daarvoor heb ik geen vrees; ik zou graag hier en ner-gens anders willen blijven!" „Raadzaam is het niet!" zèi Njal.

„Liever vlecht ik matten bij jullie dan dat ik naar een ande-ren broodheer omzie! Slechts een verzoek heb ik aan jullie..Laat mij als vrij man en niet als knecht schatten, wanneer mij

33

Page 38: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

ooit iets gebeurt!" „Dat beloof ik je! En Thora 'zal er zekeraan denken!"

Hierop reed de vader met zijn zonen, zoals alle jaren, naarde volksvergadering. Daar ontmoetten zij Gunnar met zijnbroeders en ze waren verheugd in elkaars gezelschap.

Intussen had Thora Atli naar Thorolsig3h gestuurd omkolen in het bos te branden en het duurde niet lang of Hall.-gerd vernam het. Ze zocht Brynjolf op, die alleen in de keu-ken voor een kruik bier zat. „je hebt je flink vetgemest, neef..en ik heb intussen menige boze blik moeten verduren om jou,geloof je niet dat je nu ook mij wel eens een klein genoegenzoudt kunnen doen?" „Natuurlijk, graag!" riep hij uit, „ik bentot alles bereid wat je wenst!" Zij boog zich naar hem over.haar groene ogen gloeiden. „Je moet Atli op Thorolfshh.voor mij uit de weg ruimen!" • Hij kromp ineen en trok eenlang gezicht. „Dat noem je een klein genoegen?" Zij keerdehem de rug toe en ging op de bak zitten. „Oh, leefde mijnstiefvader Thjostolf nog maar ,eerst thans weet ik wat ik aanhem gehad heb! Bij hem zat de moed niet op zijn tong zoalstegenwoordig bij de jeugd! Maak dat je wegkomt en zoek jeeen ander onderkomen, ondankbare jongen!" Hij tastte naarhaar arm. „Nu nichtje, niet zo driftig, ik heb het toch nog nietafgeslagen! Ik moet alleen met mezelf overleggen hoe ik datzaakje aan moet pakken?"

Toen hij voor het woud van Thorolfshiih van zijn paard"steeg, nam hij tussen de stammen een dikke rookwolk waar.Gedekt door een blauwgrijze walm sloop hij door het struik-gewas. Op een kleine boomloze plaats zag hij Atli aan hetwerk, .met eelt pook porde hij in de gloeiende hoop kolen, zo-dat de vlammen overal opkringelden en de rook als bij eenbrand opsteeg. Hij was zo, ijverig bezig dat hij niet bemerktedat Brynjolf hem met de bijl in zijn vuist naderde. Toenzwaaide hij de bijl omhoog, en sloeg hem in de rug. Maar totzijn schrik viel Atli niet neer, zoals hij vetwacht had, maar34

Page 39: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

-sprong met zijn ijzer tussen zijn schouders zo in het rond datBrynjolf het heft liet varen en juist nog ter zijde kon sprin-gen, want Atli sloeg met de pook zo geweldig dat ze brak.Toen zakte hij door zijn knieën. „Het was geen heldenstukom iemand van achter aan te vallen! Haal nu die bijl uitmijn bochel!"

Maar Brynjolf waagde het niet hem te naderen tot hij vol-ledig ter aarde lag en geen teken van leven meer gaf. Toentrok hij vol trots naar Haldenende. Hallgerd jubelde en lietThora weten, dat ze de moord op Kol met rente terugbetaald'hadden

„Dat zal dat familielid van je vrouw duur te staan komen!"riep Kolskegg, toen de gebroeders op de volksvergaderinghet hoorden. Gunnar zocht dadelijk zijn vriend op. „Weet jehet al? Er is iets ergs gebeurd: Atli is doodgeslagen en ikkom boete voor hem betalen!" Njal knikte. „Ook dat en ergernog zal ons niet scheiden, want wij zullen ons niet van elkan-ders weg laten dringen door anderen! Maar Atli was volgenszijn geboorte een vrij man en daarom moet ik zijn leven hoger.dan van een lijfeigene schatten!"

Dat vond Gunnar ook billijk, zij reikten elkander de handen waren daarmee opnieuw quitte.

Skarphedin had toegeluisterd en lachte spottend. „Hallgerdzorgt ervoor dat ze bij ons niet aan ouderdomszwakte onder-gaan, onze knechten!"

Gunnar keek hem van terzijde aan. „Het is hier munt ommunt, want ook je moeder schijnt er niet anders over te den-ken dan dat er slag op slag geleverd moet warden!"

Toen het op de volksvergadering bekend werd dat voorAtli een honderd ons in zilver betaald moest worden, meen-den vele dat dat rijkelijk betaald was voor iemand die toch-steeds als knecht gewerkt had. Maar Gunnar antwoorddevertoornd op zulke praatjes dat eerder anderen zich ten kostevan hem zouden bevoordelen dan Njal en dat er met hogere

35

Page 40: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

boete reeds velen betaald varen, die minder waard warendan Mi!

Hallgerd kon het moeilijk verwerken dat de mannen het:voor de derde maal ; met elkaar eens geworden waren 'en zo-als ze meende op haar kosten. „Daar zul je je aan moeten-wennen!" sprak Gunnar, „geen huisgenoot van Njal, die jeooit naar het ; leven zult staan, zal ik ongeboét laten!" „Jullie-zijt aan elkander gewaagd, jij en hij," hoonde ze, „de een isnet zo dapper als de ander!"

Toen Njal weer thuisgekomen was, sprak hij tot Thora:-„Hoe denk je er nu over; :moeten de moorden zo doorgaan?"'jij hebt je belofte tegenover Atli gehbuden," zei ze, „namoet ik de mijne vervullen, want ook ik heb hem een .beloftegedaan!" , ,Het doet mij leed om jou, want graag doe je hetniet. Hallgerd heeft gelijk, .wanneer ze raast en tiert, niet jijtJe moet zelf maar zien wat het einde is!"

Zij echter wendde zich nu tot Thord, den vrijgelaten zoon,.haar .meestersknecht. ,,Ik heb je zo lang ik - kon steeds ont-zien, maar nu ben jij als laatste aan de beurt, omdat mijn manen zonen in deze zaak hun hulp weigeren: jij zult Atli wre-ken!" „Ik .ben weliswaar een werkman maar geen strijder,-sprak hij, „toch wil ik het graag proberen, want Atli lag mij,

na aan het hart!"Hij reed gewapend naar Haldenende. Hallgerd lachte toen.

zij hem met helm en pantser aan zag komen draven. , ,Wie-komt daar zo krijgsiustig aan? Men kent je nog nauwelijks,Thord!" „Ik zou graag Brynjolf willen spreken," .riep hij. —„Hij is beneden de weide in het dal; wat wil je van hem?"'Hij zei het meteen ronduit: „Ik : wil hem ter verantwoordingroepen wegens Atli?" Toen begon ze weer te glimlachen..”Dat zal zo gevaarlijk niet zijn,, wanneer jij het doet! Heb je-eigenlijk .00it wel bloed gezien, behalve dan van je vee, jerunderen en je varkens, of wanneer je neus bloedde?"

Rannweig kwam' de deur uit. „Je doet hem onrecht door-

36

Page 41: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

hem zo te bespotten, hij iseen man met. moed, ondanksiat hij zich nog nooit in eenstrijd met mannen heeft ge-wikkeld, en jij zult het tot jeeigen schade ervaren!"

Intussen had Thord Bryn-jolf beneden voor de hof-stede aangetroffen, juisttoen hij thuis kwam. „Ver-weer je!" schreeuwde hijhem tegemoet, „want ik wil je niet als een schurk onge-waarschuwd neerslaan!" Brynjolf sprong op hem af metgetrokken zwaard. Thord sloeg er 'met bijl tegen aan,zodat het in stukken sprong, toen sloeg hij hem, die methet bovenlijf achteruit tuimelde, de bijl .in zijn borst. Bryn-jolf stortte dood van zijn paard neer.

Een herdersjongen langs de weg had stijf van schrik dezeworsteling aangezien. Thord stuurde hem naar Hallgerd omhaar de dood van haar neef te berichten

„Gezegend zijn je handen!" riep Thora hem op Bergthors-biihl tegemoet, toen hij met de bloedige bijl over zijn schou-ders de deur van de zaal binnentrad. Njal stond op van zijnbank. „Merkwaardig welke mensen thans moordenaars wor,den, .en ook jij nu nog op je oude dag, vriend ThordI" „Eer-der zou men dat met recht van je zoon verwachten," sprakSkarphedin scherp. — „Houdt jullie je nu stil, de tijd zal ko-men dat ik ook jullie niet meer mag. tegenhouden, al zou ikhet nog zo graag wensen!"

Op de volgende volksvergadering zocht hij Gunnar op enverzocht hem de boete .voor Brynjolf vast te stellen. ,,Voorveel heeft de kerel niet gedeugd," zei. Gunnar, „en er is ookniets aan verbeurd, toch zullen ,‘Te hem als vrij man moetenschatten!" .„Zeker," zei Njal, „hoeveel is het?"

37

Page 42: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

„Honderd onzen zilver!”In het hele land werd over de twist tussen deze vrouwen

gesproken en de mensen verwonderden .zich erover, hoe devrienden zonder zich door de hatelijkheden van hun vrouwenop een dwaalspoor te laten brengen steeds weer deze moor-den wisten te vereffenen, zodat ondanks alles tussen de beidefamilies geen vete ontstond.

Walgard op Groot Tempelhof echter, die het Gunnar nogsteeds niet vergeven had, dat hij tegen het huwelijk met zijn.nicht geweest was en die op de gelegenheid loerde, hem zon-der gevaar voor zichzelf kwaad te kunnen doen, Walgard:glimlachte boosaardig en zei tegen 1\445rd, zijn zoon: „Nu gaathet erom onze 'oren te spitsen, jon gen, want bij het doodslaan onder de knechten blijft het niet, wanneer ik de duif-jes Hallgerd en Thora goed ken!" Toen staken zij hun hoof-den met hun buurman Skamkel op klein Tempelhof bij elkaar,.een dwaz- e en leugenachtige kerel, en druk was het verkeertussen hen en allen, die afgunstig waren op het aanzien vanNjal en Gunnar.

BLOED OM BLOED.

In deze winter kwam een neef van Gunnar als gast opHaldenende, Sigmund Lambiszoon, een stevige man, • knap-van uiterlijk, vertrouwd met het wapen en een begaafd zan.-ger. Hij had veel gereisd zowel over zee als over land enwist zo over zijn avonturen te vertellen dat de mensen hunmond en ogen open sperden. Hij had iets verwilderds voorzijn jaren en als opperst recht gold voor hem dat wat hemhet best beviel.

„Ik verheug mij je onder mijn dak te mogen herbergen, -sprak Gunnar, „hoed je echter voor één ding, je zult waar-schijnlijk wel gehoord hebben van de twist der vrouwen —

38

Page 43: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

laat je daarin nooit betrekken, anders loopt het slecht metje af!" „Ik ben gewaarschuwd!" zei Sigmund.

Toch duurde het niet lang of Hallgerd had hem zo inge-palmd met haar schoonheid en het geweld van haar gebie-dend wezen, dat hij haar overal na liep en meer geloof aanhaar hechtte dan aan Gunnar. „Ik had gedacht een heldtot man te krijgen," sprak ze pp een avond in de vrouwen.kamer tot hem, „en ik heb een zwakkeling gekregen. Diedaar op Bergthorsbiihl te lijf gaan zoals het behoort, durft hijniet. Zelf moet ik op wraak zinnen om mijn bloedverwantte wreken. Was ik toch maar geen vrouw, dan behoefde ikniet naar anderen te zoeken om hulp!" Hij wierp zich aanhaar borst. „Dan behoef je toch niet ver te zoeken, geloofik!" En met haar gezicht dicht bij het zijne, vroeg ze:-,,Wilje mij bijstaan? ja?"

Spoedig daarop reden ze samen naar Grieszach, naar Hall-gerd's schoonzoon Thrain. Die drie gingen achter een ge-sloten, deur bij elkaar zitten. Toen begon ze tegen Njal ende.zijnen te hetsen en over Gunnar te klagen. ,;Wat dat boe-renmens tegen ons ook verzint, alles laat Gunnar zich doorhen welgevallen. Hij weet niet eens meer de ?eer van zijneigen geslacht te beschermen! Ik ben geheel verlaten! Nu20U jij kunnen tonen, • Thrain, dat je een waardige schoon-zoon van me bent!"

,I1( geloof," antwoordde hij, „dat jij anders ook aardig op-ruiming onder de knechten van Thora hebt gehouden!"„Niets heb ik gedaan waartoe haar hoon mij niet dwonig.En jullie alle, zonen van Sigfus, zult 't nog te weten komen,wanneer die daar .op Bergthorsbilhi de hoogmoed helemaalnaar het hoofd stijgt!"

Gunnar zag nu, dat hij Sigfus vergeefs gewaarschuwd haden hij meende te merken, waarop het met de vriendschaptussen hem en Hallgerd en hun bezoeken bij Thrain uit zoulopen. Toen stuurde hij Kolskegg naar Njal en liet hem we-

39

Page 44: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

ten dat Thord zich in acht moest nemen, want er werd ophem geloerd.

Eens het was reeds voorjaar en de sneeuw was al vande heuvels gesmolten — stond Njal al met Thord voor dedeur. Plotseling hief de meestersknecht zijn arm op., „Wat isdat daar in de trog, daar ligt de geitebok in zijn bloed!'De heer des huizes keek naar de overzijde en dan keek hijThord aan. „Daar is niets te zien!" „Nu is het ook verdwe-nen!" riep de ander, „dat was toch vreemd, wat zal dat be-tekenen?" „Het zal je beschermgeest geweest zijn, die je ge-waarschuwd heeft. Je moet heel voorzichtig zijn, mijn vriend!".Maar Thord sprak gelaten: „Dat zal me toch niets helpen,wanneer het lot bepaald heeft dat ik moet sterven!" En hijging en reed als steeds overal heen.

Intussen was op Haldenende een vriend van Sigmund aan-gekomen, hij heette Skjiitcl en Sigmund had om onderkomenvoor een paar weken voor hem gevraagd

Nu kwam de tijd aan dat Njal met zijn zonen naar devolksvergadering moest. Ditmaal wilde hij ook Thord mee-nemen om hem aan de toorn van Hallgerd by Gunnar's af-wezigheid te onttrekken. Van te voren echter stuurde hij hemnog naar de neven in Felsheim onder de Inselferner met eenhaastige boodschap, doch hij zou er niet langer dan een nachtblijven en dan naar huis rijden zonder zich ergens op te hou-den. Maar op de terugweg was d-e* woudrivier zo door plotse-linge regenvallen gezwollen, dat het onmogelijk' was overte steken.

Njal wachtte tevergeefs een paar dagen op hem. Hij reeddan ook weg en liet hem door Thora berichten dat hij henzou nakomen. Spoedig daarop kwam Thord thuis. En Thoradacht, daar hij zich nu toch verlaat had, dat hij eerst nogwel even naar de knechten op Thorolfsigih moest gaan kij-ken om van daar uit de anderen te volgen

Intussen echter was ook Gunnar van huis gereden.

40

Page 45: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

Wird Walgardszoon had zich op de Groot Tempelhof ge-reed gemaakt om Starkard met zijn zonen onder de Drie-hoorn op te zoeken. Plotseling zag hij Thord op weg naarThorolfshël draven. Hij boog onmiddellijk rechts af en ga-loppeerde naar Haldenende. Daar trof hij Hallgerd en Sig-mund en zijn makker Skjkild. „Wanneer jullie wat met Thordaf te handelen hebt, dan moet je je haasten!" riep hij en ver.telde hun van zijn ontmoeting.

De mannen wapenden zich in allerijl en stegen te paard.„Vergeet niet Thrain van •Grieszach mee te nemen!" riepHallgerd hén na. Zij zochten hem op en legden zich met zijndrieën in een hinderlaag langs de weg, die van Thoro.lfshëlnaar de vlakte van Althing voert. Het duurde niet lang of zezagen Thord vanaf de hoogte omlaag rijden, de speer in zijnrechterhand. Toen vroeg Thrain: „Hebt jullie me werkelijknodig om met dien eenen man af te rekenen? Ik blijf namelijkGunnar liever uit de weg!" „Leg dan maar alleen je helmaf," riep Sigmund, „en kijk maar toe!"

Zij sprongen op hun paarden en belemmerden Thord deweg. „Vooruit van je paard!" schreeuwde Sigmund, „er helptniets aan, je moet sterven!" „We zullen het eerst eens ineen tweegevecht met elkander proberen!" riep Thord en gafzijn paard de sporen. Zij echter vielen met zijn tweeën overhem heen. Hij sloeg hun speren in stukken en weerde zichdapper. Eindelijk werden ze hem toch meester. Over zijnhele lichaam bedekt met wonden lag hij in bloed gedrenktter aarde.

Thrain kwam van de berm van de weg aanlopen. „Datwas niet mooi om aan te zien, .zoals- jullie hem afgemaakthebben!" sprak hij, „het berouwt me dat ik me door mijnschoonmoeder .heb laten overhalen. Dat zal me wat wardenmet de zonen van Njal, wanneer zij de dood van hun pleeg-vader vernemen!"

Met zijn hoofd in zijn handen geleund zat Njal in zijn tent

41

Page 46: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

en keek lang stom voor zich heen wanneer hij door Gunnarde dood van zijn eersten knecht vernam. Toen keek hij naarzijn vriend op. ,Het is goed dat mijn zoons er niet zijn, wantanders konden wij nooit Meer tot een vergelijk komen. Wijmoeten onmiddellijk deze zaak afhandelen. En ik zal helaasditmaal het dubbele moeten eisen van wat je voor Mij hebtbetaald, tweehonderd onzen in zilver anders zal ik hen nau-welijks in toom kunnen houden!" —, Gunnar vond het ookhelemaal niet te veel • geëist en legde het geld onmiddellijkop tafel

Helgi en Grimm keken duister voor zich heen en Skarphe-din trok Zijn wenkbrauwen op, toen Njal hun de dood vanhun pleegvader berichtte. „Het waren Sigmund en Skjtild, diehem samen dood hebben geslagen, Thrain echter zat er bijmet zijn handen in de schoot!" Skarphedin knarste op zijntanden. „Er schijnen vele voor nodig geweest te zijn om Chenene baas te worden, terwijl, hij niet eens een strijder was!Hoe lang nog vader moeten we met gebalde vuist rondlo-pen?" „Het zal spoedig veranderen, maar niet wij, doch zijmoeten het verdrag breken dat ik ditmaal nog gesloten heb."

Sigmund en Skffild zaten op Haldenende onder Hallgerd'svleugels alsof er niets gebeurd was. Kolskegg gromde. „Datje die schurken nog langer onder je dak duidt, broeder!"„Zo lijdzaam als het er uitziet, is het niet!" zei Gunnar. „Zezullen hier oogsten wat ze gezaaid hebben

In het voorjaar waren op zekeren dag vrouwelijke mars-kramers te Haldenende aangekomen.

In de vrouwenkamer werd er ijverig gehandeld. Sigmunden Skffild zaten midden tussen het vrouwvolk, Ze warenvan Bergthorsbiihl gekomen, vertelden de koopvrouwen.maar ze hadden er weinig verkocht. Alles was daar druk inde weer geweest zoals altijd. De huisvrouw had wasdag ge-houden, de 'mannen hun wapens gepoetst en de knechten wa-ren de weiden aan het mesten. „Die mest had Vader Njal

42

Page 47: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

beter voor zijn kin kunnen gebruiken, misschien zou hij daneen baard gekregen" hebben, zoals een werkelijk man be-taamt! Weet jullie wat?" riep ze, terwijl de vrouwen grin-nikten, „wij zullen hem nu - nog „zonder baard" noemen enzijn zonen „de mestbaarden". Maak er eens vlug een versop, Sigmund!"

„Dat zal ik dadelijk voor elkaar hebben!" riep hij, „let op!"

De oude was, die zonder baardZijn jongen schrokken uiteraarden smeerden zich de snoeten met mesttoch groeiden hun stoppels niet al te best!

Een luid gelach weerklonk in de kamer. --- „je bent tocheen onbetaalbare kerel!" riep Hallgerd uit, „en zoals wij el-kander begrijpen, ik heb maar mijn lippen te spitsen of jijfluit al!"

op dit ogenblik ging de deur open en Gunnar trad binnen.Hallgerd verbleekte en trad achteruit. Op eens was het muis-stil in de kamer. Hij keek met fonkelende ogen van den eennaar den ander. „Wie ooit een woord van dit schandelijkvers in zijn mond neemt, vliegt dadelijk hier uit huis, begre-pen!" sprak hij gebiedend en ging weg.

De koopvrouwen echter hadden alles in hun oren geknoopten trokken met 'deze geschiedenis van hofstede naar hof-stede

Te Bergthorsbiihl nam Thora aan het avondmaal plaats.De mannen waren reeds gezeten. Om haar mond lag eenbittere trek. „Hallgerd heeft jullie weer eens iets moois be-reid en jullie zoudt wel zeer ondankbaar zijn, wanneer jehaar dat niet beloonde!" Skarphedin fronsde zijn voorhoofd.W„at is dat dan?" „Ze heeft jullie naam versierd en Sig-

mund heeft er een vrolijk vers op gemaakt. De mensen noe-men jullie nu de „mestbaarden" en je vader „zonder baard".

43

Page 48: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

Gunnar is buiten zich zelf van woede geraakt, toen hij hethoorde, hoe gelaten hij overigens ook is! Jullie zit daar alseen paar melkmuilen! Gunnar voelt meer de smaad jullieaangedaan dan jullie zelf!" „Nu gaat onze moeder ons op-hitsen!" riep Skarphedin lachend. Maar een kwaadaardigrood overtoog zijn vale .wangen. gelgi beet op zijn onderlip.Stom en roerloos zat Grimm; als een steen zat Rolf Zebegon opnieuw te schelden en te honen en geraakte in" steedsgrotere woede. Toen stond Rolf op, nam haar onder zijn armen leidde haar de kamer uit. Maar ze rukte zich weer los enkeerde terug. „jullie zijt eerloze gezellen en niet mijn zonen!"riep ze uit, „wanneer jullie je pleegvader vergeet, die voorons de dood in ging! Schandelijk. is het verdrag gebroken,dat je vader gesloten heeft!"

„Het is genoeg, Thora!" sprak Njal, „verspil je krachtenniet!"

Tegen middernacht werd Njal wakker. Het -was alsof ergeesten in zijn huis rondwaarden; overal bewoog men zich.Hij hoorde voetstappen. Het knarste en kraakte, het klet-terde zachtjes als van wapenen. Hij ging rechtop zitten.„Wie heeft daar aan onze schilden geraakt?" fluisterde hij.Thora lag met open ogen in bed naast hem. „Het zijt' onzezonen!" zei ze, „ze trekken 'erop uit!" Njal wierp zijn man-tel om en ging de deur uit om ze na te gaan. Op de hellingbeneden het huis liepen ze alle vier lin de duisternis. „Halt!"riep hij, „waar gaat de reis naar toe?" Skarphedin keerdezich om. „Op de schapenjacht, vader!" „Gewapend?" „Nudan op de zalmvangst!" „Gaat dan maar je weg van hetnoodlot!" mompelde hij.

Toen de broeders zich onder de Stromhalde in een hinder-laag legden, begon het reeds dag te worden. Ze hielden zichstil en tuurden naar Haldenende.

Daar kwamen twee man uit de deur _én .sprdngen te paard.Het waren Sigmund in een rode wollen mantel en Skjiiild,

44

Page 49: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

zij hadden hun wapens bij zich en reden naar de kudde paar-den, die beneden op de weide onder aan de beek liepen tegrazen.

„Zie je dat rode hemd daar?" vroeg Skarphedin, ,„nu stelik voor Rolf .dat jij achterblijft, want wanneer Hallgerd onste na komt, neem jij haar voor je rekening! Ik echter neemden zanger voor mijn rekening, en jullie, Helgi en Grim latenhet zijn makkers voelen wat het betekent wanneer twee mantegelijk één man aanvalt!"

Rolf ging zitten, het schild aan zijn voeten, de speer tegenzijn schouders geleund. De anderen renden naar benedennaar de weide. „Neem je in acht, verzensmid!" schreeuwdeSkarphedin, „de mestbaarden komen!"

Sigmund sprong van het paard, trok het zwaard uit deschede en zwaaide het tegen het-schild van zijn tegenstanderen bleef erin steken. Skarphedin trok het schild terug zodatde ander struikelde en het heft moest laten schieten. Skar- :

phedin wierp hem zijn strijdbijl in de schouder. Sigmundzakte door zijn knieën en stortte ter aard. „Thans heb ik jegeleerd beleefd te zijn en je te buigen!" schreeuwde de ander,„maar dat is niet genoeg, de aarde moet je kussen!" De dich-ter viel rochelend ter aarde. De zoon van Njal rukte hem dehelm van het hoofd, pakte hem bij de haren en sloeg hemzijn kop af.

Intussen waren Helgi en Grimm met Skffild slaags geraakten hadden hem afgemaakt voor hij nog tot bezinning wasgekomen.

Beneden aan de beek stond de paardenhoeder hem ontzetaan te

.

staren. Skarphedin wenkte hem. Aarzelend kwam deknecht naderbij. Skarphedin nam het hoofd van Sigmund bijde haren beet en reikte het den : knecht over. „Hier breng datnaar Hallgerd en zeg haar dat dit de dank van de zonen van„Zonderbaard" is!"

De knecht stond sidderend met het hoofd in de hand en

45

Page 50: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

nauwelijks waren debroeders achter de eersteheuvel verdwenen of hijwierp het weg alsof betin zijn handen gloeide enrende naar de hofstede.

Hallgerd hoorde hemmet fonkelende ogen inde vrouwenkamer aan.

„Het is goed!" siste ze, „alleen maar jammer dat je hethoofd niet gebracht hebt, zoals ze je bevalen, dat zou, de besteaansporing voor den heer des huizes geweest zijn om wraakte nemen! Maar het is ook zo voldoende!" Zij liep naar dezaal. „Gunnar," riep ze, „de zitionen van Mal hebben je neefen je gast beide doodgeslagen, en ze hadden den ipaardenhoe-der bevolen het hoofd van Sigmund naar ons huis te brengen!"

„Wel, dan zijn ze aan hun einde ,gekomen, zoals het hunbetaamt!"

En al het gehets van Hallgerd kon aan zijn , gelatenheidniets veranderen. Hij diende noch een klacht op de volksver-gadering in noch eiste onder de hand een ,boete- van Njal.

Korte tijd daarna werd hij in een moeilijke rechtszaak be-trokken, hij had een aanklacht van zijn buurman op ,zich ge-nomen om te behandelen. Hij reed naar Bergthorsbhi enwerd daar welkom geheten alsof er intussen niets , was voor-gevallen. Toen hij zijn zaak voorgedragen had, sprak Njal:,,Het minste wat ik aan onze vriendschap verschuldigd ben isdat ik je raad geef!" en hij wees hem, erop hoe hij zich voorhet erecht moest gedragen. Daarna zei hij: „De doodslag opje neef Sigmund heb ik nog niet geboet!" „Hij heeft zich zijneigen lot bereid," antwoordde Gunnar. , „en uit mijzelf had iknooit iets geëist. Maar wanneer je me uit vrije wil schadelooswilt stellen om onze vriendschap te eren, dan wijs ik het niet

46

Page 51: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

af want het zal de openbare mening over mij ten goede ko-men, wanneer het niet helemaal ongeboet blijft!"

Njal betaalde tweehonderd onzen in zilver voor Sigmund.Tot ver in de omtrek werd er over gesproken. En weer ver-baasden de mensen er zich over hoe onverbrekelijk die tweevrienden aan elkaar verbonden bleven. En ook Thora gingenlangzamerhand de ogen open want haar gram was met debloedige daad van haar, zoon in rook opgegaan. Zij was dank-baar dat Gunnar geen wraak nam op zijn bloedverwant, wantnu zou de wraak niet over de hoofden van haar knechten,maar over die van haar zoons gekomen zijn. Toen begon zijte voelen, dat zij beter gedaan had naar het vermaan van haarman te luisteren, voor Atli en Thord vermoord werden. Metgebogen hoofd trad zij voor haar man en sprak zacht: ,,Ikheb verkeerd gehandeld, ik had eerder 'naar je limieten luis-teren!" „Je hebt jezelf het meest aangedaan," antwoordde hij.

Hallgerd echter had het eindelijk begrepen dat alle moeitetevergeefs was om Gunnar en die van Bergthorsbiihl van el-kander te scheiden.

47

Page 52: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

* DERDE DEEL: TEGENSTANDERS.

* HONGERSNOOD.

Verscheidene jaren zijn er verlopen zonder dat er iets vanbetekenis gebeurd was in de Zuidgouw. De tegenstanders van"Njal en Gunnar waren niet minder talrijk geworden, maar zehielden zich stil en de ouderen onder hen in het bijzonder'vonden het moeilijk om tegen de verbondenheid van dezebeide geslachten de strijd aan te binden. Eén echter was er,die niet op hield te hetsen en te stoken. Deze was Walgard,de Graue, ofschoon hij nu toch ook op jaren kwam en zijnbochel zich kromde. Zijn zoon, Mtird, stond hem daarbij wak-ker ter zijde.

Otkel was een rijk grondbezitter ten Westen van de Krum-mach. Na de dood van zijn vrouw woonde hij samen met zijnbeide broers en Skarf, zijn zoon, een knaap van ongeveertwaalf jaar. Men noemde Otkel in de gouw de stier om zijngeweldige lichaamskracht en drift, ook omdat hij geen al tegoed verstand had. Bovendien was hij wat slecht van gezichten kon niet goed in de verte zien, zodat hij niet graag zijn hof-stede verliet.

Zijn vriend, Skamkel, de leugenaar, kwam het meest bijhem om zijn tijd te verdrijven door hem allerlei ware en ver-zonnen nieuwtjes te vertellen. En Otkel geloofde hem op zijnwoord. Op Klein Tempelhof echter was Skamkel de naastebuurman van Walgard en b/145rd. Deze drie nu waren van

48

Page 53: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

plan om, zodra de gelegenheid zich voordeed, Otkel alsstormram tegen Gunnar. of Njal te gebruiken of desnoods te-gen beide, want een overvloed aan moed bezaten ze alle drienu juist niet. Elk van hen had echter een machtige aanhang,onder zijn verwanten in de Westgouw, de hoofdmannen Gis-sur de Witte van Moosber-g, Geir van de Halde en Hjalti.den Christen, uit het Stierachstal.

Op een keer nu hield de winter zo lang en streng aan totdiep in het voorjaar, zodat de mensen door hun voorradenheen raakten en er hongersnood uitbrak, zoals men op IJsland'ilog nooit beleefd had. Gunnar deelde met volle hand uit aartde behoeftigen en zo gebeurde het dat langzamerhand ook zijnvoorraden minder werden en het veevoer bijna op raakte.Toen liet hij rondvragen waar men zich tegen betaling bij'rijkere lieden weer zou kunnen bevoorraden en hij vernam datOtkel nog alles in overvloed had. Dus maakte hij zich gereedom met Kolskegg en Thrain, wien het ook niet al te best ging,zich daarheen op weg te begeven.

Toen zij de, hoofdpoort kwamen binnenrijden trad de heer.des huizes de deur uit en over zijn schouders loerde Skarn-kers rood rimpelig gezicht. Gunnar steeg uit het zadel.kwamen je vragen, Otkel, of je nog zo veel voorraad aan le-vensmiddelen voor mens en dier hebt, dat je er iets van zoudt.kunnen afstaan?"

„jawel," antwoordt hij. „Zou je ons willen verkopen wat jemissen kunt?" Skamkei siste: „Het is Gunnar, verneder hem„die trotse knaap, zeg nee!" „Nee!" zei Otkel. „Hoort dienschoft!" schreeuwde Thrain, „neem het hem met geweld af,neef, wanneer hij het goedschiks niet afstaat!" „Ik ben geen'rover!" zei Gunnar en keerde zich om, om zijn paard te be—stijgen.

Otkel had een knécht, een Iers krijgsgevangene, waaroverhij slecht te spreken was. _Laten wij proberen hem Melkolfaan te smeren!" fluisterde Skamkel, „laat hij het maar probe-

49'

Page 54: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

Ten! Hé, Gunnar!" riep hij „wacht nog even en rijd niet intoom van ons weg! Misschien kunnen we het over iets anderseens worden, wij willen je onzen Ier als vergoeding tegen eenbillijke prijs afstaan, een beteren knecht vind je niet!"

„Ik heb niemand noodig!" sprak Gunnar en gaf zijn paardide sporen.: Toen vloog de knecht, die bij de deur stond, ophem toe. „Neem mij!" smeekte hij fluisterend, „je verricht eengoed werk, want ze knuppelen me hier dood!" Besluitelooskeek Gunnar op hem neer; de jongen met het koperrode haarbeviel hem niet al te best. „Toe doet het!" smeekte hij, „hetzal je .zeker niet berouwen!" Toen kon hij niet langer weer-stand bieden tegen die ogen vol angst, die naar hem opstaar-den. „Nou vooruit dan maar!" riep hij, „wat moet hij kosten?"

Toen hij op Haldenende terugkemerde en niets anders danhet knechtje meenam, kijfde Hangen'. „Eerst werp je al jehave en goed voor de bedelaars het venster uit en dan moetje dulden dat die stier daar in -Hofkirchen het waagt je elkehulp te weigeren!" „De smaad treft slechts hem en niet mij!"„Inderdaad, jij blijft als steeds de edelste onder allen, maar wijkunnen intussen hier verhongeren!" „Het heeft je tot nu toeaan niets ontbroken!" zei hij en keerde haar de rug toe.

Een paar dagen daarna kwam Njal aangereden, achter hemeen schaar zwaar beladen lastdieren. „Waarom Gunnar moestik van. andere vernemen dat je voorraadkamers en je schurenleeg staan?" „Ik wilde het jouw behoeftige mensen niet ont-nemen, vriend, zolang ik hoopte mij het nodige met geld tekunnen aanschaffen. Nu echter dank ik je!"

DE DIEFSTAL.

Vanaf het eerste begin had Hallgerd den knecht scherp on-der de ogen genomen, en hij scheen haar te bevallen. Eeripoos werkte hij ook dat há een lust was om aan te zien. Maarlangzamerhand begon zijn ijver te verminderen. Toen hij op50

Page 55: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

zekere dag gapend achter het huis in het gras lag, kwamzij op hem af. Hij stond vlug op en greep naar zijn zeis naasthem. — „Het werk zal je op de duur wel vervelen, Melkolf!"zei ze. „Ik -begrijp dat en daarom heb ik aan een afwisselingvoor je gedacht. Wanneer mijn man dan vergeten heeft watze ons op Hofkirchen aangedaan hebben, heb ik het niet ver-geten en nu moet jij er 's nachts heen -- je weet daar toch ookde weg in het donker, nietwaar om het voorraadshuis gron-dig uit te ruimen, begrijp je? Daarna steek je het in brand envernietigt elk spoor, zodat zij zullen geloven dat de brand uitnalatigheid is ontstaan. De jongen staarde haar met zijn flets-blauwe ogen aan. „Ik heb reeds van alles gedaan, dat is waar,maar ik heb toch nog nooit gestolen!" „Hoor dien lomperd!".riep ze uit, „hij is te voornaam geworden om zijn handennaar anderman's goed uit te steken! De broodkruimels stekenje wel! Ik zal je laten doodslaan, schobbejak, wanneer je van-daag niet alles zo doet als ik het zeg! Je weet het misschien,dat ik tot nog toe een dergelijke belofte altijd gehouden heb!".

De avond 1.7ras gevallen, de lucht begon sterk te betrekken.Melkolf zat voorover gebogen op de bank voor het huis. deellebogen op zijn knieën geleund, de armen. tussen zijn benen.Plotseling knarste de deur en Hailgerd trad op hem toe.slapen reeds binnen!" Hij sprong op en liep naar benedennaar de weide. Zij keek hem na en zag hoe hij wegreed metnog een paard naast hem aan de teugels

Het was lang na middernacht dat hij van de Hofkirchenwegreed met twee zwaar beladen paarden in de duisternis.Steeds weer keek hij van tijd tot tijd achter zich. Eindelijk zaghij in de verte een vlam omhoog laaien. „Nu komen ze wel telaat om te blussen!" mompelde hij en haastte zich verder.

Voor de waadbare- plaats van de Krummach liet hij de last-dieren stilstaan en ging zitten om zijn kleding wat recht teschikken; hij legde zijn gordel af, trok zijn mes te voorschijn.,sneed zo maar een stuk van zijn kuitriem af en bond hem vas-

51

Page 56: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

ter om. Toen was het hemplotseling of hij door hetruisen van de rivier heenhet gefluister van stemmenhoorde. Hij sprong naar depaarden en leidde ze voor-zichtig door de duisternis

J.L door de rivier. Aan de over-zijde eerst bemerkte hij, dathij zijn mes en gordel had

laten liggen, maar hij durfde het er niet meer op wagen zeterug te halen en draafde zo snel als de duisternis toelietnaar huis.

Toen hij hijgend op Haldenende aankwam, wachtte Hall-gerd hem op bij de heg. „Niet zo luidt" fluisterde ze, „anders

•wordt Gunnar wakker!"

Zij laadden de waren van de paarden en droegen ze stil-letjes door de weide naar boven

Toen de. volgende ochtend de knechten op Hofkirchen aanhet werk gingen, werden zij tot hun grote schrik gewaar dat,de schuur met de voorraden tot op de grond was afgebrand.Otkel schold: „Heb ik het niet altijd gezegd. Hij was veel tedicht bij de keuken gebouwd, hij heeft nátuurlijk vlam gevat.door vonken, die uit de schoorsteen vlogen! Het is nog eengeluk dat de wind niet gedraaid was, anders zouden de vlam-men naar het huis overgeslagen zijn!"

In die zelfde tijd kwamen lieden uit het Oosten door dtZuidgouw naar Althing gereden en onderbraken hun tochtnp Haldenende. Toen zij 's avonds aan tafel zaten, bracht"Hallgerd grote hompen verse kaas op tafel. Gunnar wist dat.wanneer alles eerlijk toeging, niets dergelijks in huis aanwezigkon zijn. Hij zag Hallgerd aan, die fijntjes glimlachte. Toenwerd hij doodsbleek en ging haar na in de keuken. „Waar

.52

Page 57: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

komt plotseling die kaas vandaan?" vroeg hij bars. Zij' haaldehaar schouders op. „Dat ontbreekt er nog maar aan dat ikdoor jou in mijn potten en pannen laat kijken! Eet jij nu maar.wat je krijgt en wees tevreden!" „Schandelijk wijf!" riep hijuit en sloeg haar in het gezicht zodat ze achteruit tegen demuur tuimelde. „Je zult me toch niet tot 'je diefjesmaat maken,vooruit onmiddellijk met die boel van tafel!" Ze wreef ovenhaar gloeiende wang. „Deze slag, Gunnar, zal ik je helpenherinneren!" Hij ging naar buiten. „Toe maar!" mompelde hij, .

„erger dan wat je me nu aangedaan hebt, kun je niet!"

Skamkel reed op zekere dag langs de Westoever van deKrummach langs een omweg om zijn vriend Otkel te bezoe-ken. Plotseling zag hij iets op het strand glinsteren.

Hij steeg van zijn paard en raapte een gordel met een korperen gesp van het zand, daarnaast lag een mes met een hoor-nen handvat. „Merkwaardig," dacht hij, „ik hen dat spultoch!" Hij draafde regelrecht naar Hofkirchen. Daar trof hijOtkel en Mi3rd aan. Hij legde zijn vondst voor hen op tafel.„Kennen jullie deze spullen, makkers!" De heer des huizes namgordel en mes op en hield ze dicht bij zijn ogen. ,;Zeken," zeihij, „die behooren aan Melkolf!"

„Dus hij was in onze buurt, toen de brand in de voorrraad-schuur ontstond!" en hij vertelde hoe hij aan de voorwerpenwas gekomen. De drie keken elkander aan en l'ULkd floot tus-sen zijn tanden „Wil je de zaak vervolgen?" vroeg Skarn-kel, „we krijgen anders met machtige heren te doen, komt mevoor!" „Dat is mij om het even!" riep Otkel woedend uit, „ikbehoor anders ook niet tot de kleine luiden!" Skamkel's lip-pen beefden. „Zeker niet. Maar we zullen toch eerst zeker-leid moeten hebben of. diegenen het waren, waarvan wij hetvermoeden en dat zal niet meevallen! IVIii•rd wat geloof jij er-van? Van jou zegt men toch dat je op alle sluipwegen thuisbent?" Die zat met zijn hoofd in zijn handen gesteund en zei:,,Zo heel moeilijk is het niet, maar het is oppassen dat je je

Page 58: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

handen niet brandt. En wanneer ik mijn vingers eraan moetwagen dan doe ik dat niet voor niets!" Toen boden ze hemdrie zilveren marken dan. „Goed!" sprak hij, „maar wanneerik het gevonden heb, wil ik verder niets meer met de zaak tedoen hebben, begrepen? Nu, dan raad ik jullie aan om koop-vrouwen met kleine handelswaar als spelden, garen en zovoort in de gouw te laten rondgaan; zij mogen echter alleentegen betaling van voedsel verkopen! Want zo is het toch,dat ieder graag met fatsoen van zijn gestolen goed afkomt!"Skamkel sloeg hem op de schouder. „Waarachtig, je bent eengeslepen kerel, Miirdl"

Twee weken later hoorde men een grote schreeuw op dehofstede. De koopvrouwen waren teruggekeerd en stalden deeetwaren uit, die zij voor hun waren ontvangen hadden. On-.clerwiji prezen zij Hallgerd von Haldenende het meest, wantzij had hen) het rijkst beloond en zij wezen op de kazen, die-ze hen cadeau had .gedaan. Skamkel haalde de kaasvorm vanOtkels en de stukken pasten er precies in. „Wat zeggen jullieervan?" riep M5rd, „heb ik mijn belofte vervuld of niet?"

SKAMKELS INTRIGE.

Gunnar stond op de heuvel voor zijn huis en keek over hetdal in de verte. Kolskegg haastte zich naar hem toe met dieperimpels in zijn voorhoofd. „Heb je het gehoord, broeder, welkegeruchten er in de gouw rondgaan?" 'Zijn stem beefde vantoorn. „Hallgerd zou Otkel hebben laten bestelen!" „Dat zijngeen geruchten!" sprak Gunnar, „het is zo!"

Koiskegg week achteruit en staarde hem aan. „Wat wil jenu doen?" „Er is niets aan te doen; ik moet hem openlijk aan-_bieden boete voor zijn schade te betalen!"

De volgende dag reed hij met verwanten en vrienden alsgetuigen naar Hofkirchen en liet Otkel om een onderhoudverzoeken. Daar kwam hij met zijn twee broeders en Skam-

-54

Page 59: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

k el naar buiten. -- „Ik wil je schade vergoeden, die je dooronze schuld berokkeiid is! Ik stel je daarom voor om een:scheidsgerecht te kiezen uit de aanzienlijkste mensen in degouw, opdat de zaak eerlijk tussen ons beslist wordt!" „Datzou nog mooier worden!" riep Skamkel er tussen door, „datzijn immers allemaal vrienden, die zullen natuurlijk ten gunstevan ,jou beslissen!" „Dan zal ik uit mij zelf het dubbele ver-goeden en bovendien mijn vriendschap!"

Skamkel stompte zijn vriend in de zijde. „Dan zou hij indeze zaak zijn eigen rechter zijn, dat is in strijd met je eer!"„Jij zult in deze zaak geen recht spreken!" riep Otkel.„Wel dan doe jij het, zeg zelf maar wat ik je betalen moet!Otkel keek over zijn schouder en vroeg zacht: „Wat moet iknu antwoorden?" — „Hij wil zijn schuld tot elke prijs aflos-sen om zijn mensen veilig te stellen!" fluisterde Skamkel, „zeg:maar dat je het eerst met Geir en Gissur wilt bespreken!" „Ikzal mijn vrienden over je aanbod raadplegen!" riep Otkel.

Een luid gemompel steeg op uit het gevolg van Gunnar.„Wat wil hij dan nog meer? -- Hij zoekt strijd, de stier vanHofkirchen. — Nu die kan hij krijgen; slaat hem zijn dommehersens in!"

„Stil vrienden!" sprak Gunnar. „Je bent een dwaas, Otkel.Je weet niet eens je eigen voordeel te zien! Het komt me voordat iemand je listig in je oor staat te fluisteren! Hier helptdan verder geen goede wil aan."

Hij liet zijn paard keren en reed met de zijnen weg.Toen sprak Hallkel, de oudste der broeders tot Otkel: „je

hebt je slechte raad laten geven! Maak je nu snel geéeed ooinaar Gissur te gaan!" „Wanneer het te lastig voor je is!" vielSkamkel in, „dan wil ik het wel voor je doen!" Hallkel trokzijn wenkbrauwen op. „Je lijkt me niet de geschikte man OOI

vrede te stichten!" „En het komt mij voor dat je nu al voor'Gunnar's hellebaarden siddert!"

Otkel beval hen te zwijgen en het eindigde ermee dat hij'55-

Page 60: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

Skamkel naar Gissur stuurde om verslag te doen en zijn me-ning te horen

Gissur de Witte was één van de meest trotse hoofdman-nen op IJsland, wanneer hij iets besloten had was hij onbuig-;zaam, overigens was hij verstandig en rechtvaardig. Toen•kamkel voor hem stond en hem lang en breed verslag deedhoe de diefstal gebeurd was en wat Gunnar daarvoor hadaangeboden, streek hij bedachtzaam met zijn handen door zijnbaard en zei: „Meer kon Gunnar toch ook niet doen dan hetoordeel in zijn eigen handen te geven! Waarom wees Otkeldat af?" „Jij bent de èudste in de sibbe en hij wilde je de eer.aan doen niet te beslissen zonder jou gehoord te hebben!"„Dan heeft hij dwaas gehandeld en ons alleen maar moeilijk-heden bereid!" Hij liet zijn broer Geir van der Halde halenen beiden verhoorden ze nog eens den bode. — „Nu," zei Gis--sur, „het kan dan waar zijn, maar hoe meer ik je aankijk,vriend Skamkel, des te sterker wordt mijn twijfel. Otkel magblij zijn wanneer Gunnar op de vergadering zijn aanbod hand-haaft en hij moet het met beide handen aangrijpen, dat raadik hem aan!"

„En?" vroeg Otkel nieuwsgierig toen Skamkel weer opHofkirchen terugkeerd was: „wat zeiden zij dar aan de an-dere kant over deze zaak?" „Zij raden je aan," zei Skamkelbrutaal, „om Gunnar voor het gerecht op de grote vergade-ring te dagen wegens diefstal door Hallgerd en omdat hijzelf voordeel heeft gehaald uit de ontvreemde goederen; danwordt hij in bijzijn van alle mensen aan de kaak gesteld!"

„Aha!" lachte Otkel, „prachtig, hun raad zal ik opvolgen!",,En ze hebben je beiden geprezen dat je zo manhaftig bent op-getreden en je je niet hebt laten klein krijgen door Gunnar!"

Toen Otkel het weer aan zijn broeder vertelde, riep Hall-kel uit: „En dat geloof jij van dien krommen vent? Zulkeruziemakers zouden onze hoofdmannen zijn, terwijl Gunnartot elke boete bereid was?" „Dat begrijp je niet!" antwoordde

56

Page 61: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

Otkel en blies door zijn neus, „het gaat hier niet om de kaasen boter, zegt Skamkel, het gaat erom dat wij zijn hoogmoedbreken!"

Hij rustte zich uit en reed zoals de wet het bij dagvaardin-gen voorschreef met twaalf man naar Haldenende. „Dezetocht zal je nog bitter berouwen!" mompelde Hallkel toen hijzijn voet in de stijgbeugel zette.

Zij verrasten Gunnar ,alleen op de weide voor zijn huis-.Otkel nodigde hem vanaf zijn paard op luide toon, zodat hetver in de omtrek weerklonk, voor het gerecht wegens diefstalen brandstichting te verschijnen. Met vuurrood hoofd stondGunnar daar. „Ik heb je gedagvaard volgens de voorgeschre-ven gebruiken niet waar?" riep Otkel tot slot. „Dat is, jouwzaak!" knarsetandde Gunnar, „maar ik 'weet, wien ik dezesmaad te danken heb. Wees op je hoede, Skamkel!" „Waar-om?" hoonde deze, „men zegt dat je hellebaarden aardig ver-roest zijn sedert je huwelijk met Hallgerd!"

Zij reden huiswaarts.Gunnar keerde naar zijn huis terug en was zeer vertoornd.„Waarom heb je ons niet geroepen?" riep Kolskegg, ,,we

zouden de schurken in schande verjaagd hebben!"Njal zocht Gunnar op zodra hij de zaak vernam en troostte

hem. „Wees er niet vertoornd over, ze hebben zich zelf eengraf gegraven! Met meer eer en grotere roem zul je uit dezezaak te voorschijn treden. En wij zullen je allemaal bijstaan!"

VOOR HET GERECHT.

Wanneer Gunnar aan het hoofd van zijn aanhang door demenigte op de grote volksvergadering reed, stonden de men-sen verbaasd; een dergelijk statig gevolg en zo vast aaneen-gesloten hadden ze zelden gezien. Hij had zich nauwelijks inzijn tent ingericht of hij ging zijn schoonvader en diens broer,Fb5skuld en Hrut opzoeken. Hij vertelde hun de geschiedenis

57

Page 62: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

met Otkel en vroeg hen om hem hierin bij ,te staan. Ook inhen steeg een grote woede op. „We 'toeten je alleen al hel-pen omdat Hallgerd je in deze nood heeft gebracht!" sprak1%skuld. — „Je moet verlangen," riep Hrut, „dat het aan jouovergelaten wordt in deze zaak recht te spreken of Otkel toteen tweegevecht uitdagen!"

Voor de tent echter zat Runolf en had alles nauwkeurig be-luisterd. Onmiddellijk ging hij naar de hutten van Gissur deWitte en vertelde hem alles precies over. • Gissur werdwoedend en liet Otkel halen. „Hoe kom je er bij," viel hijwoedend uit, „om Gunnar voor het gerecht te dagen, nadathij je elke boete aangeboden heeft?" Verbaasd staarde Otkelhem met zijn bijziende ogen aan. „jullie hebt het toch zo ge-wild, dat heeft Skamkel me tenminste gez,egdr „Waar zitdat galgenaas? Schaamteloos heeft hij gelogen!" „Hij ligt metkoorts in zijn tent!"

„Verrekken zal de hond! Er blijft ons nu niets anders overdan zo - snel mogelijk naar de tent van Gunnar te gaan om tezien of er nog wat goed te maken valt!"

Hij begaf zich met zijn gehele gevolg naar diens tent enliet heM vragen voor een onderhoud naar buiten te willen ko-men. Gunnar trad met Njal aan zijn zijde voor hem.

„Ik sta hier uit naam van Otkel," sprak Gissur, „en wijvragen je allen, zoals we hier staan in deze zaak met hem jeeigen vonnis te vellen!"

„Dus niet jij hebt hem geraden mij te dagvaarden?" „Neen,.noch Geir noch ik!" „Kunt gij daarop zweren?" „Dat willenwij wanneer je op ons voorstel ingaat!" „Het was mij lieverom deze zaak in een tweegevecht met Otkel uit te maken!„Toch niet!" riep Njal, „stem toe, de eer, die ze je aandoenmag je niet afslaan, dat zou onrechtvaardig zijn!" „Jouwraad volg ik op," zei Gunnár, „want jij hebt mij nog steeds het-beste geraden!"58

Page 63: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

Toen velde Gunnar zijn eigen oordeel en behoefde zich doorniemand in de rede te laten vallen.

„Voor de waarde der voorraden en van de schuur, dieafgebrand is, betaal ik volgens de wet. Doch het onrecht datMelkolf je aangedaan hebt vergoed ik niet, want je hebt hemaan mij verkocht zonder mij zijn fouten mede te delen en dusvalt zijn wandaad op je zelf terug. De smaad echter, die gemij aangedaan heb stel ik gelijk met de waarde van de voor-raadschuur met alles wat zich erin bevond. Derhalve hebt gegeen duit schadevergoeding van mij te ontvangen!"

„Daar is naar billijkheid recht gesproken," antwoorddeGissur, „zoals ik van je verwacht had, Gunnar! Op het geldkomt het er bij Ons ook niet aan, het gaat er alleen om datOtkel je vriendschap weer terugwint!" „Nooit!" riep Gunnar,,Skamkel's vriend kan mijn vriend niet zijn! En ik raad je aan,Otkel, om de gouw te verlaten. En wil je dat niet, dan raadik je aan op je hoede te zijn en mij niets in de weg te leggen!"

In de tent zat Mkird bij den zieken Skamkel, die op zijnstroleger lag te steunen en zijn hoofd in zijn handen hield vande pijn. Plotseling stormde Otkel binnen. „We krijgen geenrode duit voor de schade! Je hebt me voorgelogen, Skamkel!"„Ik," steunde hij, „jouw vriend? Jou voorliegen?" Mi3rdschudde zijn hoofd. ,,Het komt me geloofwaardiger voor datGissur en Geir het met hun angst te kwaad kregen, toen zeGunnar zagen! Jij bent nu nog de enige, Otkel, die geen ver-trouwen in hem stelt!"

DE KRUIK BREEKT.

Runolf, de zoon van de Zandgoden, was op de terugwegvan de grote volksvergadering op Hofkirchen aangegaan.Otkel had hem mooie geschenken tot afscheid gegeven en be-loofd hem spoedig op zijn hofstede onder de Eilandgletscherte Talheim op te zoeken. Herhaalde malen liet Runolf hem er

59

Page 64: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

aan herinneren. - Eindelijk begaf hij zich op weg met- zijnbroers, zijn gast Audolf uit - Noorwegen, Skamkel en enigeandere; negen man in het geheel.

Bij Otkel's koppel paarden bevonden zich twee gevlekte,jonge ,prachtige dieren, die zo zeer op elkander geleken, dathij zelf nauwelijks in staat was ze te onderscheiden. Hij reedop de een en voerde de ander aan de teugels met zich mee«Even voor Haldenende werden ze plotseling schuw en sloe-gen met hem op hol over weiden en velden.

Gunnar werkte op de akker bij zijn hofstede, hij had zijnmantel afgelegd, liep met de zaadkorf aan zijn linkerarm tus-sen de voren en strooide het winterzaad uit. Juist bukte hijzich over een dikke kluit toen Otkel langs hem heen suisde enwel zo dicht dat de sporen zijn oor bloedig openschegrde. Hetwas een flinke schram. Gunnar sprong . op en zag om zichheen.

Intussen ha rd Otkel het gevlekte beest tot staan gebrachten thans kwamen ook zijn kameraden met een luid gejoel aan-galopperen. Met zijn hand aan het bloedige oor, riep Gunnar:„Je hebt het wel goed met me voor; eerst daag je me voor hetgerecht en nu draaf je op mijn velden rond! Was dat opzet?"„Je had je suffe ogen beter moeten gebruiken!" schreeuwdeSkamkel, „waar blijven nu je hellebaarden?"

„Je zult er nog -wel kennis mge maken!" knarsetandde Gun-nar. ---- „Otkel kan goed rijden, vind je niet makker?" joeldeSkamkel, en zij galoppeerden zonder groet verder.

Gunnar ging naar huis en toonde Kolskegg de vond. Diedrong erop aan dat hij het de boeren liet zien om getuigen - te-hebben. En zo gebeurde het. Te Talheim bij Runolf vond in-tussen het ene feestgetag na het andere plaats en Skamkelberoemde er zich luid op hoe ze Gunnar toegetakeld haddénen hem op zijn eigen goed gehoond hadden. Eén vroeg hem,hoe Gunnar zich daarbij gedragen had. Skamkel grijnsde,Wanneer het niet zo'n grootmachtig heer was, dan zou ik .

60

Page 65: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

zeggen dat hij gegriend had!" Runolf fronsde zijn voorhoofd.„Laster is dat en wanneer het hem weer gebeurt, zouden er.wel eens anderen kunnen grienen!"

Er werd echter over Skamkel's spot in de gouw gesprokenen ook op Haidenende kwamen ze het ter ore.

Enige weken later braken die van Hofkirchen op en redennaar huis.

Gttnnar stond in de namiddagzon voor zijn huis toen hij den9chaapherder zag komen aangalopperen, zodat de stofwolkenachter hem opstoven. „Hoho!" riep hij, „rijd mijn paard nietin brokken! Wat is er?" De jongen sprong uit het zadel enhijgde naar adem. „Door de waadbare plaats in de rivier zagik negen man rijden, aan de spits reden Otkel en Skamkel, zezeiden me dat ze naar MiSrd op Groot Tempelhof gingen.Toen dacht ik, dat zal ik zo spoedig mogelijk gaan vertellen.waht ze hebben er zich toch op heroemd dat ze je als eenvrouw aan het huilen hebben gemaakt!"

„Je bent een wakkere knaap!" sprak Gunnar, „en van nuaf zul je alleen aan dat mogen werken wat je het liefste wilt!".Zal ik het Kolskegg ook berichten?" „Niet nodig, ga maarliggen slapen!"

Hij ging naar de wapenkamer, zette zijn helm op, gorddehet zwaard Ölwirslust om en greep naar zijn hellebaard, hetsnerpte door de lucht.

Rannweig trad de deur binnen en staarde hem aan. „Zoovertoornd, Gunnar? Wat is er?"

Zonder te antwoordden liep hij het huis uit.Toen ging zijn moeder naar de zaal. Daar lachten en joel.

den ze om het luidst Jullie zijt wel luid!" riep ze, „maar lui-der nog snerpte de hellebaard zoeven, toen Gunnar ze in zijnhand naml" Kolskegg sprong op. „Zo lang ik nog kan, zalhij niet alleen vechten!" Hij wapende zich en liep naar deweide om zijn paard te halen.

.61

Page 66: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

Gunnar was langs de kortste weg naar de waadbare plekgereden, die over de Krummach naar Groot Tempelhof leidde.Toen hij aankwam begon het reeds te schemeren. Van de an-dere oever weerklonk het blaten van schapen, die in deschaapskooi door vrouwen gemolken werden. Hij steeg vatzijn paard, wierp de teugel om een rotsblok en stelde zich tus-sen de stijle klippen aan het strand waar ze door heen moes-ten, op.

Daar kwamen ze al aandraven.Hij sprong achter de rotsen te voorschijn. „Ge wilde mijn

hellebaard zien, welnu hier is ze! En nu zal het blijkeQ wievan ons beide, Skamkell het eerst huiltr'

De anderen hielden de teugels in en sprongen van hunpaarden en Hallkel stormde hem dadelijk met zijn speer te lijf.— „Met jou wil ik niets!" riep Gunnar, „blijf uit de buurt!"(Maar broer!" •schreeuwde hij en met beide handenzwaaide hij de speer. Gunnar sloeg hem met zijn schild opzijen wierp hem de hellebaard in de borst zodat hij op de grondneerstortte.

Intussen was Skamkel tussen de rotsen achter zijn rug ge ,

slopen en hief de strijdbijl op. Gunnar keerde zich als de blik-Ser om en sloeg hem met zijn hellebaard de bijl uit zijn han-

den zodat hij met een boog weg-snorde, spleet hem zijn kop intweeën en trapte hem van desteile rotswand in het water. Enreeds wierp hij zich weer naarvoren, want Audolf's speer kwamaansuizen — en bukte zich, vinghem boven zijn hoofd in de luchtop en slingerde hem terug, talig&het borstbeen drong de speer inzijn keel — hij viel achterover

44op zijn rug en een stroom bloed

62

Page 67: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

vloeide hem uit zijn mond. Otkel begon te brullen, rendenaar voren en sloeg, zich bukkend onder het schild, met zijnzwaard naar Gunnar's been. Hij sprong weg en slingerdehem zijn bijl door het schild in de rug, zodat zijn wervelkolomverbrijzeld werd.

Kolskegg was, op zoek naar Gunnar, verkeerd gereden,Juist dat ze met z'n vijven op Gunnar afstormden, kwam hijaangerend. Vanaf zijn paard wierp hij zijn speer tussen deschouderbladen van Otkel's jongsten broeder, zodat hij voor-over op de grond viel. Toen versloegen ze gezamenlijk deoverige vier,

.,Je hebt een knap stuk werk geleverd, Gunnarl" riep Kois-kegg, toen hij de lijken rondom zich heen in hun bloed zagliggen, „maar het heeft lang geduurd voor je naar je helle-baard greep!"

,,Moet ik daarom minder dapper dan de anderen zijn," ant-woordde hij, „omdat ik er minder plezier dan zij in heb omandere te doden!"

De vrouwen aan de andere zijde van de oever hadden da-delijk, nadat de strijd begonnen was hun melken in de steekgelaten en waren naar Groot Tempelhof gerend om Mit5rd tehalen. Zij renden de zaal binnen. „Je vriend Otkel en Gun.nar, je bloedverwant zijn met elkander slaags geraakt!" „Watkan mij dat schelen, wanneer dwazen elkaar hun hoofden in-slaan?" gromde hij. .,Vooruit, maakt dat je weg komt!"

Gunnar was dadelijk van het slagveld naar Bergthorsbalgereden. Daar vertelde, hij zijn vriend hoe hij door hoon enovermoed van zijn tegenstanders tot de strijd uitgedaagd wasen vroeg hem, hoe hij zich nu verder gedragen moest. „Hetzal zo gevaarlijk niet worden, ofschoon jij en Kolske.,-A moeionder hen opruiming hebt gehouden! Maar het zal het einde

63

Page 68: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

betekenen van je rustig leven en een tijdperk van strijd zal ernu voor je aanbreken. Hoed je nu voor twee dingen. Heteerste is dat je nooit meer dan twee man, die in rechte lijpvan elkaar afstammen, zoals vader en zoon, mag verslaan;want het uitroeien van geslachten komt een mens duur testaan. En dan voor alles: breek nooit een contract dat je metoprechte mannen gesloten hebt!". „Hoe kom je daarbij?" riepGunnar verontwaardigd, „dat kun je van mij toch het laatstverwachten!" „Het zou je ondergang betekenen,- zei .Njal,-terwijl .je anders een hoge leeftijd zult bereiken in alle eer endeugd!" „Weet je ook je eigen einde vooruit?" vroeg Gunnar.De ander knikte en stond op: „Dat zal zd zijn als bijna nie-mand verwacht!"

Gissur en Geir hadden door Mi5rd van .de dood van Otkelen zijn broeders vernomen. „Ze hebben zelf Gunnar's wraakop zich geladen,- sprak .Gissur„.,toch zullen we hem. voor devolksvergadering moeten dagen, al was het alleen al terwillevan den knaap, Van Skarf, die nu helemaal wees is. Maar ik.stel er geen vreugde in deze zaak op me te nemen. En daar-

Ç.-)in vind ik dat we er maar om moeten loten!

Het lot viel op Geir, deze moest Skarf, Otkel's zoon en methem ook cle andere verwanten vertegenwoordigen.

VERGELIJK.

Op de eerstvolgende volksvergadering ging het stormachtig;.oe. Van de Stromhalde zowel als van de Krummach warenze in bonte menigte gekomen. Het kwam er voor de beklaagde(.11 aanklager op aan om zich te gedragen naar hetgeen wet ergebruik aan voorwaarden voor een strijd om het recht voor-schreef, zodat het ongeveer was als bij een twpegevecht, maardan niet woorden inplaats van met wapenen. Toen de menig-64

Page 69: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

ten zich aan beide zijden van de schepenbank hadden opge-steld, somde Geir voor de luisterende schare zijn klachten optegen Gunnar, die als volgt luidden: doodslag op Otkel, dood-slag op Hallkel, doodslag op Skamkel, doodslag op Audolfzo voort, tot alle genoemd waren, die onder' zijn hand geval-len waren. Daarna liet de Hoofdman de aanklacht door eeneed bevestigen. Toen riep hij twaalf buren als getuigen op, wie-Gunnar de lijken op het slagveld gewezen had. Hierop beval .

hij de schepenen hun plaats in te nemen en ontbood de tegen-standers een aantal uit te doen vallen, hetgeen het recht isvan den beklaagde. Zo deed hij zijn plicht naar de wet hetvoorschreef. Vervolgens richtte hij tot de schepenen de volgende vraag en wel of ze de schuld van Gunnar geheel en albewezen achtten. En toen ze dit eenstemmig beaamden, no-digde hij Gunnar uit zijn bezwaren daartegen in te brengen.

Toen trad Gunnar naar voren sprak aldus: „Ik ontzeg je,Hoofdman Geir, volgens het oude goede recht, deze aanklachtvoort te zetten!" en hij somde nu zijnerzijds op wat de tegen.:: tonders hem aangedaan hadden. ,,En dus verklaar ik dat3nijn daden niet gewroken behoeven te worden!" , ,Toch zekenniet alle!" riep Geir, „want wat heeft de Noorman je misdre-ven of cie vier laatsten, die je neergeveld hebt?" „Ze hebbenbij den aanslag gemene zaak gemaakt met de anderen!"

Plotseling viel Njal in. „De zaak lijkt mij rijp te zijn vooreen vergelijk; wat vind jij ervan, Gissur?" Dez,e sprak zachttot Geir: „Het gaat mis. Wij kunnen niet tegen hem op, wan-neer Njal dit volhoudt!" Waarop Geir riep: „Wat ons betreftgaan wij. ermee accoord, wanneer Gunnar erin toestemt!"„Tegen een billijk vergelijk." sprak deze, „heb ik mij nosnooit verzet!"

Zo benoemde dan elke partij drie scheidsrechters, die on-middellijk bij elkander kwamen en het vonnis velden: „Onge-wroken bleef Skamkel's dood wegens zijn bonen en stoken;

65

Page 70: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

Otkel's dood zou ongewroken blijven omdat hij Gunnar metzijn sporen gewond had. Het leven van de anderen werd opeen matige waarde geschat.

Gunnar betaalde het bedrag onmiddellijk. En zo voltrokzich dan het tegendeel van wat de tegenstanders gewild had-den, de machtige Hoofdmannen Gissur en Geir hadden indeze zaak het onderspit moeten delven.

66

Page 71: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

* VIERDE HOOFDSTUK: JALOUZIE DER BUREN.

* RUZIE ZOEKEN.

De drie zonen van Starkad, wiens hofstede-aan de voet vande Driehoorn lag en hun drie neven, de zonen van Egil, dieniet ver daarvan in de zandgeul aan het Forellenmeer woon -den, deze zes waren onafscheidelijk van elkaar bij alle twis-ten. En zij hadden genoeg aan elkander, want het waren eenpaar gewelddadige knapen. Gunpar's stijgende roem was heneen doorn in het oog.

Op zekere winteravond zaten ze allen bij elkaar in Starkad'szaal onder de Driehoorn te drinken. De huisheer had, zijn bu-ren ook uitgenodigd, zodat alle banken goed bezet waren. Erwerd heen en weer gepraat over mensen en vee en tenslottevroeg Thorgeir Starkadszoon of ze wel geloofden dat eriemand in de gouw te vinden zou zijn die zijn hengst tegenzijn Goudvis zou durven laten vechten. „Niemand!" gaven deburen, de een na den ander te kennen, want zij vonden hetraadzaam den wilden knaap naar zijn mond te praten.

Tussen de vrouwen op de rustbank achter in de zaal zatHilde, de heelmeesteres, ze was de zuster van Thorgeir; zekeek van haar smalle handen in haar schoot op en kreeg eenhoogrode kleur. „Zeker!" riep ze uit, „ik ken iemand, die jul-lie overmoed niet vreest en dat is Hamund's zoon, Gunnar!"

Toen sloegen de broeders met hun vuisten op tafel en HaukEgilszoon grijnsde. -„Dat was te verwachten; geen meisje en

67

Page 72: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

geen vrouw op IJsland door wie Gunnar niet de knapste enmoedigste gevonden wordt. Maar al moesten Gissur en Geirdan ook het onderspit voor hem delven, daarom behoefde hetde anderen nog niet evenzo te gaan! „Maar jij toch in de eer-ste plaats Ilauk," sprak Hilde, „wanneer je de moed had jemet hém te meten!"

Toen brak er een heftige woordenwisseling los. Plotselingmengde de huisheer zich grommend in de twist; „Ik zou mijnhanden maar van Gunnar afhouden, tegen zijn gelukkig ge-sternte kan toch geen mens op!" „Wij willen immers nietskwaads, we willen alleen maar onze hengst met de zijne me-ten!" „Dat kennen we wel!" knarde Starkad.

Gunnar echter had in zijn stal een bruine hengst staan va avier jaar oud, krachtig en slank, met grote verstandige ogen;hij was zo zeer aan zijn meester gewend, dat hij hem als ecnhond overal achterna liep Toen het voorjaar was gewor-den en de wegen weer begaanbaar waren, reden de zonenvan Starkad alle drie naar Haldenende.

Gunnar was juist bezig een nieuwe pilaar onder een balkonte plaatsen, want hij was een meester in het timmeren. Toenzij voor de heg van hun paarden stegen, keek hij op van zijn.arbeid. „Ah, zo niijn buren van de Driehoorn! Treedt bin-nen!" Maar Thorgier zei dat ze dat liever een' andere keerwilden, dat ze hem nu alleen maar iets wilden vragen ei's welof hij de moed zou hebben zijn hengst tegen de hunne te la-ten vechten?"

Gunnar sloeg de bijl in de balk en keerde zich naar hem om.„Dur(ren? Zo schuchter ben ik niet dat het mij aan energiedaarvoor zou ontbreken!" „Dus je neemt het aan?" riep Thor-geir. Gunnar kruiste zijn armen. „Wanneer het er eerlijk aantoe gaat en tot ieders genoegen en tot niemands leed! Wan-neer jullie echter geloven met mij te kunnen omspringen, zoalsjullie het met anderen gewend zijn, dan zul je je verrekendhebben!" 68

Page 73: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

„Vertelt!” sprak Starkad onder de Driehoorn, toen zijn zo--en. uit het zadel stegen, „hoe is het jullie bij Gunnar ver-

gaan?" „Hij draaide zich in allerlei bochten om er onder uitte komen. Maar wij lieten niet los!" „Hij is net zo lankmoe-dig," riep Hilde, „als onbuigzaam, wanneer zijn geduld teneinde is! Dat zullen jullie te weten komen!"......

Gunnar reed naar Bergthorsbiihi en vertelde Njal, wat er .

tussen hem en de zonen van Starkad gebeurd was. Deze zei:,.ja, je kon er moeilijk onder uitkomen, maar je zult hiermeenog meer vijandschap op je hals halen!"

HET HENGSTENGEVECHT.

In die tijd stierf Gunnar's schoonvader 1-15skuld in hetLachsaclital, en zijn kleindochter Gerd te Grieszach werd eenzoon geboren, dien zij naar zijn overgrootvader Fliiskuldnoemde, want dat was de wens van Hallgerd. Zij zelf hadtwee zonen van Gunnar. W5gni, de oudste • was eenknaap, gesloten en niet gemakkelijk geneigd zijn vertrouwente schenken, maar betrouwbaar en flink in alle dingen. Granihad de ogen van zijn moeder; hij was mooi van lichaam enlenig, zo dat de vrouwen in zijn omgeving hem graag opschoot namen, doch men kon op hem niet zo vertrouwen alsop zijn broer. Hffirt Hamundszoon echter was nu op eenkrachtige leeftijd gekomen, die Gunnar net zo min uit de wte.gliep als de oudere Kolskegg

Tussen de kale ruggen van Stromhalde en de wanden vande Driehoorn strekt zich een vlak veld uit. Daar zou het ge:--..echt der hengsten plaats hebben, waartoe de StarkadszonerGunnar uitgenodigd hadden. Van ver uit de omtrek waren demensen. gekomen, 'want ze - stelden er zich bijzonder veel vanvoor een gevecht tussen zulke vurige hengsten en machtigeheren bij te wonen.

Bij de paardengevechten ging het echter zo toe ,dat één de

69

Page 74: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

hengsten aan een leidsel voorleidde en de ander hen niet eenstok voorwaarts dreef.

Onder een stralend blauwe hemel steeg van het veld eenverwachtingsvol gemompel op, als het gegons uit een bijen-korf. De verwanten van Starkad en Egil met hun buren had-den zich om Thorgeir geschaard. Hij zag er onder zijn donkerkroeshaar iets bleker dan gewoonlijk uit, hij was gekleed ineen goudgele kiel en stond van ongeduld te trappelen. „Grijpdie knol wat vaster aan zijn teugels. -iieef Haukr mom-pelde hij.

Tegenover hem stonden de zonen van Sigfus en Nal metde zijnen, voor hen stond Gunnar: hij was gekleed in zijn pur-peren mantel, zijn blonde haren vielen neer over de kraag;wet de hand in zijn zij monsterde hij met rustige blik de me.nigte voor hem. Skarphedin ging naast hem staan en lachte„Zal .ik die bruine maar niet liever aansporen, makker? DieThorgeir.daar is een hoogmoedig man, ik zou beter als zijn te-genstander op mijn plaats zijn!" Gunnar glimlachte. „Nee.vriend, want dan zouden jullie spoedig op elkander losslaan,inplaats van de hengsten en dat gebeurt niet!'

De scheidsrechter hief zijn staf. Skarphedin en Hauk spron-gen naar voren met de ros4en aan de teugels. De hengstenvlogen op elkander in, steigerden, sloegen met hun boevenen beten elkaar in de halzen, dat het bloed eruit spoot en de

stukken vlees in hetrond vliegen: De me-nigte juichte, „Debruine wint het, debruine wint het! Voor-uit Vosje verdedig je!'

„Hauk knarsetand-de Thorgeir, „let opnu; we zullen diebruine met alle kracht

70

Page 75: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

tegen zijn achterste poten schoppen zodat beide hengsten overelkander heen tuimelen en Gunnar de modder invliegt!"

Maar deze had de list al doorzien en wierp zijn hengst zogeweldig vooruit, zodat de vos over zijn kop tuimelde en Hauken Thorgeir in zijn val meesleurde.

Een bulderend gelach steeg op.Ze sprongen op en Hauk rende op Gunnar toe, deze week

uit, pakte hem bij zijn borst, tilde hem op en smakte hein tegenhet puin, zodat hij als een zoutzak bleef liggen. Thorgeir ech-Ier had zich meester gemaakt van de bruine en sloeg erop losals een krankzinnige. Gunnar sloeg hem met zijn koevoet neeren vatte zijn hengst bij de kop; het dier sidderde over al zijnledematen, dikke striemen stonden in het lijf gebrand, zijn eneoog was eruit geslagen! Gunnar's mond trilde. „Ze hebben Jegemeen toegetakeld de lafaards, nu moeten we van elkaar,want zo kan ik je niet in leven laten, mijn trouwe makker.Kolskegg, maak hem af, ik kan het niet!"

Intussen was Thorgeir weer op de been gekomen en trok.zijn mes. Maar van beide zijden stortten de mensen zich tus.,sen hen in, hetgeen een ontzettend gedrang en geschreeuwveroorzaakte.

Gunnar stond er gelaten bij alsof het hem niet aanging.Toen het lawaai verstomde, liep Njal op Starkad toe en vroeghem of zij tot een vergelijk konden komen voor de slagen el-kander toegebracht. Maar Thorgeir schreeuwde dat hij maaneen ding wilde en wel Gunnar dood te zien liggen. „Gunnarstaat te vast op zijn benen," riep Hjilrt, de jongste, „dan dat.hij door jouw geschreeuw zou omvallen!"

Zo scheidden zij in onvrede van elkander In de herfst op de streekvergadering herhaalde Njal zijn

vredes-Voorstel en toen Thorgeir het wederom afwees, ver-klaarde hij voor de verzamelde menigte als getuige dat Gun-nar nu met zijn voorstel zijn tegenstander voldoende genoeg-

71

Page 76: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

doening geschonken had en hij voor de volksgenooten vanzijn smaad gereinigd was.

De mensen geloofden dat het nu wel spoedig tot geweld-daden zou komen, maar tegen alle verwachting in bleef hetvoorlopig rustig in de gouw.

VAN MAF PFAU EN ASGRIM ELLIDISZOON.

op de volgendé volksvergadering ontmoette Gunnar zijnzwager Olof Pauw, den zoon van H.5skuld, die na zijn va-ders dood alleen heer was in het Lachsachtal. Zij kwamenmeermalen bij elkaar, want ze konden het goed met elkaarvinden, de- beide zwagers, en Olaf nodigde Gunnar uit bij hemte komen op HeerdenhiSh. Tegelijk waarschuwde hij hem dathij voorzichtig moest zijn onderweg en niet alleen moest rij-den, want hij had gehoord, dat die van de Driehoorn al zijnwegen lieten bewaken.

Op deze vergadering had Asgrim van Acheuzunge, deHoofdman, wiens dochter getrouwd was met Helgi, den zoonvan Njal een rechtzaak tegen den zanger Ulf uit te vechten.En bleek dat hij een fout gemaakt had, door inplaats vannegen buren vijf als getuigen mee te brengen.

Hierdoor kwam zijn klacht te vervallen, omdat zijn tegen-stander protesteerde. Plotseling stond Gunnar op en sprak totden zanger: „Wanneer langs deze weg geen recht te verkrij--gen is bij jou, dan daag ik je uit tot een tweegev'echt op deHolmgang!" „Ik heb met Asgrim te maken, niet met jou!" riepdeze. „Te zult echter toch met mij genoegen moeten nemen,want Njal zou zeer verbaasd zijn, wanneer ik het niet voorden schoonvader van zijn zoon op zou nemen, wanneer hij erzelf niet bij kan zijn!"

Toen gaf de zanger zich gewonnen en telde de som uit, di;_.van hem gevorderd was.

,.Dat zal ik nooit vergeten, Gunnar!" sprak Asgrim, „van nu

72

Page 77: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

af aan kun je op mij rekenen bij alles wat je doet!" En hijiaodigde Gunnar uit hem nog deze zomer te bezoeken.

Toen Njal het vernam reed hij naar Haidenende en dankteGunnar voor zijn hulp en bood hem aan dat zijn zonen hemnaar Achenzunge zouden vergezellen, „want sedert dat heng -stengevecht van het vorige jaar was het beter dat hij niet al-leen reed!" Gunnar antwoordde dat hij het een werkelijkvriendschappelijk aanbod vond en dat hij het met zich zelfzou overleggen. Toen het echter zo ver was en Kolskegg heulvroeg, of hij er bericht van zou geven op BergthorsbilhLschudde hij zijn hoofd: „Door mij zullen Mars zonen niet instrijd geraken met mijn buren! Het i's voldoende wanneer wijniet zijn drieëh rijden: jij, Hffirt en ik!"

Zij reden dan ook zonder verder gezelschap naar Achen-zunge, bleven daar een halve maand te gast en werden voor-treffelijk ontvangen. Toen zij zich gereed /naakten om weg tegaan, wilde Asgrim hem zijn knechten ter begeleiding meege-ven. Maar Gunnar vond het niet nodig.

Dus reden de drie broeders alleen. Gunnar had zijn helle-baard bij zich, zijn zwaard ölwirslust en zijn boog en kokervol pijlen. Ook Kolskegg en Mijd waren goed \rail wapenenvoorzien.

SIGURD VARKENSKOP.

Sigurd Varkenskop heette de man, dien de zonen van Star-kad betaald hadden wanneer hij alle gangen van Gunnar nazou gaan en hen bericht daarvan gaf .J Deze kwam hals overkop op de hofstede aangerend, liep de zaal binnen,'.kkraarjuist aan de morgenmaaltijd zaten en berichtte dat Gunnaralleen met zijn broeders op de terugweg van Achenzunge was.Zo gunstig zouden ze het nooit meer treffen! Achter de Kna-penheuvels konden zij hen het best de weg versperren. — Datwas een rij van zandheuvels, waarin vele jaren geleden v,er-

73

Page 78: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

scheidene kinderen verdwaald waren en in de sneeuwstormwaren omgekomen.

Thorgeir schoof met zijn bovenlijf over de tafel. „Hoeveelmensen zullen we nodig hebben, denk je?" „Ik raad jullie welaan niet te weinig mee te nemen!" „Rijd naar Egil en berichthem dat wij met vijftien man sterk komen en dat hij er gvenveel meeneemt!"

Toen de bode de zaal uit was, hield Thorgeir zijn zuster devuist onder de ogen en sprak: „Zie je deze hand, Hilde, diezal vandaag nog voor de nacht gevallen is Gunnar Hamunds-zoon doen vallen!" Zij trok haar lip op. „Eerder zul jij metgebogen hoofd na jullie treffen naar huis komen sluipen!"

Toen Sigurd bij Egil in de Zandgeul zijn boodschap gedaanhad, riep Hauk: ,,Met Kolskegg heb ik altijd al mijn krachtenwillen meten. Ik neem zijn hoofd voor mijn rekening!" „Daarzul je veel werk aan hebben, voor het zo ver is," zei Sigurd,„want hij zit tamelijk vast op zijn nek!"

Twee Noren woonden bij Egil. Stein en Finn, deze nodigdehij uit mee te gaan. Zij echter vonden dat het hen niets_aan-ging, want zij hadden geen ruzie gehad met Gunnar en hetkwam hen eigenaardig voor, dat ze dertig man nodig haddenom drie man de weg te versperren!

Grommend van woede ging Egil weg. Plotseling trad devrouw des huizes met vlammende ogen op Stein af. „Zo veris mijn dochter gekomen dat ze zich met jou inliet, je zon hebje haar genoemd! En nu weiger je haar vader in de strijd tevolgen, jij schobbejak!" Hij verbleekte.

,Dan zal ik gaan, maar Gudrun zal mij niet weerzien,want vannacht heeft men mijn dood voorspeld!" Hij haaldeeen sleutel voor de dag en gaf deze aan Finn: „Neem jij die,hij is van mijn koffer. want die zal ik nooit meer openen!

74

Page 79: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

Aan jou behoren mijn bezittingen, doch probeer mij niet uwreken, maar zorg dat je zo spoedig mogelijk hier vandaankomt. Anders zal het jou gaan zo als het mij gegaan is!"

Hij zadelde zijn paard en reed met de anderen weg!

UIT DE HINDERLAAG.

De broeders hadden een goed deel van de weg afgelegd enreeds waren ze door de waadbare plaats van de Krummachgereden, toen Gunnar plotseling door zoo'n slaap overmandwerd -dat hij onmiddellijk liet stoppen, van zijn paard steeg,langs de weg ging liggen en dadelijk insliep. Kolskegg enliffirt hurkten naast hem neer.

De zon wierp haar laatste stralen op de aarde en lichteschemering van de zomernacht daalde over het land. Eenpoosje lag Gunnar rustig en ademde diep, toen begon hij temompelen en te steunen, gooide zijn mantel af, want zweet-droppels stonden hem op het voorhoofd.

„Moet je luisteren hoe hij hijgt!" flusterde Hffirt, „zal ikhem wekken?"

Kolskegg keek aandachtig op den steunenden man neer.„Laat hem! Wie weet wat zijn ziel nu ziet? Misschien kunnenwe er allemaal gebruik van maken!"

Plotseling werd hij rustiger, sloeg zijn ogen op en staardeken afwezig aan. „Zijn jullie het?" sprak hij eindelijk. Lang-zaam richtte hij zich in het puin op. „Ik was ver weg! En ditweet ik wel dat wanneer ik deze droom gehad had voor wewegreden, dat ik dan Asgrim's geleide niet versmaad zou heb-ben; Luistert naar me broeders! Ik stond tegen een heuvel ge-leund met jullie en zag op de vlakte voor ons een kudde •woj-ven krioelen. Het was één grijze zee tot aan de horizon. Metopengesperde muilen vlogen ze op ons af en huilden als de•torm in de bergen. In spande mijn boog en schoot en allen, dieaanvielen, stortten neer. Maar met steeds grotere woede dron--

75

Page 80: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

gen zij nader. Toen grepen wij naar de zwaarden en sloegenerop in. zodat het bloed overal rondspoot. .Plotseling zag ikI-Iji3rt neerstorten en op hem wierp zich een monster met rechtovereind staande haren, dat hem met zijn tanden zijn borstopenreet en met het bloedend hart in zijn bek wegrende!"haalde diep adem, toen sprak hij: „Daarom wil ik dat je zospoedig mogelijk naar Asgrim terugkeert, Hj8rt en bij hemblijft!" De jongen lachte. „Wanneer alle dromen waar zou-den zijn, dan moest het wel wonderlijk toegaan in het leven!1‘,1aar al zou ik aan jouw zijde een zekere dood vinden, daar-() 111 zal ik je toch niet verlaten? Of wil je mij aanraden wat je

zeker niet doen zoudt?"Zij braken. op en reden in Oostelijke richting. Achter de

Eilandgletscher begon het reeds te dagen en in het jonge licht;.an de morgen doken uit de vlakte de ronde toppen van deKnapenheuvels voor hen op. Toen trok Gu. nnar de teugelsaan en een rilling voer door zijn leden. „Hier is de plaats,waar ik van droomae!"

Kolskegg antwoordde niet. Over de hals van zijn paard ge-bogen tuurde hij in de verte. „Zijn dat geen sporen, die daarblinken?" riep hij. „ja zeker, en niet zo weinig ook! Moetenwij terug gaan?" Gunnar wierp zijn hoofd achterover. „Waar-om? Ik laat mij niet van mijn weg afbrengen!"

_Goed zo! Ntr droom je niet meer, broeder!"Zij reden recht uit. ,,Het zijn de zonen van Starkad daar

beneden!" riep Kolskegg, „ik herken-ze aan de helmen!"De bondgenoten galoppeerden de heuvels op. „Omsingel

hen!" schreeuwde Thorgeir, die voorop reed Gunnar richtte zich in Zijn stijgbeugels op. „Het zijn er te

veel dat wij ze hier zouden kunnen tegenhouden!" Hij keeko;n zich heen. Links blonk het heldere water van de rivier..,Daar, naar die landtong, broeders! Daar kunnen ze niet metdie hele hoeveelheid tegelijk komen!" Hij gaf zijn paard desporen.

76

Page 81: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

Achter hen jaagde Thorgeir met, zijn bende. „Nu ga je et-van door, niet Gunnar?" schreeuwde hij hem na. — „Wachteerst eens af!" riep deze over zijn schouder terug. Hij sprongvan ,het paard, stelde zich met zijn broer op de landengte op.knielde neer en schudde de pijlen uit zijn koker voor zich neer.

Ook de tegenstanders waren van hun paarden gestegen enkwamen in groepen aanstormen, Sigurd Varkenskop voorop,met het schild boven zijn hoofd en in zijn rechter hand eenspeer. Gunnar's pijl suisde door de lucht in het houten schilddwars door zijn linker oog-en kwam er in zijn hals weer uit!Met zijn hoofd in het zand viel Sigurd neer. Zijn gezellendeinsden terug. En opniéuw kwamen de pijlen aansuizen.Ulphedin, Starkard's rentmeester, grijpt naar zijn borst, stortter aarde, een ander achter hem struikelt over zijn lichaam,zijn helm valt kletterend op de grond — een steen, door Kols-kegg geslingerd suist door de lucht en valt neer op het blotehoofd van den man, die in elkander zakt.

„Voorwaarts! Gaat ze te lijf! Vooruit! In den aanval!"schreeuwt Starkad, „a0ers schieten ze ons vanuit de vertein elkaar!"

Pijl na pijl suisde uit Gunnar's boog, de tegenstandersstormden over de gevallenen naar voren. Reeds ziet hij hetwit van hun ogen. Plotseling werpt hij zijn boog van zich af— zonder schild met het zwaard in zijn ene en de hellebaardin de andere hand hakt en steekt hij op de aanvallers los. Delijken stapelden zich voor hem op. Hij ziet dat Kolskegg aanzijn rechter zijde twee neergeslagen heeft, aan zijn linker zijdestoot lIffirt een der zonen van Egil een speer door het lijf, eenander trof het zwaard in de keel. „Kranig," roept hij, „flinkzo, mijn jongen!"

Achter uit de bende klinkt de stem van Thorgeir: ,Met zijndrieën op hem af, jongens!" Zij stormden naar voren. Gunna'slaat den een met zijn hellebaard het zwaard uit de Vuist er,

77

Page 82: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

met de zelfde slag den ander de bijl in zijn nek, zodat zijn kopvan zijn romp vliegt. Thorgeir rent terug.

Hauk Egilszoon stormt op Kolskegg af. Deze heeft juist eenvijand neergeveld en wil zijn schild tegen den nieuwen vijandopheffen als Hauk's speer hem in zijn dij treft. Hij krimpt inelkander en met de trillende schacht nog in zijn wonde werpthij zich op den zoon van Egil, slaat toe en voordat de anderzich kan beschermen, slaat hij met één slag het linker been bo-ven de knie af. De oude Egil begint te brullen. Het was zijnlaatste zoon! Snuivend van woede komt hij aanstormen. Gun»ar stoot hem de hellebaard dwars &or zijn schild en zijn lijf.zwaait hem in de hoogte en slingert hem achter zich neer.Met een doffe plons viel hij. in het water.

Bleek van schrik ziet de Noor hem na. Starkad schudt hei'aan zijn arm. „Ellendige kerel! Wat sta je te suffen inplaatsvan je huisheer te wreken?"

Stein begint te steunen, trekt de bijl uit zijn gordel, werpthem op liffirt en splijt hem de borst, zodat hart en longen qaaibuiten puilden. Gunnar ziet het, stoot met zijn hellebaard denNoor neer en zet hem zijn voet op de nel. „Gudruni" rocheltStein, „mijn zonnetje, vaarwel!"

Bo-rk. Starkad's twede zoon, valt neer voor 'Kolskegg'svoeten.

Dan slaan de andere op de vlucht. „Spoken zijn het! Geenmensen!" kreunt Starkadspringt in het zadel

Veertien van de bondge-nooten zijn in de strijd voorde Knapenheuvels gevallen,en aan de zijde van Gunnarligt als vijftiende de jongeHffirt ter aarde.

De broeders dragen heinop zijn schild weg. Dan slaat

78

Page 83: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

Rannweig, hun moeder. de handen boven het lijk van haarjongste wanhopig ineen

Met gebogen hoofd, zoals Hilde het hem vooruit voor-speld heeft. komt Thorgeir met zijn vader zonder zijnbroers naar huis gereden. En zonder haar zonen zit deweduwe van Egil op de hofstede te Sandschluchf. Dan vraagtze Finn, den makker van Stein, of hij bij haar zou willen blij-ven. Hij wil eerst niet, want de waarschuwing van zijn vriendwil hem niet uit zijn geheugen. Als zij hem echter haar doch-ter tot vrouw belooft en hem daarmee tot haar enige erfge-naam maakt. dan besluit hij het toch maar te doen.

BIJSTAND.

Nadat ze op Haldenende Ment op de heuvel begraven had-den, reed Gunnar met Kolskegg naar Bergthorsbilhl. Daar ver-telde hij zijn vriend de hele geschiedenis uitvoerig. Toen ant-woordde Njal: „Dat is een moeilijke zaak omdat je zo vele hebtneergeslagen! Dat moet ik eerst met mij zelf alleen overleggen!"

Toen hij na een poosje terugkwam, zei hij: „Ik geloof dat ikhet gevonden heb! Het eerste wat je moet doen is de dodenuit het slagveld laten opgraven en je buren aantonen dat hundood niet gewroken behoeft te worden, omdat ze je naar het;leven hebben gestaan. Dan moet je Hauk schuldig verklarenaan de dood van Hffirt!" „Maar het was toch de Noor, diehem versloeg!" „Zeker," zei Njal, „maar toch zul je hem er-voor aanklagen, omdat jij hem het eerst aangepakt hebt bij hethengstengevecht, laat het verder maar aan mij over. Eindelijkwil ik die zaken, die ik nog af te handelen heb aan jou afstaan,zodat jij ook tegen hen klachten hebt. De ene zaak gaat tegenStarkad, omdat hij in mijn bosje onder de Driehoorn hout ge-hakt heeft; de ander tegen Thorgeir, die één van mijn nichtenverleid heeft. Op beide vergrijpen staat een zware straf. Enzo hoop ik jouw zaak tot een goed einde te brengen!"

79

Page 84: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

Intussen beraadslaagde Thorgeir Tharkadszoon met zijnvader en ze kwamen overeen om Walgard op Groot Tempel-of op te zoeken en hem te vragen of hij hun zaak als rechts-

kundige wilde behandelen.Maar Walgard schudde zijn grijze kop. „Een -oude man

ben ik geworden en, denk erover om eerdaags naar Noorwe-gen te gaan om in het land van mijn geboorte te sterven.Vraag het liever aan N ,%rd of hij wil, zo jong als hij is, zithij al vol streken en Mijn haat tegen Gunnar en zijn verwan-ten heeft hij van mij geërfd!"

Toen wendden ze zich tot zijn zoon en • boden hem veelgeld. Deze knipperde hen met zijn _spleetogen aan. „Met geldalleen is de zaak hier niet afgedaan, wanneer ik mij terwille.van jullie de vijandschap van de machtigste mannen ,.van, deou op de hals haal!" Toen vertelde hij wat hij op zijn hart ..

had. Hij was verliefd op Thorkatla, de dochter van Gissurde Witte en vei zo erg dat de wraakzuchtige jongen blijwas aan elke wenk van haar gevolg te geven.

„Wanneer jullie mij haar tot vrouw kan bezorgen, dan benik bereid jullie bij te staan!" Dat zegden ze hem zonder Meertoe, reden naar . Moosberg en bereikten inderdaad dat Gissurzijn toestemming gaf. Ook Thorkatla verzette zich niet. of-;choon zij niet overmatig veel liefde voor Mi5rd voelde. Maarze vond dat liet moeilijk zou zijn iemand te vinden, die zichzo blindelings aan haar overgaf als hij. In dezelfde winternog werd de bruiloft te Moosberg met grote praal gevierd.

En zo waren dan beide paftijen voor de rechtszaak op devolgende volksvergadering uitgerust.

DE VERREKENING.

Een windstille zomerdag brak aan. Witte watjes stondenroerloos aan de blauwe hemel, die vredig straalde op het ge-wemel beneden op het Thingfeld.80

Page 85: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

Olaf Pauw stond tegen .de rotsstenen van het .gerecht ei.zag zijn zwager aankomen in purperen mantel, blootshoofd.kwam hij door de menigte aanschrijden, achter hem in eenlange rij de verwanten van Njal en Sigfus. Om Starkad ca.Thorgeir verzamelden zich Gissur en Geir; Hjalti hun huw:-Irian, die Christen was; Runolf de zoon .van de Zandgod en:vele andere. MÉSrd liep heen en weer en maakte allerlei geba-•ren met zijn handen. .

Toen beide partijen hun zaak hadden uitecngezet, protes-.teerde hij onmiddellijk. „Hoè is het mogelijk dat deze manhier, Gunnar Hatnundszoon, een aanklacht mag indienen, die"het recht daartoe verspeeld heeft, omdat hij Thorgeir Stac-Izadszoon hij het hengstengevecht neersloeg, voor deze hen.feitelijk aangeraakt had?"

Njal sprak voor Gunnar: „Was je op de vergadering vanJe gouw in de vorige herfst?" vroeg hij. — „Nee," zei M5rd.— „Dat was een fout van je, daar had je aanwezig méete.,].zijn, dan had je kunnen horen, dat ik Gunnar daar weer tot:het plegen van alle rechtshandelingen in staat .had gesteld:omdat Thorgeir geweigerd had zijn vredesvoorstel aan te ho-ren. Of is het niet zo mensen?" „Zo is het!' klonk het uit de:menigte.• Wrd kneep zijn ogen dicht. „Jullie hebben Hauk als de.schuldige aangewezen. Daarmee moet jullie klacht toch ver-vallen, want de Noor Stein was het, die hem neersloeg! Ofkun je het bestrijden?"

„Zeker niet," antwoordde Mal, „maar weet je dan niet datJe wet diengene, die aangevallen is, toestaat een .willekeurigeals dader aan te wijzen uit degene, die hem aanviele.n.". De.ander sprong op en riep: „Is dat zo, rechter Skapti?" Dezeknikte: „Inderdaad , al weten dit ook maar enkele zoals Nal.-

IVI•5rd snoof.• hebben verklaard dat jullie tegenstanders van den.

eerste 'tot den laatste niet gewroken verdienen te worden'

81

Page 86: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

riep hij uit. „Dan hebben jullie ze in hun eer gekrenkt en daar-op staat de ban."

„Toch niet," antwoordde Njal, „of denk je dat het onsmoeilijk valt te bewijzen dat zij met hun dertigen, kwaadwilliqen zonder aanleiding de drie aangevallen hebben?"

M6rd zweeg en werd donkerrood in zijn gezicht. Gissurtrok zijn wenkbrauwen tezamen; hun aanklacht dreigde ver-vallen verklaard te worden. Plotseling trad Hjalti op Gunnartoe. „Zou je mij nog in zoverre willen eren door toe te stem-men in een vergelijk, wanneer ik je erom vraag?" „Ik wil het,wanneer je me belooft nooit meer aan de zijde van mijn tegenstanders te staan!" „Zo zal het zijn," riep Hjatti.

Starkad en Thorgeir keken woedend naar Wird. Gissurhaalde zijn schouders op. „De zaak was inderdaad vastge-lopen, maar zijn schuld is het niet, waarom. hebben jullie hethem niet gezegd dat Gunnar door Njal gezuiverd werd op devergadering van de gouw!"

Nu bleek het hoe nuttig het voor Gunnar was dat Mal hemzijn klachten tegen Staikad en Thorgeir overgedragen had;want die werden nu benevens de booswillige aanslag op hemtegen de vele doden aan de andere zijde verrekend en hijkwam er met een geringere boete van af dan hij gevreesd had.

„Een beteren vriend dan Njal had je niet kunnen vinden,zwager!" riep Olaf Pfau. „Lang zou ik moeten leven," sprakGunnar, „wilde ik hem al zijn goede daden vergelden!"

Nu was de vrede weer getekend tussen de tegenstanders,maar daarmee was de haat en nijd tegen Gunn'ar niet uit het'hart gedelgd.

NIEUWE SAMENZWERINGEN»

Van de volksvergadering schreden Thorgeir en Wrd overde brug van de Axtaeh naar hun tenten.. „Hij gaat eraan!"schuimbekte Thorgeir, _ondanks alle vergelijken!" De ander82

Page 87: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

keek hem van terzijde aan, „Hoe wil je dat dan, he Metwapengeweld gaat het niet, dat hebben jullie nu wel voldoen-de ervaren en voor het gerecht beschermt Njal hem altijd.Thorgeir beet zich op de lippen. Plotseling greep ME■rd zijnarm. „Er is maar één, die Gunnar kan doen vallen, en dat ishij zelf. Hij moet zichzelf te gronde richten! Heb je nooit ge-hoord wat Njal hem eens voorspeld heeft? Hij zou nooit twee-mannen, die in rechte lijn van elkaar afstammen, zoals vaderen zoon, mogen verslaan, wilde het hem niet slecht vergaan.En naar zo'n daad van Gunnar behoeven we niet te zoe-ken- I"

Na Otkells dood woonde op Hofkirchen zijn zoon Skarf.Die was nu een jongen van zeventien jaar geworden, eengrote, stevige knaap, trouwhartig. maar wat lichtgeloviggeneigd vleiers te vertrouwen.

Op zekere avond kwamen Mi3rd en Thorgeir bij hem op be-zoek. Hij leidde hen het huis en hof rond en werd zo zeer ge-prezen, dat hij geloofde nog nooit zulke goede kameraden ge-vonden te hebben. „Wat voor een man was toch je vader.Skarfi" sprak Miird. toen ze aan het avondmaal zaten, „ieder-een staat er verlmasd over dat hij daar ongewroken in zijngraf ligt, terwijl hij een zoon als jij heeft nagelaten!" „Watkan ik daar tegen doen? Geir en Gissur hebben zich met Gun-nar verzoend, toen iik nog een knaap was! , „Dat was Marriep de gast, „die zeil nog eens water en vuur verzoenen! Maai.iemand die voor heldendaden in de wieg gelegd is, zou zichdaardoor niet laten afhouden!" „Ik wil geen verdragschennerwarden!" „Dat hoef je ook niet! Maar je zou Gunnar wel eenseen goede poets kunnen bakken, dat zou je niet misstaan.Moet je eens luisteren, vriend, op Haldenende -is . een nichtje.Ormhild heet ze, een aardig ding, en jij bent toch ook eenknappe jongen. Wat dacht je ervan als je haar het hof een.ging maken? Hij kan je niet zijn huis uit zetten, want jullie zijn

83'

Page 88: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

immers verzoend, maar het zou hen wel zeer ergeren!" „Ikweet het niet, veel zin heb ik er niet in!" „Ja, zonder gevaaris het z-eker niet om een man als Gunnar het hoofd te biedenen als je niet durft " „Wie zegt je dat," stoof Skarf op>..dat ik niet zou durven?"

ORIM.HILD.

Het was omstreeks de juletijd dat Gunnar op Haldenende2ijn nichtje bij zich riep om een gesprek onder vier ogen metbaar te- hebben. Hij zat op -cie bank, zij 'stond voor hem, zehield de einden van haar vlasblonde vlechten in haar han. cl,en keek er verlegen op neer.

-Je moeder is niet meer tevreden over je, je bent met je ge-dachten overal liever dan bij je werk. Ik geloof dat de bezoe-ken van Skarf Otkelszoon hieraan schuldig zijn!" Zij werdrood tot in haar hals. „Wanneer jij je eer voor hein niet weette bewaren, dan moet ik daarvoor zorgeni"

Toen Skarf de volgende avond weer de zaal binnentrad,stuurde Gunnar de anderen weg. ,.Het is altijd mijn gewoonte;geweest recht op den man af te sprekeii en dat wil ook metjou doen. Wat zijn je bedoelingen met je bezoeken aan Orm-hild?" „Dat gaat niemand iets aan," zei Skarf, „en Hallgerd,de vrouw des huizes, vind het goed dat ik kom!" — „Wan-daden worden er niet beter op door koppigheid te tonen!ie mij misschien treffen door haar? Is het eervol je woede op.een tegenstander te koelen door een meisje te verleiden?" Dejongen keek naar de grond en zweeg. — „Je bent geen kwadejongen, Skarf, dat weet ik! Daarom waarschuw ik je, laat jedoor anderen niet ophitsen.. Je doet je zelf er alleen maarschade mee!"

De sneeuw warrelde in dichte vlokken over de hofstede vanGroot Tempelhof. Door dit witte gedwarrel kwam een ruitertot voor het huis aandraven en sprong van zijn paard. — „Ben

84

Page 89: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

jij het, Skarf?" riep Mënd, to'enhij de zaal binnentrad en, de nattemantel afwierp. „Wat voert ie indit hondenweer hierheen?"

De jongen ging op de bank zit-ten. „Met mijn bezoeken op Hal-&lenende is het uit!" stiet hij uit,„Gunnar heeft als een vader totmij gesproken en ik heb megeschaamd!" Miárd knipoogde •hem toe en lachte: „Hoor eens aan, als een vader! ikheb het anders gehoord. Hij heeft zich 'erop beroemd dat bijje de deur heeft uitgescholden en dat je als een hond met zijnstaart tussen de poten weggeslopen bent en de lust zou je uwel voor altijd vergaan zijn je op Haldenende te vertonen!"

Skarf liet zijn mond van verbazing openvallen en staardehem aan. „Is dat waar? Hij was bleek geworden. — „Ver-trouw je me niet, vraag het maar bij de buren!"

Toen Gunnar op een avond laat thuis kwam van een bezoekaan Thra:n, zaten in de natte weerschijn van het vuur Skarfen Ormhild alleen-, en hij had zijn arm om haar hals eslagen.had ondervonden, juichte deze: „Zo is het goed! Nu heeft hij

Gunnar stond versteld. „Dat had ik van jou niet verwacht!"riep hij, „wel nu dan, niet goedschiks dan kwaadschiks; voor-uit er uit, Skarn"

De jongen keek koppig op. „Ik bezoek- Ormhild, niet jourGunnar ging op hein af. ,,Ik ben hier baas in huis, eruit!"

Skarf sprong op en greep naar zijn korte zwaard aan zijnzijde. Ormhild schreeuwde. Gunnar pakte hem zo vast bijzijn armen dat hij tevergeefs probeerde. los te komen, toentilde hij hem op als een kind en zette hem buiten de deur.

Toen Skarf knarsetandend voor lkilend op Groot Tempd-hof stond en hem stamelend vertelde van de smaad, die hijhad ondervonden, juichte deze: „Zo is het goed! Nu heeft hij

85

Page 90: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

e vrede gebroken, nu heeft hij je zelf de handen vrij' gege-ven om je vader te wreken!"

MOOR, DE IERSE HOND.

In deze herfst reeds Gunnar naar Heerdenhilh in Lachsach-tal naar Olaf Pauw, zijn zwager, en bleef tot aan het eerstewinterfeest bij hem te gast. Toen 'werden ze zulke goedevrienden dat het hen zwaar viel te scheiden. Toen ze voor hetlaatst bij elkander zaten, sprak Olaf: Je leven is rijk aanroem en eer, maar rijker nog aan vijanden en gevaren. Daar-om verzoek ik je, let op! En neem tot afscheid drie kleinodenvan mij mee, die-ik voor het waardevolste houd, wat ik bezit.Den gouden ring hier en de purperen mantel heb ik van mijnmoeder Melkorka geërfd; die had hem weer van haar vader.den koning der Ieren, Myrkjartan. En die zwarte daar op degrond, die grote ruige reu heb ik, ten geáchenke gekregen bijmijn bezoek aan het vaderland van mijn moeder. Moor heethij' zoals die donkere grote kerels in het Zuiden en hij heefthet verstand van een mens. Hij zal liever zijn leven geven,dan dat hij je in je nood in de steek zal laten." Hij riep hetdier, gebóod hem naar Gunnar te gaan en bij hem te blijven.Toen liep de reu met zijn fonkelende ogen in de zwarte kopregelrecht op hem af en ging aan zijn voeten liggen.

Zes knechten geleidden den gast van Fleerdenhiilt naarGunnar's huis, zo had Olaf het gewenscht.

De reu Moor liep achter Gunnar'spaard naar binnen en spoedig werdhij met allé huisgenoten op aaiden.ende goede vrienden; alleen metHailgerd kon hij niet wennen e»wanneer ze hem goed wilde doen.liet hij zijn tanden zien en rezen zijn .

haren ten berge.86

Page 91: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

NOODWEER.

De Landeilanden heette die streek in de Gouw, die door dezijrivieren van de Waldstroom en de Querache tot aan de zeedoorgraven wkerd. Gunnar had daar grasland in eigendom.Het was in het voorjaar. Hij en Kolskegg waren naar buitengereden om van daar hooi uit de loods te halen en naar Hal-denende te brengen. De reu hadden ze echter thuis gelatenom op het .huis te passen. Op de terugweg dreef elke tweemet hooibundels hoogbeladen paarden voor zich uit. Hetschemerde al, toen ze tussen de rotsen der Rotswand doorreden, even voor de samenstroming van de Zweigache en deWaldstrom.

Plotseling suisde een pijl door de lucht, een van de lastdie-ren steigerde, stortte neer en de anderen stoven in een wildevlucht uit elkander. De broeders sprongen van de paarden enwierpen zich achter de rotsblokken neer.

Uit de rotsspleten rechts en links van hen slopen in degrauwe- schemering donkere gestalten en verzamelden zichachter de stenen wallen boven.

Gunnar nam de boog van zijn schouder en wierp Kolskeggeen handvol pijlen toe

In de troep, die links van hen achter een rotsblok verscho-len lag, siste Mi3rd; „Valt aan, mannen!"

In de kloof rechts fluisterde Thorgeir: „Vooruit jongens,,lopen! Achter elkander!"

Skarf zette zijn helm op. Eén sprong er naar voren, rendeen sloeg als een haas over de kop; Gunnar's pijl had hém inde borst getroffen. Van de andere zijde kwamen er twee dichtachter elkander met opgeheven speren aanrennen. Kolskegg'spijlen troffen het voorhoofd van den voorste; hij draaide omzijn as en stortte neer. De ander deinsde terug, draaide zichom en viel neer, in de nek getroffen door het wapen van zijntegenstander.

87

Page 92: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

Een dof gemompel steeg op uit Thorgeir's schare. „Het isnog te vroeg om aan te vallen, heer?!" fluisterde de hoofd-necht aan zijn zijde, ,laat ons eerst de nacht afwachten,

1-1 eer - Achter zijn rotsblok wendde Kolskegg zich tot zijn broe-

„Wat zou dat voor een roversbende zijn?” „Ik geloof datMiárd daarginds heb zien sluipen." Het 18 stil geworden,

De tegenstanders zijn tussen de rotsen verdwenen. Het wordt-Jonker. De sterren stralen helder en glanzend boven de rotsen.

Gunnar sprong op. „Broeder, terug tegen de rotswand, nu.wordt het ernst!"

Door de duisternis stormde een dichte menigte tussen de7.otsen te voorschijn: De pijlen der broeders suisden erop in.

Steeds sneller stormt de mensenmuur aan. ,.Wat is erSkarf," hijgt Thorgeir onder het rennen. „laat je de anderenvooruitgaan wanneer het erop aankomt je.vader te wreken?"

Luiclbrullend sprong de jongen voorwaarts, de bijl zwaaiendhoven zijn hoofd. Thorgeir rende onmiddellijk op '1\445rd af._We hebben onze zin! Skarf staat voor Gunnar's hellebaard!"

,.Terug dan met_de onzen! Vlucht jongens!" krijscht Wird.En de menigte verdween in de duisternis. Het getrappel der

paarden Stierf weg in de verte Bij het licht van de ster-ren boog Gunnar zich over het lijk aan zijn voeten.- „Het isSkaif Otkelszoon! Hij heeft niet anders. gewild! Vooruit naarflergthorsbal, Kolskegg. Njal moet van deze overval op deiloogte gebracht worden!"

„Het is erg!" sprak Njal, toen de broeders, verhit van destrijd en van de lange rit in de zaal voor een glas bier gezetenwaren. „Nu is het gebeurd, waarvoor ik je gewaarschuwdheb: Otkel cn Skarf, vader en zoon, twee, die in rechte lijnvan elkaar afstammen heb je verslagen. Nu komt het eropaan, dat je je hoedt voor het laatste en wel nooit een verdragte verbreken, dat je met je tegenstander g gesloten hebt!"88

Page 93: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

Nors wierp Gunnar zijn hoofd achterover. „Steeds weerhetzelfde, waarmee je komt aanzetten. Daar is bij mij toettï.een sprake van!" „En toch gebeurde zo dikwijls datgene,waar de mensen het minst aan dachten!" mompelde Njal.

Gissur sloeg met zijn vuist op tafel,- toen Miird, zijn schools-zoon, hem met zijn mond en handen nog vol bloed van detrijd aan de Rotswand vertelde. „Zo gaat het niet langer!

Recht of geen recht hele geslachten roeit die man uit!"En hij iwm op zich voor de familie de aanklacht in te

dienen.

DE VREDE GESLOTEN.

Weer stonden Gunnar en Njal voor de schepenbank op devolksvergadering. En tegenover hen staande, onder de blotehemel, verhief Gissur zijn stem, zodat het ver in de omtrekvoor iedereen te horen was.

„Ik maak bekend dat ik tegen Gunnar, den zoon van Ha-mund, een aanklacht indien wegens zware mishandeling vw.r.Skarf Otkelszoon, die de dood ten gevolge had. Ik eis dat hi:jin de ban gedaan wordt, dat hij in de wouden moet zwerven'en dat niemand hem voeden mag, noch onderdak verlenen,noch beschermen, noch met raad en daad bijstaan! Dit maakik bekend volgens de wet in het bijzijn van de gehele ge-meente!"

Njal trad voor Gunnar op. Zijn hoog voorhoofd glansde in

Let zonlicht. „Je aanklacht, Hoofdman Gissur, doe ik teniet e!-.-al getuigen aanwijzen dat het Skarf was, die hem aanviel met

de opzet hem lichamelijk letsel toe te brengen!" „ik vernieti,yjou protest, Njal!" antwoordde Gissur, want Gunnar is Ska;::'het eerst te lijf gegaan, toen hij hem zijn deur uitzette. Daar-door werd de vrede, gezworen bij het vergelijk met Otkel, ge-wroken!" „Volstrekt niet, want de vrede werd het eerst door

S9

Page 94: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

Skarf zelf gebroken, daar .hij Ormhild, Gunnar's nicht.trachtte te verleiden in zijn huis! En daarmee Wordt je aan-klacht volledig te niet gedaan, Gissur! Maar opdat je zult- ziendat het er bij ons niet op aankomt, recht en gelijk van jullie tekrijgen maar ook om tot een redelijke oplossing te komen, rij-ken wij jullie de hand tot een vergelijk. Een scheidsgerechtgevormd uit de aanzienlijksten in het land zal de uitspraakdoen!"

Gunnar zag zijn vriend verbaasd aan, maar Gissur en dezijnen stemden haastig toe.

Het scheidsgerecht verklaarde weliswaar dat Skarf niet be-hoefde gewroken te worden, tegelijk echter stonden de mees-ten erop dat Gunnar en Koiskegg voor drie jaar uit het landverbannen zouden worden, wan het aantal slachtoffers werdnu zo groot dat men het niet langer zonder meer kon toelaten.Ook was het beter dat die twee enige tijd buiten het bereikvan hun tegenstanders zouden komen. Hielden de broers zichniet aan het vergelijk, dan zouden ze vogelvrij verklaardworden!

Zwijgend hoorde Gunnar het vonnis aan en ging heen. Njalvolgde hem. „Nu ben je boos op me vriend, voor de eekstemaal in je leven en toch heb ik voor je bestwil gehandeld.Want had ik hen bedekt met smaad laten heengaan, dan zouje op IJsland geen leven meer gehad hebben!" „Het zal zozijn," zei Gunnar, „en ik ben niet boos op je, maar het is bit-ter voor me om onschuldig verbannen te worden inplaats vande schuldigen. En zo hebben mijn tegenstanders toch ten-slotte een overwinning op mij behaald!"

„Behaal een overwinning op je zelf!" sprak Njal, ,houddeze drie jaren uit, het zal je een grote zege brengen, geloofmei Roemvoller dan ooit zul je hier op IJsland leven om ten-"slotte door het hele volk bemind in vrede te sterven. Doe jeanders' dan zal dat spoedig je dood betekenen!"

Toen Gunnar met Kolskegg en de knechten in zijn tent de90

Page 95: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

boel inpakten, kwam Thrain binnen. „Daar sta je_nu met ieNair schold hij, „zonder zijn verzoeningsgebazel was je ergoed afgekomen tot smaad van je vijanden!" Gunnar kruistezijn armen. ,,Zwijg," sprak hij, „je probeert tevergeefs onkruidte zaaien tussen Njal en mij: wat weet jij Van onze vriend

Toen Njal van de grote volksvergadering naar huis terug-gekeerd was, zat hij alleen met Thora voor het haardvuur,Zijn. ogen stonden vol diepe ernst. — „Is Gunnar nu door joubeledigd?" vroeg ze. Hij schudde zijn hoofd. „Door mij niet:maar hij acht zich gekrenkt door het noodlot. En ik weet nietof dat beter is. Het is of er iets in hem gebroken is!"

Op Haldenende had men reeds van rondtrekkend volk deuitspraak van het scheidsgerecht vernomen, toen hij daaraankwam. Rannweig ging hem tegemoet, legde haar handenop zijn schouders en zag hem in de ogen. „Anders dan je vijan-den denken zal dit voor je eigen bestwil zijn, zoon, wees ge-troost!"

Hallgerd stond erbij en lachte spottend. Zijn zonen kwamenaanlopen, Högni, de oudste keek zijn vader met grote ogenaan, en toen hij hem zijn hand gaf, trilde ze zacht in de zijne.Grani werpt zijn rode lokken' achterover en groet hem: „Alterug vader, van de volksvergadering?"

In de koelte van de avond loopt Gunnar door de weiden envelden om zijn huis; Moor, de ruige reu volgt hem op devoet „De hooiers hebben flink gewerkt," denkt hij, „hoezal dat zijn als ik weg ben?" Hij loopt de stal in, klopt dekoeien op hun vette ruggen, en streelt de gladde halzen vande paarden. „Drie jaar," denkt hij, „dat is een lange tijd!"......

In het slaapvertrek staat naast zijn bed een kaars te bram-den. Hij hurkt neer op het voetenbankje, zijn kop voorover-gebogen. Uit de vrouwenkamer klinkt nog steeds gepraat en

• gelach. Hij herkent Grani's en Hallgerd's stem. Nu begint erzelfs een te zingen: „Een grimmige held ruimt voor zijn tegen-

91

Page 96: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

standers het veld!" Deze wegstervende klanken vangen zijnoren op. Achter het houten beschot naast hem hoort hij ietskraken. Hij staat op en gaat met zijn kaars erheen. In het don-ker valt een rode lichtschijn. ,,Slaap je niet, Iii5gni?" Metgrote tranen in zijn ogen had de jongen zijn vuisten onder hetdek gebald. Gunnar gaat naast hein 'op de rand - van het bed.itten. „Je bent nog jong, Fkogni, en je zult je moeten houdenan den rechten man, zo lang ik in de vreemde ben. Houd je

dus aan Njal, wanneer je raad en hulp nodig hebt en aan nie-and anders, hoor je!"Gunnar slaapt. Tot in zijn droom klinkt het: „Een grimmige

held ruimt " Neen, denkt hij, dat is toch niet waar: nietten grimmige held — maar Gunnar heet hij! Hij zoekt moei-zaam de woorden bij elkaar. „Gunnar, de held, ruimt voorrijn tegenstanders het veld!" En hij ontwaakt.

92

Page 97: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

* VIJFDE HOOFDSTUK: GUNNAR'S ONDERGANG.

* VREDEBREUK.

Nauwelijks was Thrain Sigfuszoon van de grote volksver-gadering thuis gekomen of hij beval Gerd zijn zaken in ordete brengen voor een tocht naar Noorwegen. „Het wordt tijdvoor me, dat ik eindelijk eens weg kom, vrouw, anders wordik te oud! Ook kan ik hier geen vreugde meer vinden sedertNjal met zijn wijsheid onze verwanten zo diep heeft laten buk.ken voor. Gissur, zodat we Gunnar moeten laten verbannen."

Het was haar goed, want nadat zijn eerste verliefdheid ver-dwenen was, ging hij ruw met haar om, zodat ze meid werdin eigen huis, waar niemand naar luisterde. Hiiskuld, het kindechter, verheugde zich op de geschenken, die zijn vader bijzijn terugkeer voor hem beloofde mee te brengen.

Toen de zonen van Njal, Helgi en Grim van Thrain's planhoorden, drongen zij er bij hun vader opnieuw opaan, zoalsze reeds zo vaak gedaan hadden, dat hij ook hen eindelijk eensin de vreemde zou laten trekken, nu de vrede toch verzekerdwas door het vergelijk; want tot zo lang had hij hen wegensde twisten van Gunnar in de gouw gehouden. Ook thans nogverzette hij er zich lang tegen. Toen zij echter niet ophieldenhun vader te smeken, sprak hij: „Het schijnt jullie lot te zijn,hetwelk je niét ontlopen kunt. Vertrekt dan en ik geloof datook jullie in eer en gezondheid zult weerkeren!"

De twee maakten zich voor de reis gereed en binnen een93

Page 98: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

paar weken staken ook zij in de zelfde haven van wal alsThrain, maar op een ander zeilschip, want zij hadden niet ver-geten, dat hij afzijdig aan de wegberm had gezeten, toen hunpleegvader Thord doodgeslagen werd door Sigmund enSkffild.

Intussen had ook Gunnar een reisgelegenheid voor zich zelfen Kolskegg gevonden. Zij lieten hun zaken aan dek van hetschip brengen, dat in Arnhaufen voor het vertrek gereed lag.Toen reden zij nog eenmaal door de gouw om afscheid vanverwanten en vrienden -te nemen en allen te danken die hunliefde bewezen hadden.

En zo brak de dag van vertrek aan.Een heldere zomermorgen zond haar eerste stralen over het

nevelig t land. Voor de hofstede stonden de paarden van debroers te trappelen. Zij kwamen de deur uit, begeleid doorhun huisgenoten. Gunnar nam den een na den ander, vanafzijn moeder tot aan den herdersjongen in de armen en klisteallen. Toen sprong hij in het zadel en draafde zonder om tekijken met Kolskegg weg. Zij hadden al een poosje gereden,toen het paard van Gunnar struikelde, hij viel op de grond,kwam 'weer op de been, keerde zich om — en bleef roerloos

staan. — „Ben je gewond?" riep Kols---kegg en hield zijn hengst in. Geen ant-woord.

Gunnar zag in de morgenuren de gevelvan de hofstede op de heuvel blinken. Opde weide rondom zijn huis loeiden -de run-deren, schapen Werden., een meid bei, meteen .melkemmer over de binnenplaats.Gunnar haalde diep adem en zacht sprakhij voor zich heen: „zo schoon heb ik hetnooit gezien! Groen glanzen de weiden.geel de velden!" En nog eens mompelde hij

voor zich, zodat Kolskegg het juist nog

94

Page 99: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

kon horen: „Wat is mijn Halde schoon; zo schoon zag ik zenog nooit! Groen glanzen de weiden, in gele overvloed develden!" Hij stiet de hellebaard in de grond. „En thans weetik wat me te doen staat; ik blijf thuis!"

Kolskegg-schrok en boog zich van zijn paard omlaag. „Watzeg je daar, Gunnar? Dat kan je toch geen ernst zijn! Dat ple-zier zul je je vijanden toch niet gunnen, dat jij je verdragbreekt? Denk aan wat Njal je voorspeld heeft."

Gunnar sprak met een bleek gelaat: „Ik blijf en ik wildedat jij het ook deed!" „Nooit en te nimmer!" riep Kolskegg uit,„nooit zal ik een verdrag breken! Dat is het enige wat mij vanjou kan doen scheiden, broeder! Zeg dus aan moeder en deoverige verwanten dat ik nooit naar IJsland terugkeer, wantik zal nu spoedig je dood vernemen en dan ga ik liever overalheen in de wereld dan naar huis terug te keren!"

Hij keerde zijn paard om, zwaaide de zweep en rende weg.Gunnar keek hem' na, tot hij in de verte verdween. Toensteeg hij in zijn zadel en draafde naar huis.

Onderweg ontmoete hij een boer, die zijn akker beploegde enopkeek toen hij de hoefslagen hoorde. „Iets vergeten, Gunnar!"riep hij. Deze scliudde zijn hoofd en gaf zijn hengst de sporen.

De knechten en meiden liepen op de binnenplaats te hoopen schaarden zich vragend om hem heen. Hij steeg van zijnpaard. „Breng het paard naar de stal sprak hij, „ik ga niet devreemde in!"

Toen echter Mtird op Groot Tempelhof het vernam, jubel-de hij. Hij reed terstond naar Moosberg naar zijn zwager enhitste, nu heeft Gunnar zich zelf in de vingers gesneden!sur hoorde hem toe en liet zijn hoofd op zijn borst vallen. „Ikkan weinig genoegen vinden in je gekrijs vol leedvermaak!Het is zonde van een held .als Gunnar, maar inderdaad zulleeen openlijke rechtbreuk kunnen wij ons niet door hem latenwelgevallen!"

95

Page 100: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

VOGELVRIJ.

Gunnar nam zijn leven op Haldenende weer op, alsof erniets gebeurd was. Zijn -zwager Olaf nodigde hem op Heer-denhiSh om het herfstbier te drinken. Hij stemde erin toe, maartoen het zo ver was, had hij geen zin en bleef thuis. En zo ver-liep de winter tot aan de volgende grote volksvergadering.

Daar diende Gissur zijn «aanklacht tegen Gunnar in wegensverdragbreuk, en hij werd vogelvrij verklaard voor iedereen,van wien hij een bloedverwant gekrenkt, lichamelijk verwondof doodgeslagen had.

Njal sprak er niet tegen in.Vol zorgen en verdriet zat hij in zijn tent, toen kwam tegen

de avond Hjalti Skeggiszoon 'binnen en nadat ze over aller-lei heen en weer gepraat hadden, -zei hij: •„lik ben gekomenom Gunnar mijn dank te betuigen omdat hij mij indertijd opde vergadering bijgestaan heeft. Giss.gr wilde mij winnen omhem bij te staan in zijn wraakneming op Gunnar, hij somdeme vele hoofmannen op, die zich met hem verbonden hadden.Ik geloof dat Gunnar een zwaar lot dreigt!"

Toen vertrok Njal met zijn zonen naar Bergthorsbhl enwaarschuwde zijn vriend. Hij bood hem Skarpheáin en Rolfaan om bij hem te blijven wonen om_hem met hun lichaam tebeschermen. Maar Gunnar wees het af. „Om mijnentwil zullen.,ook nog niet jouw zonen hun leven verliezen!" Njal antwoord-de: „En wanneer je verslagen bent aan wien anders, denk je,komt dan de plicht toe jou te wreken?" „Dat is dan jouwzaak, niet de mijne. Maar ik heb een verzoek aan je; neem jij1-1.5gni aan, als ik dood ben, alsof ik het was, want hij beloofteen wakkere kerel te worden. Grani ligt me mincter na aanhet hart, die lijkt op zijn moeder!"

Zwijgend, in zware gedachten verdiept reed Njal met zijntwee zonen naar huis. Gunnar echter bekommerde zich om96

Page 101: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

geen enkele waarschuwing en trok zoals altijd alleen door hetland, zo vaak het hem goed leek.

DE OVERVAL.

Hij had zijn knechten en meiden naar de landeilanden ge-zonden om het hooi binnen te halen, de beide knapen echterwaren naar Grieszach gegaan om hun neef Fliiskuld te be-zoeken, want ze speelden graag met het kind. En zo was Gun-nar met zijn moeder en Hallgerd en Moor, de Ierse hond, al-leen thuis gebleven.

Te zielfder tijd rende MiSrd op Groot Tempelhof druk bezigheen en weer tussen stal en huis, zijn gasten kwamen van allezijden aangereden en spoedig kletterde het over de uitge-strekte hofstede van wapenen. Daar waren de HoofdmannenGissur en Geir met zijn zoon Horald; Starkad en Thorgeir;bnund van Trollenwoud en zijn zoon Eilif; Finn, de Noor uitde Zandgeul, die intussen Gudrun tot vrouw had genomen ennog vele anderen.

Ze waren vol goede moed en spraken het bier duchtig aan,want ze geloofden dat het dit keer niet zou mislukken, ookzou het geen al te zwaar werk worden, want hij was alleenmet de vrouwen thuis en Kolskegg was ver weg in de vreem-de. Toen hief Hord zijn handen op: Jullie moet niet zoschreeuwen! Ongemerkt moeten wij hem naderen, anders zalhet bloed genoeg kosten en het gaat erom om den duivelshond,dien zijn zwager hem geschonken had, van te - voren met listweg te krijgen!"

toen het nacht werd en de maan aan de hemel steeg, bra-ken ze op.

Thorkel heette Gunnar's naaste buur, een flinke boer, diebij hem in en uitging en met allen goed bevriend was, Moor,de Ierse hond mede inbegrepen, die hij vaak met velerlei heer-lijke hapjes blij maakte.

97

Page 102: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

In zijn slaapkamer lag hij in diepe slaap, plotseling werd hijwakker; het was of hij in de duisternis 'om hem heen hoèrdeademen. Op hetzelfde ogenblik voelde hij een hazde hand vastaan zijn keel grijpen en de punt van een zwaard blonk voorzijn ogen. „Verroer je niet of ik vermoord je. Kleed je snelaan en kom mee naar buiten!" Toen herkende hij Thorgeir,den zoon van Starkad Buiten in het licht der maan blin-ken wapens rondom hem, daarachter dreigen wilde gelaten.Miird rent op hem af met getrokken zwaard. „Nu heb je tekiezen, je lokt Gunnar's hond van het erf weg, of we hakkenje hier voor de deur in stukken!"

Voor de Hohlweg, die naar de hofstede Haldenende voert,staan ze in de schaduw. Ze zien. Moor op, de grond liggen,zijn snuit tusseni de voorpoten. Miird stoot den boer in zijnrug. „Vooruit! Maak voort!" Thorkel sluipt naar boven.önund van Trollenwoud volgt -hem, de bijl in zijn vuist

De boer steekt spiedend zijn hoofd omhoog en fluit zacht-jes .De hond spits direct zijn oren, begint dan zacht te kwis-pelen. „Hierheen Moor!" fluistert Thorkel en treedt voorzich-tig in het licht.

De hond draaft op hem af --- dan ziet hij in de schaduw ach-ter hem een vreemde en stort zich met een plotselinge sprongop Thorkel, den verrader, werpt hem op de grond en bijt hemin zijn buik. önund slingert zijn bijl in de kop van het razendedier. De hond begint te janken en stort neer.

Op de bovenverdieping springt Gunnar van zijn legerstede.„Ze hebben je schandelijk behandeld, mijn dierbare vriend!"mompelt hij, „dat is je laatste waarschuwing geweest, bravehond!" Hij werpt zijn gewaad om, ,grijpt naar boog en pijlen-koker en roept de vrouwen toe: „Op staan; ik geloof dat wegasten krijgen!"

De mannen klimmen door de kloof, de een achter den an-der, naar boven. Boven -ligt Thorkel in zijn bloed te steunen.önund zit over hem heen geknield. -Gissur duikt naast hen op98

Page 103: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

en fluistert over zijn schouders terug: „Wie van jullie waagthet uit te vinden of Gunnar thuis is?"

Finn, de Noor, sluipt naar voren en klimt langs de lagemuur als een kat omhoog Het maanlicht glijdt weg vanhet raam van de bovenverdieping, donker zweeft een scha-duw over het luik. Gunnar steekt zijn hellebaard toe; rietvenster komt vrij en er valt iets dofs op de grond.

Met zijn linkerhand tegen zijn zijde gedrukt, struikelt Finn •

naar de zijnen terug. hij thuis?" fluistert Gissur. „In elkgeval zijn heflebaard, dat ben ik te weten gekomen!" en hijstort neer

Zij renden de Hohlweg op: Gunnar's pijlen suisden hentegemoet. De een viel, naast hem stortte een tweede neer, dederde zakte door zijn knieën. Toen sprongen de anderénterug.

Ze probeerden het op een andere wijze: ze kropen elk af-zonderlijk van verschillende zijden op. Maar waar er een zijnhoofd optilde, snelden Gunnar's pijlen, alsof hij zich aan allezijden tegelijk bevond.

Tweemaal nog stormden ze alle tegelijk naar voren en reedswaren ze het huis dicht genaderd of ze moesten alle weerterug.

In het maanlicht lagen de donkere lijken over de aarde ver-strooid en het • gekreun der gewonden verscheurde denacht

Op de bovenv,erdieping riep Rannweig, die achter haarzoon stond: „Kijk ze wijken!" Hij zag op het dak naast hetluik een pijl liggen, die was van de vijanden gekomen. „Ikstuur ze hun eigen geschut achterna!" Mompelde hij. „Doehet niet!" fluisterde ze, „laat ze, wanneer ze terugtrekken, invrede!" Hij echter strekte zijn arm het venster uit, trok zijnpijl en boog en schoot op iemand die al ver weg was, dezerolde naar beneden.

Beneden riep Gissur: „Blijft nog, mannen, verlies de moed99

Page 104: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

niet! Hebben jullie het gezien? Een hand greep naar de pijlop het dak, jullie wordt door je eigen pijlen beschoten!" „Wezullen zijn huis in lichte laaie zetten!" siste MiSrd. Gissur keer-de zich -snel om: „Nooit zal dat gebeuren, zo lang ik leeftWeet je geen andere raad dan schurkerijen te plegen?"

MÖrd keek om zich heen. „Daar," fluisterde hij, „zie je,rechts van de stil liggen touwen, waarmee ze de daken tegende storm vastspannen, wanneer het ons eens zou gelukken,die om de nokeinden te slingeren!"

„Wat was dat?"roept Gunnar. Boven zich op het dak hoor-de hij een klap als van een zweep. Uit de duisternis van een-hoek komt Hallgerd te voorschijn. Het begint in de gevelwan-den te kraken, de balken wankelen. Zij staren omhoog. Rann-weigg begint te schreeuwen: „Ze trekken ons het dak bovenonze hoofden weg!" „Vooruit jullie naar beneden in de zaal!"riep. Gunnar. Hij bukt zich; alles kraakt en rommelt, plankenversplinteren, boven hem wordt alles weggeveegd Hijstaat daar boven alleen en vuurt zijn pijlen af.

„We zullen hem in zijn huis verbranden!" dringt Wird op-nieuw aan. Vertoornd schudt Gissur zijn hoofd.

Intussen is Eilif Onundszoon vanaf de stal in de schaduwnaar het huis komen sluipen. Hij klimt langs de achtermuuromhoog, grijpt de rand vast met zijn linker hand. Met zijnvoeten tegen de balk gesteund richt hij zich op en slaat methet zwaard naar Gunnar deze wijkt achteruit ,--- de span-ning van zijn boog wordt getroffen; ze springt. Met zijnhellebaard werpt hij den tegenstander het dak af en rent detrap naar beneden af, de zaal in. „Snel Hallgerd," roept hij,„maak van twee strengen uit je haar vlug een spanning voormijn boog!" Zij treedt achteruit tegen de muur en glimlachtboosaardig tegen hem. „Han.gt er veel van af, Gunnat?" „Nietmeer of minder dan mijn leven!!' Dan balt ze de vuist en richtzich op. „Nu heb ik je, waar ik je wilde hebben! De kaakslag,die je me toen gegeven hebt, vergeld ik je nu. Niets dan mijn100

Page 105: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

haat zul je hebben!" .,,Hond!" schreeuwt Rannweig. — „Stilmoeder," zegt hij, „laat haar, ieder oogst volgens eigen inner-lijk roem!"

.Hij grijpt naar zijn hellebaard en rende de deur uit naarbuiten: Daar stormen ze van alle kanten op hem" af.

Hij verweerde zich langdurig, tweemaal viel hij, met won-den bedekt, sprong hij toch telkens weer op. Eindelijk storttehij voor zijn deur in elkander.

In een cirkel schaarcién ze zich om hem heen. Hij lag opzijn rug, zijn lippen samengeperst, streng en stevig het gelaat,als weerde hij zich in zijn dood nog genaderd te worden.

Lang staarde Gissur stom op hem neer. „We hebben daareen geweldige neergeveld en ik vrees dat .zijn roem groter zalworden dan het werk dat wij geleverd .hebbenl"

De vrouwen traden let huis uit. Gissur wendde zich tot demoeder, die op. haar doden zoon neerkeek. „Wil je ons onzeslachtoffers een plek op je eigen grond toestaan om hen te be-graven?" Zij keek op en haar gelaat beefde. „Niet hen alleen,het liefst jullie allemaal!" „Je hebt veel verloren," • sprak hij,„daarom is het je niet kwalijk te nemen!"

Hij verbood zijn mannen te plunderen en ook maar het ge-Tingsté in huis en hof aan te roeren.

Toen ze zich gereed maakten om te vertrekken, zei Thor-gein „Het is het beste dát we voorlopig bij elkaar blijven,want het zou zwaar vallen om elk afzonderlijk op zijn hof-.stede de zonen van Sigfus te weerstaan!" En hij stelde voor"om met hen, alle naar Oddi aan de grens van de gouw in het\Vesten te vertrekken;

Daarmee waren allen het eens en ze reden weg.Hroald, de zoon van Geir, beroemde er zich in Oddi bij alle

mensen op dat hij Gunnar de doodsteek had toegebracht, enThorgeir Starkadszoon beroemde er zich op dat hij hem deeerste wond had toegebracht. Gissur rimpelde zijn voorhoofden keek duister, wanneer hij dergelijk gepraat hoorde.

101

Page 106: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

„Wat scheelt je vriend?” vroeg Geir hem, „voor we onzewraak op Gunnar genomen hadden keek je vrolijker!"" „Het moest zo zijn," zei hij, „maar geloof je, dat ik mij erop

verheug een held te hebben neergeveld voor zulke wichten alsde meeste zijner tegenstanders zijn?"

De droefheid van Njal om zijn vriend was groot en in dehele gouw waar men zijn oor. ook te luisteren legde, hoordemen kwaad over de doodslag spreken.IN DE GRAFHEUVEL.

Op Haldenende werd een grote grafheuvel opgeworpen;daar zette men Gunnar bij, rechtop in zijn zetel, de purperenmantel om zijn schouders, de helm op het hoofd, met het ge-laat naar het Oosten, de trouwe hond aan zijn voeten. Rann-weig nam zijn hellebaard en verbood ieder eraan te komen.

Sedert de dood van Gunnar was Rannweig zo hard voorHallgerd, dat deze het er niet langer kon uithouden en metGrani naar Grieszach vluchtte naar Gerd, haar dochter.

De oude vrouw woonde nu alleen met 1-1•5gni en de knechtsen meiden, die zeer bedroefd waren over de dood Van hun ge-liefden heer.

Op zekere avond, toen zij naar bed wilde gaan kwam deherdersjongen de vrouwenkamer binnen, bleek als een dode.Hij was langs de grafheuvel gereden in het donker, toen hijvan binnen uit een licht zag stralen en in de schijn daarvanzag hij Gunnar zitten alsof hij leefde — hij zag er vrolijk uiten het kwam den jongen voor dat hij zong.

„Zal ik het Hiigni Vertellen, meesteres?" vroeg hij. — „Nee,want hij zal het toch niet geloven, doch maak je gereed omnaar Njal te gaan en vertel hem alles haarfijn!"

Njal liet zich tweemaal achter elkander deze mare door denherdersjongen berichten; toen beval hij Skarphedin zijn wa-pens op te nemen en naar Haldenende te rijden om Hiigni ter-zijde te staan. Daar werd de gast met vreugde door moederen zoon ontvangen.102

Page 107: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

Op zekere avond weinige dagen, nadat hij gekomen was— de maan kwam af en toe achter donkere wolken te voor-schijn — liep hij met Hiigni ten Zuiden van de grafheuvel enplotseling was het hun alsof de heuvel zich opende; vier kaar-sen brandden er aan het hoofdeinde van 'den dode, die geenschaduwen wierpen; hij echter had zich in zijn zetel omge-keerd, keek naar de maan omhoog en zong, terwijl de hondaan zijn voeten luisterend zijn kop ophief duidelijk kondenze de volgende woorden vernemen:

Nu rust ik in mijn heuvel en denk met vrolijk hartAan dagen, vol van roem en dappere dadenToen schurken kwamen en ik nimmermoeHet wrekend zwaard hen om de oren zwaaide!

Eén erfgenaam liet ik achter op aardeDie de zaak zal volbrengen zijns vaders,Die in trouw mij, als dode, steeds zal gedenken,Zoals ik, bij leven, mijn zoon heb verzorgd.

Toen ging het licht uit en de heuvel sloot zich weer toe.Roerloos stonden de twee in het donker. --- „Zou je dat ooitvan iemand geloofd hebben, wanneer je het niét zelf beleefdhad?" mompelde Skarphedin. „Niemand behalve Njal, jevader alleen!" „Het gaat om grote dingen, wanneer de dodende levenden verschijnen!" sprak de zoon van Njal, „en ik ge-loof dat er een waarschuwing in zijn gezang lag, die zich totjou richtte, vriend!"

De tranen kwamen 1-143gni in de ogen. „Ik ben nog eenknaap, hoe zal ik alleen tegen die overmacht vechten?" „Weesmaar gerust: nu wil ik Gunnar gedenken, hoe hij zich gedroeg,toen wij zijn neef Sigmund versloegen. Kom mee naar huisen haal de wapens van je vader! Treuzelen deugt niet!"

Toen litigni naar de hellebaard aan de muur van de halgreep, trilde het schril door de lucht. Rannwei .g rende het

103

Page 108: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

slaapvertrek uit, haar grijze haren stonden boven het mageregelaat recht overeind. „Wie waagt het om tegen mijn gebodin naar Gunnar's wapen te grijpen?" „Ik, grootmoeder!" riepHi5gni, „ik wil ze vader in het Walhalla brengen!"

Toen greep ze met haar handen naar zijn arm en haar ogenvlamden. „Hanteer ze roemvol en wreek hem!"

Toen Skarphedin en Fii3gni van huis reden, vlogen tweeraven met hen. mee en begeleidden ze op de hele weg naarOddi. Daar echter hadden IVRIrd en Thorgeir en Skarkad zichvoor een paar dagen van elkander gescheiden om op hun goe-deren een en ander te regelen.

DE WRAAKNEMING VAN DEN ZÓ0N.

Toen de beide vrienden de hofstede voor zich zagen opdui-ken, liep de dag al ten einde. Zij stegen van hun paarden,brachten ze van de weg af en voerden ze in het kreupelbosaan de oever van de rivier en gingen zelf in het struikgewasliggen, tot het al aardig begon te schemeren. „Kom nu!" fluis-terde Skarphedin en richtte zich op.

Op de weide voor de hofstede lag de kudde en glansde inde schemering als rotsblokken. „Wacht hier!" fluisterde hij,„ik open het hek!"

Toen hij terug kwam, dreven ze het vee met elkander naarbinnen. Toen verborgen ze zich achter het hek.

Voor het huis liepen twee mannen met speren in hun han-den. „Jaag-de kudde Hroaldl" riep önund van Trollenwoud.104

Page 109: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

Ze jaagden het vee de poort uit. „Wie heeft dat hek ge-opend?" vroeg Conund.

„Ik!" dreunde het. Skarphedin was voor hem gesprongen envelde hem neer.

Hroald had zich op litigni geworpen 'en stiet hem met zijnspeer, likigni sloeg de schoft in splinters en zwaaide hen dehellebaard in de hersenen. „Goed zo kerel!" riep Skarphedin,„nu zoeken wij die drie onder de Driehoorn op!"

In de zaal te Oddi stond Geir van tafel op. „Waar blijvendie twee toch zo lang? Komt, we zullen ze helpen!"

Hij liep met - twee kameraden naar buiten. Op de weide wasgeen stuk vee meer te ontdekken. Zij liepen naar het hek waarze Hroald' en önund in hun bloed vonden

In het vroege ochtendlicht stegen de toppen van de Drie-hoorn bleek uit de schemering van het dal omhoog. Voor dehofstede stonden Skarphedin en Hi5gni: in de verste verte be-woog zich niets. ,,Nu moet je leren hoe men domkoppen lokt!"sprak de oudste der twee. Hij klom op het dak van de stal,vandaar op het dak van het huis en begon aan het mos van degevel te, verzamelen, alsof hongerige runderen eraan plukten.Binnen hoorde men beweging. Daarna een gebrom: „Neem dewapens mee, zoon!" „Waarvoor?" werd er geantwoord.„Voorzichtigheid heeft nog nooit iemand schade gedaan."Starkad kwam de deur uit. Skarphedin sprong van het daknaar beneden en sloeg hem neer. Thorgeir rende naar vorenmet de bijl in zijn vuist: ritlgni slingerde hem de hellebaard inzijn borst.

„Vooruit, naar Ms5rd op Groot Tempelhofl" riep de zoonvan Njal.

Onderweg vingen ze hem alleen op. Hij viel op zijn knieënen smeekte om zijn leven. HZ3gni wilde niet. Toen glimlachteSkarphedin verachtelijk. „Laat den kerel lopen! Het schurken-bloed in die aderen is tenslotte die plagerij die we met zijnzwager Gissur zouden krijgen niet waard!"

105

Page 110: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

Dus gaven ze hem vrij, hij moest echter een geweldig los-geld betalen.Nauwelijks echter zat hij weer veilig op zijn hof-stede of hij knarsetandde vol woede: „Die gekken! Ze hebbenhem laten lopen, die geheel alleen Gunnar versloeg, al washet dan niet dat hij met het wapen voor hem had gestaan. Hunverachting zal hun duur te staan komen!"

Te Oddi zat de Hoofdman Geir voor het lijk van zijn zoon.Gissur trad op hem toe: „Help mij nu mijn daden wreken,vriend!" gromde de vader. Toen schudde de Hoofdman zijnhoofd. „Laat gaan, raad ik je aan! De handen, die H•ligni te-gen Hroald ophief, waren reiner dan de onze tegen Gunnar!"

,,je laat me in de steek?" „Betaling van boete voor je zoonkan ik je wel bezorgen maar geen wraak! Of wil jij alle—entegen de hele gouw vechten? Tegen de zonen van Sigfus enNjal benevens zijn zonen en neven? Weet je wat Asgrim opAchenzunge gezegd heeft? De speer, die Gunnar trof, had hijzijn eigen hart geveld! En zo zal het nog vele te moede zijn!"

SLOTWOORD.

Onder rotsen op het veld, waar de grote jaarlijkse volks-vergadering bijeen kwam, staat Njal. De tegenstanders zijntot een vergelijk gekomen en hij heeft bereikt wat hij wil. Deaanslag op Gunnar, om het even of hij vogelvrij was, is ver-rekend met de boeten 'alsof de doodslag op een man vrij vanschulden was gepleegd. Dan kruist hij de armen over de borsten spreekt zacht tot de luisterende menigte, toch zo, dat menhem tot in de verste verte in deze stilte kan verstaan: „Zoalshet Gunnar vergaan is, dat was een beeld van het leven, zowas het altijd in het leven geweest, zo is het nog en zal hetaltijd zijn: de kleinen, verslaan door hun hoeveelheid den,grote! Want hen is alleen het snel voorbijgaande leven gege-ven, zij verdwijnen dan ook zonder sporen achter te laten, enalleen de grote is onsterfelijk!" 106

Page 111: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

TWEDE DEEL.

NJAL EN ZIJN ZONEN.

Page 112: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn
Page 113: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

* EERSTE HOOFDSTUK: THRAIN.

* IN DE VREEMDE.

Van Thrain is te vermelden dat hij een voorspoedige over-tocht naar Noorwegen had en dat hij spoedig tot aanzien ge-raakte. Hakon jarl, de vurige heiden, was in die tijd heer enmeester over het land. Thrain behoorde drie jaar lang tot zijngevolg en liep menig flink lidteken voor hem op. Toen verhiefJarl hem tot een aanzienlijk man en schonk hem een voortref-felijk zeilschip, dat hij noemde naar de bontgekleurde schedelvoor op de steven en wel ,de Gier'. Op zekere dag lag ThrainNoordelijk van Drontheim in de haven voor anker, waarHakon zijn hof hield, toen een statig koopmansvaartuig aan-kwam zeilen en aan land stiet. De scheepsleiding, die vanboord steeg, waren de zonen van Njal, Helgi en Grim.

Zij waren op hun uittocht door stormen uit het Noordennaar Schotland uit de koers geslagen. Nauwelijks waren zemet moeite en ellende in een Fjord geland, of ze werden doorzeerovers overvallen en hun reis naar de vreemde zou hiereen einde gevonden hebben, wanneer niet op het laatste ogen-blik aan de spits van tien schepen een landsman wao komenaanzeilen, een vlootvoogd uit het gevolg van den hoofdmanSigurd van de Orkaden. Hij heette Kari en was de zoon van

109

Page 114: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

Stilmund, en een wakkere knaap. Toen werden de rovers overde kling gejaagd. Kari werd voor de geredden een trouwevriend. Hij nam hen mee naar het hof van Sigurd en in diensdienst verwierven ze zich spoedig rijkdom en roem. Nu warenze met hun landsman, die de pacht van den Orkadenhoofdmanaan zijn opperheer zou overbrengen, naar Noorwegen gezeild.Onderweg had onweer hun schepen uit elkander gejaagd enzo waren de zonen van Njal in de haven van Lade geland.

Groot was hun vreugde niet, toen zij daar het eerst opThrain stuitten en ook van zijn kant was de begroeting maarkoel. Maar spoedig zouden ze, meer dan de zonen van Njallief was, met hem te doen krijgen.

De Mordhrapp heette een IJslander uit de Oostelijke land-streek, een woeste gezel, die wegens zijn wandaden zijn va-derland had moeten verlaten en naar Noorwegen vertrokkenwas; daar had hij onderdak en bescherming gevonden- bijHakon jads besten vriend, Giidbrand, de Grijze. Hrappvergold dit door Gudbrand's dochter te verleiden, meerderevan zijn mensen te verslaan en tot slot in te breken in zijnhoofdtempel om er de schatten uit te roven en hem daarna inbrand te steken. In de wouden opgejaagd door de mannenvan Jim:1, vluchtte hij naar zee, naar de haven van Lade.

Thrain stond juist aan boord van zijn schip geleund. Alseen wolf kwam Hrapp met machtige sprongen door het kreu-pelhout van het strand aangevlogen, hij rende op het draken-schip af, zijn kleren waren aan flarden en hij hijgde: „Bergme, landsman!" Van boven af keek de ander hem scheef aan.„Ik geloof dat jij gruwelijke haast hebt, wie jaagt je dan op,Hrapp, en waarom vervolgen ze je?" „Dat zal ik je later ver-tellen!" „Nee, zo komt de zaak tussen ons niet in orde!" „Ikheb uit Gudbrand's godenhuis de schatten geroofd en ze inhet woud begraven: ik deel ze met je!" „Op het dak zit de

110

Page 115: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

duif, mijn vriend. En duur zou ik die - rijkdom moeten betalennamelijk met de vriendschap van Jarl!" Hrapp liet zich op eensteen neervallen, zijn hoofd tussen zijn vuisten. „Welnu, danzullen ze mij tot jouw smaad hier voor je ogen verslaan!"

Thrain fronsde zijn voorhoofd, tenslotte was die kerel tocheen landsman van hem en wat betreft die schatten' , wie weet,misschien kon men er toch nog eens aankomen. „Vooruit bergje in het schip, maar vlug!"

Nauwelijks hadden ze in het laadruim de bodem uit een tongeslagen, was hij erin gekropen en het vat opnieuw dichtge-spijkerd of daar kwamen ook ál---zijn vervolgers aanrennen,voorop met wapperende baard en vuurrood hoofd Jarl Hakonzelf. Hij trok zijn paard hoog en hief dreigend zijn vuist. „Deschobbejak rende hierheen: Thrain, heb jij hem verstopt?",,Neen heer!" zei Thrain. „ Je liegt, we hebben het zelf ge-zien! Is dat je dank dat ik je aanzien heb gegeven? Op hetdrakenschip, dat ik je geschonken heb, wil je den tempelrovervoor mij verborgen houden?" Thrain haalde zijn schouders op.„Gaat U zelf kijken, heer, zoekt U het hele schip door!"

Jarl steeg met zijn gevolg aan boord

Vanaf de reling van hun zeilschip keken de zonen van Njalnaar de drukte op het andere schip. De stuurman, een Noor,trad op hen toe. „Die daar met die gouden helm is Hakon Jarlzelf, ik ken hem, wanneer hij dien vluchteling vervolgt danzal het niet gering zijn wat hij misdaan heeft!" „Dan zit hijmooi in de klem, die Thrain!" riep Helgi. — „Het zal niet zoerg zijn, heer: je moet maar denken dat ze hem goed in eenzoutvat verborgen hebben! Kijk maar, daar komen ze al weerterug zonder den knaap! Ze hébben voor niets gezocht!"

Ginds sprongen de vervolgers in het zadel en draafden ophet schip van de zonen van Njal af.

111

Page 116: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

„Aha,” riep Grim, .„drigt nu het onweer naar ons over! Devraag is nu moeten wij terwille van Thrain de waarheid ver-helen of onze eigen hoofden eraan wagen?" „Wanneer wijhet niet doen danleveren we Thrain: aan Hakon's mes uit enmij- dunkt dat het niet goed is andere voor ons de schuld telaten betalen, zo lang we hopen ze zelf te vereffenen!"

jarl 'kwam met de zijnen aandraven. „Hé jullie daar, wiezijn jullier'. „IJslanders, heer, de Zonen van Njall" „Hebbenjullie niet gezien dat de vluchteling daar in dat schip verstoptwerd?" „Wij zijn vreemden, heer, en bekommeren ons niet omdingen, die ons niet aangaan!" „Willen jullie uitvluchten zoe-ken? Vooriiit mannen, aan dek!" De mannen stormden naarboven. Hij klom de scheepsladder op achter hen aan en gingvlak voor de zonen van Njal staan. „Vooruit, vertel op!" Eenvan de mannen uit het gevolg riep: „Ik geloof dat ze zelf deMordhrap verstopt houden!"

„Boei ze!" schreeuwde Jan, „zit hij hier dan knopen wejullie naast hem aan de mast op!"

Toen werd er achter hem gegild: „Heer, zie eens, ThrainrHakon keerde zich snel om: met gebolde zeilen- voer de

draak zee in. Van de achtersteven klonk het over het water:

Spreid je vleugels en zwierover de schuimende golven, o Gier!Geen keten kan ons de vrijheid ontnemenWat zou je ons hangen, wanneer je ons zoudt vangen,

o Vorst!

jarl schudde woedend zijn vuisten en stampvoette op degrond. „Dat heb ik aan jullie te danken," schreeuwde hij dezonen van Njal toe, „dat mij die daar ontsnapt! Ik zal jullieleren; jullie koppen zal ik van jullie romp slaan!"

De schemering was aangebroken. Helgi en Grim lagen op112

Page 117: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

hun knieën, de handen op hun rug gebonden. jarl trok zijnzwaard uit de schede. Plotseling trad uit het gevolg Erik, zijnoudste zoon, op hem toe. „Kijk, vader, de zon is ondergegaan.Een rechtvaardig gericht wordt bij daglicht voltrokken,Vader! Wacht nog, tot morgen!"

Grommend stak Jarl-zijn zwaard weer in de schede Boven de bocht van de haven is de maan weer opgegaan

en schijnt over het spiegelgladde water. In de verte bruist debranding. Aan dek van hun schip liggen de broeders naastelkander, de armen op hun rug gebonden en in het laadruimbeneden snurkt op warme bedden de bemanning van Jan. Zezijn verloren. Waar vandaan zouden ze hier in de vreemdehulp moeten verwachten?

Plotseling komt er in de schemering iets aanruisen; een zeilschemert en valt langs de mast neer, men hoort het geluid vanroeispanen; een drakenschip komt de haven binnendrijven,stemmen klinken op, het schip stoot op strand

,,Kari!" fluistert Grim. „Hij is het," mompelt Helgi,„vooruit naar hem toe als we kunnen!" Naast hem ziet hijiets in het maanlicht blinken. Het is een bijl, die in de grondstaat. Hij rolt er zich langzaam van rug op rug heen, voor-zichtig, opdat de mensen beneden niet wakker worden. Hijwrijft zijn geboeide arm tegen de .snijkant van de bijl. Hettouw scheurt, het scherpe staal dringt in zijn vleesch, bloedvloeit uit de gewonde arm Hij keert zich op zijn anderezijde en zaagt op dezelfde manier het touw door

Beneden in het laadruim tilt iemand zijn slaperige hoofd op:kletste daar niet iets op het water? Maar hij valt alweer ver-moeid terug

De volgende morgen zat Janl Hakon met een somber gelaatin de koningshal te Lade. Voor hem aan zijn rechter handstond Kari, de gezant van vorst Sigurd, slank en kaarsrecht,zijn hoofd met hef weerspannige krulhaar fier omhoog. Aan

113

Page 118: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

zijn linker hand, op een hoopje gedrongen stonden de man-nen, die de zonen van Njal hadden moeten bewaken. Hakon,gezeten op zijn hoge zetel, boog zich voorover. „Is het- waar,Kári, wat zij hier zeggen: heb jij die beiden, die ons ontvluchtzijn op je drakenschip verborgen?" ?Ja heer, zo is het: ik hebze als gezant-van Sigurd in mijn bescherming genomen, wantzij behoren tot zijn gevolg!"

jarl schrok op. Toen legde zijn zoon achter hem zijn handop de schouder en bóog zich fluisterend over hem heen: „Va-der je boosheid had je gisteren overmand, wees blij, zo raakje het beste deze lastige lieden kwijt! Een dergelijke bloedigedaad had je weinig eer maar veel verdriet bezorgd, want zijstammen uit een edel geslacht!"

Toen Kari de andere dag met de zonen van Njal uit de ha-ven van Lade in volle zee voer, legde hij zijn arm om beiderschouders en sprak: „De nood heeft ons vast aan elkanderverbonden, en nu, dunkt me, moesten wij nimmermeer schei-den, makkers!"

En toen een jaar later Helgi en Grim de Orkaden wildenverlaten om naar huis terug te keren, nam ook hij verlof vanzijn heer en scheepte zich met hen in naar IJsland.

114

Page 119: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

OUDE SCHULDEN.

Intussen woonde Thrain, aan Jarl ontvlucht, op zijn gemakte Grieszach en zijn beschermeling, der Mordhrapp hield zichvoortdurend bij hem op: vanaf het eerste begin had hij zichop goede voet met alle huisgenoten weten te stellen, in hetbijzonder met Grani. Het best verstond hij zich toch met diensmoeder, Hallgerd, wier schoonheid nog steeds van haar goud-rode haren glansde en uit haar stevige en trotse gelaatstrek-ken sprak.

Alleen 1-16skuld Thrain. szoon, haar kleinzoon, die tot eenaardigen knaap opgroeide, zo vriendelijk hij anders iedereenmet zijn blauwe ogen aankeek, wilde zich maar niet aan dennieuwen gast wennen en wanneer deze 's avonds tussen demannen aan het haardvuur zat te pochen, dan sloop hij zachtnaar Gerd in de vrouwenkamer. ,.Wat is er, kind? Hebbende mannen je weggejaagd?" Hij schudt zijnhoofd. „Ik wil nietgraag daar ginds zijn, moeder. Zijn woorden zijn net zo on-rein als zijn handen — hij liegt!"

Toen Thrain hoorde dat de zonen van Njal veilig op Berg-thorsbhi uit de vreemde waren teruggekeerd, fronsde hij zijnvoorhoofd en er viel acht dagen lang niet met hem te praten.Hrapp echter grijnsde.

„Naar ik hoop hebben ze zich hersteld van de schrammen,die ze terwille van ons hebben opgelopen, die goede jongens!"En Hallgerd riep: „jarl Hakon is oud geworden dat hij hen ermet'cle schrik van af heeft laten komen; ik had die gekkengaarne een rustplaats onder de graszoden van Noorwegengegund!"

Niet lang daarna kwam Witird Walgardszoon bij hen te gasten vertelde hun nieuws uit de gouw. Het belangrijkste wasdat de verwanten van Njal' -machtig in aanzien gestegen wa-ren, sedert Helgi en Grim den kampvechter Kari met zichmeegebracht hadden. Hij was niets anders dan een zoon in

115

Page 120: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

huis. Hij eerde den oude als een vader en week niet van Skar.phedin's zijde. „En Mars jongste, Helga, heeft hij tot vrouwgevraagd en men zegt dat van de winter hun bruiloft plaatszal hebben. En daarna zal iedereen op zijn hoede moeten zijn,die de zonen van Njal vroeger iets geleverd hebben!" ,,Bedoel je mij?" gromde Thrain. „Hoezo?" sprak Mi5rd, „datzij bij Janl in de klem raakten, dat kon jij toch niet helpen,dat was hun eigen kwaad gesternte! En .dat .wat die Sigmundindertijd betreft dat zijn afgedane zaken! je hebt gelijk, vrien-delijk praten ze nu juist niet over je, en wat Thora van jouHallgerd vertelt, dat. zou ik hier niet graag herhalen!" „Voor-uit, vertel op!" siste ze. -..., „Nu ja, wanneer men het goed be-schouwt is het ook alleen maar om te lachen. je zou hier meerdan goede vrienden met Hrapp geworden zijn dat moet zegezegd hebben, zegt men!"

Maar nárd reed ook naar Haldenende en vertelde daarhoe ze te Greszach over Grim's en Helgi's wonden gespothadden en over de schrik, die Jarl hen aangejaagd had. , Zijbeiden werden rood tot over hun oren, ze haalden echter hunschouders op en zeiden dat het hen niet de moeite waard wasvrouwenpraatjes te achterhalen.

Toen echter 'spoedig daarop 6n zwager Ketil Breitbart vonWalden, de zoon van Sigius, hen opzocht om slachtvee van.hen te kopen en toen de ouden reeds naar bed waren, de jon-gen met hem om het haardvuur zaten, _sprak Helgi: „Hoe zitdat eigenlijk met je broer Thrain? Je weet wat wij uitgestaanhebben, opdat Thrain en I-Irapp vrij konden komen. Daaromdachten wij dat hij onze nood en onze wonden vrijwillig zouboeten, maar nu heeft het alle schijn dat wij erom moeten ma-nen. Wil jij hem zijn geheugen eens opfrissen?" Ketil krabdezich achter de oren, dat was een netelige geschiedenis, wantThrain heeft een _harde kop, wel zo hard dat het leek of desmid in Walden hem uit louter ijzer vervaardigd had! Maarterwille van de vrede wilde hij het proberen.

116

Page 121: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

Toen hij van Grieszach terugkwam, keek hij zuur. „Ik wilniet herhalen wat hun antwoord was op jullie boodschap. Ikzelf heb niets dan ergernis voor mijn goede wil ontvangen. Zescholden dat mij mijn zwagerschap meer waard was dan mijnbroeder!" Met deze woorden reed hij weg.

„Hij wil niet goedschiks!" riep Grim, „wat nu?" „Ik geloofdat wij vader de geschiedenis niet langer mogen verzwijgen,"sprak Kari, „want ze zouden ons tenslotte over het hoofdkunnen groeien!"

Hun stiefbroeder Rolf hadden zij van deze zaak niets ver-teld. Sedert Kari in huis was, hield deze zich meer bij zijnmoeder Hrodny te Borg op, dan bij zijn vader en dat was ooknodig daar ze al een dagje ouder werd

Njal schudde mismoedig zijn grijze kop, toen zijn zonen hemvan deze twist vertelde. „Had het mij toch eerder gevraagd,ik zou je aangeraden hebben die oude geschiedenis niet op terakelen! Nu echter, nu jullie het al gedaan hebt, gaat het . omjullie eer en dan blijft er voor jullie niets anders over dan datjullie nu zelf eist, wat jullie toekomt. Ofschoon het mij duindelijk is dat jullie zonder wapengeweld niets met Thrain be-reikt! En dat zou tot een oorlog kunnen leiden, waarbij meermannen dan hij en jullie hun leven verliezen!" „Hoort vadereens!" riep Skarphedin en zijn ogen fonkelden, „wat is hij tochvredelievend, maar wanneer het hard tegen hard gaat, danblijkt het dat hij zijn kop niet minder hoog draagt dan deanderen!"

De morgenzon scheen door .het venster in het woonvertrekte Grieszach. Op de bank binnen lag Hrapp uitgestrekt te ga-pen. Plotseling kwam Hallgerd binnengerend. „Sta op luilak!"riep ze, „je redders komen van Bergthorsbal gereden, die zulje toch wel willen begroeten!" Hij sprong op en stormde naarbuiten.

Voor de deur stond Thrain met de helm op en stak zijn

117

Page 122: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

hand uit naar zijn speer. Om hem schaarden zich Grani Gun-narszoon, twee zonen van zijn broeder, jonge luiapen nog, ende knechten: allen varen gewapend.

Van beneden uit het dal kwamen de zonen van Njal aan-draven. Ze stegen voor de poort af, bonden de paarden aanhet hek en liepen op het huis toe. Skarphedin met zijn helmvoorop, de strijdbijl in de 'gordel, hij werd gevolgd door Kari,Helgi en Grim. Toen zij de anderen, die in de deur stondennaderden, bleef hij staan en keerde zich naar de zijnen om.

„Het schijnt dat men zijn gasten hier niet groet, welnu, danheten we ons zelf welkom!"

Hallgerd drong zich tussen, de mannen naar voren. „Denduivel zal je welkom zijn, bloedhond met je strijdbijl, nietons!" kijfde ze. Skarphedin glimlachte. „Voert hier Hrapp'sbijzit het woord voor jou, Thrain?"

Hallgerd sprong op.Toen trad Helgi naar voren. „Onze tocht geldt jou, huis-

heer. Ik vraag je of je ons vergoeden wilt, wat wij aan won-den en smaad hebben geleden?"

Thrain keek verachtelijk vanaf de drempel van zijn deuromlaag. „Ik had niet gedacht dat jullie met je smaad en won-den handel zouden drijven. Eenmaal echter heb ik het reedsafgewezen --- hoe lang moet deze bedelarij' nu nog duren?"

Hrapp grijnsde. „Hebben jullie nog niet genoeg? Het lotheeft tussen ons allang beslist. De handboeien kreeg hij, diehem toekwam en wij kwamen vrij!"

„Praat niet langer met zo'n lomperd!" riep Skarphedin, „wezullen hem zijn grauwe huid nog wel rood kleuren te zijnertijd, broeders!" „Dan zal mijn bijl eerder in jullie schedelstaan!" bulkte Hrapp.

„Mestbaarden!" schreeuwde Hallgerd, „veegt jullie eerstmaar de mest van jullie snoeten! Zonen zonder baard, ver-trekt!" Skarphedin zag haar in de gloeiende ogen en een grim-mig lachje trok over zijn strak gelaat. „We gaan al, maar ver-118

Page 123: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

trouw erop, dat we terugkeren!" „Dan zul je een hete brij te.lepelen krijgen!" En toen brulden ze hen allen tegelijk na totzij achter het hek verdwenen waren......

„Hebben jullie getuigen voor wat ze jullie gehoond heb-ben?" vroeg Njal, toen zijn zonen hem berichtten hoe het henin Grieszach vergaan was. — „Die hebben we niet nodig,"zei Skarphedin, „want deze strijd wordt met de wapenen uit-gevochten!"

In de late herfst overleed te Grieszach Thrain's vrouwGerd, nadat ze de hele zomer door gehoest had, bijna onge-merkt, als op een heldere dag een vergeten lichtje uitgaat,was haar sterven, want zelfs haar moeder had zich weinig omhaar bekommerd. Alleen Báskuld week niet van het doods-bed, zo lang ze in huis lag en 's nachts huilde hij zichzelf inslaap. Overdag echter keek hij helder uit zijn ogen als altijd.

Niet lang daarna vierde men op Bergthors,bhl de bruiloftvan i<ari met Helga. _ Hij had zich een hofstede in de buurtgekocht, doch hield zich meestentijds bij Njal op, evenalsdiens zonen.

DE STRIJD OP HET IJS.

Het liep tegen het einde van de winter. Nog lag de woud-rivier met spiegelglad ijs bedekt, alleen in het midden had destroom een flinke geul, ongeveer een speerworp breed, opengehouden, maar ook hier en daar nog liep er een ijsbrugover heen.

Op zekere morgen, toen de dagen al langer werden, reedThrain met zijn makkers over zo'n brug om zijn broeder Ketileen bezoek te brengen. Meer dan een week waren ze daar tegast, acht man sterk, waaronder Grani, Hrapp en de tweekleinzonen van Sigfus. Ketil'slauurman, Runolf de Zandgo-denzoon, was ook aanwezig en beiden probeerden Thrain dik-wijls te bewegen zich met Helgi en Grim te verzoenen en hen

119

Page 124: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

het • onrecht. te vergoeden. Hij echter antwoordde steeds dathij nooit een penning zou betalen . en voor het overige was. hijgereed om het tegen allemaal op te nemen, die wat van .hemwilden. En toen ze bij het afscheid hem aanrieden voorzich-tigheidshalve een andere weg te gaan,.. haalde hij vol ergernisde schouders op „Jullie lijkt wel door die ouden zonderbaardbehekst, dat jullie zo bang zijn!"

Op Bergthorsbhl echter ontving Skarphedin door rond-trekkend . volk elk ogenblik bericht over alle wegen, die

.Thrain reed Op zekere nacht werd Njal door . een zacht gekletter wak-

'ker. Hij trad naar buiten. De maan scheen .helder en hij zagvier donkere gestalten door de hoofdpoort vertrekken. Hetwaren Kari en zijn zonen, voorzien van wapenen.

„Waar gaan jullie heen, Skarphedin?" Deze keerde zich omen knarsetandde: '„Op de schapenjacht, vader!" „Zo, zo," zeiNjal, „Weer eens op de. schapenjacht! Dat zal dan wel . weernet zo toegaan als indertijd, toen er een mensenjacht werdgehouden!" Hij ging terug het huis binnen. Skarphedin ver-trok spottend de mond. ,,Moet je onze ouwe eens horen. Hetschijnt dat hij lont geroken heeft!" „Hoe was dat indertijd?"vroeg .Kari, „wat bedoelt hij?" „Toen heb ik Gunnar's neef,den zanger verslagen!" „Waarom?" .„Hij had dlizen pleegvader Thord om het leven gebracht, Thrain echter was erbij .

aanwezig en zat aan de kant van de weg toe te kijken!",,Dan gaat het er nu om hem al zijn schulden ineens te laten

betalen, niet waar?" Skarphedin .knikte.Ze schreden verder.In de eerste lichtschijnsels van de komende dag schemeren

de Rotswanden voor hen op, daar beneden blinkt het bredebed van de woudstroom in ijs gekluisterd. „Hier zullen ze zich.het eerst over het ijs zetten!" zei Skarphedin. Hij liep de . an- .

deren vooruit en plaatste zich . in de schaduw van een nauwekloof en ging op een rotsblok zitten, de bijl over zijn knieën.120

Page 125: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

121

Zwijgend ,hurkten ze naast elkander. Het werd lichter.Schapenwolkjes glansden purperrood boven de kloof en ach-ter de blauwgroene gletscher van de Inselferner straalde dezon. Plotseling glinsterde het sneeuwdek aan alle kanten vanvonken, en opende het dal zich ver voor hen uit. „Daar ko-men, ze!" fluisterde Helgi.

Aan de andere kant van de riyier komt Thrain met dezijnen in galop aangereden, op hun gemak pratend en lachend.Plotseling strekt Hrapp naast hem de arm uit. „Kijk, daar-ginds in die bergspleet, daar blinken helmen! Wie zoudendaar in een hinderlaag liggen?" „Dat geldt ons!" riep Grani.„Best mogelijk," sprak Thrain, „en dan zullen het de zonenvan Njal zijn!"

Ginds sprongen de mannen uit de spleet te voorschijn enrenden naar beneden naar de rivier. „Een, twee vier!"telde Grani, „zijn ze-gek? Wij zijn met zijn achten!" „Voor-uit van de paarden en hen tegemoet!" schreeuwde Thrain.zij gleden uit het zadel en liepen aan de oever het ijs op.Ginds renden de vier op de ijsbrug toe. Skarphedin bleef ach-ter. „Wat heb je?" schreeuwde Kari. „Mijn veter brak!"„Vooruit mannen!" riep Helgi, „hij komt ons wel nal"

Skarphedin had zijn schoen haastig dichtgebonden en keekop: de anderen waren hemal ver vooruit. Plotselingtrok hij de bijl uit zijn gor-del, rende regelfecht op deopen geul in de rivier toe enzwaaide met een geweldigesprong over het water,sloeg met gestrekte voetenop het ijs en schoot metslingerende bijl als een pijluit de boog de vijandentegemoet.

Page 126: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

Thrain had juist zijn helm afgelegd en zijn mantel van zichgeworpen of Skarphedin snelde op hem toe en sloeg hem debijl in zijn schedel tot op zijn tanden, keerde zich om en rendein de zelfde vaart verder. Vanaf de ijsbrug kwamen de zijnen.aangerend. „Was dat even een geweldige sprong, Skarphe-din!" riep Kari, „je hebt je deel al bijgedragen, nu zijn wij aande beurt!" Hij smeet met zijn schild een knecht op de gronden stak hem het zwaard door zijn lichaam. Grim stormde opHrapp af, die zijn bijl tegen hem ophief. Toen sloeg Helgi'sstaal hem zijn arm bij de pols af. Zijn afgehouwen hand, waar-in het kletterende wapen, viel met een slag op het ijs. Hrappwankelde. „Daar ligt een vuist, die vele de dood bereid zouhebben!" riep hij. — „Nu zal ze het nooit meer kunnen!"knarsetandde Grini en wierp hem zijn speer in de borst.

Skarphedin kwam van het strand aanslepen met de nevenvan Thrain.

„Hier heb ik een paar wolfsjongen levend gevangen!" „Enhier is de derde!" riep Kari en duwde Grani Gunnarszoonvoor hem uit. — „Sla dat ontuig dood!" schreeuwde Grim,,,dan kunnen ze tenminste geen schade meer aanrichten!"„Daarvoor vrees ik die melkmuilen toch nog te weinig!" sprakSkarphedin, „ook zal het vader niet bevallen wanneer wij eengrotere opruiming houden onder Sigfus' verwanten dan nood-zakelijk is! Loopt jongens wat je lopen kunt,en jij, Grani, jehebt het aan je vader en litigni te danken dat je er levendafkomt!"

Njal staarde langdurig en stilzwijgend in het vuur toen hijde wraakneming op Thrain vernam. Eindelijk sprak hij: „Ikkan jullie niet berispen, want jullie hebt slechts je mannen-plicht vervuld door de smaad met bloed te reinigen. Snel is. deschade aangericht en het zal lang duren voor dit weer goedgemaakt is — wanneer de avond ooit weer vergroeit."

Toen stuurde hij een bode naar Ketil en liet hem zeggendat het tijd werd dat ze de doodslagen aan de rivier bespra-

122

Page 127: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

ken, want hij, zijn schoonzoon, was eveneens Thrain's broederen dus was hij het beste geschikt om als scheidsman tussende verwanten%op te treden. Dat zag Ketil in en maakte- zich.gereed zich onmiddellijk op weg naar Bergthorsbal te bege-ven. Daar beraadslaagden schoonvader en schoonzoon nietelkander en werden het met elkaar eens dat de aanklacht Cipde grote volksvergadering achterwege zou blijven. Inplaatsdaarvan zou Njal de volle boete betalen voor de gevallenen,behalve Hrapp, en zo zouden de twee geslachten met elkanderverzoend zijn. Maar daarmee alleen was de zaak nog niet af-gedaan-. „Een eed verwelkt en verwaait zo snel als de blade-ren in de wind! Een hechtere band dan met woorden allee4iwilde ik tussen ons knopen en daarom heb ik iets bedacht ofhij er ons niet bij zou kunnen helpen, hij die het zwaarst ge-troffen werd door Thrain's dood ik bedoel Ht5skuldjongen!" Maar hierover zou hij te gelegener tijd met hem pra-ten. Voorlopig verzocht 'hij hem den jongen als pleegzoon opte nemen.

Daarin stemde zijn schoonzoon toe en daar zijn broedersinzagen dat het zwaar zou vallen om de wapens tegen de zo-nen van Njal op te nemen en dat zé met een aanklacht op devergadering weinig meer zouden bereiken dan wat Njal hunvrijwillig aanbood, werd dan het vergelijk zonder rechtstrijdtussen de beide geslachten zelf gesloten.

Hallgerd bleef echter op Grieszach wonen en bestuurde hetgoed voor haar kleinzoon.

1-1•5gni op Haldenende was vertoornd op zijn broeder, om-dat hij tegen de. zonen van Njal opgetrokken was. „Hoe is

• het een van ons toegestaan om zijn hand _tegen Skarphedin opte heffen, Skarphedin die onzen vader heeft helpen wreken,al zouden het ook tienmaal onze verwanten zijn waartegen zestrijden!"

Hij kon het niet te boven komen en toen kort daarop Rann-123

Page 128: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

weig op hoge leeftijd stierf, huurde hij een schip en ging zijnzwerftochten over zee in de vreemde maken, zoals de Vikin-gers deden.

DE PLEEGZOON.

Het was tegen het begin van de zomer, een jaar na Thrain'sdood. Op de weide achter de hofstede te Walden speelde dekleine. Htiskuld met zijn buurkinderen, zijn vaste vriendjes.Juist was hij met den langen Erik om het hardst aan het lopenen weldra zou hij het van hem gewonnen hebben of hij hoor-de de knecht roepen dat hij thuis moest komen.

Toen hij de zaal binnentrad, zat op de bank naast zijn oomKetil een lange man, mager, met grijze haren, uit het smallebaardeloze gezicht keken een paar donkere dicht bij elkanderstaande ogen hem onderzoekend aan.

„Groet onzen gast, Fliiskufd!" sprak zijn oom. De jongenstak hem zijn hand toe.

De vreemde trok een ring van zijn vinger, die fonkelde.,,Wil je deze gouden ring als geschenk van mij aannemen?"

De jongen bekeek de ring van alle kanten met welgevallenen knikte. De oude stak hem de ring aan zijn vinger. „Weetje ook hoe het toeging bij de dood van je vader?" „Skarphe-din heeft hem verslagen," zei de knaap, „maar hij heeft eerlijkboete betaald en daarom moet men er niet meer over spre-ken!" „Je antwoord was beter dan mijn vraag. Daaraan zieik dat je een man naar mijn hart zult worden. Weet je, wieik ben?" „Nee," zei de knaap. „Heb je wel eens van Njalgehoord?" „ja, de mensen zeggen dat hij de toekomst weet endat hij nooit liegt!" „Die ben ik," zei de gast, „en nu luisternaar me; ik heb je een voorstel te doen om de dood van jevader dubbel te boeten! Wil je mijn pleegzoon worden?" „Datwil ik!" zei H8skuld.

En zo stond Ketil hem aan Njal af. En hij was nog niet lang124

Page 129: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

op Bergthorsbhl of alle mensen hielden van hem om zijnblonde haren en vriendelijke ogen en vol vertrouwen ging hijmet iedereen aan de hand mee. Tussen hem en de zonen vanNjal werd de vriendschap zo hecht dat zij hem overal mesnamen op hun tochten.

Op Groot Tempelhof spotte Thorkatla, de vrouw vanMiird: „je hebt het wel ver gebracht met je listen, man. Aanjouw bemoeiïngen danken ze het toch, niet waar dat Thrainuit de weg geruimd werd en nu zijn die twee geslachten' nognauwer aan elkaar verbonden dan ooit te voren!" Hij beetzich op de lippen. „Inderdaad, die oude schobbejak verstaatde kunst om zwart in wit te veranderen, maar we zullen eensafwachten hoe lang die heerlijkheid duurt!" Listig loerden zijnsmalle spleetogen én hij richtte zich op. „Wat hij opbouwt,Katla, breek ik af. Ik kom nog wel aan mijn trek!"

125

Page 130: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

TWEDE HOOFDSTUK:DE HOOFDMAN VAN BLANKENHORN.

.HET CHRISTENDOM OP IJSLAND.

Omstreeks die tijd vond er een troonverwisseling plats inNoorwegen. Hakon Janl was door Olaf, den zoon van.Tryggwi, een nakomeling van Harald Scht5nhaar, verdron-gen en daarbij om het leven gekomen. Een verrader, Kark, deknecht had hem in zijn schuilplaats tussen de rotsen, waar-heen hij gevlucht was, de hals afgesneden. Olaf echter waseen even vurige Christen als Hakon een heiden geweest wasen hij stond. zijn zaak zo vurig voor, dat weldra heel Noor-wegen tot het nieuw geloof bekeerd was, want wie het nietdeed, viel onder het zwaard van den beheerder.

Toen dit in IJsland bekend werd ontstond er een geweldigeoproer onder de mensen. Er waren nog vele het geloof hunnervaderen toegedaan en weer anderen die al tot de nieuwe leerwaren overgegaan. Door de hele gouw ontstond er strijd enhaatdragendheid.

In die tijd begon Njal de mensen te mijden. Herdersjongenszagen vaak, hoe hij uren lang eenzaam door de heide zwierfen .ze geloofden hem te horen mompelen, alsof hij tot iemandsprak, dien ze niet zagen.

„Er gaan grote ,dingen gebeuren!" sprak Njal thuis tot zijnzonen. „Ik zie gezichten achter de wolken aan de hemel, gees-

126

Page 131: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

ten worstelen om de zielen der mensen, de ingewanden deraarde beven, de wereld zal veranderen!"

Dankbrand heette een priester uit Bremen in het land derSaksen, groot en breed was zijn gestalte, knoestig als een eik.Een geweldig strijder met Gods woord en niet minder met dewapenen. Deze werd door koning Olaf naar IJsland gezon~den. Hij trok het eiland door, predikte, doopte de mensen enanderen, die zich tegen hem verzetten; versloeg hij. Vele opperhoofden stonden hem daarin trouw ter zijde. In het OostenHall van der Leite met zijn broeders en zonen en zijn schoon-zoon Flosi van Schweinsfels; in het Westen Gest, Oddleif'szoon; in het Zuiden Gissur de Witte en in het bijzonderHjalti uit het Stierachtal, de heethoofd. Toch moest de pries-ter na twee jaar IJsland verlaten, want op de grote volksver-gadering kregen de heidenen de overhand en hij werd metHjalti wegens het belasteren van de oude goden uit het landgebannen.

Maar Olaf Tryggwiszoon's 'ijver verminderde niet. Hjaltitrotseerde de ban, keerde terug en het koningsgeld, werd inhet land in omloop gebracht. Toen in het jaar duizend naChristus' geboorte de grote volksergadering zoals elke zomerplaats vond, waren de mensen zo boos en scherp tegen elkan-der geworden dat alle banden van saamhorigheid barstten.Christenen en heidenen zegden elkaar vrede en recht op en zekwamen reeds met getrokken zwaard op elkander afstormen.Toen mengde de Hoofdman Snorri zich in de strijd enschreeuwde zo danig dat het als een donderslag bij helderehemel insloeg: „Hebben jullie vergeten dat jullie e e n volkzijt, bloedige dwazen!? Wiens God zal het zich tot een eerrekenen, wanneer landgenoten en broeders elkander ver-delgen!"

Verbluft staarden de ergste schreeuwers hem aan, gedu-rende een ogenblik stierf het geraas weg, bezadigde mensen

127

Page 132: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

kregen het woord en na lang heen en weer praten kwamenze overeen dat één man zou beslissen voor hen allemaal welkgeloof er zou moeten heersen op IJsland. Daartoe werd Thor-geir, de zoon van Tffirwi, zowel bij de heidenen, als bij deChristenen, een gezien man, uitgekozen. Want iedereen wistdat er niemand verstandiger was dan hij en onomkoopbaar.Hij verklaarde echter dat hij zijn uitspraak eerst dan wildedoen wanneer allen hem van te voren wilden bezeren onver-wijld en zonder morren zich naar zijn uitspraak te richten, ofhet hen beviel of niet. Daarna zei hij dat hij het eerst met zich-zelf overleggen wilde. Hij ging zijn tent binnen en trok zijnpelsmantel over zijn hoofd. Zo bleef hij drie dagen en drienachten liggen zonder zich te bewegen. Intussen koelden deverhitte hoofden langzamerhand af, de een herkende den an.der weer als zijn landsman en neef. Zij gingen inzien aanwelke rand van de afgrond zij in hun boosheid gekomen wa.ren en .toen Thorgeir eindelijk opstond om zijn uitspraak te

doen, gaven zij allen hun tevre-denheid ermee te kennen. De uit-spraak luidde: Van nu af aan zalopenlijk het Christendom als ge-loof van het volk heersen, wieechter de goden zoals altijd hunoffers willen brengen moeten datin het verborgene doen. En hetzou de mensen toegestaan zijnpaardenvlees te eten, ofschoonhet een heidens offergebruik wasen voor de vreemde bekeerderseen gruwel, want daar zou de ge-mene man het meest onder te lij-den hebben.

Zo heerste er dan weer vredeop IJsland. Vele gingen tot

128

Page 133: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

het nieuwe geloof over, omdat ze inzagen dat dit sterker wasdan het oude. Alleen een zeer voorzichtig opperhoofd in.het Oosten liet eerst een paar oude vrouwen dopen om te pro-beren of :er geen schadelijke toverij bij was en eerst daarnabesloot hij' er zelf toe over te gaan.

Ook Njal en zijn vrouw en zonen en al zijn huisgenoten lie-ten zich dopen. Skarphedin alleen deed het niet. „Ik ben geenander, geworden dan ik vroeger was, waarom zou ik van ge-loof verwisselen? Het bevalt mij niet om ontrouw aan mijzelfte worden!" En toen ze hem Njal's voorbeeld voorhielden,sprak hij: „Hem staat het aan, omdat hij steeds in zijn hart eenChristen was, al hebben ook weinigen, zoals ik, het herkend!"

HILDIGUNN.

Intussen was BiSskuld tot een voortreffelijk -man opge-groeid, verstandig en behendig met -de wapenen. Hij. had langblond haar en een paar ogen straalden uit een vrolijk ge-laat. Vriendelijk kwam hij alle mensen tegemoet. Zo ver zijnpaard hem droeg was hij bemind en -zelfs ruwe gezellen speel-den het niet klaar boos op hem te zijn. Er was er slechts eenen wel MiircrWalgardszoon, die haatte hem als de mol onderde . grond het licht. Njal meende dat het nu tijd weid voor zijnpleegzoon om náar een vrouw om te zien en een eigén huis.touden op te richten. — „Beslis jij maar, vachr," sprak Wis-kuld„,je hebt het nog altijd het beste met ons voor gehad!"...

Hildigunn Starkadsdochter heette een van de mooiste meis.jes op IJsland, verstandig en handig in elke vrouwenarbeid,-doch in de omgang een beetje nors en gesloten. Ze was,gaarnealleen en liet haar dromen naar het land harer wensen vlie-gen, en ze vlogen hoog! Ze woonde bij haar ()om, den hoofd..man Flosi op Schweinsfels in het Oostén van .de Zuidkust,een fraaie en ruime hofstede onder de machtige watervallen,

129

Page 134: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

die vanaf de gletschers naar beneden stroomden. Flosi hieldveel van haar en was haar bij alles ter wille.

Toen ze op een heldere zomermorgen met haar handwerkbuiten zat, kwam vanuit het dal een troep mannen aangere,den, voorop een oude man met helm en gehuld in een blauwemantel, naast hem-een jonge man, het blonde haar onbedekt,met lachende ogen, die straalden als de zon uit lichtbewolktehemel. Het was haar of zij en steek in haar hart voelde en hetbloed steeg haar naar het hoofd zonder dat zij wist waarom.

„Kijk eens aan, Njal met zijn zonen!" riep men achter haar,.het was haar Oom, die in de deur stond. „Een zeldzaam be-zoek en allen nog wel in feestgewaad. Wat zullen die bij onskomen doen?"

Toen de gasten gegeten en uitgcrust hadden begaven Njalen Flosi zich voor het huis om een gesprek onder vier ogente voeren en de oude begon om de hand van Hildigunn voorFit3skuld te vragen. Daarmee was Flosi het wel eens, maar hijmoest bekennen dat hij zijn trotse nicht beloofd had haar aaneen hoofdman te schenken, die een Hoofdmandom bezat endaarmee tegelijk horige mannen. De Hoofdmandommen wa-ren toentertijd in vaste handen.

„Dan moeten we nieuwe scheppen!" sprak NjaI.Elke vierde deel van het land had op de grote volksverga-

dering zijn eigen rechtspraak. Maar wanneer de schepenenhet onderling niet eens waren kon er vaak geen rechtsgeldigvonnis geveld worden en plachten ze het meestal onder elkan-der met zwaard en schild af te handelen, want er ontbrak eeninstelling, die over dergelijke zaken met een twijfelachtige uit-slag in laatste instantie besliste.

Dat bracht Njal op de eerstvolgende volksvergadering tersprake en het gelukte hem de mannen te overtuigen, die voorde wetten zorg te dragen hadden, dat daar verandering inmoest komen. Zo werd dan besloten een vijfde gerecht op te

130

Page 135: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

richten, waar alle zaken die in de afzonderlijke districten nietafgehandeld konden worden, daar in behandeling zoudenworden genomen. En om dit gerecht te bezetten moesten ernieuwe hoofdmaiidommen geschapen worden, want alleenvoor hoofdmannen was er volgens landswet op de schepen-bank plaats.

Toen verwierf Njal een hoodfmannendom ten Oosten vanBergthorsbhl aan de kust voor Hs5skuld, van die tijd heettehij onder de mensen de Hoofdman van Blankenhorn.

„Nu nicht, is het nu naar je zin?" vroeg Flosi op Schweins-fels en lachte.

Toen steeg haar het bloed naar het trotse hoofd, maar zezweeg en dacht: „Ik zou toch bezwaarlijk een ander genomenhebben als .het hem niet gelukt was!"

In dezelfde herfst nog vond de bruiloft plaats op de hof-stede van haar Oom. Ook Mi5rd bevond zich onder de gastenen ging zich met de zonen van Njal bezig houden. „Kijk eensaan," sprak hij, „jullie vader is weer helemaal jong gewor-den. Hij heeft zijn dierbaarst kind, zijn lieveling goed ver-zorgd!" Hij wreef zich in de handen. „Is het niet bijzonder?De zoon van Thrain, dien jullie verslagen hebben, is nu doorde voorspraak van jullie vader Hoofdman geworden!" Skar-phedin keek over zijn schouder. „Dat gunnen we hem!" „Ze-ker, zeken! Hij verdient het, dat zeg ik ook! Alleen dat jullie,de werkelijke zonen van Njal daarbij zijn overgeslagen, daar-over verwonderen de mensen zich en menigeen zegt: ja, die11•5skuld weet zijn voordeel wel te doen!" Grim keek terzijde.„Dat is onze zaak, waar bekommer je je om?"

Hiiskuld en Hildigunn betrokken in de buurt van Bergthors-, biihl de Wtirsahof, en zij konden het goed met elkander vin-den. Njal was veel bij hen en bleef menigmaal overnachten.De knechten en meiden op Bergthorsbhl sprakén er over watdat wel voor een liefde was tussen pleegvader en pleegzoon,

131

Page 136: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

en een van hen zei een beetje spottend, of dat tenslotte geeltafbreuk zou doen aan haar rechten als huisvrouw. Toen wer-den de zonen van Njal verontwaardigd. Maar Thora keekverachtelijk. „Laat ze, woorden van dergelijke onrijpe men-sen doen me geen pijn! Tussen Njal en mij is het altijd zo ge-weest dat niemand er tussen kon komen en zoal het altijd'tussen ons blijven!"

„Wat ben je vrolijk, Miirdl" sprak Thorkatla, toen hij vande bruiloft op Haldenende terugkwam, „meestal wordt men erbedroefd van! Wat heb je er nu weer uitgericht, hè?" Hij flootvoor zich heen. ,,Zaadkorrels uitgestrooid, ze sluimeren welis-waar nog in de aarde, maar te juister tijd zullen ze uit-schieten!"

BOOS ZAAD.

Nauwelijks een uurgaans ten Westen van Grieszach woon-de op iSamstetten een zwager van de zonen van Sigfus. Hijheette Lyting, hij was sterk gebouwd, maar plomp naar--lichaam en geest, een dwaze gezel vol drift, en wanneer dieverbruikt was, was hij hulpeloos en radeloos.

Bij hem kwam op zekere avond M6rd op bezoek. Toen zevoor de bierkruiken gezeten waren, fronsde de gast zijn voor-hoofd. „Zeg eens, buur, rijdt niet sedert enige tijd Rolf Njals-zoon meermalen -langs je hofstee?"

„Bijna elke morgen," bromde Lyting, „wat zou dat?" „Now.Ik meende alleen maar het is namelijk zo dat de mensenzeggen dat hij het doet om jou te plagen!" „Hoezo dan?"„Nou, neef, heb jij dan indertijd iets van het boetegeld vanThrain ontvangen?" „Ik? Geen schilling!" „Zie je wel. Jijalleen van alle familieleden bent er met niets afgekomen..Daarover werd onlangs door de buren gesproken en zij von-den dat die zaak met Thrain nog niet afgedaan was. Jij kon.

132

Page 137: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

ten alle tijde van leer trekken, want jij was niet bij het verge-lijk inbegrepen! Rolf echter had gelachen: ,Dat wil ik weleens zien of hij dat waagt! Ik zal nu elke morgen langs zijnvenster rijden om hem. te honen, maar ik verwed er mijn bestekoe op stal onder dat de lafaard mij niet durft te genaken!"„De schobbejak!" schreeuwde Lyting, zijn gelaat werd zorood als een gekookte kreeft. „Zo, jij hond, is het zo bedoeld!Daarom glimlacht hij altijd wanneer hij mij groet! Maar wachtmaar als ik je te pakken krijg!" „Dat doe je toch niet, Lyting.'„Wat doe ik niet?" brulde hij, „wat de hond hebben wil, kanhij krijgen!"

Acht dagen later zat Miird bij den Hoofdman van Blanken-bom te gast. Biskuld was weinig verheugd en Hildigunn zettehem zwijgend het bier voor. Toen na het eten de tafel leegge-ruimd was, zei MiSrd: „Ik verwonder mij erover dat Njal van-daag niet bij jullie is!" Háskuld glimlachte. „Het komt inder-daad niet vaak voor!" „Dat weet ik, maar geloven jullie ookniet dat het voor jullie een gevaar zou kunnen worden? Waar-Dm vragen jullie? Nu vrezen jullie niet dat de zonen van Njaljaloers zouden kunnen worden, daar ze toch allen zo aan hunvader hangen?" Dé Hoofdman lachte. „Ze behoeven zich nietbang te maken over hun vader's liefde, zijn liefde is toereikendvoor ons allen!" MiSrd schudde bedenkelijk zijn hoofd. „Wel-nu, ik weet niet, maar op de bruiloft liet Skarphedin zo ietsontvallen als dat Njal met zijn Hoofdmandom voor de vreem-de eend beter dan voor zijn eigen- jongen had gezorgd!" 1-1•5s-kuld greep hem bij de arm. „Skarphedin jaloers? Nee, Miird,dat geloof ik niet van je! Ze weten ook wel dat alles wat ikheb evenzeer van hen behoort als van niir

Toen MiSrd weggereden was en Hilskuld, die hem tot voorhet huis uitgeleide had gedaan, terug kwam, zat Hildigunnaan het venster, haar hoofd in haar handen geleund. „Heefthij je ontsteld?" vroeg hij. Zij keek op. „Hij staat me tegen

133

Page 138: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

met zijn stekende ogen. Toch, in vele — misschien heefthij toch niet helemaal ongelijk. Het is maar weinig mensengegeven niet afgunstig te zijn! Je zult moeten opletten, Hi5s-kuld! Want jij," ze stond op en legde beide handen op zijnschouders, „jij bent altijd zonder argwaan!"

HRODNY.

Op haar hofstede te Berg zat Hrodny, Njal's geliefde vanjaren geleden, 's avonds voor de haard. Ze wachtte op haarzoon Rolf, keek in het vuur en dacht aan die oude tijd toenhaar handen, welke nu verwelkt in haar schoot lagen, doorNjal teder gestreeld werden. Zij was hem trouw gebleven; hijhad een ander gekozen. Maar hun zoon had hij haar tot troosten bescherming achtergelaten en hij was altijd een goede va-der voor hem gebleven.

Herders klingelen. De zon gaat onder. „Wat blijft hij van-daag toch lang weg?" dacht ze.

Dan hoort ze een smartelijke kreet in de verte, het zweltaan, klaaggeluiden van vele stemmen dringen nader. Ze ver-bleekt, staat langzaam op. De knechten en meiden stormen hethuis binnen. „Wat is er? „Half! Hij zal het U zelfzeggen!"134

Page 139: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

op de drempel staat de herder, buiten adem. „Vrouw, Rolfligt verslagen in het puin, bij Samstetten onder de hof-stede!" Met beide armen zoekt ze steun. „Wie — heeft datgedaan?" „Lyting en zijn broeders — ze zijn gevlucht in hetkreupelbos aan de Querache!" Ze hijgt naar adem. „Spant depaarden in!" brengt ze er met moeite uit, „ik wil zien waarhij ligt!"

Op de hobbelige weg ratelt de wagen door de schemering.Half trekt de teugels in. „Daar, meesteres!" fluistert hij. In

de schemering onder de rotsen, waar hij bescherming zocht,ligt Rolf met zijn hoofd in een bloedplas. Zij treedt naderbij enbuigt zich over hem heen. Dan richt ze zich op. „Er is nogleven in hem!" zegt ze luid, „laad hem op de wagen, we gaannaar Bergthorsbhl. Njal verstaat het wonden te genezenl"...

In diepe duisternis houden ze voor de hofstede stil. Zijloopt vooraan. Hijgend slepen de knechten achter haar Ronlijk: „Waarheen, meesteres?" Zij loopt de schapenstal in endoet de deur open. „Plaats hem daar tegen de muur!"

Njal komt uit het huis. Skarphedin licht hem bij. Achterhem dringen zijn broeders op. „Wie maakt er zo'n lawaai hierin de nacht? Ben jij het Hrodny! Wat is er? Wek je vrouw,Njal, en gaat allen met me mee!"

Van de muur staart het lijk met open ogen in het met bloedbedekte gelaat hen allen aan. „Rolfl" mompelt de vader. „Dedood heeft hem getekend, hier valt niets te helen! Waaromheb je hem niet de laatste eer béwezen, zoals het behoort enzijn ogen gesloten?" Hrodny richt zich op. „Dat had ik jullietoegedacht, daarom bracht ik hem hierheen!"

Skarphedin knikt. Degene, die hem zijn laatste dienst be-wijst, zweert den verslagene wraak te nemen! Hij buigt zichover zijn broeder en drukt hem de ogen toe.

Thora had Hrodny's rechter hand in de hare genomen endan zakt ze op het haardbankje in elkander.

135

Page 140: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

De broeders sluipen door het kreupelbosje aan de Querach.„Halt!" fluistert Skarphedin. Vanaf de heuvel, die uit hetkreupelbos in het licht der sterren uitsteekt, klinkt stemmergegons. --, „Ze zijn het!"

De morgenzon straalt op het huis van Njal. Hij zit op debank voor zijn huis en kijkt in de verte. Twee dagen al zijnze weg, zijn zonen.

Daar komen ze uit de rotspleet in het Noorden aangeschre-den. Helgi zwaait zijn bloedige speer boven zijn hoofd.

„Hebben jullie ze te pakken gekregen?" vraagt de vader. —„Lyting is ons ontkomen, zijn twee broeders hebben we neer-geslagen!"

Het was avond geworden. Vermoeid van hun wraaknemingwaren de broeders en Kari reeds lang in slaap gevallen. Plot-seling kwam Htlskuld van Wkirsahof aangalopperen. Njalging hem tegemoet. „Lyting was bij mij, vader!" riep hij.„Zo dat had ik wel gedacht en nu wil hij zeker een vergelijk.met ons!" Hi5skuld knikte. „Mijn zwager heeft U veel aange-daan, vader, het valt mij zwaar om over vrede met hem bij Ute komen spreken, en toch wanneer wij deze,vonken niet da-delijk uittrappen, dan worden het vlammen, die al onze hui-zen bedreigen!" „Dat is waar!" sprak Njal, „toch is het goeddat je niet al gisteren gekomen bent, want dan had ik mindergemakkelijk naar woorden van vrede geluisterd! En dit zegik je meteen, dat ik Lyting's doden nimmermeer verreken metRolf. Voor zijn broeders betaal ik geen boete, en voor Rolfeis 'ik de dubbele waarde van een vrij man!" „Hij is tot allesbereid. Hij siddert, sedert hij het kraken van Skarphedin's bijlin de knokels van zijn broeders heeft gehoord!" ,,,Ik doe hetterwille van jou, Htiskuld, en wanneer mijn zonen nog wakkerzoÜden zijn, dan zou het niet gebeuren! Zij zullen echter mijnwoorden niet tot schande maken!"136

Page 141: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

Zij gaven elkaar een handslag en Báskuld reed weg.Skarphedin trad uit zijn slaapvertrek naar buiten, achter

hem Kari en Grim. „Wie was dat, vader, die zo even met jesprak?" „HiSskuld," Njal. Helgi sprong op. „Wegens Ly.ting? Zeker om zijn zwager te beschermen? En zijn jullie toteen vergelijk gekomen?" „Zo is het!" zei Njal. --, „Dat is bit-ter, vader!" riep Grim uit, „hoe heb je dat kunnen doen, zon-der ons?" „Niet twisten met onzen vader!" sprak Skarphedin,„het is gebeurd!"

Njal keerde zich om en ging het huis binnen.De broeders bleven buiten. „Mtird heeft gelijk gehad!" riep

Grim, „die e n e HiSskuld is hem meer waard dan Rolf en wij,zijn werkelijke zonen, allemaal samen!" Helgi knarsetandde.„We hebben hem op zijn eerste paard geholpen en hem Ierenvechten en dit is onze dank! Vader heeft hij achter onze rugovergehaald! Ik durf Hrodny niet meer onder de ogen te ko-zien!" „Wat zeg jij ervan, Skarphedin?" vroeg Kari.

Deze leunde tegen de post van de deur, zijn armen over zijn.borst gekruisd, koud en scherp klonk zijn stem door de duis-ternis: „Hij heeft gekozen tussen de zonen van Sigfus en ons:dus zal hem geschieden wat hij zelf gekozen heeft!"

SLECHTE OOGST.

Toen Mird van de doodslag op Rolf Njalszoon hoorde, liephij een hele middag de kamer op en neer en wreef zich in dehanden. „De wagen is op gang; nu rolt hij vanzelf de berg af!"En ook toen hij vernam dat de Hoofdman van Blankenhorneen vergelijk tot .stand gebracht had tussen Njal en Lytingbleef hij vol goede moed. Toch zadelde hij zijn paard en reednaar Hkiskuld. Daar echter, trof hij den rentmeester alleen aan.Men zei dat de huisheer met zijn vrouw naar Schweinsfeldwaren op bezoek bij hun Oom Flosi; Njal was er geweest, de

137

Page 142: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

dag na de begrafenis van Rolf en had hem aangeraden totaan het voorjaar daar te blijven.

„Ouwe Poolvos!" dacht Wied, „hij denkt dat het vuur zowel uitdoven zal, maar ik pook wel na!"

De hele winter door liet Mk5rd zich meermalen op Berg-thorsbhl zien en de zonen van Njal waren vriendelijker tegenhem dan vroeger. En tenslotte kwam het er van dat zij hemook bezochten. Toen gaf hij -Skarphedin als gastgeschenk eengouden gesp, Kari een met zilver beslagen gordel en ook Helgien Grim ontvingen prachtige geschenken.

Toen zij ze thuis lieten zien en WIZird's vrijgevigheid roem-den, sprak Njal: „Jullie zult daarvoor een -dure prijs betalen!Wat hebben jullie aan den genieperd gevonden dat jullie zogemeenzaam met hem zijn?" „Hij is niet zo kwaad," zei Grim,,,hij heeft ons uitgelegd hoe het kwam dat hij bij de doodslagop Gunnar aanwezig was tegen zijn wil!" „Dat hij kan liegen,weet ik! Vroeger luisterden jullie naar mij, mijn zonen, en hetging jullie daarom ook niet slecht!" „Wij waren het niet, diehet eerst van onze familiegewoonten afweken!" sprak Helgi.—• „Jullie zijn blind!" riep Njal uit, „geloven jullie- dat Rolf'sdood mij minder getroffen heeft dan jullie? Voor alles slootik terwille van jullie vrede!" „Jij bent wijzer dan je zonen,"zei Skarphedin, „wij echter zien nu eenmaal niet over het lijkvan Rolf héen in de toekomst en dat willen wij ook niet!"

Steeds vaker kwam Miird op bezoek en toen de dagen lan-ger werden, zaten hij en de zonen van Njal vaak voor het huisbij elkander en staken de koppen bij elkaar.

„Wat hebben ze toch steeds weer met dien kerel te beraad-slagen?" vroeg Thora haar man 's avonds in het slaapver-trek. - „Ik weet het niet," sprak hij„«,het zal wel nauwelijksiets goeds zijn, anders zouden ze er mij wel in betrekken! Eiis van alles in ons lange leven gebeurd, vrouw, en nu.is heter ook nog van gekomen dat onze zonen zich van ons schei-

138

Page 143: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

den!" Zij greep zijn rechterhand. „Zij zullen berouwvol tot jeterugkeren, zoals ik gedaan heb!"

„Dan zal het te laat zijn!"

Het werd een vrolijke winter voor Flosi op Schweinsfels.Hij had Hildigunn weer bij zich en de Hoofdman van Blan-kenhorn begon hij met de dag meer lief te hebben. Toen dedagen begonnen te lengen, begon 1-1i5skuro erover te pratenom weer naar huis terug te keren.

„Blijft toch," vroeg Flosi, „wat drijft jullie?" en hij waar-schuwde: „Ik heb gehoord dat de zonen van Njal nog steedshatelijk over je spreken, I-Itiskuld, ook is de vriendschap tus-sen hen en IVI•lird steeds dikker geworden! Dat voorspelt jeniet veel goeds!" „Hoor je dat,. Hkiskuld?" riep Hildigunn.Maar hij glimlachte alleen maar. „Wat moet ik voor boosheidvan mijn broeders verwachten? Dat ze tegen mij opgezet zijnomdat ik hun wraakneming tegen Lyting in de weg stond, be-grijp ik. Zij moeten eerst hun smart te boven komen. Maar detijd zal hun leren, dat ik ook voor hun bestwil geraden heb!"Hij liet zich niet langer tegenhouden en maakte zich met Hildi.gunn gereed om te vertrekken. Flosi schonk hem tot afscheideen scharlaken mantel .rondom met goud afgezet. ~. „Ikwilde," antwoordde Flosi, „dat hij je als een tovermantel te-gen alle onheil zou kunnen beschermen!"

Toen ze op WiSrsahof aankwamen, werd I-15skuld vrolijk.„Het Was heerlijk op Schweinsfels1" riep hij uit, „maar hetheerlijkst is het toch alleen met jou hier in ons eigen huis tewonen!"

Spoedig werd het iedereen in de gouw bekend dat de Hoofd-man van Blankenhorn weer terug was. En nauwelijks haddende zonen van Njal het vernomen of Grim sprong in het zadelen reed naar Groot Tempelhof. De volgende dag kwam hijmet Miird terug

Het was middernacht. Thora en Njal lagen in diepe slaap.

139

Page 144: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

Plotseling sprong hij met een hartklopping omhoog, staardeeen poos de duisternis in, stond op en ging naar de kamer vanzijn zonen, deze was leeg! Hij greep naar de wapens aan dewand, deze waren weg! --- „Wat is er?" vroeg Thora, toenhij met lome schreden terugkwam. Hij ging naast haar op derand van het bed zitten. „Onheil!" sprak hij dof.

In het licht van de maan slopen de zonen van Njal met Karlen Mi3rd ver van Bergthorsbilhl op weg naar W5rsahof.Mend, die voorop liep, keerde zich om. „Makkers," sprak hij,„ik heb een goede inval gekregen, ik blijf achter en doe mor.gen alsof ik kwaad op jullie ben. Dan dien ik een aanklachtin en wel zo dat ze afgewezen wordt! Wat dachten julliedaarvan?"

„Dat je er genoeg van hebt!" gromde Skarphedin. ,Maakdat je weg komt! We hebben je niet nodig!" •

Het liep tegen de morgen. Hildigunn wierp zich onrustig inhaar slaap van zij op zij en steunde zacht. Bezorgd boog HiSs-kuld zich over haar heen. „Wat heeft ze toch?" dacht hij.Zacht stond hij op om haar niet te wekken, - wierp Flosi'sscharlaken mantel om en trad naar buiten. De schemeringweek juist voor de dageraad. Nog was de zon niet bóven deeinder verschenen, maar de hemel vlamde in het Oosten en hetgetjilp van de vogels hoorde men rondom. Hij ging door deweide de hoofdpoort uit. De zaadvelden lagen in een groendons gehuld. Hij zag zijn buurman met zijn span ossen overde rivier trekken en vanaf de hoogte achter tuurde een mannaar de overzijde. Hij zètte zich neer op een grenssteen voorde heuvel. Een zachte windvlaag stroomde hem van de frissevoorjaarsbodem tegemoet.

Plotseling hoorde hij zacht voetstappen op het grond. Entoen hij opkeek stonden vier mannen gewapend voor hemaláof ze als paddestoelen uit de grond waren gerezen Hij140

Page 145: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

'staarde hen aan, sprong op. „Skarphedirr," riep hij, „wat moetdat?" Deze zwaaide zijn bijl omhoog. „Verrader! Wij zijn ge-komen om jouw vonnis te vellen. Je hebt ons onze vaders lief-de met list gestolen en je bent opgekomen voor den moorde-naar van onzen broeder en daarom zul je in zijn plaatsvallen!"

Hij sloeg toe. Hijskuld zakte door zijn knieën. „Wat doetgij, broeders?" stamelde hij. „God vergeve jullie!" Hij strektezijn armen uit. Helgi en Grim hakten.-met hun zwaarden ophem in. Overstroomd met bloed viel hij ter aarde

In haar kamer schrikt Hildigunn uit haar slaap op, ze tasttenaast haar met haar linkerhand: „Hi3skuld1"

Zij rende naar de buitendeur. „Htiskuldl" schreeuwt ze,,,,115skuld waar ben je? Wee mijl Mijn droom!"

Ze dwaalt door de velden, roept zijn naam en plotseling on-der de heuvel, heft zij haar banden boven haar hoofd en stortover zijn bloedig lijk neer.

De knechten en meiden komen van de hofstede aangerend,jammerend scharen ze zich om hen heen. Plotseling springtze op: „Ze hebben je geslacht als een stuk weerloos vee. GodIn de Hemel, zie toch eens!" In het gouden licht van de zontilt ze de mantel van den dode op, de mantel drijft van hetbloed.

141

Page 146: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

Zwijgend lopen de zonen van Njal achter elkander naarhuis. Skarphedin heeft zijn ogen neergeslagen, Helgi kauwtop zijn snor, Grim loopt met gebogen hoofd en Kari ziet bleek.

Tussen de kale heuvelruggen ligt Bergthorsbhl in het lichtvan de ondergaande zon. Voor het huis tekent zich tegen de '

duisternis de figuur van een man af.„Vader!" mompelt Helgi. — „Laten we het hem nog tot

morgen verzwijgen!" zegt Grim. „Neemt niet weg dat hetvandaag toch gebeurd is!" zegt Skarphedin, „hij is geenvrouw, ik houd de waarheid voor hem niet achter!"

In de verte houdt Njal zijn hand voor de ogen en kijkt naarzijn zoons, die langzamerhand naderbij komen. Hij weet het,ze komen van een bloedige dagtaak terug. Vandaag hebbenze zijn woord niet geëerbiedigd en het vergelijk met de zonenvan Sigfus gebroken. Lyting leeft dus niet meer ,

Skarphedin met de bijl in zijn gordel treedt op hem toe.„Wij komen je de dood van je pleegzoon Hiiskuld melden!"Njal staart hem aan „Iliiskuld?" Hij valt terug op debank. „Thans hebt ge me in het diepst van mijn hart ge-troffen!"

Zwijgend staan de zonen om hem heen. Tranen vloeienhem over de ingevallen wangen. „1-liiskuld, neergeveld doorzijn broeders! Het was bitter voor me te horen dat Thord ver-slagen was! Erger nog, veel erger nog toen ik Gunnar's doodvernam en toen Hrodny mij haar vermoorden zoon voor deschapenstal wees! Maar het ergste in mijn leven werd mijdoor mijn zonen aangedaan!"

Skarphedin fronst zijn wenkbrauwen. „Inderdaad, altijd isEltiskuld je het liefst van ons allemaal geweest!"

„Jullie dwazen!" roept de vader, „niet om hem alleen treurik! Jullie hebt de hand geslagen aan jullie eigen leven. Zijndood sleept ons allen mee in het graf!"

Bij Biskuld's grootmoeder Hallgerd in Grieszach is KetilBreitbart te gast als Miird komt aanrijden. Een snode mis-142

Page 147: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

daad, ongehoord, is bedreven! De Hoofdman van Blanken-horn is door de zonen van Njal vermoord! Neen, het zijn geenleugenverhalen! Skarphedin had den ongewapenden pleeg-zoon néergeveld, hij had het zelf van de buren gehoordl

Hallgerd spring op. „Nu hebben jullie, zonen van Sigfus, jeloon ontvangen van de verwanten van Njal, zoals ik het altijdvoorspeld heb! Ik ben machteloos geworden, een oude vrouw!Maar in Grani's bloed leeft mijn haat gelukkig voort!" „julliemoeten een aanklacht indienen op de vergadering. Zo'n daadmoet volgens de wet geboet worden. De zonen van Njal moe-ten/voor altijd verbannen worden! En jij, Ketil, behoort deaanklacht tegen de moordenaars in te dienen! Jij bent de oud-ste in de familie!"

Ketil krabt zich achter de oren. „Ik ben Njal's schoonzoonen men zegt niet voor niets dat het hemd nader dan de rok is!Ik zou thuis in de neteligste positie geraken! En bovendienzijn wij zonen van Sigfus slecht op de hoogte met wetten engebruiken!"

„Laat mij dan die zaak voor jullie behartigen!" roept 1V1•15rdzit,• „ik ken het knallen van de zweep! Heliskuld was een vriendvan me. Tevergeefs heb ik altijd met de zonen van Njal overvrede gesproken. Nu wil ik dat ze hun gerechte straf onder-gaan!"

Ketil was verbaasd over de meer dan gewone ijver en droegde aanklacht op hem over Tegelijkertijd sturen ze ijlbo-den naar Flosi te Schweinsfels om hem de doodslag op Wisøkuld te berichten. En Mslird rijdt naar Wiirsahof om de burentot getuigen te roepen op de grote volksvergadering, want hetduurt niet lang meer of het is zo ver. Wanneer hij echter dezonen van Njal ergens aantreft staan ze vreemd en koudtegenover elkander.

143

Page 148: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

* DERDE HOOFDSTUK:

HEFT EINDE VELER HELDEN.

* DE WEDUWE.-

Toen Flosi de dood van 1-1•5skuld vernomen had, zond hifdadelijk afgevaardigden naar al zijn familie en vrienden on-der andere ook naar zijn zwager Hall van der Leite om zichvan hun hulp op de grote volksvergadering te verzekeren.Toén begaf hij zich op weg om Hildigunn, de weduwe opWZirsahof op te zoeken.

Op zijn tocht reed hij langs de kust en ging bij zijn oudenvriend Runolf aan, den zoon van den Zandgod in Talhausenaan de woudstroom. Door hem liet hij zich nauwkeurig vertel-len hoe het was toegegaan bij de moord op H8skuld. En dezebevestigde hem wat hij al door den bode van Hallgerd ver-nomen had. De Hoofdman was volkomen onschuldig ver-moord. De zonen van Njal hadden hem, die ongewapend was,zonder waarschuwing neergeveld.

„Dan zullen ze wel niet veel steun krijgen op de grote volks-vergadering?" „Nee, niet te veen" zei Runolf, „alle mensenzijn diep verontwaardigd over hun .snode daad, want geenHoofdman was ooit zo bemind, dan die van de B1ankenhorn1".

Natuurlijk hadden allen medelijden met den ouden Njal, diein heel zijn leven nog nooit iemand onrecht gedaan had eniedereen, die hem na stond zo veel mogelijk geholpen had.144

Page 149: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

Men wist hoe zeer hij zijn pleegzoon had lief gehad en hoe-zwaar de misdaad van zijn zonen nu op hem rustte.

„Daarom zou ik jullie willen raden het niet op de spits tedrijven en indien het eenigszins mogelijk is trachten tot eenvergelijk te komenl"

Njal had, sedert Fli5skuld verslagen was, het jongste zoontjevan Kari en zijn dochter Helga, Thord, bij zich genomen.

Het leven op Wiirsahof was sedert de dood van den huis-heer 'droefgeestig geworden. Hildigunn liep met een verstardgelaat rond. Zij weende niet, maar zij sprak ook met niemandmeer dan hoog nodig was en de woorden kwamen haar korten bondig over de lippen. „Het is alsof met zijn bloed ookhaar bloed- uit haar aderen gevloeid is!" zeiden de mensen én.menigeen begon angst te krijgen voor haar versteende ogen.

Toen echter het bericht kwam dat Flosi haar met groot ge-volg wilde opzoeken, liet ze een gastmaal aanrichten als goldhet een bruiloft, en ze liet een troon voor heem bouwen, diemet goud belegd werd en bekleed met sabelbont en hermelijn,.als ware het een vorstentroon.

Op een hete zomerdag kwam hij met zijn mannen in eenwolk van stof aangereden. Zij ging hem al een heel eind tege-moet. Hij sprong uit het zadel, snelde op haar toe en breiddezijn armen uit om haar te omhelzen. Plotseling deinsde hij te-rug en zijn handen vielen slap langs zijn lichaam. „Wat zie jeer uit, kind?" riep hij ontsteld. „Als iemand, wier man door -

moordenaars in stukken is gehouwen! Beval ik je, niet?"Zij ging haar gasten voor naar het huis. Somber liep Flosi

achter haar aan. „Het is de dood, die om haar heen waart!"bracht hij er met moeite uit. „Vrienden, hier moeten wij op-passen!"

Hij trad de zaal binnen. Zij nam hem bij de hand en leidde-145

Page 150: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

tem naar zijn zetel, die glansde in haar prachtige tooi. „Hier,Oom, is Uw plaats!"

Hij fronsde zijn wenkbrauwen. „Dat is een troon! Watmoet ik daar mee? Ik ben geen koning en ook geen hertog!"„Voor ons ben je het wel, de enige -man, die na mijn man'sdood is achtergebleven!" „Weg met die stoel!" gromde hij,„ik neem met minder genoegen!"

Zij zaten aan tafel. Vele soorten -gebraad werden opge-diend, bier en drank, maar alles in gebroken aardewerk enzelfs het tafellaken was gescheurd. Hij keek naar haar op enkneep zijn ogen samen. „Heb je niets anders dan schen-en envodden in je huishouding?" „Zo staat het bij ons," ant-woordde ze, „zoals het aardewerk hier, ligt mijn hart in scher-ven en zoals het laken op tafel, zo is mijn vreugde ver-scheurdl" Haar lippen trilden en zij ging naar buiten.

De gasten dronken en aten zwijgend. Toen de tafels afge-ruimd waren, kwam ze weer binnen met een scharlakenmantel vol donkere vlekken. Zij trad op Flosi toe en legdehem om zijn schouders, het ingedroogde bloed kraakte enruiste om hem heen.

„Dat is je gastgeschenk, die hem voor alle onheil zou be-hoeden en in deze mantel werd HUkuld verslagen! Hier hebje hem terug! En voor God en alle rechtvaardige mensen roepik je toe dat ik geen vergelijk, geen onrecht voor deze mis-daad aanvaard. Wraak eis ik: hun aller bloed voor zijnbloed!"

Hij trok de mantel,af en wierp hem weg. „Spook!" riep hij,„je bent geen vrouw van vlees en bloed! Heks, je wilt me in.je klauwen vangen?" Hijgend zat hij daar en werd nu eensrood dan weer lijkbleek in zijn gelaat. Toen sprong hij op enreed met zijn gevolg weg.

In het ravijn aan de overkant van de woudrivier ontmoettehij de zonen van Sigfus en nird. Daar beraadslaagden ze,146

Page 151: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

hoe ze zich op de grote volksvergadering zouden gedragen,Ketil von Walden was voor een vergelijk. „Wij zullen metNjal gemakkelijk een overeenkomst kunnen sluiten, want hijis rechtvaardig!" Maar Grani, Hallgerd's zoon, en de nevenvan Thrain, die Skarphedin indertijd na de strijd op het ijs hadlaten lopen, die hadden nu heel veel moed gekregen. Dezewilden niets anders dan verbanning en wanneer dat, niet tebereiken viel bij het gerecht, wraakneming, van niets anderswilden ze horen.

FAMILIEZORGEN.

Sedert Hiiskuld's dood had Njal weinig woorden met zijn.zonen gesproken. Toen het echter bekend werd dat FlosiWkirsahof geweest was en tezamen met de zonen van Sigfusnaar de volksvergadering zou gaan, liet hij hen bij zich komen,„Zadelt de paarden. Het wordt thans de hoogste tijd dat wijnaar hulp omzien bij onze vrienden!" „Zo dringend is datniet," vond Grim, ,,,Ms5rd heeft ons toegezegd dat hij de aan-klacht zo zal inkleden, dat ze komt te vervallen!" Gelovenjullie dat jullie je op hem kunt verlaten en geloven jullie datzo'n zaak door listen belist kan worden? Stuurt een bodenaar Felsheim, naar jullie neven, die moeten meegaan naar devergadering. Wij echter rijden naar Achenzunge, naar -

Asgriml"Skarphedin sprak: „Waarom wil je ons bijstaan, vader, ter-

wijl we toch tegen je wil gehandeld en je gekrenkt hebben?"Njal antwoordde: „Het zal een erezaak voor mij zijn, nu.

jullie in nood verkeert!" „Wij echter willen niet dat je je ter-wille van ons ergens toe dwingt!" , ,Daar vroegen jullie tochook niet naar, toen jullie Biskuld doodsloegen!" antwoorddeNjal, „en toen zou het op zijn plaats geweest zijn ernaar tevragen, niet nu!"

147

Page 152: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

Toen Asgrim -in de verte ruiters zag komen aandraven enden ouden Njal herkende aan zijn hoge vilten hoed en blauwemantel, een handbijl in de gordel, toen ging hij hem voor zijnhofstede tegemoet, hielp den'grijsaard uit het zadel en leiddehem onder de arm het huis in. Daar liet hij hem op zijn eigen.zetel plaats nemen.

Hjalti, de godenverachter, was ook toevallig op bezoek.,,Natuurlijk, vader Njal," sprak Asgrim, „ofschoon het een

netelige kwestie is --- op mij en -mijn mannen kun je ten alletijde rekenen!"

En Hjalti riep geestdriftig: „En niet minder op mij. Elke,dienst, die ik je kan bewijzen, Njal, heb je me reeds lang invroegere tijden door je raad en daad betaald!"

„Natuurlijk!" sprak Asgrim, „maar onze kleine groep vanmensen zal de storm niet kunnen weerstaan! We zullen nogmeerdere hulp moeten inroepen. En daarom zal ik je naarmijn vrienden vergezellen, naar Gissur de Witte en naar denHoofdman Snorri vooral, want-'niemand heeft zoveel in-vloed als hij!"

Tegen de avond traden ook de neven van Felsheim binnenmet hun mannen. Dat waren geweldige knapen: Grim Grosz-mann, Leif Rabe en Geir, dien met de gier noemde omdat hijeens bij een strijd in een rotsspleet alleen zes van zijn tegen-standers neervelde.

En zo was het huis van Asgrim vol mensen.

Toen ze naar bed gingen trok hij Njal aan zijn arm terzijde.„Wat denk jij van de strijd? Zouden we tot een vergelijk kun-nen komen?" De grijsaard nam zijn baardeloze kin in de handen keek voor zich uit. „Wij zullen veel geluk nodig hebben.Ik geloof dat er veel ongeluksboden onder de leiders van beidepartijen schuilen. Maar ik zal alles doen voor mijn zonen, watin mijn vermogen ligt!"148

Page 153: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

HET GERECHT.

Nog nooit te voren was een vergadering zo druk bezet als;dezen, want de strijd tussen de beide machtige families, die-van Njal en die van Sigfus had. grote opwinding onder de-mensen veroorzaakt. Vele trokken partij voor die én weer-andere voor die partij en iedereen brandde van nieuwsgierig-heid hoe het. af zou lopen.

Het bleek dat MiSrd tegen Njal's verwachting woord hield..Hij verwarde de aanklacht . met opzet • zo, dat ze vast liep en.Flosi en de zonen van Sigfus weldra niet meer wisten hoe zeverder moesten gaan. Hiervan maakten de hoofdmarinen ge-bruik, die•er veel. aan gelegen lieten liggen om nieuwe onvrede-op IJsland te voorkomen. Zij trachtten hem Over te halen aanhen de. .bemiddeling tussen de families over te laten. Hij hoor--de hen aandachtig aan, maar was op geen .enkele wijze tot -

een duidelijk antwoord te bewegen. Toen Njal dat in zijn tent .

vernam, begaf hij zich dadelijk naar de vergadering. Hijgschreed door dé tierende menigte op de Hoofdmannen toe,die zich om Flosi geschaard hadden en verlangde het woord..

Toeri hij de rots bestégen had, van waaraf men tot het volk .

sprak en daar lang en mager in het avondlicht stond, werd'het plotseling stil. De dichtkoppige menigte staarde naar.omhoog.

„Landgenoten!" begon hij, „mij dunkt dat ik wel de aange-wezen man ben om in deze zaak waarin de doodslag op Hoofd-man I-Mskuld behandeld wordt, te spreken, want-mij heeft hethet zwaarst. getroffen van allemaal. Ik zou een tweevoudigeklacht kunnen indienen. De een wegens, mijn geliefde pleeg-zoon, die door mijn eigen zoons verslagen werd, en de ander:om hen, die nog de . enige steun in mijn ouderdom zijn voorhun tegenstanders te beschermen. Dus weet ik het van mijzelf wel het beste hoe het beide partijen te .moede is. Daarom,landgenoten, en gij allen die ik vroeger in nood bijgestaan heb

149

Page 154: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

en gij die rechtvaardig zijt, help mij een vergelijk tot stand tebrengen, waarbij de tegenstanders zich met elkander ver-zoenen!"

Een gemompel steeg op uit de menigte: „Vader Njal heeftgoed gesproken!"

Toen kon ook Flosi niet langer koppig blijven, wilde hij zijnzaak bij de rechters niet in gevaar brengen. Maar langzaamen met tegenzin sloeg hij zijn hand in Njal's rechter; want hetversteende gelaat van Hildigunn stond heg]. steeds voor ogen.

Skarphedin keek hem daarbij voortdurend aan. „Hetschijnt hem te ergeren dat hij zich met ons moet verzoenen!En ook mij staat het helemaal niet aan zoals vader mooi weervoor ons 'gespeeld heeft. Ten slotte zouden we elkaar nogmoeten helpen hoe slecht we. elkander ook gezind zijn!"

Nu traden onmiddellijk de bemiddelaars naar voren. Vanbeide partijen tien man. Daaronder bevonden zich van departij van Flosi, zijn zwager Hjal van der Leite en Runolf vande Zandgod; van de zijde van Njal Waren er Asgrim, Hjalti,Gissur de Witte en Snorri.

Snorri sprak het eerst: „Ik stel voor dat wij de zaak metgeld afhandelen en van uitwijzingen en verbanningen afzien,want daaruit zijn meestal nog ergere veten voortgekomen dandoor de scheidsrechters beslecht werden!' En toen alle het ermee eens waren, ging hij verder: „Inplaats daarvan zal ik deboete zo hoog aanslaan dat de zonen van Sigfus niet te kla-gen zullen hebben. Een drievoudig zoengeld moeten de zonen.van Nial voor Fli5skuld betalen, dat zijn zeshonderd onzen inzilver! Of vindt iemand dat te veel?" Niemand sprak tegen.„En het rld moeten zij hier op staande voet betalen!"

Toen merkte Gissur op: „Zoveel hebben ze allemaal methun familieleden mee niet bij elkaar!" Gudmund echter, eerhoofdman uit het Noorden van het eiland antwoordde: „Ikbegrijp Snorri. Het moet terstond afgehandeld worden opdatde vlam niet weer opnieuw oplaait! En Ik geloof dat ieder,

150

Page 155: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

J L

wiep Njal met zijn verstandige raad bijgestaan heeft slechtseen kleinigheid heeft op te brengen om gezamenlijk de som bij,elkaar te brengen!"

Dat bleek inderdaad zo te zijn, want de twintig scheids-rechters alleen al brachten bijna de helft bij elkaar. Toen rie-pen ze de partijen bij zich en deelden hen de uitspraak mee..

Flosi hoorde het stilzwijgend, met gebogen hoofd en ge-fronsde wenkbrauwen aan. Skarphedin glimlachte grimmig..

De volgende morgen vroeg verkondigde Njal dat hij de .

zelfde dag nog het zoengeld wilde betalen.Onder de rotsen, waar de schepenen, die over de iandswet-

ten beslisten, zitting hielden, stapelde hij het geld tot eenreusachtige hoop op. Toen legde hij er nog een kostbare zijdensleep, zoals de aanzienlijken in Noorwegen bij feesten droe-gen, uit zichzelf bij. Het volk drong zich er kijklustig omheen.

Toen trad Flosi naderbij en begon langzaam stuk, voor stukhet geld uit te tellen.

Skarphedin stond tegenover hem en lacht spottend. „Benje bij een wisselaar in de leer geweest?" Flosi _keek hem nieteen koele blik aan. „Voorzichtigheid Njalszoon, heeft nognooit geschaad!"

Hij telde verder. „Het klopt," sprak hij knorrig, toen hij hetlaatste geldstuk omgekeerd had. Toen zag hij de zijden sleep,greep ernaar en hield het in het licht, zodat het in de zonglansde. „Wat is dat?" vroeghij wenkend. „Een vrou-‘t\\\wengewaad, lijkt me, zoalsslappelingen graag dragen!"sprak Skarphedin luid.

Het gelaat van Flosi lieprood aan, hij frommAde dezijde tezamen en wierp de tafelom, zodat de munten kletterendover de vloer rolden. De me-

151

Page 156: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

nigte staarde in het rond. „Tot moorden -toe werd ik ge-hoond!" schreeuwde hij, „hetverdrag is gebroken!" „Watschreeuw je toch?" sprak Skarphedin, „nu hebben we tochwat we eigenlijk beiden willen!"

Asgrim maakte een beweging met zijn hand in de lucht:,Dat zijn de ongeluksvogels, waarover Njal sprak!"

De scheidsrechters vlogen op Flosi af om hem te bepraten,maar hij wilde niet horen en schreed met de zonen van,Sigfus weg.

iNjal bleef achter. Skarphedin trad op hem toe. „Ben jelwaad op mij, vader?"

De grijsaard keek over hem heen in de verte: „Ik kan allang niet meer boos zijn! Met onze geboorte werd ons ons lotIn eigen handen gelegd; ieder moet voor zich zelf dit volbren-gen en verantwoorden!"

:SAMENZWEERDERS.

Langzaam is de avond over het veld van de grote volks--vergadering ondergegaan, het ligt eenzaam en reeds lang,door de menigte verlaten. Daarachter steken in de scheme-ring de grillige wanden van het Mannenravijn omhoog, waar-door de mannen uit het Westen naar het Althingveld trok--ken. Uit het dal klinkt stemmengegons eri wapengekletter.

In het schemerdonker stond Flosi geleund tegen de rotsen,links en rechts van hem de zijnen en de zonen van Sigfus methun hele aanhang, een legertroep van wei honderd gewapen.-,de mannen!

„Wij zijn besloten moord en hoon met bloed terug te be--talen! Acht weken voor de aanvang van de winter zullen weelkander ontmoeten onder aan de Driehoorn, wie achterwege;blijft zal door onze zwaarden gedood worden! Zijn we het alle'hierover eens?'

„Jal" klonk het dreunend door het ravijn..152

Page 157: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

„Zweert dan alle op dit zwaard!” Hij trekt zijn zwaard.Alle strekken hun armen omhoog.

VOORTEKENEN.

Toen de zonen van Njal teruggekeerd waren en hun paar-den naar de stal brachten, zagen ze de oude Skin. hun oudebaker, over de binnenplaats stuntelen. Deze had hen alle op-gevoed van den oudste tot den jongste. Ze was bijna hot.-derd jaar oud en leek al wel niet helemaal meer bij haar ver-stand te zijn. Met een stok in haar rimpelige handen zwaaiendliep ze op een hoop bij elkander geveegd droog gras voor hethek af en sloeg erop los. „Boos kruid!" schold ze, „slechtkruid!"

Grim lachte. „Wat scheelt er aan, tante? Laat dat vuil tochrustig liggen!" Zij zag hem klagelijk aan met haar halfblindeogen. „Ruimt het op!" stamelde ze, „ruimt het op. Het isjullie aller verderf!"

Niet lang daarna overkwam een boerenzoon, genaamdGlun, niet ver van Hjalt's woonstede, iets zeer merkwaardigs.

Hij was op een Zondagavond, voor hij naar bed ging, nogeven voor zijn huis gaan kijken. Toen er een geweldig ge-dreun in het Westen verneembaar werd en wel zo geweldigdat het was of hemel en aarde uit elkander barstten en hij zagin een vurige cirkel, die snel langs de hemel trok, iemand opeen hengst zitten, die een brandende fakkel zwaaide. Man enpaard waren beide groot en zwart. Door het gedreun klonkeen schrille stem, alsof een blok ijs in tweeën spleet.

Manen wapperend op de nekRaast de hengst, der hel ontkomenRijdt de duivel op zijn rugBrengt het landijolk bange dromen!

153

Page 158: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

»De zwarte duivel slin-gert de fakkel over debergen. naar het Oosten,dat daar een laaiend vuurontwikkelde, zodat devlammen de toppen vande rotsen omhulden. Deduivel rende het vuur inen. verdween.

Toen viel Glun bewus-teloos neer en het duurdelang voor zijn mannenhem zo ver gebracht had-

( den-, dat hij kon vertellenwat hij beleefd had. Zijdrongen er bij hem op

aan dat hij het den Hoofdman Hjalti zou melden. Deze zei:„Dat was de duivel, dien je gezien hebt, vriend, en dat be-tekent voor hen daar in het Oosten niet veel goeds!"

De zomer liep ten einde. En op Bergthorsbiihl begonnen debladeren al te vallen. Njal zat met de zijnen aan het avond-maal. Plotseling hief hij het hoofd op, werd asgrauw in zijngelaat, de ogen draaiden in zijn kassen, zodat het wit zicht-baar werd. „Ziet toch! Ziet!" mompelde hij en strekte zijn armuit: „Het dak_is gebarsten, de gevelbalken zijn gebroken!Bloed druipt van de muren, van de tafel. Bloed spat tot inde borden!"

Thora greep naar zijn hand, ze was ijskoud. „Wordt wak-ker, Njall"

Hij zonk achterover op de bank en streek zich het haar vanzijn voorhoofd. Ontsteld keken de knechten en meiden naarhem 'op. Helgi, Grim en Kari zagen bleek. Skarphedin echterbegon te lachen. „Huiveren jullie? Jullie gelooft dat vader ons154

Page 159: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

de dood voorspelt? En als dat zo is, wie doet er dan iets te-gen? Hij komt ons toch elke dag nader en daarin - staat ons dekeus vrij, namelijk of wij hem met moedig of angstig hart on-der de ogen zien! Vooruit mensen haalt bier uit de kelder enlaat ons op onze eervolle dood drinken, want naderhand wan-neer de familie straks bij ons begrafenismaal zit, kunnen wijhet niet meer doen!"

ONDER DE DRIEHOORN.

Door de rotsspleten van de Inselferner huilde de herfstwinden gierde bevrijd over de vlakte.

Op Groot Tempelhof stond Lyting, breed en zwaar in zijnvertrek en vatte den huisheer in de stoel voor hem bij deschouders. „Kom op man! Het wordt tijd dat we ons bij deanderen voegen!" Mkird keerde zich in zijn zetel om. „Waar-om? Zonder mij hebben jullie mensen genoeg! Ik heb in deravijn niet gezworen!"

Thorkatla trad binnen. „Lafaard!" riep, ze, „wil je je kame-raden in de steek laten. Weet dan dat ik vandaag nog hethuis verlaat en naar mijn vader terugkeer!"

Hij zuchtte en stond moeizaam op. „Laten we dan maargaan!"

Tussen de wolken, die langs de hemel jagen, schijnt demaan met een matgroen licht op de toppen van de Driehoorn.Dichte sneeuwvlokken dwarrelen langs de rotswanden.

Van alle zijden komen ze aanrijden, mannen gehuld in man-tels liggen bijna over de hals van hun paard gebogen, de mut-sen tegen de wind diep over hun voorhoofd getrokken. Uiteen rotsspleet kwam een rood fakkellicht te voorschijn. Daarbegaven allen zich heen.

Het flikkerende licht van de fakkels wappert hen tegemoet.Boven hen aan de ingang van een grot staat Flosi en telt

de mannen.

155

Page 160: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

„Ontbreekt er niemand meer?” Grani Gunnarszoon gingmet een fakkel in de hand langs de rijen en belicht het gezichtvan elkeen. „Allen zijn aanwezig, behalve Ingjald vanBrunnen!"

„Dan heeft hij de zekere dood boven de strijd verkozen!"

MOORD EN BRAND.

De Noorderstorm was uitgeraasd. Stil en rustig, als doorhet leed van de storm gelouterd, strekte zich het land uit.

Helgi en Grim zijn in alle vroegte van Bergthorsbhl naarhun eigen hofstede, naar hun vrouw en kinderen, gereden..Zij willen daar ook de nacht overblijven.

Plotseling komen ze tegen de avond met vrouwen en kin-deren teruggerend. Helgi jaagt vooraan, de andere ver voor-uit. „Wat voert jullie weer zo spoedig terug?" roept de oude.Helgi springt uit het zadel. „Flosi is in de gouw!" hijgt hij. .

„Rondreizende kooplieden verteldén het ons; waarschuw deburen. Ze hebben zich met de zonen van Sigfus tot een heelleger verenigd! Het geldt ons, vader!" „Dat is wel aan te:nemen!" zegt Skarphedin, „hoe sterk kunnen ze zijn?" „Zezeggen van wel honderd!" „En wij zijn met zijn dertigen intotaal! Toch zullen ze het ondervinden wat het betekent onsaan te vallen! Vooruit jongens! — Kari, kom mee!" roept hij,„we zullen eens gaan verkennen!"

Helgi en Grim slepen uit . de wapenzaal helmen, schilden,zwaarden, speren en bijlen aan en delen ze aan de knechtenuit. Rondom de hofstede worden wachtposten opgesteld

De duisternis valt in. De hemel is bezaaid met sterren.zit voor het huis. Uit de vrouwenkamer klinkt bang gefluister.

Aan de hoofdpoort leunen Helgi en Grim in hun pantsersen helmen, de speer in de hand. In de duisternis voor hen be-weegt zich 'iets. Kari en Skarphedin sluipen met hun paardenaan de teugels te voorschijn. „Horen jullie in de verte het klet-156

Page 161: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

teren van de wapenen? Ze komen! Voor de gebouwen bovenzullen we ze opwachten. Ze kunnen daar slechts langs destijle wand naar boven komen en de rotswand beschut onsdaar in de rug!"

Het wapengekletter komt naderbij. Beneden in het dalhoort men reeds hoefgetrappel en het snuiven der paarden.Dichtbij de hofstede ratelt het al. Het gegons van stemmenwordt waarneembaar. Er beweegt zich iets in de nacht;paardenkoppen en ruiters! Vooraan heft Flosi de arm.„Zachtjes! Stijgt van de paarden, gezellen!" Hij, glijdt uit hetzadel, behoedzaam duwt hij de hoofdpoort open en sluipt bin-nen. Grani en Thrain volgen. Hij spiedt door de duisternisomhoog. „Ver-vloekt! Gereed voor de strijd staan ze daar bo-ven! Wat nu? Daar dreigen de scherpste speren van IJsland!"

Grani gromt. „Vrees je de strijd met hen, dan hadden wedadelijk wel thuis kunnen blijven!"

Vanaf het huis luistert Skarphedin in het donker. „Zij ruk-ken op door de hofstede, maar langzaam. Elk ogenblik staanze stil!"

„Komt!" zegt Njal, „laat ons achter de muren ons tegenhen verweren!"

Ze aarzelen. „Laten we toch naar vader luisteren," roeptHelgi, „het is steeds tot ons nadeel geweest, wanneer wij hetniet deden!"

Ze gaan het huis binnen. In de deur blijven Skarphedin enKari staan om wacht te houden. „Het was me liever geweest,"zegt Kari, „buiten te blijven!" „Het zal wel goed zijn zo," ant-woordt zijn vriend, „het zal wel zijn lot geweest zijn dat hemde weg wees — en onsl"......

„Ze zijn nu naar binnen!" juichte Flosi, „en ze zullen ernimmermeer uitkomen! Vooruit makkers. In stormaanval!"Hij gaat vooraan. Een speer komt van boven aangesuist; ach-ter hem begint iemand te steunen en stort ter aarde. „Goedgemikt, Skarphedin!" roept Kari.

157

Page 162: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

„Voorwaarts vrienden!” schreeuwt Flosi. Zij komen brul-lend aanrennen. Pijlen en speren suisen hen vanuit de ven-sters tegemoet, kraken door schilden en pantsers. De voorstenvallen en de anderen vallen over hen heen. Twee springen methun schild boven hun hoofd tot voor de deur. De bijl vanSkarphedin dreunt door het schild van den een en Kari's speersteekt in de keel van den ander.

Flosrs mannen deinzen terug.„Hoeveel zijn er gevallen?" hijgt hij. -- „Acht man!" gromt

Grani, „en die twee daar voor de deur!" „Dat is een heleaderlating!" knarsetandt Flosi, „zo gaat het niet langer. Wijkrijgen ze er met de wapenen niet alleen onder. Er blijft ons .

slechts de keus of onverrichter zake smadelijk af te trekkenof de schurken te worden!" „Liever een schurk dan het on-derspit delven!" roept Grani. ,,Jou valt de keus niet zwaar!"hoont Flosi, „laat ons nu de gebouwen omsingelen, zodat nie-mand eruit kant"

Kari buigt zich naar buiten: een kraken en barsten is duide-lijk waarneembaar. „Wat voeren ze daar uit?" „Ze halen hethek omver!" zegt Skarphedin, „zij willen door vuur bereiken,wat zij met zwaard en speer niet kunnen. Ze willen ons inhuis levend verbranden!"

Vuurtongen schieten door de nacht omhoog. Brandstapelslaaien aan beide zijden voor de voorraadschuur en stallen op.Gulzig lekken de vlammen langs de muren omhoog, alsof zevoedsel zochten. Om het huis wordt alles fel verlicht. Uit deduisternis doken de gezichten van de vijanden, beschenendoor een rode glocl, op.

Skarphedin slaat zijn armen over zijn borst. ,,Zijn julliehongerig geworden, jongens van de wapendans en willen jul-lie je nu iets braden?"

„Jawel!" brult Grani van beneden, „en jij zult voor ons ge-braad zorgen!"

„Aha, kijk eens aan Hallgerd's zoon! Wil je mij roosteren

158

Page 163: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

omdat ik je vader gewroken heb? Denk eraan dat je niet eer-der naar het gebraad grijpt voor het gaar is! Je zoudt het an-ders moeilijk kunnen verteren,"

De wind drijft de vlammen van de brandende stallen naarhet huis over. Een rode gloed valt door de vensters van dehal naar binnen. De balken beginnen al te knetteren. „Watstaan jullie te kijken en te beven, vrouwen!" roept Helgi,„vooruit naar de bovenverdieping, haalt de melkemmers enhelp mee blussen!"

Met de hand boven de ogen kijkt Flosi naar boven, uit deluiken sist het water in de kokende gloed. Van achteren komtWrd ^aangeslopen. „Zo brengen we het nooit tot een goedeeinde! Het vuur moet naar boven, naar het dak!" „Wie durftdie twee wachters daarvoor de deur te na te komen? Durfjij het?" „Is niet nodig! Zie je die hoop verdorde bladerendaar ginds bij dat hek? Die werpen we als brandende fakkelsnaar boven!" „Jij bent bij schurkenstreken goed te gebruiken,'Wird!"

De dakspanten kraken, de vlammen laaien hoog op. „Nuhebben we ze!" juicht Grani.

Skarphedin vertrekt spottend zijn lippen. „Wie zou het ooitgeloofdl hebben? Nu_heeft ze toch gelijk gekregen onze oudeSkin met haar grashopen!"

De brandlucht dringt het huis binnen. De meiden komenvan de trap afgerend. jammerkreten klinken alom. „We zijnverloren! Red ons, vader Njal, help!"

De grijsaard staat hoog opgericht tussen het gewoel. „Wat,vrezen jullie? God is hier. God is met ons zowel in het levenals in de dood!"

Hij treedt tussen Skarphedin en Kari naar buiten. Zijnhoofd omgeven door vlammen. „Is Flosi misschien in de om-trek, zodat hij mij hoort?"

Flosi treedt in het lichtschijnsel. „Wat wil je?" „Is er nogeen mogelijkheid om tot een vergelijk te komen?" „Nee, daar

159

Page 164: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

is geen mogelijkheid meer!" „Wilt ge dan onze vrouwen enkinderen verbranden?" „Alleen je zonen en Kari, jij en de an-deren hebben vrije aftocht!"

De oude treedt weer naar binnen: „Vertrekt jullie allen, diehiervoor toestemming hebt van Flosi!" „Helgi!" roept Thor-halla, zijn vrouw. — „Ga," spreekt hij, „de kinderen zullenhun moeders behouden!" Tranen trillen in haar ogen. „Ikhad nooit gedacht zo van je te scheiden!" Astrid, Grim'svrouw, werpt Helgi haar mantel om de schouders. „Vooruit,trek die kap over je hoofd en ga met ons mee!" Hij verzetzich. — „Vooruit!" gebied Skarphedin, „door haar heeft hetlot jou uitgekozen om ons te wreken!"

De vrouwen en knechten schrijden dicht op elkander ge-drongen heen.

Ginds staat Flosi, het blote zwaard in de vuist en monstertmet fonkelende blik de schare. „Die grote daar in het middentussen de vrouwen, die met die brede schouders, haal dieeens hier!"

Plotseling springt ze op, werpt de mantel af 77 en Helgispringt te voorschijn midden tussen de vijanden. Boven zijnhoofd zwaait hij zijn zwaard, naast hem stort iemand neer.Dan slingert Flosi zijn zwaard in de nek van Helgi

,,Dat is mislukt!" zegt Skarphedin boven, „nu is hij onszelfs voorgegaan!"

_Steeds heviger laaien de vlammen boven hen op. De rookdringt de vensters binnen. De gerel boven de zaaldeur neigtvoorover

Flosi komt naderbij. „Wat aarzel je, Njal? Kom eruit, jij enje vrouw!"

„Komt, schoonvader en schoonmoeder!" roept Ketilbart van achter.

Njal verschijnt in de deur, aan zijn rechter zijde Thora. „Ikdenk er niet aan mijn zonen in de steek te laten!" Zij zegt:

160

Page 165: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

„Toen Njal mij tot vrouw nam, heb ik gezworen hetzelfde lotmet hem te delen. Hieraan zal ik mij houden!”

„Dwingt mij niet grijsaards te vermoorden. Bezin je!"Zij gaan zwijgend het brandende huis binnen. Plotseling

ziet Thora haar kleinz-oon, den jongen van Kari, in een hoek.„Jij nog hier, Thord?" roept ze verschrikt, „vooruit naar bui-ten, vlug!" „Maar je hebt me beloofd," klaagt het kind, „datik altijd bij jullie zou mogen blijven!" „Dwaas kind, maak datje weg komt, het gaat om je jonge leven!" Hij grijpt naar haarrokken. „Nee, grootmoe, ik wil niet! Ik wil liever met jou envader Njal sterven dan met de anderen leven!" „Moeder,"zegt Njal, „wie weet heeft hij gelijk; wij zullen hem niet ver-stoten! Laat ons nu met elkander ons voor het laatst ter rustebegeven, want hier hebben wij niets meer te doen!" Tegen demuur achter spreiden ze dekens over de grond. Daarop gaanze liggen, het kind tussen hen in. Hij slaat het kruisteken overzijn vrouw en het kind.

„Wanneer we wakker worden zijn we ver hier vandaan,Thord, in een betér land!"

Dan trekt hij een verse ossenhuid over hen alle heen, diehen tot aan de voeten bedekt.

Skarphedin kijkt van de drempel achter zich. „De oudersgaan vandaag vroeg naar bed met jouw kind, Kari! Maar datis te begrijpen, ze zijn al oud! Wij hebben onze dagtaak nogniet volbracht!" Hij grijpt naar zijn speer, het is zijn laatste. Hijheft zijn hand op, werpt en springt met Kari achteruit. Eenregen van vonken stuift voor hen neer. Van de gevel vallendreunend planken en balken omlaag

,,Kijkt mannen!" brult Grani buiten, „ze gaan er aan!" Plot-seling suist een brandend stuk puin omlaag en dan nog een!

»Terug mannen!" schreeuwt Flosi, „geeft hun geen kansmeer!"

Ontsteld blijven ze staan.Het dak stort in.

161

Page 166: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

Skarphedin loopt tastend door de rook. „Vader!" roept hij:niets beweegt zich. „Grim!" Kan steunt door de rook heen:„Daar ligt hij, hij is gestikt! Een hevig gekraak. Het huiswankelt. Stofwolken wervelen omhoog!

De nokbalk was naar beneden gestort. En nu hangt zeschuin nar beneden en boven deze puinhoop fonkelen desterren.

Kari is door zijn knieën gezakt. Skarphedin grijpt hem bijzijn schouder. „Kijk daar! God heeft ons een brug naar buitengelaten! Loop wat je kunt!" „jij eerst, vriend!" „Je hebt mijgehoorzaamheid beloofd. Vooruit maak dat je wegkomt!"„Welnu dan! Maar ik vrees dat ik niet weer tot je terugkeer!" Kari loopt over het brandende hout naar boven, ter-wijl zijn kleren vlam vatten, verdwijnt hij. Skarphedin renthem na; plotseling kraakt onder hem- de balk in tweeën

De mannen van Flosi waren uit elkander gedreven door derookwolken, die de wind met zich meevoerde.

„Wat was dat?" roept Miird„;schoof daar niet iemand inde rook voorbij?"

Grani werpt zijn hoofd achterover. „Je ziet spoken in jeangst. Het is je eigen schaduw, die je in de rook door het flad-deren van de vlammen ziet bewegen

De sterren verbleken aan de hemel. De eerste ochtendsche-mering breekt aan. Het vuur in de hofstede is uitgebrand.De verkoolde muren staren in het bleke ochtendlicht omhoog,het dak- is- verdwenen, en de rook stijgt wit uit de puin-hopen op.'

De mannen staan er met een vaal 'gezicht omheen. „Daarbinnen leeft niemand meer!"

Plotseling klinkt een zacht geluid in de diepte stilte. „Luis-ter!" fluistert Flosi. Roerloos luisteren de mannen. Nauwelijkshoorbaar klinkt het uit de puinhopen:

162

ft

Page 167: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

Aan één getrouw bleef ik geheel mijn leven,De harde wil van het gestaalde hart,Ik zoog het in, heb het weergegevenNu is het eind', de dood baart mij geen smart!

Het geluid sterft weg.„Skarphedin!" mompelt Flosi.Zij treden tussen de rokende puinhopen. Plotseling deinzen

ze huiverend terug. Tussen de muur en de neergestorte nok-balk geklemd, staat Skarphedin rechtop met halfverbrandekleren, en verzengde haren, de dode ogen wijd open. Aanzijn voeten ligt Grim ineengekrompen.

Grani, die achter Flosi staat, voelt zich bij zijn arm gegre-pen. „Wat is dat?" fluistert hij en wijst op de ossenhuid, dieop de vloer bij de binnenmuur ligt. Grani trekt cie huid voor-zichtig weg. Het zilvergrijze hoofd van Njal wordt zichtbaar.Zijn ogen zijn gesloten alsof hij slaapt, Thora's gelaat ligtnaar hem opgeheven. Het knaapje tussen hen in, houden zebij de hand, Het heeft zijn kopje in het dek begraven. Flosiwendt zijn gelaat af en gaat heen.

Het is ochtend geworden. De hemel boven de bergen is inhet Oosten rood gekleurd. Uit het Noorden komt iemandaangerend, een boer met een volle grijze baard, die over deborst reikte. Hij heette Geirmund en was in de verte verwantaan de zonen van Sigfus.

Hij springt van zijn paard, staart naar de hofstede, waar-van alleen rook en puin is overgebleven, dan schudt hij zijnhoofd, terwijl hij van den een naar den ander kijkt. „Er schijnthier een roemrijke daad verricht te zijn!"

Flosi kijkt hem somber aan., „Misschien zal men het ookwel een misdaad noemen! Hier liggen verbrand en door derook gestikt: Njal, de grijsaard met zijn vrouw, hun zonen

163

Page 168: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

Skarphedin en Grim, hun kleinzoon Thor en SlilmundsoonKari! Helgi echter heb ik het hoofd afgeslagen!"

„Kari?" roept de boer, „551mundszoon Kari! Je hebt eenlevende onder de doden genoemd. Een paar uur geleden hebik hem nog gesproken!" „Waar?" roept Flosi. „Hij hadeen paard geleend bij zijn buurman, zijn kleren en haren wa-ren erg verbrand. Hij zond mij hierheen met een grgtet aanjullie allen, hij hoopt jullie spoedig op een andere plaatste treffen!"

„Daar heb je het nu!" schreeuwt NIZird bleek van woede,„ik heb het goed gezien; hij is ons in de rook ontsnapt!"

„Half werk," spreekt Flosi, „is geen werk! Voor niets,alleen tot schade van ons zelf, hebben we onze zielen metzonde beladen!"

SLOTWOORD.

Hier is de sage van Njal en zijn zonen ten einde en eenandere begint: Hoe de moorden en brand door de vriendenwerden gewroken.

Kari trok door alle gouwen van IJsland en wakkerde deverontwaardiging over de snode daad aan, zodat ze tot eenware woede oplaaide. Tevergeefs probeerden welmenendemannen de zaak bij te leggen. Op de grote volksvergaderingkwam het tot een veldslag tussen de vijandelijke scharen. Deplaats van het gerecht werd een waar slagveld. En eerst na-dat de meeste aanstichters van de misdaad neergeveld lagen,gelukte het de benden te scheiden. Ook de listige Mtird lagtussen de gevallenen, beroofd van de vrucht van zijn wraak.Evenals Grani, de zoon van Gunnar. Toen kwijnde Hallgerd,de aanstichtster van het onheil, langzaam weg op Grieszach,door allen verlaten.

„Het is ontzettend!" sprak rechter Skapi, die onder de rot-sen stond, „om niets anders dan om de verzoening van de

164

Page 169: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn

sibben heeft Njal, de profeet zijn hele leven geworsteld, enop zijn graf worden onheelbare wonden geslagen om hem!"

„Maar er is onderscheid, Skapi," antwoordde Snorri. ,,Dedomheid en boosheid op aarde, waartegen hij streed, wasontzettend! Maar strijd en moeilijkheden te trotseren is eerstdan vreselijk wanneer men zich een rustig leven bij de haardtot levensdoel heeft gesteld. En ik geloof dat onze helden,die smart en wonden trotserend, voor hun zaak gevallen zijn,ons toch wel een andere levensrichting aanwezen!

Daarover te strijden zou echter dwaasheid betekenen, wantzoals het hart, dat God den mensen gaf, verschillend is, zoverschillend blijven ook de meningen van de mensen!"

165

Page 170: Iileber - Digital Library for Dutch Literature · * RT DL: D VRBLNDN. * TR N HT VDRLND. H n ht. Nrdn. Rnd trt zh d z tt n d hrzn t. D vndzn rpt hr ltt trln vr d dpbl lvn, rvn d hppn