Global civil society: politieke capaciteiten. Literatuuronderzoek.
description
Transcript of Global civil society: politieke capaciteiten. Literatuuronderzoek.
1
De invloed van global civil society:
politieke capaciteiten en soevereiniteit
van staten Een literatuuronderzoek
Sylvia Gonggrijp
26 juni 2012
2
1 Inleiding
In 1835 merkte Alexis de Tocqueville het bestaan van het maatschappelijk middenveld op: de civil
society. Tocqueville achtte het verenigingsleven in een democratische samenleving van groot belang.
Door wederzijdse samenwerking ontwikkelen mensen morele en intellectuele capaciteiten (Fennema,
2012: 104-105). Robert D. Putnam bespreekt het belang van dit maatschappelijk middenveld in 1993.
Hij ontwikkelde zijn bekende concept, social capital. Volgens Putnam is aanwezigheid van sociaal
kapitaal de basis voor zowel goede economische en democratische omstandigheden (1993: 157). Dit
sociaal kapitaal, dat door Putnam in verband wordt gebracht met het maatschappelijk
verenigingsleven, lijkt zich door de globalisering ook op internationaal niveau te manifesteren. De
civil society die Tocqueville in 1835 beschrijft, heeft een internationale vorm aangenomen. In dit
literatuuronderzoek richt ik mij op dit nieuwe fenomeen, het transnationale maatschappelijk
middenveld, ofwel de global civil society. Binnen het vakgebied Internationale Betrekkingen wordt
onderzoek gedaan naar de opkomst en invloed van deze nieuwe, niet-statelijke civil society actoren
op wereldpolitiek gebied. De relevantie van het onderwerp moet gezocht worden in het moderne
debat over de rol die deze nieuwe actoren spelen binnen de (internationale) politieke besluitvorming.
En met name welke invloed global civil society heeft op de soevereiniteit van staten. Dit is tevens
mijn hoofdvraag in dit literatuuronderzoek: heeft global civil society invloed op de soevereiniteit van
staten?a
Ik begin met een vergelijking van de verschillende definities van civil society en de manieren
waarop auteurs invulling geven aan het concept. In de derde paragraaf vergelijk ik de genoemde
oorzaken voor de groei van global civil society en noem ik een belangrijke stimulerende factor. In
paragraaf vier richt ik mij op drie publicaties die een uitspraak doen over de politieke capaciteiten
van global civil society. Ik kijk hierbij naar de conclusies die getrokken worden ten aan zien van de
politieke soevereiniteit van staten, in verband met de hoofdvraag. In paragraaf vijf betrek ik drie
nieuwe publicaties waarin onderzoek naar global civil society behandeld wordt. In paragraaf zes
introduceer ik opnieuw twee nieuwe publicaties, die niet hoofdzakelijk het fenomeen global civil
society als dusdanig behandelen, maar daarom niet minder relevant zijn voor dit
literatuuronderzoek. De negatieve kant van global civil society wordt hier namelijk belicht. Ten slotte
vorm ik in de laatste paragraaf een conclusie met betrekking tot de gestelde hoofdvraag. Op basis van
3
de kritische blik van auteurs uit paragraaf vijf maak ik een aantal opmerkingen over de
onderzoeksmethodes die gebruikt zijn voor het meten van de politieke capaciteiten van global civil
society. Ik herformuleer een onderzoeksvraag en doe een voorstel voor een nieuw onderzoek.
In het schema hieronder staat weergegeven welke auteurs gebruikt worden in dit
literatuuronderzoek en op welke manier de bijbehorende publicaties aan bod komen.
Definities Ontstaan Capaciteiten Onderzoek Negatieve
vormen
Paragraaf: 2 3 4 5 6
Anheier (2007) x
Annan (2005) x
Batliwala (2002) x x
Fischer (2006) x x
Glasius (2008) x x x
Kaldor (2006) x
Keane (2003) x
Salamon (1999) x
Scholte (1999) x x x
Wild(2006) x x x
2 Definities
In deze paragraaf vergelijk ik de verschillende definities die auteurs geven voor het concept global
civil society. Belangrijk is vooral om op te merken dat in de behandelde literatuur gesproken wordt
van een moeilijk definieerbaar begrip. De auteurs geven aan op welke manier zij in hun artikel
invulling geven aan het begrip. Ik vergelijk de beschrijvingen en noem de raakvlakken. Significante
tegenstrijdigheden zijn er niet. Auteurs verwijzen dan ook naar elkaar op een ondersteunende
manier. Dit is te zien in onderstaande matrix.
4
Global civil society heeft dus verschillende definities. Volgens Marlies Glasius geven sommige auteurs
er meerderen (2008: 43). Jan Aart Scholte merkte negen jaar daarvoor al op dat global civil society
verschillend begrepen wordt (1999: 2). Een eenduidige definitie is er nog steeds niet.
Scholte begint met een negatieve betekenis, door uit te sluiten wat civil society niet is. Het is niet
statelijk en geen onderdeel van de markt. Global civil society is dus niet-gouvernementeel en non-
profit (1999: 3). Srilatha Batliwala focust op transnationaal opererende grassroot-bewegingen, die
zich mengen in het politiek debat (2002: 395). Glasius gebruikt het begrip voor verschillende NGO’s
en belangengroepen die bijgedragen hebben aan de totstandkoming van het Internationaal Strafhof
(2008: 44). Leni Wild gebruikt global civil society om organisaties aan te duiden die geen overheden
zijn en transnationaal opereren. Het gaat om internationale bewegingen met een gemeenschappelijk
doel (2006: 5). In haar artikel is dit doel het beïnvloeden van de politieke agenda. Samengevat zijn de
volgende raakvlakken aanwezig. Global civil society omvat:
groepen van mensen met een gemeenschappelijk doel;
die transnationaal opereren;
niet-gouvernementeel en non-profit van aard zijn;
en streven naar internationale politieke invloed.\
Wild
Scholte
Salamon
Keane
Glasius
Fischer
Edwards
Anheier
Batliwala
5
NGO’s
NGO is de afkorting van 'niet-gouvernementele organisatie'. Een NGO is officieel geregistreerd.
Martina Fischer gebruikt deze term voor non-profitorganisaties die zich bezighouden met
ontwikkelings- en humanitaire hulp, mensenrechten en het bevorderen van vrede (2006: 4). In de
appendix van dit literatuuronderzoek (figuur 1.1) is een schematische weergave te vinden van
verschillende officiële definities van het begrip NGO en één van civil society, die Fischer in haar
artikel beschrijft (2006: 3-4).
Global civil society actoren
Auteurs richten zich dus op een aantal groeperingen die onder de global civil society vallen, meestal
aangeduid als NGO’s, in de vorm van hulporganisaties (Fischer, 2006: 4) of belangengroepen
(Glasius, 2008: 44). Belangrijk is om in gedachten te houden dat andere actoren ook aan de
genoemde kenmerken van global civil society voldoen. John Keane geeft een gevatte indicatie:
It comprises bodies like Amnesty International, (..) Al Jazeera, the Catholic Relief Services,
the Indigenous Peoples Bio-Diversity Network, FIFA, Transparancy International, Sufi
networks like Qadiriyya (..) and unnamed circles of Buddhist monks, dressed in crimson
robes, keeping the mind mindful.
(Keane, 2003: 9)
3 De opkomst van global civil society
Het aantal internationaal georiënteerde civil society actoren is de laatste twee decennia exponentieel
gestegen (Scholte, 1999: 1; Batliwala, 2002: 393; Wild, 2006: 5; Fischer, 2005: 6). Bij het vergelijken
van genoemde oorzaken, worden er twee dingen vaak genoemd: privatisering en globalisering. Met
privatisering doelen de auteurs op de vermindering van de staatsverantwoordelijkheid voor sociale
voorzieningen. Dit is een neoliberale tendens (Scholte, 1999: 14). Internationale civil society
organisaties functioneren als taakvervanger (Fischer, 2006:5). Globalisering is de grootste stimulator
voor de ontwikkeling van global civil society, is de globalisering (Fischer, 2006: 5; Scholte, 1999: 14;
Wild, 2006: 5; Batliwala, 2002: 393). Ontwikkelingen die het ontstaan van ervan mogelijk gemaakt
hebben zijn vooral: moderne communicatietechnologie, informatietoegang en ICT (Wild, 2006: 5).
Globalisering heeft er voor gezorgd dat gelijkgestemden elkaar kunnen vinden en groepen
kunnen vormen om hun gezamenlijke doel te bereiken (Wild, 2006: 5). Moderne universele waarden
6
dragen hier aan bij: het beschermen van mensenrechten of rechtvaardigheid (Fischer, 2006: 3-4;
Glasius, 2008: 44 en 47; Scholte, 1999: 34) en het bevorderen van veiligheid (Scholte, 1999: 34; Wild,
2006: 15). Een belangrijke secundaire bijdrage is democratisering van de internationale politiek
(Glasius, 2008: 47, Scholte, 1999: 26-27; Wild, 2006: 15).
Wederom zijn er binnen de behandelde literatuur geen significante tegenstrijdigheden op dit
gebied. Globalisering lijkt er inderdaad voor gezorgd te hebben, dat gelijkgestemden elkaar kunnen
vinden. Universele waarden hebben er voor gezorgd dat gelijkgestemden elkaar hebben gevonden en
zich samen sterk maken voor verschillende zaken. Bij het bewerkstelligen van hun doelen is het van
belang dat er invloed uitgeoefend kan worden op de politiek. Die invloed van deze niet-
gouvernementele actoren, betekent logischerwijs meer democratie binnen het
besluitvormingsproces. Deze redenering wordt door de auteurs niet letterlijk gegeven, maar kan wel
opgemaakt worden uit de artikelen. Een plausibele theoretische redenering. We kunnen dus stellen
dat de genoemde universele waarden en bijbehorende doelen in combinatie met politieke inmenging,
voor de volgende internationale bijdrages (kunnen) zorgen: bescherming van mensenrechten,
rechtvaardigheid, veiligheid en democratie.
4 Politieke capaciteiten
Het volgende onderwerp is de politieke capaciteiten van global civil society; de potentiele
capaciteiten van global civil society om invloed uit te oefenen op de internationale politiek. Dit houdt
verband met mijn hoofdvraag over global civil society en de soevereiniteit van staten. Ik vergelijk de
verschillende vormen van politieke invloed waar de auteurs zich op focussen, de verschillende
ontwikkelingen of voorbeelden die daarbij genoemd worden en de uitspraken die gedaan worden
over invloed op soevereiniteit van staten.
In het schema hieronder staan drie auteurs die onderzoek doen naar de politieke invloed:
Glasius, Scholte en Wild. Er wordt gefocust op verschillende specifieke vormen van invloed. Ze
vormen een conclusie op basis van een aantal waargenomen ontwikkelingen of voorbeelden waarbij
global civil society er wel of niet in geslaagd is invloed uit te oefenen. In die conclusie doen ze tevens
een uitspraak over de invloed van civil society op de soevereiniteit van staten. Deze uitspraken zijn
met name van belang voor de hoofdvraag, die in de conclusie beantwoord wordt.
7
Casus Invloed Ontwikkelingen of
voorbeelden Soevereiniteit
Glasius
(2008)
Totstand-
koming ICC Democratisering
Transparantie
Gelijkheid van
participanten
Participatie van
verschillende actoren
Representatie
Een stap richting
een internationale
rechtsorde, minder
gebaseerd op
soevereiniteit van
staten.
Scholte
(1999)
Politieke
instituties en
processen
Multilayered governance
Privatisering
Reconstructie collectieve
identiteiten, burgerschap
en democratie
Global civil society
heeft de
soevereiniteit van
staten nog lang niet
vervangen.
Wild
(2006)
Politieke
besluiten
Internationale Strafhof
Massademonstraties
Irakinvasie 2003
Steun aan onderdrukte
civil society
Stimuleren
democratische
bewegingen
Er zijn voorbeelden
van significante
impact, maar de
overheid heeft het
laatste woord.
Democratisering: de totstandkoming van het ICC
Glasius onderzoekt de politieke capaciteiten van global civil society in de vorm van democratisering
van het internationale besluitvormingsproces. Dit doet zij aan de hand van een casus. Op 17 juli 1998
werd het Statuut van Rome ondertekend, dat de basis legde voor de oprichting van het Internationaal
Strafhof, ofwel het ICC (2008: 43-44). Ze ziet dit als een belangrijke stap in de transitie richting een
internationale rechtsorde, die minder gebaseerd is op soevereiniteit van staten en meer georiënteerd
richting het beschermen van wereldburgers (Glasius, 2008: 43). Invloed op de democratisering
onderzoekt ze door te kijken naar transparantie, gelijkheid van deelnemers in de vergaderingen,
representatie van belanghebbende en de mogelijkheid tot participatie. Glasius concludeert dat global
civil society op het gebied van transparantie en gelijkheid een bijdrage heeft geleverd aan
democratisering van het besluitvormingsproces. Een democratische bijdrage wordt niet geleverd op
het gebied van representatie en participatie. Dit komt doordat er simpelweg niet naar iedereen
geluisterd kán worden, en niet alle belanghebbende wenselijk zijn als deelnemers aan de vergadering.
Glasius komt tot de conclusie dat capaciteiten van global civil society te beperkt zijn om
8
internationale besluitvorming te democratiseren. Er wordt een andere belangrijke bijdrage geleverd:
een morele en ethische (2008: 56).
Politieke instituties en processen
Scholte kijkt naar de invloed op politieke processen en instituties. Hij stelt dat de consequentie van
politieke invloed een afnemende soevereiniteit van de staten is (1999: 16). Hij neemt een aantal
ontwikkelingen waar, die voor veranderingen in politieke instituties en processen hebben gezorgd
(1999: 17): meerlagige bestuursvormen; overheidsprivatisering; en reconstructie van collectieve
identiteiten, burgerschap en democratie. Hij komt echter tot de conclusie dat deze veranderingen niet
overdreven moeten worden. Global civil society heeft de soevereiniteit van staten nog lang niet
vervangen (1999: 24).
Politieke agenda
Wild bekijkt politieke invloed vanuit een andere hoek. Glasius (2008) en Scholte (1999) richten zich
op het besluitvormingsproces, Wild onderzoekt invloed op de politieke agenda. Ze stelt dat global
civil society het best zichtbaar is in massademonstraties. Ze kijkt verder naar informatievoorziening
en het mobiliseren van de publieke opinie, die dan weer van invloed is op de politieke agenda en het
uiteindelijke besluit (2006: 6-7). De casus die Glasius (2008) gebruikt om democratiserende
capaciteiten te meten, wordt door Wild als voorbeeld genoemd voor invloed op de politieke agenda.
Wild concludeert uiteindelijk dat sommige global civil society bewegingen een significante impact
hebben gehad op nationale en internationale politieke besluiten, maar dat de overheid nog steeds het
laatste woord heeft (2006: 15). Zo waren er miljoenen op de been tijdens internationale
demonstraties tegen de invasie van Irak in 2003, maar ging deze desondanks toch door (2006: 8).
5 Onderzoek naar global civil society
Een persoonlijke constatering is het bestaan van een gebrek aan richtlijnen voor en concrete ideeën
over manieren waarop global civil society op valide wijze onderzocht zou kunnen worden. Anheier
(2007: 1) wijst in zijn essay op conceptuele en empirische gebreken in onderzoek naar global civil
society. Volgens hem falen auteurs er tevens in global civil society in verband te brengen met conflict
en geweld. Hier kom ik op terug het volgende gedeelte en in mijn conclusie. In het onderzoeksverslag
9
van L.M. Salamon et al. wordt aangegeven dat de non-profitsector het verloren continent' is in
onderzoek naar de moderne sociale samenleving (1999: 5). Keane verklaart dat ‘global statistical
agencies usually rely on empirical data’ (2003: 6). De volgende opmerkingen worden gemaakt over
dergelijk onderzoek.
Er zijn verschillende tekortkomingen in onderzoek naar global civil society.
Er is een probleem van datagebrek.
Onderzoek is vrijwel altijd empirisch.
Global civil society wordt niet vaak in verband gebracht met conflict en geweld.
6 De andere kant van global civil society
Tot nu toe hebben alle besproken global civil society actoren een doel dat we gevoelsmatig kunnen
beschrijven als 'positief'. Aan de door auteurs genoemde kenmerken van global civil society, voldoen
ook actoren die gevoelsmatig een negatieve of gewelddadige 'bijdrage' leveren. Paramilitaire
groeperingen en terroristische organisaties bijvoorbeeld.
Paramilitaire groeperingen
Paramilitaire groeperingen spelen net als NGO’s in soms een rol bij privatisering. Privatisering wordt
door als oorzaak genoemd voor het stijgende aantal niet-gouvernementele organisaties, die voorzien
in sociale zorgverlening. Mary Kaldor (2007) beschrijft een andere vorm van privatisering: die van
'defensietaken', zoals voorkomt in landen als Rwanda. Paramilitaire groeperingen worden in dienst
genomen door de overheid. Deze privatiseringstactiek wordt gebruikt bij het in toom houden van
gewelddadige conflicten (Kaldor, 2007: 97-98). De paramilities zijn niet-statelijke actoren met een
zeer gewelddadig karakter. Vaak van oorsprong een onderdeel van die conflicten.
Terrorisme
Terroristische organisaties maken net als NGO’s gebruik van globaliseringsverschijnselen, zoals de
opkomst van nieuwe communicatietechnieken (Scholte, 1999: 29). Er kan beargumenteerd worden
dat ook terroristische groeperingen onder global civil society vallen. Wild (2006: 1) legt uit: ‘Global
civil society is extraordinarily heterogeneous and the groups that comprise it can be illiberal, anti-
10
democratic and violent as well as liberal, democratic and peaceful. Put another way, if organisations
like Oxfam International and Greenpeace are part of global civil society, arguably so too is Al Qaeda.’
In paragraaf drie genoemde global civil society activiteiten zijn gerelateerd aan moderne
universele waarden, zoals mensenrechten. Dankzij zulke waarden is global civil society in staat om
positieve internationale bijdragen te leveren. Terroristische activiteiten daarentegen, hebben een
tegenovergesteld potentieel effect. Dit is terug te zien in de speech van Kofi Annan (2005):
Because terrorism is a threat to all states, to all peoples, which can strike anytime,
anywhere. It is a direct attack on the (..) rule of law; the protection of civilians; mutual
respect between people of different faiths and cultures; and peaceful resolution of conflicts.
(..) I hope Member States will now build on this work (..) to help countries establish or
strengthen democracy.
Uit paragraaf drie bleek dat de moderne global civil society op internationaal gebied volgens
verschillende auteurs bijdraagt aan bescherming van mensenrechten, rechtvaardigheid, veiligheid en
democratie. Uit de speech van Annan (2005) blijkt paradoxaal genoeg, dat terroristen een aanval
doen op diezelfde concepten.
7 Conclusie
Heeft global civil society invloed op de soevereiniteit van staten?
Verschillende voorbeelden laten zien dat global civil society invloed kan hebben op de internationale
politiek en daarmee ook op de soevereiniteit van staten. Ja, global civil society is wel degelijk van
invloed op de soevereiniteit van staten. Er zijn echter ook voorbeelden van invloedpogingen die niet
succesvol waren, zoals de massademonstraties tegen de Irakinvasie. Staten hebben nog steeds meer
soevereiniteit dan global civil society actoren. Deze conclusie trekken de auteurs uit paragraaf vier
ook. Waar rekening mee moet worden gehouden is het normatieve begrip van de term soevereiniteit.
Wanneer de staat beslist om bij besluitvorming aandacht te schenken aan civil society, ligt de
uiteindelijke soevereiniteit bij de staat in de zin van dat deze de macht heeft om een positieve of
11
negatieve beslissing te nemen ten aanzien van civil society. Echter, kan er ook uitsluitend naar de
capaciteiten en de kans van invloed gekeken worden. In een democratie, zo wordt gesteld, ontlenen
politici immers ook hun soevereiniteit aan het volk.
Toekomstig onderzoek
Auteurs leggen zich dus neer bij de weinig interessante conclusie dat de invloed van global civil
society beperkt is. Interessanter dan een aantal suggesties te doen voor verbetering van de kracht van
global civil society, is om terug te gaan naar de manieren waarop global civil society de succesvolle
voorbeelden van invloedsuitoefening bewerkstelligd heeft: Heeft zij de invloed op politieke besluiten
of besluitvormingsprocessen afgedwongen, of waren de soevereine staten uit zichzelf geneigd om
gehoor te geven aan de wensen van global civil society? Dit is een interessant uitgangspunt voor
toekomstig onderzoek. De genoemde privatiseringstendensen bijvoorbeeld, suggereren namelijk dat
er wellicht ook redenen zijn waarom staten vrijwillig een deel van hun soevereiniteit op zouden willen
geven.
Afbakening van onderzoeksmethodes en aspecten
De politieke capaciteiten van global civil society worden in de behandelde literatuur op een
genuanceerde wijze beoordeeld. De argumenten hiervoor worden duidelijk uiteengezet. Er zijn echter
opmerkingen te maken bij de manier waarop de auteurs die capaciteiten onderzoeken. Ten eerste,
wordt politieke capaciteit gemeten op verschillende manieren en er wordt gekeken naar verschillende
aspecten. Scholte en Wild geven aan dat zij een theorie vormen over de politieke invloed, maar gaan
een compleet andere richting uit qua onderzoeksgebied. Scholte kijkt bijvoorbeeld naar door global
civil society gestuurde processen, die de politieke soevereiniteit van staten aantasten. Wild noemt
voorbeelden van succesvolle politieke invloed, die ze afweegt tegen pogingen zonder succes. Glasius
neemt een wel heel specifieke casus, die ze generaliseert. Een theoretisch kader dat de verschillende
vormen van invloed als een standaard voor het meten ervan omschrijft, komt ten goede aan het
bewerkstelligen van een vast onderzoekskader.
Ten derde, wordt overal een empirische benadering gebruikt. Keane stelde al dat er een
gebrek is aan kwantitatieve data. De auteurs nuanceren hun conclusie, maar niet de methode waarop
zij onderzoek doen. Hoe groot de invloed van global civil society precies is, is namelijk alleen
empirisch vast te stellen.
12
Onderzoeksvoorstel
Anheier merkt in zijn essay op dat onderzoekers die global civil society meten, deze vaak niet in
verband brengen met conflict en geweld. Hij lijkt hierin gelijk te hebben met betrekking tot de
behandelde literatuur. Batliwala, Fischer en Glasius merken het bestaan van groeperingen met
'slechte' intenties niet op. Scholte en Wild merken het bestaan wel op, maar daar blijft het bij. Wel
voegt Wild toe dat we bij een dergelijke vorm van global civil society bijvoorbeeld kunnen denken aan
terroristische organisaties als Al Qaeda. Het is naar mijn mening van belang dat er binnen hetzelfde
onderzoek naar politieke capaciteiten van global civil society, ook gekeken wordt naar de effecten van
de negatieve of meer gewelddadige vormen van global civil society: paramilitaire- of terroristische
groeperingen, in plaats van mensenrechtenorganisaties of andere NGO’s. Hier zijn drie simpele
redenen voor. De effecten die negatieve global civil society kan hebben zijn minimaal net zo groot als
die van de positieve vormen ervan, zoals blijkt uit de speech van Kofi Annan. Daarnaast – en dit is
een noemenswaardige bijkomstigheid van een parallelonderzoek naar de twee vormen - zijn het
dezelfde privatiserings- en globaliseringsprocessen die bijdragen aan de totstandkoming en evaluatie
ervan. (Nieuwe) manieren om de gewenste effecten van positieve global civil society te vergroten,
zouden ook wel eens een soortgelijk effect kunnen hebben op haar 'evil twin brother'. Maar het
allerbelangrijkste, en nu komen we terug bij de geherformuleerde onderzoeksvraag, is dat de reactie
van de soevereine staten op negatieve global civil society bewegingen, vergeleken kan worden met de
reacties op positieve vormen. Dit kan bijdragen aan een genuanceerde analyse van de al dan niet
vrijwillige afname van de soevereiniteit van staten.
13
Anheier, Helmut K. (2007) Reflections on the Concept and Measurement of Global Civil Society.
Voluntas: International Journal of Voluntary and Nonprofit Organizations. 18 (1): 1-15.
Annan, K. (2005) Secretary-General’s keynote address to the Closing Plenary of the International
Summit on Democracy, Terrorism and Security - "A Global Strategy for Fighting Terrorism".
Madrid, 10 March 2005. (http://www.un.org/apps/sg/sgstats.asp?nid=1345)
Batliwala, Srilatha (2002) Grassroots Movements as Transnational Actors. Implications for Global
Civil Society. Voluntas: International Journal of Voluntary and Nonprofit Organizations. 13 (4)
393-408.
Fennema, Meindert (2012) Van Thomas Jefferson tot Pim Fortuyn: balans van de democratie.
Apeldoorn – Antwerpen: Spinhuis Uitgevers.
Fischer, Martina (2006) Civil Society in Conflict Transformation: Ambivalence, Potentials and
Challenges. Berghof Research Center for Constructive Conflict Management.
(http://www.berghof-handbook.net)
Glasius, Marlies (2008) Decision-Making More Democratic? The Case of the International Criminal
Court. Journal of Civil Society 4 (1), 43–60. (http://dx.doi.org/10.1080/17448680802051147)
Kaldor, M (2006) New and Old Wars. Cambridge: Polity Press.
Keane, John (2003) Global Civil Society? Cambridge: Cambridge University Press.
Putnam, Robert D. (1993) Making democracies work: civic traditions in modern Italy. Princeton:
Princeton University Press.
Salamon, L.M. et al. (1999) Global Civil Society. Dimensions of the Nonprofit Sector. Baltimore, MD:
The Johns Hopkins Center for Civil Society Studies.
Scholte, Jan Aart (1999) Global Civil Society: Changing the World? Coventry: University of
Warwick. Centre for the Study of Globalisation and Regionalisation.
(http://wrap.warwick.ac.uk/2094/)
Wild, Leni (2006) Strengthening Global Civil Society. London: Institute for Public Policy Research.
(http://www.ippr.org/publications/55/1494/strengthening-global-civil-society)
14
Appendix
NGO’s GCS
Alle niet-statelijke actoren.
Om partnerschap aan te gaan moeten niet-statelijke actoren reageren op sociale behoeften, competentie hebben voor ontwikkelingsdoelen en een internationaal georganiseerde structuur hebben, die transparant en democratisch is.
Niet-statelijke, non-profit georiënteerde groepen die het publieke belang willen verwezenlijken; privaat organisaties die leed bestrijden, belangen van de armen behartigen, voorzien in sociale basisbehoeften of ontwikkelings- activiteiten ondernemen.
Staten zijn de belangrijke actoren in de wereldpolitiek.
Niet-statelijke, non-profit organisaties die belangen van leden vertegenwoordigen of van anderen, gebaseerd op ethische, culturele, politieke, wetenschappelijke, religieuze overwegingen.
NGO’s
Firma’s en bedrijven
Multinationale organisaties
Internationale media
Maffia
Terroristische groepen
Operationele NGO’s
Advocacy NGO’s
Community-based
organisations
Vakbonden
Idigenous groups
Liefdadigheids-organisaties
Faith-based organisations
Proffesionele associaties
Foundations
Realisme Europese
Commissie World Bank