Grundtvig Cubes Lowres

GrundtviGProject

——Botanic Gardens: New toolsfor environmental education

Without the gift of flowers and the in-finite diversity of their fruits, man and bird, if they had continued to exist at all, would be today unrecognizable. The weight of a petal has changed the face of the world and made it ours.

- Loren Eiseley“The Immense Journey” 1957

Sans le don des fleurs et de l'infinie di-versité de leurs fruits, l'homme et l'oi-seau, s'ils avaient continué à exister, se-raient aujourd'hui méconnaissables. Le poids d'un pétale a changé la face du monde et l’a fait nôtre.


Zonder bloemen en de oneindige ver-scheidenheid van vruchten die ze voort-brengen, zouden mens en vogel, als zij al hadden kunnen voortbestaan, vandaag er heel anders uitgezien hebben. Het ge-wicht van een bloemblaadje heeft het aanschijn van de wereld totaal veran-derd en tot de onze gemaakt.


Eng

Les jardins botaniques peuvent changer le monde en tant qu’institu-tions phares en matière de recherche et d'éducation sur le règne végétal. Les plantes constituent la base de la vie sur la planète. Comme le poids d'un pétale, une poignée de jardins botaniques à travers le monde peut nous aider à en-tretenir le manteau vert de la Terre et, ainsi, assurer notre propre survie en ces temps de crise écologique.

- H. Bruce Rinker, Ph.D.© 2002, American Instituteof Biological Sciences.

Botanische tuinen kunnen de wereld veranderen want ze zijn vlaggensche-pen voor het onderzoek en onderwijs over het plantenrijk. Planten zijn de bron van nagenoeg alle leven op aarde. Botanische tuinen van over heel de we-reld, maken subtiel het verschil. Als het gewicht van een bloemblaadje, kunnen ze met z’n allen voldoende zwaar door-wegen op het behoud van de groene mantel van onze planeet en zo de toe-komst van de mensheid verzekeren in deze tijden van ecologische crisis.

- H. Bruce Rinker, Ph.D.© 2002 American Instituteof Biological Sciences.

Botanic Gardens can change the world as flagship institutions for re-search and education about the plant kingdom. Plants represent the basis of most life on the planet. Like the weight of a petal, a handful of Botanic Gar-dens across the globe can help us stew-ard earth’s green mantle and, thereby, insure our own survival in an age of ecological crisis.

- H. Bruce Rinker, Ph.D.© 2002, American Instituteof Biological Sciences.

EngFr

Nl

Fr

Nl

evoLutionoF BotAnic

GArdenS——

L’ÉvoLutiondeS jArdinSBotAniQueS

——BotAniScHe

tuinen inevoLutie

MEDICINAL GARDENS

JARDINS DES SIMPLES,MÉDICINAUX

MEDICINALE TUINEN

LINNAEAN GARDENS

JARDINS SYSTÉMATIQUES

SYSTEMATISCHE TUINEN

SPECIALIST &SANCTUARY GARDENS

JARDINS SPÉCIALISÉS,CONSERVATOIRES

GESPECIALISEERDE TUINEN,BESCHERMENDE TUINEN

1545 Florence 1755 Madrid

1796 Brussels 1939 Meise

1600 1700 1800 1900 2000

TROPICAL GARDENS, PLANTSFROM THE NEW WORLD

JARDINS TROPICAUX, PLANTESDU NOUVEAU MONDE

TROPISCHE TUINEN, PLANTENVAN DE NIEUWE WERELD

CIVIC GARDENS

HORTICULTURE

TUINBOUWKUNDE

3000 years ago:gardens of Egypt& Mesopotamia8th century:monastic gardens————Il y a 3000 ans:jardins d'Égypteet de Mésopotamie8e siècle:jardins monastiques————3000 jaar geleden:tuinen van Egypte& Mesopotamië8ste eeuw:kloostertuinen

1735 Systema Naturae: Carl Linnaeus

The weight of a petal: the value of botanic gardens

Le poids d'un pétale: la valeur des jardins botaniques

Het gewicht van een bloemblaadje: de waarde van botanische tuinen

GrundtviGProject


The Botanic Garden of Florence (also named “Giardino dei Semplici”) was created in 1545 as a garden of me-dicinal plants. It is one of the oldest botanic gardens in the world, together with Padua and Pisa. In 1753 the Gar-den’s focus turned to “experimental ag-riculture” and its layout was revised ac-cordingly. Today, the Botanic Garden is a section of the Museum of Natural History of the University of Florence, right in the urban center. In 2004 it has been named “Center for the conserva-tion ex-situ of the local flora” (CESFL) by Tuscany Regional Government.

The Garden holds extensive docu-mented collections of living plants used for scientific research, conservation, exhibitions and education purposes. Notable collections: wild edible plants of Tuscany and progenitors of food plants, but also aquatic plants, living fossils, and fescues with many living type specimens.

Like other botanic gardens, it is a living museum, a multidisciplinary meeting point and site of cultural ex-change, for a constantly evolving pub-lic. Multisensory paths for blind people are available since May 2008.

Le jardin botanique de Florence (“Giardino dei Semplici”) a été fondé en 1545 en tant que jardin de plantes médicinales. Il est l'un des plus anciens jardins botaniques du monde, avec ceux de Padoue et Pise. En 1753, le jar-din s’est tourné vers « l'agriculture ex-périmentale » : son espace a été réamé-nagé en conséquence. Aujourd'hui, il est une section du Musée d'Histoire Na-turelle de l'Université de Florence, situé en plein centre-ville. En 2004, il a été nommé « Centre pour la conservation ex-situ de la flore locale » (CESFL) par le gouvernement régional de Toscane.

Le jardin possède de vastes collec-tions documentées de plantes vivantes, utilisées pour la recherche scientifique, la conservation, des expositions et à des fins éducatives. Parmi les collections remarquables : les plantes sauvages co-mestibles de Toscane et les ancêtres des plantes alimentaires, les plantes aqua-tiques, les fossiles vivants, et les fé-tuques avec de nombreux spécimens types vivants.

Comme d'autres jardins botaniques, c'est un musée vivant, un point de ren-contre multidisciplinaire et un site d'échange culturel, pour un public en constante évolution. Des chemins mul-tisensoriels pour les personnes aveugles sont installés depuis mai 2008.

De Botanische Tuin van Firenze, ‘Giardino dei Semplici’ werd opgericht in 1545 als een tuin met geneeskrachti-ge planten. Het is een van de oudste bo-tanische tuinen ter wereld, samen met die van Padua en Pisa. In 1753 begon men er met experimentele landbouw en daarom werd hij helemaal heraan-gelegd. Vandaag behoort de Botanische Tuin, gelegen in het hartje van de stad, bij het Museum voor Natuurweten-schappen van de Universiteit van Firenze. De Toscaanse Regionale Re-gering heeft de Tuin sinds 2004 de op-dracht gegeven te fungeren als centrum voor de ex-situ conservatie van de loka-le flora.

De goed gedocumenteerde collecties van levende planten, worden gebruikt voor wetenschappelijk onderzoek, na-tuurbehoud, tentoonstellingen en edu-catieve doeleinden. Bijzondere collec-ties zijn de wilde eetbare planten van Toscane en de voorouders van voed-selplanten, waterplanten, levende fos-sielen en de zwenkgrassen, waarvan er heel wat levende typespecimens zijn.

Net als andere botanische tuinen, is het een levend museum, een ontmoe-tingsplaats voor culturele, en weten-schappelijke kruisbestuiving, voor een publiek, altijd in beweging. In mei 2008 werd een multisensorieel parcours in-gehuldigd, speciaal voor bezoekers met visuele beperkingen.

Eng

Fr

Nl

View of the greenhouses

General view of the Garden

The Garden as it was in 1545

Florence, one of the oldest botanic gardens in the world

Florence, l’un des plus anciens jardins botaniques

Firenze, een van de oudste botanische tuinen ter wereld

evoLutionoF BotAnic

GArdenS——


——BotAniScHe

tuinen inevoLutie

GrundtviGProject


The Royal Botanic Garden in Madrid was founded in 1755. The goal of research undertaken at the Botanic Garden is to understand the diversity of plants and fungi that exists, how this diversity has come about, and how it can be conserved.

Between the 18th and 19th centuries, Madrid’s Botanic Garden helped or-ganize five scientific expeditions, main-ly to the New World. Thanks to these expeditions, the Madrid’s Botanic Gar-den received many drawings, leaves, fruits, wood, live or dried plants, which helped to improve and increase Euro-pean botanical knowledge enormously. Important plant examples from these expeditions are corn, squash and choc-olate…

Today, the Garden attracts approxi-mately 450.000 visitors per year. Edu-cation is a major role and the education staff deliver programmes to more than 50.000 people each year.

Le jardin botanique royal de Madrid, a été fondé en 1755. L'objectif des recherches menées dans le jardin botanique est de comprendre la diver-sité existante des plantes et des cham-pignons, comment cette diversité est advenue, et comment elle peut être conservée.

Entre les 18e et 19e siècles, le jardin botanique de Madrid a aidé à organi-ser cinq expéditions scientifiques, prin-cipalement vers le Nouveau Monde. Grâce à ces expéditions, le jardin a pu recueillir au cours de cette période de nombreux dessins, feuilles, fruits, bois, plantes vivantes ou séchées, ce qui a permis d'améliorer et d'accroître consi-dérablement les connaissances euro-péennes en botanique. Les plantes im-portantes venues de ces expéditions sont par exemple le maïs, la courge et le chocolat…

Aujourd'hui, le jardin attire environ 450.000 visiteurs par an. L'éducation est un pôle majeur et le personnel édu-catif offre des activités à plus de 50.000 personnes chaque année.

De Koninklijke Botanische Tuin van Madrid (Real Jardín Botánico) werd opgericht in 1755. De belangrijke doel-stelling van de tuin is het onderzoek naar de biodiversiteit van de planten en de zwammen, hoe die tot stand geko-men is, hoe die bewaard kan worden.

In de achttiende en negentiende eeuw werden er maar liefst vijf botani-sche expedities georganiseerd, vooral naar de Nieuwe Wereld. Dankzij deze expedities, kan de Botanische Tuin bo-gen op prachtige tekeningen en collec-ties van bladeren, vruchten, hout, le-vende en gedroogde planten die voor de Europese botanische kennis een gro-te aanwinst betekenden. Planten als maïs, pompoen, cacao… hebben we aan deze Spaanse expedities te danken.

Vandaag trekt de tuin ongeveer 450.000 bezoekers per jaar. Educatie is een belangrijke taak en de educatie-ve dienst ontvangt elk jaar meer dan 50.000 personen op de activiteiten die ze uitgewerkt hebben.

Eng

Fr

Nl

Statue of Mariano Lagasca

View of Linnaeus bust

View of the rose garden

Madrid, a garden stocked with scientific expeditions results

Madrid, un jardin empli de trésors rapportés d’expéditions scientifiques

Madrid, de schatkamer van wetenschappers en ontdekkingsreizigers

evoLutionoF BotAnic

GArdenS——


——BotAniScHe

tuinen inevoLutie

GrundtviGProject


The origins of the National Botanic Garden of Belgium date back to 1796. Originally the garden was located in the center of Brussels. In 1939, the gar-den was moved to the Bouchout Do-main, here in Meise.

The Botanic Garden has several components, there are for instance two research departments, an herbarium of 4 million specimens and an extensive botanical library. Research is focused on the Coffee family and on the flora of Central Africa.

The Living Collections of the Gar-den comprise about 18.000 different kinds of plants, distributed in gardens and collections over the entire domain. Tropical and tender plant species can be found in the Plant Palace, a glass house covering more than one hectare. The Garden also boasts the beautiful Balat greenhouse, situated in the Her-betum. This delightful glasshouse was designed by architect Alphonse Balat in 1854. Later in his career he designed the Royal Glasshouses of Laeken.

Les origines du Jardin botanique na-tional de Belgique remontent à 1796. À l'origine, le Jardin était situé dans le centre de Bruxelles. En 1939, il a été dé-placé vers le domaine de Bouchout, ici à Meise.

Le Jardin botanique a plusieurs composantes, il y a par exemple deux départements de recherche, un herbier contenant 4 millions de spécimens et une vaste bibliothèque botanique. La recherche est axée sur la famille du café et la flore d'Afrique centrale.

Les collections vivantes du Jardin comprennent environ 18.000 espèces différentes de plantes, réparties dans des jardins et des collections sur l'en-semble du domaine. Les espèces tro-picales et les espèces plus fragiles se trouvent dans le Palais des Plantes, un ensemble de serres couvrant plus d'un hectare. Le Jardin abrite également la magnifique serre Balat, située dans l’Herbetum. Cette serre élégante a été conçue par l'architecte Alphonse Balat en 1854, celui qui, plus tard dans sa carrière, a conçu les serres royales de Laeken.

Het ontstaan van de Nationale Plan-tentuin van België dateert van 1796. Oorspronkelijk lag de tuin in het cen-trum van Brussel. In 1939 werd hij ver-plaatst naar het Domein van Bouchout, hier in Meise.

De Plantentuin bestaat uit verschil-lende onderdelen. Zo zijn er bijvoor-beeld twee onderzoeksafdelingen, een herbarium van bijna 4 miljoen speci-mens en een uitgebreide botanische bibliotheek. Onderzoek is gericht op de koffiefamilie en de flora van Cen-traal-Afrika.

De levende verzamelingen van de-Plantentuin bestaan uit ongeveer 18.000 verschillende soorten planten, verdeeld in tuinen en collecties over het hele domein. Tropische en vorstge-voelige plantensoorten zijn te vinden in het Plantenpaleis, een serrecomplex van meer dan een hectare. De Planten-tuin beschikt ook over de mooie Ba-latkas, gelegen in de Herbetum. Deze prachtige serre is ontworpen door ar-chitect Alphonse Balat in 1854, die later ook de Koninklijke Serres van Laken ontwierp.

Eng

Fr Nl

The 12th century castle of Bouchout

The Balat Greenhouse

Historical landscape in the Garden

Meise, one of the ten largest botanic gardens in the world

Meise, l’un des 10 plus grands jardins botaniques du monde

Meise, een van de 10 grootste botanische tuinen ter wereld

evoLutionoF BotAnic

GArdenS——


——BotAniScHe

tuinen inevoLutie

GrundtviGProject


Tulipa ‘Flaming Parrot’ in Keukenhof Garden

FAScinAtinG PLAntS

——deS PLAnteSFAScinAnteS

——FAScinerende

PLAnten

Fascinating Plants

Fascinating Plants

Fascinating Plants

Plants have fascinated human beings since the beginning.

Through the ages, we never stopped observing them, picking them, harvest-ing their seeds, selecting them, cross breeding them, because we wanted to increase some properties that are im-portant to us. The challenge can be vi-tal when we are faced with starvation or epidemics, but the issue may be purely aesthetic.

Tempted by their flavor, for example their sweetness, intrigued by the me-dicinal properties of their chemicals, attracted by the beauty of their shape or color, or seduced by their exhilarat-ing substances, we sailed the seas and explored the continents to discover and acclimatize them and improve their cultivation.

For example, think on the 17th centu-ry tulip fever that could seize a nation where some were willing to pay 1.200 florins for a single bulb when the aver-age annual income was 150 florins…

Our love affair with plants is endless and has many aspects; we will never get bored.

Les plantes ont fasciné l’être humain depuis les origines.

À travers les âges, nous n’avons cessé de les observer, de les cueillir, de récol-ter leurs graines, de les sélectionner et de les croiser pour accroître en elles des propriétés qui nous sont importantes. L’enjeu peut être vital quand nous sommes face à la famine ou à une épi-démie, mais l’enjeu peut être également purement esthétique.

Que ce soit pour leur saveur que nous voulons par exemple plus sucrée, que ce soit pour leur teneur en compo-sants chimiques ayant des vertus mé-dicinales, que ce soit pour leur beau-té due à leur forme ou leur couleur, ou que ce soit encore pour leurs subs-tances grisantes, nous avons parcouru les mers et les terres pour les découvrir, les acclimater et les cultiver.

Que l’on pense par exemple à la fièvre de la tulipe au 17e siècle qui a pu s’emparer de toute une nation, où l’on était prêt à payer 1.200 florins pour un bulbe quand le revenu annuel moyen était de 150 florins…

Notre histoire d'amour avec les plantes est sans fin et montre de nom-breux visages ; nous ne nous en lasse-rons jamais.

Sinds de dageraad van de mensheid zijn we gefascineerd door planten.

We hebben ze geobserveerd, verza-meld, hun zaden geoogst, geselecteerd en verbeterd. Door kruisingen heb-ben we eigenschappen die we interes-sant vonden versterkt en ontwikkeld. Soms was hier een dwingende reden voor, planten met een grotere graanop-brengst bijvoorbeeld konden een na-kende hongersnood afwenden. Soms was het ook gewoon om esthetische re-denen, mooiere bloemen…

We hebben de aardbol afgezocht naar planten, voor hun zoete vruch-ten, voor de geneeskrachtige of opwek-kende stoffen die ze bevatten, voor hun geuren en smaken, voor hun schoon-heid en hun kleuren. We hebben ze ge-importeerd en in cultuur gebracht.

Hoe ver mensen kunnen gaan in hun fascinatie voor planten, bewijst de 17de eeuwse tulpenmanie. Een volledi-ge natie werd erdoor gegrepen. Er werd niet minder dan 1.200 florijnen betaald voor een bloembol, dit terwijl het ge-middelde jaarlijkse inkomen 150 florij-nen bedroeg…

Onze liefdesverhouding met planten kent talloze facetten en is onbegrensd in de tijd.

Eng

Fr Nl

Cinchona calisaya

Plants and us: a long-lasting love affair

Les plantes et nous: une longue histoire d’amour

Planten en mensen: een langdurige liefdesrelatie

GrundtviGProject


On both sides of the Atlantic Ocean, Dahlia’s have had their impact on hu-manity. In their region of origin, Mexico, they were used as a traditional food source by the indigenous peoples, they were both gathered in the wild and cultivated. Today the dahlia is the na-tional flower of Mexico and Dahlia coccinea Cav. is still eaten, drank and used as a traditional medicine.

In Europe Dahlia’s became popular as ornamental plants. The first mod-ern double, or “full double” cultivars were created in Belgium. Round 1808 M. Donckelaar, Director of the Botan-ic Garden at Louvain, selected plants for that characteristic, and within a few years secured three fully “double” forms. But dahlias also produce inulin which was useful for the treatment of diabetes before insulin was discovered in 1923. Today inulin is still used in clinical tests for kidney functionality.

The Royal Botanic Garden of Madrid played a crucial role in the in-troduction of the dahlia in Europe. In 1789, Vicente Cervantes, Director of the Botanic Garden at Mexico City, sent “plant parts” to Antonio José Cavanilles, Director of the Garden of Madrid. In 1791, when the plants flow-ered a first time he gave them their sci-entific name Dahlia, after the Swedish botanist Anders Dahl.

Les dahlias ont influencé l'humani-té des deux côtés de l'océan Atlantique. Dans leur région d'origine, le Mexique, ils ont été utilisés comme source tradi-tionnelle de nourriture par les peuples autochtones, aussi bien récoltés à l'état sauvage que cultivés. Aujourd'hui, le dahlia est la fleur nationale du Mexique et il est toujours consommé et utilisé comme aliment, boisson et remède tra-ditionnel, principalement le Dahlia coccinea Cav.

En Europe, le dahlia est très apprécié comme plante ornementale. Le premier double moderne et les cultivars « complètement doubles » ont été créés en Belgique. Aux alentours de 1808, M. Donckelaar, directeur du jardin bo-tanique de Louvain, a sélectionné des plantes présentant cette caractéristique, et a réussi à fixer en quelques années trois formes entièrement « doubles ». Mais les dahlias produisent également de l’inuline qu’on utilisait pour traiter le diabète avant la découverte de l’insu-line en 1923. Aujourd'hui encore, l'inu-line de dahlia est utilisée dans les essais cliniques pour tester la fonctionnalité du rein.

Le jardin botanique royal de Madrid a joué un rôle crucial dans l'in-troduction du dahlia en Europe. En 1789, Vicente Cervantes, directeur du jardin botanique de Mexico, a envoyé des « parties de plante » à Antonio José Cavanilles, directeur du jardin de Madrid. En 1791, alors que les plantes fleurissaient pour la première fois, il leur a donné leur nom scientifique de Dahlia, d’après le nom du botaniste suédois Anders Dahl.

Aan beide zijden van de Atlantische Oceaan, hebben dahlia’s een zeker be-lang gehad voor de mens. De inheem-se volkeren van Mexico, het land van herkomst, gebruikten ze als een tradi-tionele bron van voedsel. De knollen werden zowel in het wild verzameld als gekweekt als landbouwgewas. Vandaag is de dahlia de nationale bloem van Mexico en de Dahlia coccinea Cav. wordt nog steeds gegeten, er worden drankjes mee gemaakt en tevens ge-bruikt in de traditionele geneeskunde.

In Europa werden dahlia's populaire sierplanten. De eerste moderne dubbe-le, of gevuldbloemige cultivars werden gecreëerd in België. Rond 1808 selec-teerde M. Donckelaar, directeur van de Kruidtuin in Leuven, planten op hun bloemkenmerken en na een paar jaar bekwam hij drie stabiele vormen van gevuldbloemige dahlia’s. Maar dahlia’s produceren ook inuline die nuttig was voor de behandeling van diabetes voor insuline werd ontdekt in 1923. Vandaag wordt die inuline nog steeds gebruikt in klinische tests voor de werking van nieren.

De Koninklijke Botanische Tuin van Madrid speelde een cruciale rol bij de introductie van de dahlia in Europa. In 1789 stuurde, Vicente Cervantes, direc-teur van de Botanische Tuin van Mexico-Stad, ‘plantendelen’ naar Antonio José Cavanilles, directeur van de Tuin van Madrid. Wanneer in 1791 de planten een eerste keer bloeiden, gaf hij hen de wetenschappelijke naam Dahlia, ter ere van de Zweedse plant-kundige Anders Dahl.

Statue of Cavanilles in the Garden of Madrid

Dahlia pinnata Cav. growing in Meise

Dahlia from the Malaspina expedition - Madrid

Eng

FrNl

FAScinAtinG PLAntS


——FAScinerende

PLAnten

Dahlia: medicinal, horticultural and food use

Le dahlia: une plante médicinale, alimentaire et d’ornement

De dahlia: geneeskrachtig, lekker en mooi

GrundtviGProject


Since time immemorial roses have fascinated humanity. Albeit that some were sporadically used for their me-dicinal properties, roses have mostly been grown for the beauty, fragrance and symbolism of their flowers. Al-though only about 150 wild species of rose (Rosa) exist, constant cultivation, hybridisation and selection have given rise to countless thousands of cultivars.

Within the enormous Herbarium of the National Botanic Garden of Belgium a special area is reserved for the largest rose herbarium of the world. During his life, Francois Crépin (1830-1903) studied and classified roses from all over the world. He collected many specimens himself but most he ob-tained through an extensive network of collectors and rose growers. He devised a method of rose-classification which is still partly used today. His unique her-barium, 43.000 specimens in total, is still occasionally used by rose research-ers.

Francois Crépin was one of the great Belgian botanists. In 1860, he pub-lished his first "Handbook of the Flora of Belgium" and the following year he was appointed professor of bot-any at the School of Horticulture of Gentbrugge led by the world-renowned horticulturist Louis Van Houtte, who left his name to a famous beautiful rose. In 1876, Crépin became director of the Botanic Garden and remained until his retirement in 1901.

Depuis des temps immémoriaux, les roses ont fasciné l’humanité. Bien que certaines aient été utilisées spora-diquement pour leurs propriétés mé-dicinales, les roses ont essentiellement été cultivées pour leur beauté, leur par-fum et la symbolique de leurs fleurs. Quoiqu’il existe seulement environ 150 espèces sauvages de rose (Rosa), la culture constante, l'hybridation et la sélection ont donné lieu à d'innom-brables milliers de cultivars.

Dans l'énorme Herbier du Jardin bo-tanique national de Belgique, une zone spéciale est réservée au plus important herbier de roses du monde. Au cours de sa vie, François Crépin (1830-1903) s’est consacré à l’étude et à la classifica-tion des roses issues du monde entier. Il a recueilli de nombreux spécimens lui-même, mais il a obtenu la plupart de ses spécimens par le biais d’un vaste réseau de collecteurs et de cultivateurs. Il a conçu une méthode de classifica-tion des roses qui est encore partielle-ment utilisée aujourd'hui. Son herbier unique composé au total de 43.000 spé-cimens est encore parfois utilisé par les chercheurs travaillant sur les roses.

François Crépin était l'un des grands botanistes belges. En 1860, il publie son premier « Manuel de la Flore de Belgique » et l'année suivante, il est nommé professeur de botanique à l'école d'horticulture de Gentbrugge dirigée par l'horticulteur de renommée mondiale, Louis Van Houtte, qui a lais-sé son nom à une célèbre belle rose. En 1876, Crépin est devenu directeur du Jardin botanique et l’est resté jusqu'à sa retraite en 1901.

Sinds mensenheugenis hebben rozen mensen gefascineerd. Hoewel sommige sporadisch gebruikt werden voor hun geneeskrachtige eigenschappen, wer-den rozen voornamelijk geteeld voor hun schoonheid, geur en bloemsymbo-liek. Er zijn slechts een 150-tal rozen-soorten (Rosa) die in het wild voorko-men. Door ontelbare hybridisaties en doorgedreven selectie, bestaan er van-daag in cultuur duizenden cultuur- variëteiten.

In het enorme Herbarium van de Nationale Plantentuin van België is een speciale ruimte voorzien voor het belangrijkste rozenherbarium van de wereld. Tijdens zijn leven, wijdde François Crépin (1830-1903) zich aan de studie en de classificatie van rozen uit de hele wereld. Hij verzamelde zelf heel wat, maar hij kreeg de meeste van zijn specimens door een uitgebreid netwerk van verzamelaars en kwekers. De clas-sificatie die hij opstelde, wordt vandaag nog steeds gedeeltelijk gebruikt. Zijn uniek herbarium met in totaal 43.000 specimens wordt ook nu nog af en toe gebruikt voor onderzoek op rozen.

François Crépin was een van de grootste Belgische botanici. In 1860 pu-bliceerde hij zijn eerste flora van België (Manuel de la Flore de Belgique); een jaar later werd hij benoemd tot hoog-leraar in de plantkunde aan de Tuin-bouwschool van Gentbrugge waar de wereldberoemde plantenkenner, Louis Van Houtte, toen directeur was. Naar hem werd trouwens een mooie ro-zen cultivar vernoemd. In 1876 werd Crépin directeur van de Plantentuin tot aan zijn pensionering in 1901.

Bust of Crépin in Meise

Rose ‘Louis Van Houtte’ growing in Florence

View of the Rose Herbarium in Meise

FAScinAtinG PLAntS


——FAScinerende

PLAnten

Eng

Fr Nl

The rose: a plant of passion

La rose: une plante de passion

De roos: plant van de liefde

GrundtviGProject


Humans have been interacting with the grapevine (Vitis vinifera) since the Neolithic period. For thousands of years, the fruit has been harvested for both medicinal and nutritional value; its history is intimately entwined with the history of wine. Over the centuries hundreds of cultivars were selected, some are the result of complex hybrid-ization processes with other grape spe-cies.

The Florence Botanic Garden of-fers a rare insight into classical grape cultivation. From Etruscan times (circa 900-280 BC) the vines were tied to liv-ing supports, usually trees like maple, poplar or elm. According to the Italian historian Emilio Sereni (1907-1977) this type of grape cultivation was unknown before the Etruscans.

Contrary to modern cultivation techniques this method allowed the in-dividual vines to become very large. The vine ‘married’ to the maple was a characteristic of the ancient Tuscan landscape: one finds a few examples still today, even if sporadically. The specimen cultivated in the Florence’s Botanic Garden permits a visual sup-port for students looking to deepen their understanding of landscape archi-tecture, history, and botany.

Les humains ont été en interaction avec la vigne et spécialement Vitis vinifera depuis la période néolithique. Pendant des milliers d'années, le raisin a été récolté pour sa valeur à la fois mé-dicinale et nutritionnelle ; son histoire est intimement liée à l'histoire du vin. Vitis vinifera est à l'origine de centaines de cultivars appelés cépages. Cepen-dant, certains cultivars sont le résul-tat de l'hybridation, souvent complexe, avec d'autres espèces.

Le jardin botanique de Florence offre un rare aperçu de la culture clas-sique de la vigne. À l'époque étrusque (vers 900-280 av. J.-C.), les vignes ont été attachées à des supports vivants, gé-néralement des arbres comme l'érable, le peuplier ou l’orme. Selon l'historien italien Emilio Sereni (1907-1977), ce type de culture de la vigne était incon-nu avant les Étrusques.

Contrairement aux techniques culturales modernes, cette méthode a permis aux vignes de croître considéra-blement. La vigne « mariée » à l'érable était une caractéristique de l'ancien paysage toscan : on en trouve encore quelques exemples aujourd'hui, même si c’est de façon sporadique. Le spéci-men cultivé de la sorte au jardin bota-nique de Florence est un support visuel pour les étudiants qui cherchent à ap-profondir leur compréhension de l'ar-chitecture paysagère, de l'histoire et de la botanique.

De mens is al geïnteresseerd in de wijnstok (Vitis vinifera) sinds het ste-nen tijdperk. Al duizenden jaren, wor-den de vruchten geoogst en als fruit of geneesmiddel gebruikt. Zijn geschie-denis is nauw verweven met die van de wijn. Door de eeuwen heen zijn er hon-derden cultivars geselecteerd; wat het resultaat is van complexe hybridisaties met andere druivensoorten.

De Botanische Tuin van Firenze geeft een zeldzaam overzicht van de klassieke druiventeelt. Sinds de Etrus-ken (circa 900-280 v.C.) worden drui-velaars geplant naast levende ‘steun-stokken’, meestal een esdoorn, populier of iep. Volgens de Italiaanse historicus Emilio Sereni (1907-1977) was vóór de tijd van de Etrusken deze teelttechniek nog niet in gebruik.

In tegenstelling tot moderne teelt-technieken kan een wijnstok op die manier, zeer groot worden. Esdoorns verweven met een druivelaar, waren ty-pische landschapselementen van het oude Toscane. Hier en daar kan je ze er vandaag trouwens nog aantreffen. Ook in de Botanische Tuin van Firenze zelf koestert men zo’n druivelaar als levend erfgoed en als voorbeeld voor studen-ten die hun kennis van landschapsar-chitectuur, geschiedenis en plantkunde willen verrijken.

The vine “married” to the maple in Tuscany

Grapes

Small leaf growing on the vine in Florence

The same in the Botanic Garden of Florence

Eng

Fr

Nl

FAScinAtinG PLAntS


——FAScinerende

PLAnten

Vine: fruits of delight

La vigne: des fruits qui nous charment

Druiven: vruchten van verrukking

GrundtviGProject


Amorphophallus titanum is a flower-ing plant with the largest unbranched inflorescence in the world. It was first discovered in the equatorial tropical rain forest of Sumatra (Indonesia) by the Florentine explorer, zoologist, botanist and ethnologist Odoardo Beccari in 1878, who later became di-rector of the Botanic Garden of Florence. He sent seeds and tubers back to Florence. The tubers died but some seeds germinated and the young plants were dispatched to the most im-portant Botanic Gardens of Europe. The first blooming occurred at the Royal Botanic Gardens of Kew in 1889. Since then, there have been only a few flowerings in the world…

It is difficult to grow this plant in cultivation, so its blooming is always a special event. In June 2002 in the Bo-tanic Garden of Florence, two plants flowered for the first time… In Meise, we had two bloomings, in 2008 and 2011, that attracted a lot of visitors.

The plant grows in the wild only in the equatorial rainforests of Sumatra, Indonesia. Due to its odour, the titan arum is also known as the “corpse plant” which is the meaning of its Indonesian name “bunga bangkai”.

L'Amorphophallus titanum ou Arum titan est la plante à fleurs qui porte la plus grande inflorescence non ramifiée du monde. Il a été découvert en 1878 dans la zone équatoriale de la forêt tro-picale de Sumatra (Indonésie) par l'ex-plorateur Odoardo Beccari, zoologiste, botaniste et ethnologue, qui à son re-tour deviendra directeur du jardin bo-tanique de Florence. Il a envoyé des graines et des tubercules à Florence. Les tubercules sont morts, mais des graines ont germé et les jeunes plants ont été envoyés aux jardins botaniques les plus importants d'Europe. La pre-mière floraison a eu lieu au Jardin bo-tanique de Kew en 1889. Depuis lors, il y a eu seulement quelques floraisons de plantes cultivées dans le monde…

C’est une plante difficile à cultiver, de ce fait sa floraison est toujours un événement spécial. Au jardin botanique de Florence, c’est en juin 2002 que deux plantes ont fleuri pour la première fois… À Meise, nous avons eu deux flo-raisons en 2008 et 2011 qui ont attiré beaucoup de visiteurs.

La plante ne pousse à l'état sauvage que dans les forêts équatoriales de Sumatra, en Indonésie. À cause de l’odeur de viande avariée de sa fleur, l'arum titan se nomme « bunga bangkai » en indonésien, ce qui signifie « plante cadavre ».

De reuzenaronskelk (Amorphophal-lus titanum) heeft de grootste bloem, of correcter: onvertakte bloeiwijze van alle planten ter wereld. Ze werd in 1878 ontdekt in het tropisch regen-woud van Sumatra (Indonesië) door ontdekkingsreiziger, zoöloog, botani-cus en etnoloog Odoardo Beccari, die later directeur van de Botanische Tuin van Firenze werd. Hij stuurde zaden en knollen terug naar Firenze. De knollen overleefden het niet maar enkele zaden ontkiemden wel en al gauw werden jon-ge planten verzonden naar de belang-rijkste botanische tuinen van Europa. In de Royal Botanic Gardens van Kew (Verenigd Koninkrijk), slaag-de men er als eerste in om een plant aan het bloeien te krijgen in 1889. Daarna zijn andere tuinen er ook in gelukt, maar het blijft een zeldzame aangelegenheid, want de plant is niet makkelijk te kweken en vraagt heel wat verzorging. In 2002 bloeide er twee reuzenaronskelken in Firenze, 6 jaar later slaagde ook de Nationale Planten-tuin van België er in twee planten in bloei te krijgen. Ook bij de tweede bloei in Meise in 2011, deze keer maar 1 ex-emplaar, kon de plant op heel wat be-langstelling rekenen.

De aronskelk bloeit maar 2 à 3 da-gen en verspreidt na het opengaan een spectaculaire aasgeur. De Indonesiërs noemen ze dan ook ‘lijkenplant’.

Portrait of Odoardo Beccari

PLAntS FroMneW WorLdS

——PLAnteS venueS

d’AiLLeurS——

PLAnten vAnnieuWe

WereLdenDrawing by E. Ximenes

Eng

FrNl

The first blooming in Meise

Titan arum: the largest ‘flower’ of the world

Arum titan: la plus grande ‘fleur’ du monde

Reuzenaronskelk: de grootste ‘bloem’ van de wereld

GrundtviGProject


Belgium has many important bota-nists.

Émile Laurent (1861-1904) was one of the first to explore the flora of Cen-tral Africa on a large scale. We owe him the variegated snake (Sansevieria trisfasciata var. laurentii) which holds a place among the most popular house plants.

The Encephalartos laurentianus was named after him because he was the first to introduce Encephalartos from Central Africa to Europe. This plant is the largest of cycads, a group of plants that appeared long before dinosaurs, now seriously threatened. Our Garden has valuable specimens.

Hélène Durand (1883-1934) studied art and botany. Daughter of Théophile Durand (Director of the National Botanic Garden from 1901 to 1912) she painted botanical illustrations of great value, such as cycads. Even on her deathbed, she still thought about the illustrations she wanted to paint!

Piet Stoffelen is a researcher cur-rently working at the Garden. He de-scribed a naturally caffeine-free new species of coffee: Coffea charrieriana. To describe new species, identify, name and classify them, is an essential role of Botanic Gardens.

La Belgique compte de nombreux botanistes d’importance.

Émile Laurent (1861-1904) a été l’un des premiers à explorer la flore d’Afrique Centrale à grande échelle. Nous lui devons la sansevière (Sansevieria trisfasciata var. laurentii), une des plantes vertes d'appartement les plus appréciées.

L’Encephalartos laurentianus a été nommé d’après son nom, car il a été le premier à introduire les Encephalar-tos d’Afrique centrale en Europe. Cette plante est la plus grande des cycadales, un groupe de plantes apparu bien avant les dinosaures, aujourd’hui fortement menacé. Notre Jardin en possède de précieux spécimens.

Hélène Durand (1883-1934) a suivi des études d’art et de botanique. Fille de Théophile Durand (directeur du Jar-din botanique national de 1901 à 1912) elle a peint des illustrations botaniques de grande valeur, notamment des cy-cadales. Même sur son lit de mort, elle songeait encore aux illustrations qu’elle voulait peindre !

Piet Stoffelen est un chercheur tra-vaillant actuellement dans le Jardin. Il a décrit une nouvelle espèce de café naturellement sans caféine (Coffea charrieriana). Décrire les espèces, les identifier, les nommer et les classer : c’est un des rôles essentiels des jardins botaniques.

Enkele van de belangrijke plantkun-digen uit België door de eeuwen heen.

Émile Laurent (1861-1904) was een van de eersten om de flora van Cen-traal-Afrika te verkennen. Hij is de ont-dekker van de bonte vrouwentongen (Sansevieria trisfasciata var. laurentii), populaire kamerplanten.

De Laurentpalmvaren, (Encepha-lartos laurentianus) werd naar hem ge-noemd omdat hij als eerste deze soort van Centraal-Afrika naar Europa mee-bracht. Deze, nu ernstig bedreigde plantensoort, is één van de grootste van de orde van de palmvarens, een plan-tengroep ouder dan de dinosaurussen. Onze tuin heeft enkele zeer waardevol-le exemplaren.

Hélène Durand (1883-1934) studeer-de zowel beeldende kunst als plantkun-de en maakte tal van botanische illus-traties, stuk voor stuk meesterwerken zoals haar afbeeldingen van palmva-rens. Ze is de dochter van Theophile Durand, directeur van de Plantentuin van 1901 tot 1912. Zelfs op haar sterf-bed, dacht ze nog steeds aan illustraties die zij nog wilde schilderen!

Piet Stoffelen is een onderzoeker van de Plantentuin. Hij beschreef heel wat nieuwe koffiesoorten zoals Cof-fea charrieriana van nature cafeïnevrij. Nieuwe soorten beschrijven, identifice-ren, benoemen en classificeren, dat is een essentiële taak van Plantentuinen.

Eng

Fr Nl



d’AiLLeurS——

PLAnten vAnnieuWe

WereLdenPortrait of Émile Laurent

Piet Stoffelen with a Coffea charrierianaPortrait of Hélène Durand

Drawing of an Encephalartos by Hélène Durand

Belgian botanists

Botanistes belges

Belgische botanici

GrundtviGProject


The domestication of the citrus plants begun over 4000 years ago in the regions of East Asia. Today, there are around 400 varieties of oranges alone, but the original wild versions of or-anges and mandarins have been lost. They were brought to the Mediterrane-an by navigators along different routes throughout different times. The first citrus to reach the Mediterranean was the citron (Citrus medica), while or-anges and tangerines arrived later. En-joyed on the table, but also appreciated for their perfume and medicinal vir-tues, desired for their beauty, the citrus plants became the object of a collecting trend.

In the Botanic Garden of Florence, the cultivation of citrus plants has been documented since the 18th century. The “Bizzarria” is surely the most singu-lar among all the citrus fruits. The first one was discovered in 1644 in Florence. Relatively recent studies have cleared up what for more than three centuries was an enigma. Today, we know that the “Bizzarria” is a matter of grafting chimeras.

La domestication des plantes du genre citrus a commencé il y a 4000 ans dans les régions de l'Asie orientale. Aujourd'hui, il existe environ 400 va-riétés des seules oranges, mais les an-cêtres sauvages des oranges et manda-rines sont perdus à jamais. Les agrumes ont été ramenés en Méditerranée par les navigateurs le long de différentes routes à travers différentes époques. Les premiers agrumes qui ont atteint la Méditerranée étaient les citrons (Citrus medica), tandis que les oranges et les mandarines sont arrivées plus tard. Dégustés à table, mais aussi ap-préciés pour leur parfum et leurs ver-tus médicinales, recherchés pour leur beauté, les citrus ont été fort prisés et collectionnés. Dans le jardin bota-nique de Florence, la culture de plants d'agrumes a été répertoriée depuis le 18e siècle. L’orange « Bizzarria » est cer-tainement le plus singulier de tous les agrumes. La première a été découverte en 1644 à Florence. Des études relative-ment récentes sur son origine ont éluci-dé ce qui était une énigme depuis plus de trois siècles. Aujourd'hui, nous sa-vons que l’orange « Bizzarria » est une chimère de greffe.

De domesticatie van citrusplanten begint reeds meer dan 4000 jaar gele-den in Oost-Azië. Vandaag zijn er on-geveer 400 variëteiten sinaasappelen alleen al, maar de oorspronkelijke wil-de planten, de voorouders van onze sinaasappelen en mandarijnen zijn verloren gegaan. Ze werden naar de Middellandse Zee door reizigers aan-gevoerd langs verschillende routes en op verschillende tijdstippen. De eerste citrussoort die het Middellandse Zee-bekken bereikte was de citroen (Citrus medica), terwijl sinaasappels en man-darijnen later arriveerden. Niet alleen als delicatesse werden zij gewaardeerd maar ook voor hun parfum en genees-krachtige werking; omdat ze ook mooi zijn, werden citrusplanten het voor-werp van een trendy verzamelwoede.

In de Plantentuin van Firenze, be-staan er documenten over de kweek van citrusplanten die teruggaan tot de 18de eeuw. De ‘Bizzarria’ is zeker de meest bijzondere onder alle citrus-vruchten. Ze werd ontdekt in 1644 in Firenze. Relatief recente studies over de origine hebben opgehelderd wat meer dan drie eeuwen lang een raadsel was: de ‘Bizzarria’ is een ent-chimeer.

Citrus medica var. sarcodactylis – Buddha’s hand

Citrus aurantium ‘Bizzaria’

Citrus aurantium ‘Bizzaria’ opened

Eng

Fr Nl



d’AiLLeurS——

PLAnten vAnnieuWe

WereLden

Citrus: a diverse family

Citrus: une famille diversifiée

Citrus: een diverse familie

GrundtviGProject


We owe valuable discoveries in the New World to Spanish botanists- explorers. We must imagine that these passionate researchers went on expe-dition for many years and sometimes a whole part of their life.

Botanists Hipólito Ruiz and José Antonio Pavón explored Peru and oth-er regions around from 1777 to 1788, along with the French botanist Joseph Dombey. They were in search of Cinchona, a plant from which qui-nine is extracted, a vital medicinal substance. They made many discover-ies, including Phytelephas macrocarpa plant, a palm tree that produces veg-etable ivory. Many species have been named after their name.

José Celestino Mutis led a botanist expedition for 25 years (1783-1808), covering 8.000 km2 in the north of South America. He corresponded with many European scientists, including Linnaeus. He described many species and cultivated a special taste for the passiflora’s. He wanted a complete col-lection of them. 37 species are painted in the beautiful drawings of the expe-dition. Some of these plants have now disappeared or are seriously threat-ened.

Nous devons aux explorateurs bota-nistes espagnols de précieuses décou-vertes sur le nouveau continent. Il nous faut imaginer que ces chercheurs pas-sionnés partaient en expédition pour de longues années et parfois toute une partie de leur vie.

Les botanistes Hipólito Ruiz et José Antonio Pavón ont exploré le Pérou et d’autres régions alentour de 1777 à 1788 en compagnie du botaniste français Joseph Dombey. Ils étaient à la re-cherche de plants de Cinchona, dont on extrait la quinine, une substance mé-dicinale d’importance vitale. Ils ont fait de nombreuses découvertes, dont celle de Phytelephas macrocarpa, pal-mier qui produit l’ivoire végétal. De nombreuses espèces ont été nommées d’après leur nom.

José Celestino Mutis a dirigé une expédition botaniste pendant 25 ans (1783-1808), couvrant 8.000 km2 au nord de l’Amérique du Sud. Il était en correspondance avec de nombreux sa-vants européens, dont Linnaeus. Il a décrit de nombreuses espèces et a nourri un goût particulier pour les pas-siflores dont il a souhaité obtenir une collection complète. 37 espèces sont peintes dans les magnifiques planches ramenées de l’expédition. Certaines de ces plantes ont aujourd’hui disparu ou sont fortement menacées.

Spaanse botanici deden waardevol-le vondsten tijdens hun ontdekkings-reizen in de Nieuwe Wereld. Soms gin-gen deze gepassioneerde onderzoekers gedurende vele jaren op expeditie en soms zelfs voor het grootste deel van hun leven.

De Spanjaarden Hipólito Ruiz en José Antonio Pavón verkenden samen met de Fransman Joseph Dombey, van 1777 tot 1788, Peru en de gebieden daar rond. Ze waren op zoek naar Cinchona planten, waaruit het le-vensreddend antimalariamiddel kinine wordt gewonnen. Ze ontdekte gigan-tisch veel nieuwe plantensoorten zoals Phytelephas macrocarpa, die een plant-aardig ivoor produceert. Veel planten-soorten kregen dan ook hun naam.

José Celestino Mutis leidde een plantenexpeditie die een kwart- eeuw duurde (1783-1808) en maar liefst 8.000 km² van het noorden van Zuid-Amerika afspeurde. Hij hield per brief contact met veel Europese weten-schappers, waaronder Linnaeus. Hij beschreef vele soorten en had een bij-zondere voorliefde voor passiflora’s en trachtte een volledige verzameling daarvan aan te leggen. 37 soorten zijn weergegeven op prachtig geschilderde illustraties van deze expeditie. Sommi-ge van deze planten zijn vandaag uitge-storven of worden ernstig bedreigd.

Eng

Fr Nl



d’AiLLeurS——

PLAnten vAnnieuWe

WereLdenPortrait of José Celestino Mutis

Portrait of Hipólito Ruiz

Drawing of Passiflora from Mutis expedition

Fruits of Phytelephas: the vegetal ivory

Phytelephas from Ruiz y Pavón expedition

Plants from America

Plantes du Nouveau Monde

Planten uit Amerika

GrundtviGProject


The National Botanic Garden of Belgium is first and foremost a scientif-ic institution.

It is notably one of the largest re-search centers regarding the Rubiaceae, the family of coffee. The diversity of resources allows the research team to study a family of plants from different materials.

Fundamental research in the Gar-den leads to the discovery of new spe-cies. Botanical studies also help to understand the environmental chang-es, which is critical nowadays. Even a seemingly banal plant can play a key role for the balance of ecosystems.

There are two research departments in the Garden: one studies the plants with spores, fungi, algae and lichens, while the other explores the flowering plants, mainly those of the Belgian flo-ra and of Central Africa.

In addition to research, the missions of the Botanic Garden are plant conser-vation on one hand and education on the other. The Garden is home to a re-nowned seed bank. With specific tech-nical drying and cooling, some seeds retain their power of germination for at least a hundred years.

Many species on the brink of extinc-tion in the wild are preserved in our collections. Imparting knowledge on plants is educating to preserve and love them.

Le Jardin botanique national de Belgique est avant tout une institution scientifique.

C’est notamment un des plus impor-tants centres de recherche pour les Rubiacées, la famille des caféiers. La ri-chesse des ressources permet à l’équipe scientifique d’étudier une famille de plantes à partir de différentes maté-riaux.

La recherche fondamentale menée au Jardin permet de découvrir de nou-velles espèces. Les études botaniques aident à comprendre les changements environnementaux, ce qui est devenu essentiel aujourd’hui. Même une plante a priori banale peut jouer un rôle capi-tal pour l’équilibre des écosystèmes.

Il y a deux départements de re-cherche au Jardin : l’un étudie les plantes à spores, les champignons, les algues et les lichens, tandis que l’autre étudie les plantes à fleurs, principa-lement celles de la flore belge et de la flore d’Afrique centrale.

Outre la recherche, les missions du Jardin botanique sont la conservation des plantes d’une part et l’éducation et la transmission d’autre part. Le Jardin abrite une banque de graines réputée au niveau mondial. Par des techniques spécifiques de séchage et de refroidis-sement, certaines graines gardent leur pouvoir de germination durant une centaine d’années.

De nombreuses espèces au bord de l’extinction dans la nature sont préser-vées dans nos collections. Transmettre la connaissance sur les plantes, c’est éduquer à les préserver et à les aimer.

De Nationale Plantentuin van België is in de eerste plaats een wetenschappe-lijke instelling.

Het is een van de grootste onder-zoekscentra die de Rubiaceae of koffie-familie bestudeert. In een Plantentuin is al het materiaal aanwezig om zulke plantenfamilies ten gronde te bestude-ren.

Er worden dan ook regelmatig nieu-we plantensoorten ontdekt en beschre-ven. Botanische studies helpen ook om een beter inzicht te krijgen in de evolu-tie van het milieu, wat nu fundamenteel is. Want zelfs een ogenschijnlijk banaal plantje kan een belangrijke rol spelen voor het evenwicht in ecosystemen.

Er zijn twee onderzoeksafdelingen in de Plantentuin: de ene bestudeert spore-planten, schimmels, algen en korstmos-sen, de andere de bloemplanten, vooral die van de Belgische flora en van Cen-traal-Afrika.

Behalve onderzoek, zijn conservatie en educatie de basisopdrachten van de Plantentuin. De Plantentuin bezit ook een belangrijke zadenbank. Met speci-fieke droog- en koeltechnieken, kun-nen sommige zaden hun kiemkracht tot honderd jaar behouden.

Veel soorten, die in het wild met uit-sterven bedreigd zijn, worden bewaard in onze collecties. Kennis doorgeven over planten is mensen leren van plan-ten te houden om ze te behouden.

Eng

Fr

Nl

tHe BotAnicGArden todAY

——Le jArdinBotAniQue

Aujourd’Hui——

de PLAntentuinvAndAAG

Ann Van de Vyver doing germinating tests

Sandrine Godefroid in the seed bank

Mushroom – Congo River expedition 2010

A scientific institution

Une institution scientifique

Een wetenschappelijke instelling

Rubiaceae seeds from Madagascar

GrundtviGProject


In the National Botanic Garden of Belgium, there are not only gardens or greenhouses! A rich heritage is housed in this institution, which is used by re-searchers from the Garden and their counterparts from around the world.

The huge herbarium houses nearly 4 million specimens, including 80% of the collected species of Central Africa, collections of plants preserved in alco-hol, seeds and dried fruit, a collection of wood samples…

The library specialized in the field of botany contains more than 200.000 volumes, dating from the 15th century until today: 45.000 monographs, 11.000 periodicals, maps and plans… The ar-chives also contain manuscripts and letters, photographs on glass…

The garden has an image library of 60.000 illustrations including master-pieces like works by Hélène Durand.

With its Domain and Plant Palace, the Garden is also a temple of knowl-edge and art related to plants! The gar-deners and artists working in the Gar-den also keep many old and specific professional techniques alive.

Au Jardin botanique national de Belgique, il n’y a pas que des jardins ou des serres !

Un riche patrimoine est hébergé dans cette institution, utilisé par les chercheurs du Jardin et leurs homolo-gues venus du monde entier.

Le gigantesque herbier abrite près de 4 millions de spécimens, comprenant notamment 80% des espèces collectées en Afrique Centrale, des collections de plantes conservées dans l’alcool, des graines et des fruits séchés, une collec-tion de bois…

La bibliothèque spécialisée dans le domaine de la botanique est riche de plus de 200.000 volumes, datant du 15e siècle jusqu’à aujourd’hui : 45.000 mo-nographies, 11.000 périodiques, des cartes et plans… Les archives renfer-ment également des manuscrits et des lettres, des photographies sur verre…

Le Jardin dispose d’une iconothèque de 60.000 illustrations comprenant de véritables chefs-d’œuvre parmi lesquels les œuvres d’Hélène Durand.

Offrant son domaine et son Pa-lais des Plantes, le Jardin est aussi un temple du savoir et de l’art liés aux plantes ! Les jardiniers et les artistes travaillant au Jardin gardent bien vi-vantes de nombreuses anciennes tech-niques professionnelles.

In de Nationale Plantentuin van België zijn er niet alleen tuinen en kas-sen! Deze instelling heeft een uitgebreid patrimonium, dat wordt gebruikt door onderzoekers van de Plantentuin en hun collega's uit de hele wereld.

Het enorme herbarium met bijna 4 miljoen exemplaren, waarvan 80% uit Centraal-Afrika, een wetenschappelijk collectie van vruchten en bloemen be-waard in alcohol, collecties van zaden en gedroogde vruchten, houtstalen…

De bibliotheek is gespecialiseerd in plantkundige werken en bevat meer dan 200.000 volumes, daterend van de 15de eeuw tot vandaag: 45.000 monogra-fieën, 11.000 tijdschriften, kaarten en plannen. In de archieven zitten ook handschriften en brieven, foto's op glas…

De tuin heeft ook een beeldenbank van 60.000 illustraties, waaronder meesterwerken van Hélène Durand.

Met zijn Domein en Plantenpaleis, is de Plantentuin een tempel van planten-kennis en kunst. Ook de oude en speci-fieke professionele technieken die van tuinier op tuinier worden overgeleverd, mag je terecht als erfgoed bestempelen.



Aujourd’Hui——

de PLAntentuin vAndAAG

Part of the book collection about Asia

Nicole Hanquart in the Library

Example of a type specimen

Philippe Orban in the Herbarium

Eng

Fr

Nl

Behind the scenes: a rich heritage

Dans les coulisses: un riche heritage

Achter de schermen: een rijk erfgoed

GrundtviGProject


Aeollanthus saxatilis

In DR Congo, the Upper-Katanga province includes some of the largest ore bodies of copper and cobalt in the world, expressed in the form of hills isolated in the Miombo woodland. The total copper concentration in the soil is often very high and lethal to most plant species. These extreme conditions have led to the formation of a unique type of plants that can withstand these con-ditions, “the copper flora”: more than 600 species from which 32 are strict endemics. The copper flora is highly threatened by the development of min-ing activities. To prevent extinction, in-situ and ex-situ conservation strat-egies are combined: ecosystem recon-struction, preservation of intact sites, species translocations, and seed banks development. Two seed banks are working on this: one in the University of Lubumbashi and the one from Meise. Here, our researchers store the seeds for long term conservation, dry-ing them at 15°C and 15% RH, and stor-ing them in sealed-aluminum bag at -20°C. They also grow some of the plants to check their germinating pow-ers. These conserved plant species are extremely valuable because they can stabilize heavily polluted soil on ex-hausted mining sites. This vegetation cover prevents the wind from blowing toxic dust around which hugely im-proves the health of the local popula-tion.

The Botanic Garden of Florence is also conducting studies on metallo-phyte plants from Tuscany and Medi-terranean basin, mainly Ni-hyperaccu-mulator species of Alyssum.

Au Congo, le Haut-Katanga com-prend certains des plus grands gise-ments de cuivre et de cobalt au monde, sous forme de collines isolées dans les forêts du Miombo. La concentration totale de cuivre dans le sol est sou-vent très haute et mortelle pour la plu-part des plantes. Ces conditions ex-trêmes ont conduit à la formation d'un type unique de végétation, « la flore du cuivre » : plus de 600 espèces dont 32 strictement endémiques. Cette flore est fortement menacée par le développe-ment des activités minières. Pour em-pêcher l'extinction, des stratégies de conservation in-situ et ex-situ sont combinées : reconstruction des écosystèmes, préservation de sites in-tacts, transfert d’espèces et stockage des graines. Deux banques de semences y travaillent : celle de l'Université de Lubumbashi et celle de Meise. Ici, les chercheurs engrangent les graines pour une conservation à long terme : sé-chage à 15°C et 15% HR, stockage dans un sac étanche en aluminium à -20°C. Ils cultivent aussi quelques-unes des plantes afin de tester leur pouvoir ger-minatif. Conserver ces plantes est ex-trêmement important, car elles peuvent stabiliser les sols fortement pollués des sites miniers. Cette couverture végé-tale empêche les poussières toxiques de se disperser, prévenant ainsi les risques sanitaires pour la population locale.

Le Jardin botanique de Florence mène également des études sur les plantes metallophytes de Toscane et du bassin méditerranéen, principalement les espèces Alyssum, hyperaccumula-trices de nickel.

In Congo, in de Haut-Katanga, liggen de grootste kobalt- en kopererts-ontginningen ter wereld. Metaalrijke heuvels doemen er her en der op in het Miombo, een ijl savannebos. Voor de meeste planten is een hoge concentra-tie koper in de bodem dodelijk. Toch zijn er doorheen de evolutie in geslaagd om deze koperconcentraties te tolere-ren. Het gaat over 600 soorten, waarvan er 32 nergens anders voorkomen. Deze ‘koperflora’ wordt ernstig bedreigd door de mijnbouw die de heuvels volledig af-graaft. Beschermingsmaatregelen drin-gen zich op, zowel in-situ als ex-situ; on-aangeroerde sites moeten beschermd en heraangelegd worden en plantensoorten verplaatst of in zadenbanken bewaard. De zadenbanken van de Universiteit van Lubumbashi en die van Meise spelen hier een actieve rol. Onderzoekers pre-pareren de zaden om ze gedurende lan-ge tijd te kunnen stockeren; ze worden gedroogd op 15°C bij 15% RV en daar-na in hermetisch afgesloten aluminium zakjes bewaard bij -20°C. Regelmatig controleert men de kiemkracht via labo-ratoriumtesten.

De bewaarde plantensoorten zijn van onschatbare waarde. Zij zijn immers als enige in staat om op de vervuilde grond van verlaten mijnsites te groeien. Daar stabiliseren ze de bodem zodat er geen giftig koperhoudend stof door de wind kan worden rondgeblazen. Wat de ge-zondheid van de plaatselijke bevolking ten goede komt.

Ook in de Tuin van Firenze doet men onderzoek op metaaltolerante planten uit Toscane en het Middellandse Zee-gebied, meer bepaald op verschillende soorten schildzaad (Alyssum) die hoge concentraties nikkel kunnen opslaan.

Eng Fr

Nl



Aujourd’Hui——


Haumaniastrum katangense

Growing test in Meise

Metallicolous plants

Les plantes métallicoles

Metaaltolerante planten

GrundtviGProject


Beyond being a scientific institution rich in collections and heritage, the Bo-tanic Garden can now redefine its role in expanding its social dimension. In these times of climate change and ex-tinction of both plant and animal spe-cies, it is important to reconnect more people to plants and nature.

The Garden itself is a community of researchers, gardeners, technicians, guides, educators, artists, volunteers, and … visitors! Approximately 200 people work in the Garden. And more than 100.000 people visit it each year, families, groups, schools, students, the curious… To those we can still add the links developed by the real or virtual networks and by the mutual assistance developed with gardens or communi-ties, in Africa for example.

The Garden has recently created a tour for the visually impaired, but can still open up to new horizons, develop-ing participatory activities where pub-lics usually little concerned by the Bo-tanic Garden could find their place, because the Garden would meet some of their needs.

It is also suitable for the garden in all its components to embody a model of sustainable development.

All these dynamics are at work today in order to invent with you the Botanic Garden of tomorrow.

Au-delà d’être une institution scien-tifique, riche en collections et en pa-trimoine, le Jardin botanique peut aujourd’hui redéfinir son rôle en élar-gissant sa dimension sociale. En ces temps de changements climatiques et d’extinction des espèces tant végétales qu’animales, il importe de reconnec-ter de plus en plus de personnes aux plantes et à la nature.

Le Jardin forme en lui-même toute une communauté de chercheurs, de jardiniers, de techniciens, de guides, d’éducateurs, d’artistes, de bénévoles, et de … visiteurs ! Environ 200 per-sonnes travaillent au Jardin. Et plus de 100.000 personnes le visitent chaque année : familles, groupes, scolaires, étu-diants, curieux… À ceux-là s’ajoutent encore les liens développés par les ré-seaux (réels ou virtuels) et l’entraide avec des jardins ou des communautés, en Afrique par exemple.

Le Jardin vient de développer une vi-site pour personnes malvoyantes, mais peut encore s’ouvrir à d’autres horizons, en développant des activités partici-patives, où des publics habituellement peu concernés par le Jardin botanique pourraient trouver leur place, car celui-ci rencontrerait certains de leurs besoins.

Il convient aussi pour le Jardin d’in-carner dans toutes ses composantes un modèle de développement durable.

Toutes ces dynamiques sont à l’œuvre aujourd’hui pour inventer avec vous le Jardin botanique de demain.

Naast de wetenschappelijke func-tie en het bewaren van uitgebreide ver-zamelingen en erfgoed, heeft de Plan-tentuin ook een sociale dimensie. Het is immers belangrijk om meer mensen warm te maken voor de natuur, in deze tijden van klimaatsveranderingen en biodiversiteitscrisis.

De Plantentuin vormt een hechte werkgemeenschap van onderzoekers, tuiniers, technici, gidsen, educatoren, kunstenaars, vrijwilligers en … natuur-lijk ook bezoekers! Elke dag van het jaar zijn hier ongeveer 200 mensen aan de slag die het beste van zichzelf geven. Meer dan 100.000 mensen, gezinnen, groepen, scholen, studenten, nieuws-gierigen … komen elk jaar naar hier om van planten te genieten. Maar ook buiten onze fysieke locatie zijn we met mensen verbonden, bijvoorbeeld via di-gitale netwerken of via samenwerkings-verbanden met andere tuinen tot diep in Afrika.

De Plantentuin heeft onlangs een rondleiding ontworpen voor mensen met visuele beperkingen; met andere woorden, we staan steeds open voor in-novaties, zeker als die erop gericht zijn om meer mensen met de functies van botanische tuinen te laten kennismaken. Hoeft het gezegd dat we daarbij telkens de duurzaamheid hoog in het vaandel dragen? Zo werken we vandaag samen aan de Plantentuin van morgen.

Eng

Fr



Aujourd’Hui——


People gathering in the Pachthof

Partnership with Congo

Workshop about trees

Nl

The social role of the Botanic Garden

Le role social du Jardin botanique

De sociale rol van de Plantentuin

Grundtvig Cubes Lowres

Documents

Transcript of Grundtvig Cubes Lowres