De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

115
Katholieke Universiteit Leuven Faculteit Letteren Departement Geschiedenis De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963 Receptie, toe-eigening en de verzuilde kritiek Promotor: Prof. Dr. Jo Tollebeek Verhandeling aangeboden door Dries Verstraeten tot het behalen van de graad van licentiaat in de Geschiedenis Leuven 2005

Transcript of De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

Page 1: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

Katholieke Universiteit Leuven

Faculteit Letteren

Departement Geschiedenis

De Rock and Roll-performance in Vlaanderen,

1950 - 1963 Receptie, toe-eigening en de verzuilde kritiek

Promotor: Prof. Dr. Jo Tollebeek Verhandeling aangeboden door

Dries Verstraeten tot het behalen

van de graad van licentiaat in de

Geschiedenis

Leuven 2005

Page 2: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

2

Inhoud

Inleiding………………………………………………………….……………….4

Hoofdstuk 1: Rock and Roll en de Vlaamse verzuilde jeugdpers. Een

chronologische kennismaking………………………………………………….18

De geboorte van een nieuw geluid…………………………………………. 18

De buitenlandse geruchten 1953-1955……………………………………. ..19

Rock around the clock en de eerste live optredens 1956-1957……………....23

Stijgend aantal plaatjes en de nieuwe dansrage 1958-1959………………...34

Aanpassing van het genre en kritische aanvaarding 1960 - 1962…………..39

Hoofdstuk 2: Toe-eigening en weerstand. Muziek, performance en

cultuurpessimisme in de Vlaamse Rock and Roll-receptie………………….46

De Vlaamse Rocker en de invloed uit ‘Amerika’……………………………46

De ‘culturele educatie’ op de openbare omroep……………………………59

De muziekindustrie als verspreider van de Rock and Roll-microbe………..69

De zuigkracht van de performance…………………………………………74

Hoofdstuk 3: Kritiek van de jeugdtijdschriften op de toe-eigening van de

Rock and Roll door de jonge generatie……………………………………….82

De toe-eigening van de moderne ontspanningsvormen en rebelse filosofie als

struikelblokken………………………………………………………………84

De collectieve aanval tegen de Big Business………………………………..89

Het genderaspect binnen de bespreking over jeugdige Rock and Roll-fans...95

Epiloog………………….………………………………………………………..99

Bibliografie……………………………………………………………………..109

Page 3: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

3

Woord vooraf

‘You’ll never walk alone’. Tot deze vaststelling ben ik eens te meer gekomen bij

het maken van de verhandeling die nu voor u ligt. Deskundige begeleiding, een

duwtje in de juiste richting of een schouderklopje op een moeilijk moment; het

zijn allemaal zaken die van onschatbare waarde zijn voor het maken van een

thesis. Gelukkig heb ik al deze zaken mogen ervaren dankzij volgende personen.

Voor de deskundige begeleiding dank ik in eerste instantie begeleider Staf Vos.

Zijn opbouwende kritiek leerde mij, met vallen en opstaan, mijn teksten naar een

steeds hoger niveau te tillen. Mensen die het juiste duwtje in de rug gaven zijn er

teveel om op te noemen; in het bijzonder denk ik aan het personeel van het

AMSAB in Gent. Hun vriendelijkheid en behulpzaamheid zal ik niet snel

vergeten. Voor steun tijdens de laatste werkdagen (verbeteren, herschikken,…)

dank ik vrienden, familie en kennissen. In het bijzonder denk ik hier ook aan mijn

ouders. Dankzij hen heb ik de kans gekregen om te studeren; de vruchten van

mijn arbeid draag ik dan ook graag aan hen op.

Page 4: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

4

Inleiding

Eeuwenlang ondervond het grondgebied van het huidige Vlaanderen een

wisselende culturele invloed van buitenaf. Na de Eerste Wereldoorlog werd de

dominerende rol toebedeeld aan de Verenigde Staten. Amerikaanse muzieksoorten

zoals Tin Pan Alley, Big Band en Jazz gingen in Vlaanderen een eigen leven

leiden. Hollywoodfilms zorgden voor volle zalen en dansrages als de Foxtrot en

de Charleston lieten de gewone man vlotjes bewegen. Na de Tweede

Wereldoorlog bleek de culturele aanwezigheid van Uncle Sam overheersend.

Soldaten introduceerden bijvoorbeeld producten als Lucky Strike, Candy Bars,

kauwgom en jeans. Voor vele adolescenten waren het symbolen van moderniteit

en vrijheid, afkomstig uit het land van de onbegrensde mogelijkheden. Eén van de

belangrijkste vrijheidssymbolen bleek de Rock and Roll-muziek.1

De titel op de voorflap laat al uitschijnen dat dit onderzoek zich niet

beperkt tot het muzikale aspect van dit Amerikaanse importproduct. Rock and

Roll was immers de naam van een genre waarvan de invloed verder reikte dan het

podium of de studio. De muziek bracht een eigen subcultuur met zich mee

waarvan specifieke kledij, dans en levensvisie deel uitmaakten. Toenmalige

historici zoals Leonard Meyer bestempelden dit fenomeen zelfs zonder moeite als

een massacultureel gebeuren, vooral omdat de promotie, verspreiding en

productie ervan op grote schaal gebeurde. Ook de consumptie bleek

overweldigend want in alle lagen van de bevolking spendeerde men geld aan de

nieuwe plaatjes en kledij.2

Midden jaren vijftig werd in wetenschappelijke kringen geopteerd om

meer genuanceerd te werk te gaan bij de omschrijving van dit soort fenomenen.

De term ‘massacultuur’ moest plaats ruimen voor ‘populaire cultuur’. ‘Massa’

bevatte een negatieve en ideologisch gekleurde betekenis, zodat de term niet

direct waardevrij kon zijn. Massacultuur veronderstelde immers een tegenhanger,

1 G. Keunen e.a., Pop! Een halve eeuw beweging (Tilburg 2002) 17. 2 L.B. Meyer, Emotion and meaning in music (Chicago 1956) 36 en T. Mitchell, Popular music

and local identity (Leicester 1996) 43-45.

Page 5: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

5

een niet-massacultuur of elitecultuur. Het was deze elite die volgens de oude

denkwijze haar superioriteit bleef handhaven door haar eigen waardevol geachte

producten te civiliseren. Voor popsocioloog Petrus van Elderen bleek een

definiëring van de achterhaalde term ‘massacultuur’ een essentieel onderdeel

tijdens de wetenschappelijke studie rond populaire muziek. Het ging volgens hem

om een cultuur voor het volk die zich op uitbuiting en manipulatie baseerde door

zich te focussen op de door ruling class gecontroleerde kitsch van onecht

sentiment en pretentie. Voor een definitie van het begrip ‘populaire cultuur’, de

plaatsvervanger van massacultuur, gebruikte de socioloog andere woorden. Dit

bleek een cultuur van tijdelijke coalities, waarin mensen naar eigen wens en

zelfbesef in hun consumptiecultuur konden manipuleren. Er zou dus meer keuze

en vrijheid zijn. Dit maakte de definiëring van zo’n cultuur er niet makkelijker

op.3

Zo bleek de studie rond het fenomeen Rock and Roll, die uitgroeide tot een

aspect van een populaire cultuur, alles behalve eenvoudig. De intentie om een

soort bijbel te publiceren waarin de volledige maatschappelijke impact van de

muziek werd uitgeklaard, zou jaren in beslag nemen. Deze thesis probeert een

klein onderdeeltje van de populaire cultuur te bespreken, precies om binnen een

gegeven tijdsbestek een degelijke studie rond te krijgen. Dit verhaal behandelt in

het bijzonder de manier waarop muzikanten, instellingen en jeugdbladen de Rock

and Roll een plaats gaven binnen de eigentijdse, Vlaamse context.

Men kan zich afvragen in welke mate deze studie nieuwe inzichten biedt.

De populariteit van de muziek in Vlaanderen kwam immers al aan bod in

verschillende andere licentiaatsverhandelingen. Zo besprak historicus Lodewijk

Sioen in 2004 de reacties van populaire tijdschriften op het belangrijkste Rock and

Roll icoon Elvis Presley. Kim Timperman werkte een jaar eerder met

gelijkaardige bronnen. Hij onderzocht niet alleen Elvis maar ook de perceptie van

de populaire muziek in het algemeen. Katrien Eggers ging in 1993 op zoek naar

de achtergrond van Nederlandstalige Rock and Roll-rebellen, de zogenaamde

3 P.L. van Elderen, Van de wieg tot het graf. Popliedjes in de verzorgingsstaat, in: P.L. van

Elderen e.a., De held in het oorlogsmuseum en andere beschouwingen over populaire cultuur

(Leuven 1983) 163 en Keunen, Pop! Een halve eeuw beweging, 12-38.

Page 6: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

6

nozems, terwijl Michel Hoste in 1992 de verangelsaksing van de muziek in

Vlaanderen over verschillende decennia heen onderzocht. Walter Vandersypen

schreef in 1981 een vrij algemene licentiaatsverhandeling waarin niet zozeer

analyses maar wel Vlaamse Rock and Roll-feiten een plaats kregen. Al deze

onderzoekers probeerden in hun besluit de invloed van de Rock and Roll op de

doorsnee Vlaming te beschrijven. Steeds kwamen dezelfde conclusies naar boven.

Zo bleek er bij de jeugd (vooral arbeiderskinderen) een sterke aantrekkingskracht

aanwezig terwijl de oudere generatie niet mild tegenover deze muziek stond.4

Wanneer men een kijkje neemt naar het aanbod wetenschappelijke Rock

and Roll-werken, uitgegeven buiten de Belgische landsgrenzen, springt vooral de

overzichtsliteratuur in het oog. De kronieken van historici James Miller en

Michael Bane leveren een uitstekende beschrijving van de internationale Rock

and Roll-feiten. Guy Keunen en Jan Delvaux doen dit tijdens de jaren negentig

specifiek voor de Belgische Rockscène. Wanneer de draagkracht en invloed van

de muziek in acht worden genomen, blijken de sociologische werken van

bijvoorbeeld James Curtis en Ean Petersen interessant. Zij bespreken

respectievelijk de invloed van de muziek op de maatschappij en de vrouw.

Musicoloog Tony Mitchell koos voor een antropologische invalshoek en zocht

naar verbanden tussen populaire muziek en lokale identiteit. De studie van

populaire muziek bleek midden jaren negentig trouwens erg populair in

wetenschappelijke kringen want ook sociologen Kris Negus, Guy de Meyer en

musicoloog Peter Christenson gingen er in uitgebreide werken dieper op in.

Cultuurspecialist Simon Frith gaat nog een stapje verder en probeert te

onderzoeken wat het verband is tussen Rock en betekenisgeving. Binnen dit

4 L. Sioen, Can't help falling in love: de receptie van en de mythevorming rond Elvis Presly in

Vlaanderen (1956-1977) (onuitg. lic.verh.) (Leuven 2004) 79-81; K. Timperman, Rock en de

romantiek: de begripshistorische evolutie van pop en rock en de perceptie van populaire muziek in

Vlaanderen tijdens de sixties (onuitg. lic.verh.) (Leuven 2003) 90-101; K. Eggers, 9o sex, no

drugs, just rock and roll. Een biografisch onderzoek naar de jeugdsubcultuur van de rockers in het

Vlaanderen van de jaren vijftig (onuitg. lic.verh.) (Leuven 1993) 112-120; M. Hoste, De

verangelsaksing van de lichte muziek in Vlaanderen (onuitg. lic.verh.) (Gent 1992) 334-340 en W.

Vandersypen, Rock and roll in België. Verleden, heden en toekomst (onuitg. lic.verh.) (Leuven

1981) 73-75.

Page 7: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

7

onderzoek legt hij beter dan wie ook uit welke invloed performance op een artiest

en het publiek heeft.5

Andere niet-muzikale Rock and Roll-aspecten kwamen onder andere aan

bod in het boek van Helmut Gaus, waarin het verband tussen kleding en

denkpatronen uit de doeken werd gedaan. Socioloog Jan Janssen gaf dan weer

duidelijk aan welke kledingslijnen een Rockfan zich graag toe-eigende. Historicus

Gert Tillekens ging dieper in op de kenmerken van de Nederlandse Nozem,

terwijl amateur-historicus Luk Roffesaert een groot aantal verantwoorde (voorzien

van bron) artiesten-weetjes verzamelde.6

Voorts werden heel wat werken gebruikt die specifieke informatie over

Vlaanderen tijdens de jaren vijftig verschaften. Zo leerde het onderzoek van Udo

Claeys me iets over de vrijetijdsbesteding van de jeugd, terwijl Ronny Gobyn en

Helmut Gaus een mooi overzicht gaven van de maatschappelijke wijzigingen

tijdens het decennium. Daan Slootweg en Johan Strye probeerden aan de hand van

interviews en leuke bronnen een specifiek beeld op te hangen. Socioloog en

muziekspecialist Guy de Meyer koos dan weer voor een specifieker thema

wanneer hij twee standaardwerken over de Belgische muziekindustrie neerpende.

Historici Marcel Verhelst en Ivo de Kessel reikten dan weer een massa feiten en

weetjes van politieke en culturele aard aan. In dit opzicht bleek ook de studie Rudi

Laermans interessant. Hij besprak op een gestructureerde manier de kenmerken

van een verzuild Vlaanderen, nauw aansluitend bij het werk van historicus Luc

5 J. Miller, Flowers in the Dustbin. The rise of Rock and Roll, 1947-1977 (Toronto 1999); M.

Bane, White boy singin’ the blues (New York 1982); G. Keunen e.a., Pop! Een halve eeuw

beweging (Tilburg 2002); J. Delvaux, Big in Belgium. Het verhaal van de Belgische pop

(Antwerpen 1997); E.K. Petersen, ‘An investigation into woman-identified music in the United

States’. In: Koskoff, E. Woman and music in cross-cultural perspective (Londen 1982) 201-214; J.

Curtis, Rock eras: interpretations of music and society, 1954-1984 (Ohio 1987); T. Mitchell,

Popular music and local identity (Leicester 1996); P.G. Christenson en D.F. Donald, It’s not only

Rock and Roll. Popular music in the lives of adolescents (Liverpool 1998); K. Negus, Popular

music in theory. An introduction (Cambridge 1996); S. Frith, ‘Music and identity’, in: S. Hall ed.,

Questions of cultural identity (Londen 1996) 108-127 en S. Frith, Performing rites. Evaluating

popular music (New York 1998) en S. Frith, The sociology of Rock (Londen 1978). 6 H. Gaus, J. van Hoe en M. Brackeleire, Mensen en mode: de relatie tussen kleding en

konjunktuur (Leuven 1992); W. van den Eynde, ‘De desintegratie van de muziekcultuur’, in: R.

Gobyn en H. Gaus, De fifties in België (Brussel 1988) 143-169; J. Janssen, ‘Van kakkers tot

punkers. Over kleding, mode en jeugdcultuur’, in: Jeugd en samenleving, 5 (Rotterdam 1987) 269-

288 en L. Roffesart, Belgium Rock and Roll 1954-1965, 2005 (http://home.scarlet.be/~pin17653).

Page 8: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

8

Huyse die daarentegen meer aandacht had voor de dalende invloed van deze

zuilen. De conclusies van beide auteurs komen vooral van pas bij een interpretatie

van de informatie uit de verzuilde jeugdtijdschriften.7

Tenslotte komen werken die de studie van specifieke thema’s. bevorderen

uitgebeid aan bod. Historicus Stefaan De Clercq leerde dat er een verband bestond

tussen het Davidsfonds en de openbare omroep, terwijl

communicatiewetenschapper Henri van de Bulck de rol van deze openbare

omroep probeerde te schetsen. Wanneer in het derde hoofdstuk de dalende invloed

van de katholieke leer op de jeugd wordt besproken, blijken de werken van de

Britse historici Callum Brown en Allen Sinfield, tevens van de Leuvense

pedagoge An Hermans, de meest zinvolle informatie aan te reiken. Tenslotte

vormt de inhoud van het artikel ‘toe-eigening: van bezitsdrang naar

betekenisgeving’ een rode draad doorheen heel de thesis. Historicus Willem

Frijhoff geeft hierin een duidelijke definiëring van de termen toe-eigening en

receptie. Ook de plaats van deze begrippen binnen het hedendaagse,

cultuurhistorische onderzoek komt hierin aan bod.8

7 U. Claeys, J. van den Bosch en F. van Mechelen, Volksontwikkeling en vrijetijdsbesteding in

Vlaanderen. Een sociologisch onderzoek bij de actieve 9ederlandstalige bevolking van België

(Leuven1964); W. van den Eynde, ‘De desintegratie van de muziekcultuur’, in: R. Gobyn en H.

Gaus, De fifties in België (Brussel 1988) 143-169; D. Slootweg, W. Van Beusekom en C. de Kloet,

Ach ja…de jaren vijftig (Amsterdam 1974); J. Struye, R. van Cauwelaert en P. Ibou, Ik weet nog

hoe het was. Dorpen in Vlaanderen (Antwerpen 1978); I. de Kessel en M. Verhelst, De roerige en

oproerige jaren, 1955-1975 (Brussel 1977); L. Huyse, De verzuiling voorbij en R. Laermans, In de

greep van de moderne tijd: modernisering, verzuiling, individualisering en het naoorlogse

publieke discours van de ACW-vormingsorganisatie. Een proeve tot cultuursociologische duiding

(Leuven 1992). 8 S. de Clercq, Het Davidsfonds en de Vlaamse beweging 1945-1960 (Leuven 2002); H. van den

Bulck, De rol van de publieke omroep in het project van de moderniteit: een analyse van de

bijdrage van de Vlaamse publieke televisie tot de creatie van een nationale cultuur en nationaliteit

(1953-1973). (onuitg. lic.verh.) (Leuven 2000); A. Hermans, ‘Krachtlijnen in de doelstellingen van

Chirojeugd (tot medio jaren ’60’)’, in: M. de Vroede ed., Chiroleven 1934 - 1984. Aspecten uit

verleden en heden van een jeugdbeweging (KADOC jaarboek) (Leuven 1984) 11-34; A. Sinfield,

Literature, politics, and culture in postwar Britain (Berkeley 1989); C.G. Brown, ‘The sixties and

secularisation’, in: The death of Christian Britain. Understanding secularisation 1800-2000

(Londen 2001) 170-193 en W. Frijhoff, ‘Toe-eigening: van bezitsdrang naar betekenisgeving’, in:

Trajecta-Tijdschrift voor de geschiedenis van het Katholieke leven in de 9ederlanden, 6

(Amsterdam 1997) 99-118.

Page 9: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

9

Alle voornoemde wetenschappers en specialisten bleven steeds tot op

zekere hoogte algemeen in hun vaststellingen. Ze poogden nooit naar

verschillende soorten van Rock and Roll-receptie binnen Vlaanderen te speuren.

Het is precies deze beperktheid die ik in dit werk wil vermijden door de reacties

van groeperingen met een verschillende levensbeschouwelijke achtergrond

(katholieke, socialisten en liberalen) te onderzoeken. Daarnaast wordt voor het

eerst de toe-eigening van de muziek door de openbare omroep en de Vlaamse

muzikant besproken. Bovendien is het corpus aan geraadpleegde tijdschriften

anders dan dit van de twee meest aansluitende onderzoeken. Historici Kim

Timperman en Lodewijk Sioen werkten met jongerenbladen en stelde vooral de

niet verzuilde popbladen Juke Box en Song Parade op de voorgrond. Timperman

gebruikte echter ook verzuilde bladen zoals De Bevrijding en de

studentenperiodiek Universitas om naar de evolutie van de muziek te speuren en

in beperkte mate de toe-eigening door de jongeren te bespreken. Ook Sioen haalde

informatie uit een verzuild blad zoals Humo Radio. Hij speurde zoals gezegd

specifiek naar de kritieken op Elvis Presley.9

Binnen dit werk zijn, naast enkele archieven en heel wat

wetenschappelijke werken, de verzuilde jeugdtijdschriften de belangrijkste

bronnen. De informatie uit deze tijdschriften wordt echter op een andere manier

gebruikt als bij Timperman en Sioen. Allerhande artikelen, lezersbrieven en

columns uit de periodieken leiden tot conclusies in verband met de toe-eigening

op verschillende vlakken, de invloed van performance, het genderaspect en de

verzuilde invloed op de Rockkritieken.

Vooraleer een korte voorstelling te geven van elke afzonderlijke

jongerenperiodiek die in dit werk aan bod komt, is het belangrijk kort stil te staan

bij de motivatie en de maatschappelijke functie ervan. Elke organisatie, zowel een

jeugdgroepering als een organisatie binnen de Vlaamse beweging, probeerde in de

eerste plaats via zijn redactie(s) de leden te informeren of te overtuigen via

bepaalde ideeën, vaak opgelegd door directies. Wanneer men de ogen specifiek

richt op jongerenbewegingen, dan valt het op dat journalisten vaak een poging

9 Sioen, Can't help falling in love, 1-80 en Timperman, Rock en de romantiek, 1-105.

Page 10: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

10

deden een bepaald waardepatroon in de verf te zetten. De opbouw van dit soort

discours verliep steeds weer verschillend. In Vlaanderen was er, anders dan

bijvoorbeeld in de Verenigde Staten, geen sprake van een gemeenschappelijk

front dat jongeren probeerde aan te spreken via een éénvormig patroon. Dit had te

maken met het toenmalige maatschappelijke landschap.10

De Vlaamse maatschappij was in de jaren vijftig georganiseerd binnen een

systeem van verzuiling. Geen enkele van de politieke families met bijhorende

bewegingen had voldoende macht om haar ideeën op te leggen aan de jeugd, laat

staan het hele volk. Elke zuil deed wel moeite om zoveel mogelijk leden aan te

trekken. Zo liet de Katholieke Volkspartij zich na de Tweede Wereldoorlog

omdopen tot de Christelijke Volkspartij (CVP). Ze stond niet alleen open voor

gelovigen maar ook voor mensen die het christendom huldigden als grondslag van

de westerse beschaving. Ook de Belgische Socialistische Partij kwam in 1945

voor de dag met een nieuw programma dat, onder druk van de communistische

concurrentie, een duidelijke beschrijving van doeleinden en methoden

impliceerde. Men pleitte voor een sociale democratie die het neokapitalistische

samenlevingsmodel incorporeerde. Bij de liberalen duurde het wat langer voordat

men vernieuwde. Pas in 1961 wijzigde de partij haar benaming (Partij voor

Vrijheid en Vooruitgang) en haar klassieke antiklerikale programma. Dit was

waarschijnlijk de voornaamste reden waarom liberale jeugdtijdschriften minder

bekend raakten dan deze van de socialistische en katholieke collega’s.11

Geen enkele zuil kon dus volledig inspelen op, zoals socioloog Emile

Durkheim het zou zeggen, het ‘collectief bewustzijn van het volk’. Politici en

belangrijke functionarissen moesten naarmate de jaren vorderden, zelfs rekening

houden met een steeds heterogener publiek binnen de eigen rangen. Dit geeft

meteen aan dat voornoemd collectief bewustzijn niet bestaat. Het is correcter te

spreken van een gedeeld betekeniskader of een cultureel klimaat dat vanaf de

jaren vijftig wijzigde. Partijen probeerden hierop in te spelen door meer en meer

10 I. de Kessel en M. Verhelst, De roerige en oproerige jaren, 1955-1975 (Brussel 1977) 24-28.

11 R. Laermans, In de greep van de moderne tijd: modernisering, verzuiling, individualisering en

het naoorlogse publieke discours van de ACW-vormingsorganisatie. Een proeve tot

cultuursociologische duiding (Leuven 1992) 60- 64.

Page 11: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

11

aan domeinspecialisatie te doen. Dit wil zeggen dat ze verschillende groepen van

de bevolking op een specifieke manier aanspraken. Zo richtten journalisten van

jeugdtijdschriften zich bijvoorbeeld op een andere manier tot jongeren. Men sprak

de jeugd voor het eerst aan met thema’s en opinies uit de leefwereld van de groep

zelf. Katholieke, socialistische en liberale jeugdtijdschriften deden dit elk op hun

eigen manier. Wanneer men bijvoorbeeld een commentaar uitte op Amerikaanse

muziek, richtten de socialistische bladen hun pijlen vaak op de kapitalistische

achtergrond terwijl katholieken het verdwijnen van de eenvoud en de traditionele

waarden betreurden.12

Het tijdschrift De Bevrijding leverde heel wat materiaal. Het was de

periodiek van de Katholieke Arbeidersjeugd, die in de eerste helft van de

twintigste eeuw werd opgericht door Jozef Cardijn. Deze beweging richtte zich tot

jongeren uit het katholieke arbeidersmilieu.Vlak na het ontstaan werd een

werkgroep tot leven geroepen die vanaf 1945 het ledenblad uitgaf. Deze periodiek

groeide al voor de oorlogsjaren uit tot een gerenommeerd weekblad. De oplagen

waren erg omvangrijk en het streven naar een zekere consensus stond altijd

centraal. De redactie had veel aandacht voor Vlaanderen, maar ook voor een

toekomstig ééngemaakt Europa. Het blad probeerde steeds een beeld te geven van

de verantwoordelijkheden en kenmerken van de organisatie. De redactie deed dit

niet door een katholiek ideaalbeeld van de leden op te stellen, maar door de rol

van de kajotters binnen de maatschappij te onderschrijven. Dit uitte zich in

doordachte meningen van journalisten en andere leden (via lezersbrieven) over

breed maatschappelijke thema’s zoals politiek, maar ook lichtere onderwerpen

zoals de amusementsmuziek of het dansen.13

Twee andere belangrijke katholieke bronnen waren Lente en Trouw. Deze

bladen richtten zich vanaf 1944 tot de vrouwelijke (Lente) en vanaf 1949

mannelijke (Trouw) leden van Chiro Jeugd. Deze beweging ontstond vlak na de

Tweede Wereldoorlog en had meteen uitgesproken doeleinden. Men wilde

12 Laermans, In de greep van de moderne tijd, 62 en L. Huyse, De verzuiling voorbij (Leuven

1987) 5-11. 13 M. Fraeyman, M. Bonte en G. Marivoet, Het probleem van de jongeren aan de arbeid, KAJ,

ACW (Brussel 1970) 44-45.

Page 12: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

12

jongeren in een vertrouwde omgeving leeftijdsgenoten laten ontmoeten en

daarnaast in een ontspannen sfeer begeleiding en geloofsopvoeding geven. Dit

jeugdbewegingwerk ging verder dan alleen de godsdienstige opvoeding. Er werd

aandacht geschonken aan nationale, sociale, culturele en lichamelijke opvoeding.

Deze idealen werden op twee manieren overgebracht. Enerzijds via allerlei

activiteiten op zondagnamiddag, anderzijds via bladen die werden uitgegeven

door de moederorganisatie Chiro Nationaal. Hoewel deze bladen minder

bekendheid verwierven dan het KAJ-blad De Bevrijding richtten ze zich tot een

breder publiek. Chiro Jeugd verzamelde jongeren met verschillende achtergrond.

Zowel arbeiders- als bediendenkinderen konden hier terecht voor katholiek

geïnspireerde ontspanning. Toch bestond het ledenbestand enkel uit jongeren van

het platteland, omdat de lokale groepen steeds verbonden waren aan een

dorpsparochie. Dit kan een verklaring zijn voor de mindere verkoop van Lente en

Trouw in vergelijking met De Bevrijding.14

De vierde katholieke bron bleek niet rechtstreeks verbonden aan één of

andere jeugdbeweging. Het maandblad DUX kwam tot stand in 1927 als

informatiebundel voor alle jeugdleid(st)ers die aangesloten waren bij een

katholieke jongerenbeweging. Het uitgeven van de bladen stond onder leiding van

de Nederlandse Katholieke Raad voor de Jeugd. Men liet professoren en

beleidsmensen over allerhande maatschappelijke fenomenen een mening

formuleren en ook een toekomstbeeld aankondigen. DUX was daarom een

opinievormend blad en geen wetenschappelijk tijdschrift. Het ging om

speculatieve uiteenzettingen waarin aan jeugdleid(st)ers geleerd werd hun

handelen of opvattingen theologisch of filosofisch te verantwoorden. Zo leverde

het blad, meer dan de andere periodieken, een duidelijke mening ten aanzien van

Rock and Roll. Bovendien verschafte DUX niet enkel informatie over de situatie

in Nederland want ook Vlaamse professoren zorgden voor een bijdrage. De

redactie waakte er trouwens ook over dat het blad in heel Vlaanderen werd

verspreid. Net zoals in Nederland kende het in dit gebied hoge oplagen. De

14 A. Hermans, ‘Krachtlijnen in de doelstellingen van Chirojeugd (tot medio jaren ’60’)’, in: M. de

Vroede ed., Chiroleven 1934 - 1984. Aspecten uit verleden en heden van een jeugdbeweging

(KADOC jaarboek) (Leuven 1984) 11-34.

Page 13: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

13

redactie kreeg echter vaak de commentaar te theoretisch en eenzijdig

psychologisch georiënteerd te zijn voor praktische werkers binnen het jeugdwerk.

Dat was wellicht de reden waarom het iets minder lezers telde dan Lente en

Trouw.15

Het laatste christelijk geïnspireerde blad richtte zich niet tot leden van een

jeugdbeweging maar tot universiteitsstudenten. Ons Leven is de periodiek van het

Katholiek Vlaams Hoog Studentenverbond dat tot leven kwam in 1888. Van in

het begin gaf deze Leuvense studentenclub een vaste periodiek uit. Hierin werden

de meest uiteenlopende artikelen van leden, maar ook toekomstige activiteiten

gepubliceerd. Allerhande thema’s kwamen dus aan bod, maar de typische

aspecten van het studentenleven kregen de meeste aandacht. Men had ook een

bijzondere aandacht voor Vlaanderen en formuleerde bijvoorbeeld onmiddellijk

na één of ander communautair dispuut een mening.16

Vriendschap was de periodiek van de Socialistische Jeugd. Deze vroegere

Socialistische Jonge Wacht had diepe wortels in de geschiedenis van de

arbeidersbeweging. Deze beweging ontstond in de negentiende eeuw uit verzet

tegen de kapitalistische uitbuiting en het militarisme van andere

jeugdbewegingen. Na de Tweede Wereldoorlog begonnen de socialistische

jeugdleiders met een gestructureerde uitbouw van hun beweging. De

Socialistische Jeugd zou echter nooit zo groot worden als bepaalde katholieke

jeugdorganisaties. Toch bewees de oplage van het ledenblad Jeugd (1945-1953)

dat een grote groep jongeren werd aangesproken. Begin jaren vijftig maakte de

beweging echter een crisis door. Het gebrek aan medewerkers leidde tot het

verdwijnen van het ledentijdschrift. Vanaf 1953 verscheen voor alle leden een

nieuw blad, Vriendschap. Samen met de groei van deze periodiek steeg het aantal

15 J. Roes, ‘Dux, 1925-1970. Over herkomst en wording van de moderne katholiek’, in: J. Roes

ed., Tussen jeugdzorg en jeufdemancipatie. Een halve eeuw jeugd en samenleving in de spiegel

van het katholieke maandblad Dux, 1927-1970 (Utrecht 1979) 498-513. 16 L. Vos, ‘De nieuwe studentenbeweging. Welvaart en mentaliteit in de jaren zestig’, in: W.

Frijhoff, W. en M. Hiemstra, ed. Bewogen en bewegen. De historicus in het spanningsveld tussen

economie en cultuur (Tilburg 1986) 79 en H. Willaert, ‘Met lied, theater, ABN en kleinkunst: het

verbond als cultuurdrager’, in: L. Vos, B. de Wever en H. Willaert, Vlaamse vaandels, rode petten.

Honderd jaar katholiek Vlaams hoogstudentenverbond (Kapellen 2002) 60-61.

Page 14: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

14

leden en leiders. Vriendschap ontpopte zich tot spreekbuis van de Socialistische

Jeugdbeweging. Hierin publiceerden vooral volwassenenbegeleiders. Begin van

de fifties richtte het blad zich tot kinderen. Allerlei spelletjes en korte artikeltjes

kwamen aan bod. Het geheel werd opgevuld met veel illustraties. Vanaf 1956

probeerde de redactie ook tieners en twintigers aan te spreken. Hierdoor

veranderde de diepgang van de journalisten. Culturele, sportieve maar vooral

maatschappelijke thema’s kregen meer aandacht.17

Het blad ABC ontstond net als Vriendschap in het socialistische milieu.

Deze periodiek was echter niet verbonden aan een jeugdorganisatie, maar kwam

in 1932 onverwacht tot stand. De redactie bestond uit journalisten van het Gentse

blad Vooruit en de Antwerpse Volkskrant. De redactie formuleerde een duidelijke

doelstelling. Redacteur Adolf Molter omschreef ze in het eerste nummer als volgt:

‘Via dit tijdschrift moeten we de arbeidende klasse een zekere cultuurzending

bezorgen, met een oog voor de problemen die rechtstreeks naar het hart van deze

mensen gaan. We richten ons vooral tot jongeren al zullen de artikelen ook de

volwassen lezer aanspreken.’ Deze doelstelling leek aan te spreken want ABC

werd snel populair, ook bij de niet-socialistische jeugd. Een journalist merkte

jaren na de eerste uitgave echter op dat niet de doelstelling maar wel de mooie,

gekleurde foto’s en de aandacht voor allerlei curiositeiten de aandacht van de

jongeren trokken. Deze vaststelling zorgde er waarschijnlijk voor dat de

hoofdredacteur de doelstelling begin jaren vijftig lichtjes wijzigde. ABC probeerde

steeds meer een typisch Vlaamse cultuur uit te dragen (artikelen over Vlaamse

wielrenners, Vlaamse kunstenaars,…), aangevuld met nuttige ontspanning voor

het arbeidersgezin (artikels over wetenschappelijke nieuwtjes, artiesten,…).

Hierbij dient opgemerkt dat de journalisten de socialistische idealen nooit

helemaal uit het oog verloren, al leken ze soms wel ver zoek.18

9eohumanisme verscheen voor het eerst in 1936, als periodiek van het

liberaal Vlaams studentenverbond (LVSV) uit Gent. Het blad probeerde een

17 F. vanden Abbeele, De socialistische jeugdbeweging in Vlaanderen, ontwikkeling, organisatie

en werking. Bijdrage tot een vergelijkende studie (onuitg. lic.verh.) (Leuven 1979) 84-86. 18 ‘ABC…XYZ. Van begin tot einde’, in: ABC, j. 41 (1973) nr. 33, 13-15.

Page 15: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

15

democratisch alternatief te bieden voor de toenmalige extreem-linkse en extreem-

rechtse politieke studentenbladen. Dit deden de student-journalisten door de

waarden verdraagzaamheid en vrijzinnigheid voorop te stellen. Deze anti-

autoritaire houding sloeg tijdens de oorlog erg aan en 9eohumanisme werd

bijgevolg in het studentenmilieu gretig gelezen. Na 1945 verloor het blad

zijndraagkracht. Om meer leden aan te spreken werden nieuwe onderwerpen

aangehaald. Naast de aandacht voor actuele onderwerpen zoals de koningskwestie

of de schoolstrijd werd ook aandacht besteed aan economische onderwerpen,

politiek doctrine en levensbeschouwelijke aspecten. Het LVSV-ledenaantal bleef

echter dalen en 9eohumanisme verloor zijn status. Het blad werd, net zoals de

liberale politieke partij, vanaf de jaren vijftig eerder marginaal in vergelijking met

de socialistische en katholieke organisaties of bladen. In dit werk wordt er dan

ook nooit diep in gegaan op de rol van het blad. Af en toe komen er artikelen aan

bod en pas in de epiloog volgt er een samenvatting en bespreking van het vertoog.

Het loont tevens de moeite om 9eohumanisme te vergelijken met dat andere

nationalistische studentenblad, Ons Leven.19

Samenvattend kan worden gesteld dat deze studie op verschillende

vlakken een nieuw licht werpt op de studie rond Rock and Roll in Vlaanderen.

Hiervoor werd al duidelijk dat een grote groep bladen die vooraf nooit besproken

werden, nu de aandacht krijgen. De evolutie van hun vertoog en de oorzaken van

die verandering(en) komen duidelijk naar boven, iets waar andere

Rockonderzoekers nooit zoveel aandacht aan schonken. Daarnaast werd voor het

eerst gebruik gemaakt van de archieven van feestzaal De Vooruit en het

Davidsfonds om vaststellingen met betrekking tot toe-eigening te onderzoeken.

Het aantal nieuwe invalshoeken is hiermee nog niet samengevat. Er wordt veel

dieper ingegaan op de rol van de openbare omroep dan bijvoorbeeld Kim

Timperman dat deed. Ook de Vlaamse Rock and Roll-scène uit de jaren vijftig

werd nooit zo uitgebreid geanalyseerd. Tenslotte komt in de studie een aantal

19 Gesprek met Luc Pareyn, directeur van het Liberaal Archief te Gent, 22 maart 2005 en T.

Claerhout, 9eohumanisme, 2004.

(http://student.ugent.be/lvsv/pages/neohumanisme/text_neohumanisme.html)

Page 16: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

16

nieuwe thema’s aan bod die bij Timperman, Sioen, Eggers en Hoste amper de

aandacht kregen, ondanks hun belangrijke rol binnen het toe-eigeningsproces van

de muziek. Het zijn respectievelijk mode, gender en vooral perfomance.

Deze studie bestaat uit drie uitgebreide hoofdstukken. In het eerste wordt

een chronologisch overzicht gegeven van de belangrijkste Rock and Roll-feiten.

Het gaat echter niet om een historisch overzicht zonder meer. De meest in het oog

springende platen, optredens, films of gebeurtenissen worden besproken en steeds

begeleid door een overzicht van de bijhorende kritieken. Deze kritieken komen

steeds uit verzuilde jeugdbladen en daarom is het mogelijk om op het einde van

het chronologische overzicht de evoluties of opposities binnen de verschillende

soorten discours met elkaar te vergelijken. De uitgebreide conclusie geeft de lezer

meteen een beeld van de manier waarop de Rock and Roll tijdens de fifties werd

ontvangen.

In het tweede hoofdstuk staat het aspect toe-eigening centraal. Hiervoor

wordt minder gebruik gemaakt van archiefbronnen maar eerder van literatuur ter

interpretatie van allerlei zaken. Drie belangrijke actoren verdienen een onderzoek.

De Vlaamse muzikant, de openbare omroep en de Vlaamse industrie krijgen elk

een uitgebreide bespreking. Doorheen het hoofdstuk wordt duidelijk in welke

mate en op welke manier de drie actoren de nieuwe muziek al of niet een forum

gaven. Tijdens deze bespreking komen vaak sociaal economische factoren naar

boven. Toch waren er ook verschillende culturele aspecten die invloed hadden op

de toe-eigening. Daarom wordt er nog binnen het tweede hoofdstuk dieper

ingegaan op de aantrekkingskracht van de muziek zelf: de zogenaamde zuigkracht

van de performance. Hierbij staat de rol van de buitenlandse artiest maar vooral

de fan centraal. Deze gaf de Rock and Roll immers een rol in zijn eigen leven

Het afsluitende hoofdstuk bouwt in feite rechtstreeks verder op een

conclusie betreffende de rol van de industrie uit hoofdstuk twee. De verzuilde

jeugdtijdschriften staan echter opnieuw centraal. Er wordt met andere woorden

teruggekeken naar hoe de toe-eigening tot stand kwam om daarna te onderzoeken

in welke mate hierop kritiek werd geleverd. Vooral nieuwe, seculiere evoluties en

Page 17: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

17

modetrends komen uitgebreid aan bod. In een afsluitend paragraafje wordt dieper

ingegaan op het genderaspect binnen de commentaren. De epiloog biedt tenslotte

een overzicht van alle onderzoeksresultaten en geeft duidelijk de verschillen

tussen het verzuilde discours van de tijdschriften weer, tevens de impact en rol

van de Rock and Roll-performance.

Page 18: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

18

Hoofdstuk 1

Rock and Roll en de Vlaamse verzuilde jeugdpers. Een

chronologische kennismaking

‘Rock is zoiets als rukken en Roll heeft iets van rollen. De combinatie van beiden

schijnt een muziek en dans te zijn.’ De Bevrijding20

De geboorte van een nieuw geluid

De ontstaansgeschiedenis van de Rock and Roll bleek erg complex omdat

hij tot leven kwam na het samengaan van verschillende elementen uit zwarte en

blanke culturen. Toch waagden honderden auteurs zich aan een omschrijving van

het begrip Rock and Roll. Bij elke poging werden drie vooroorlogse genres

beschreven die elk op hun manier vorm gaven aan de nieuwe muziek. Telkens

beweerden historici en popjournalisten dat de muziek enerzijds groeide uit Gospel

en Blues. Deze genres vonden hun oorsprong op de Zuid-Amerikaanse

katoenplantages. Vooral de akkoordenschema’s van de Blues en de uitbundige

gebarentaal van de Gospel beïnvloedde Rock and Roll-artiesten. De Hillbilly-

muziek was dan anderzijds weer verantwoordelijk voor het frivole en opzwepende

karakter dat de Rock and Roll vorm gaf. Dit genre maakte deel uit van een blanke

traditie uit het zuiden. Het was een muzikale potpourri veroorzaakt door de

migratiestroom vanuit Europa. Binnen het genre ontstonden dialogen tussen vele

Europese culturen onderling, maar ook tussen de Afrikaanse en Mexicaanse

muziekculturen. Vanaf het begin van het interbellum werden deze verschillende

mixen samengebracht onder de noemer Hillbilly, later Country genoemd. Het

grote publiek maakte hiermee kennis dankzij Hollywood-westerns.21

20 ‘Rock and Roll en Boedapest’, in: De Bevrijding, j. 11 (1956) nr. 159, 2.

21 J. Miller, Flowers in the Dustbin. The rise of Rock and Roll, 1947-1977 (Toronto 1999) 18-29 en

G. de Coster, G. de Bruycker en K. Dierckx, Wit-lof from Belgium. Veertig jaar popgeschiedenis

in België (Brussel 1990) 44.

Page 19: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

19

Door het samengaan van alle voornoemde elementen ontstond een nieuwe,

uiterst dansbare sound met een uitgesproken ritme en met elektrische in plaats van

akoestische gitaren. Vlak na de Tweede Wereldoorlog werd deze omschreven als

Rhytm and Blues. Een goede vijf jaar later pompte een andere generatie

muzikanten de stijl nieuw leven in. De vernieuwde versie van Rhytm and Blues

was steviger en bracht een wildere performance met zich mee. De Amerikaanse

deejay Allen Freed was de eerste die deze wijziging duidelijk definieerde. Hij

gebruikte in zijn radioshow drie woorden die tot op vandaag tot het jargon van

iedere muziekliefhebber behoren, namelijk Rock and Roll. Korte tijd na het

uitspreken van deze legendarische woorden zorgde de eerste populaire rocker Bill

Haley voor een nummer één hit in de Amerikaanse hitparades. In het jaar 1953

was de weg geëffend voor zangers als Bill Haley, Little Richard, Jerry Lee Lewis,

Chuck Berry en Elvis Presley. Ook deze zangers maakten in dit jaar furore met

hun eerste singels. Hierbij dient opgemerkt dat de impact van het genre eerder te

verwaarlozen was, indien de middelen om die muziek te verspreiden ontbraken.

Zowel de media, de vijfenveertigtoerenplaat als de hitparades (vanaf 1935) waren

van doorslaggevend belang voor de verspreiding en het succes van de Rock and

Roll in de Verenigde Staten en Canada. Het enthousiasme voor de sound

verspreidde zich geleidelijk over de landsgrenzen. Het feit dat de muziek nog voor

de jaren zestig bijna heel de wereld veroverde, mag op zijn minst als een

poprevolutie worden geïnterpreteerd.22

De buitenlandse geruchten 1953-1955

Tot de ontvangst van de Rock film Rock around the clock en bijhorende

soundtrack in 1956 vond de Rock and Roll zo goed als geen gehoor in

Vlaanderen. Toch is het nuttig te onderzoeken in hoeverre de reputatie van het

22 G. de Meyer, ‘Sprekende machines: geschiedenis van de fonografie en van de muziekindustrie’,

in: Cultuurstudies, dl. 2 (Leuven 1996) 53; L. Mutsaers, ‘Nederlandse popmuziek: schatplichtig

aan buitenland troef’, in: Spiegel Historial, 9 (Amsterdam 2003) 388-391; R. van Yper, Rock it!!!

Race met de duivel (Berchem 2002) 22-26, 55-56 , 76-77 en 140; D.P. Szatmary, Rockin’ in time:

a social history of rock-and-roll (New Jersey 2000) 2-3 en J. Curtis, Rock eras: interpretations of

music and society, 1954-1984 (Ohio 1987) 25-26.

Page 20: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

20

fenomeen de bevolking en de jeugdtijdschriften begin jaren vijftig beïnvloedde. In

deze periode werden immers de fundamenten gelegd voor persoonlijke oordelen

en meningen over de muziek, niet zelden ingegeven door de persorganen. Zo

baseerde de Vlaamse journalisten hun eerste oordeel over de Rock and Roll niet

op geruchten maar op Amerikaanse persberichten die begin jaren vijftig België

bereikten. Deze berichten wezen bijna allemaal op een nieuwe, ‘verwilderde’

muziekstroming. Deze werd in verband gebracht met relletjes en verloedering van

de jeugd.23 Een voorbeeld van zo’n negatief geluid uit het buitenland komt uit een

interview met balladezanger Frank Sinatra. De Amerikaan beweerde in 1954 dat

de muziek veel te snel ging en daarom geen rust en schoonheid kon brengen. Hij

besloot zijn betoog zelfs als volgt: ‘Laat ons hopen dat dit onzinnige en

gewelddadig genre snel verdwijnt.’24

Naar aanleiding van dit soort berichten waarschuwden Belgische

journalisten de Vlaming voor de gevolgen van de nieuwe trend. Een bepaald

percentage van de Belgen kon deze bezorgdheid ook toetsen omdat de

buitenlandse zender Radio Luxemburg al voor 1956 af en toe een Rock and Roll-

song de ether in stuurde. De nieuwe sound klonk de Vlaamse luisteraar wild en

vreemd in de oren. De link met het geweld en de onkuisheid uit de persberichten

werd snel gelegd.25

Het mag duidelijk wezen dat een groot deel Vlamingen de nieuwe muziek

argwanend en met heel wat bedenkingen opwachtte. Deze angstige houding had

alles te maken met het toenmalige maatschappelijke klimaat. Tijdens het vijfde

decennium van de twintigste eeuw schreef het grootste deel van de bevolking een

consensus nog hoog aan. Het was de tijd waarin de verzuiling haar hoogdagen

beleefde. Vlamingen werden van in de wieg tot in het graf begeleid door

organisaties met een bepaalde levensbeschouwelijke grondslag. De socialistische

23 K. Timperman, Rock en de romantiek: de begripshistorische evolutie van pop en rock en de

perceptie van populaire muziek in Vlaanderen tijdens de sixties (onuitg. lic.verh.) (Leuven 2003)

12-21 en M. Hoste, De verangelsaksing van de lichte muziek in Vlaanderen (onuitg. lic.verh.)

(Gent 1992) 79. 24 K. Blondeel en K. Depruydt, ‘Alle 100 top. De platen die uw leven veranderen’, in: De Morgen

(7 maart 2003), 11-12. 25 Delvaux, Big in Belgium, 56.

Page 21: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

21

en liberale koepels hadden een aanzienlijke groep aanhangers, maar vooral de

katholieke zuil was op het hoogtepunt van haar macht en had een indringende

invloed op het dagelijkse leven. Wie geboren werd in de zuil, ging naar een

katholieke school, bezocht de kerk en was voor ontspanning afhankelijk van

christelijk geïnspireerde organisaties. Het sprak voor zich dat zuilgebonden

organen muziekkeuze en de manier van ontspannen becommentarieerden. Dit

soort kritieken formuleerden ze op twee manieren. Jeugdleiders of priesters

spraken een menigte mondeling toe terwijl journalisten of columnisten dit deden

via een artikel. Uit deze laatste groep kwamen de meest effectieve bodes om de

leden van een zuil te informeren.26

Net voor Bill Haley in 1956 als eerste Rocker de Belgische hitlijsten

binnendook werd Rock and Roll in de dagbladen en de verzuilde

jeugdtijdschriften aan een kritische bespreking onderworpen. Het KAJ-ledenblad

De Bevrijding omschreef het nog vrij onbekende fenomeen als volgt: ‘Rock is

zoiets als rukken en Roll heeft iets van rollen. De combinatie van beiden schijnt

een dans te zijn. Misschien kan je zo’n dans het best aanprijzen in een brochure

van oerwoudbewoners. Deze hebben lang een brevet op die dans gehad. Dit

monopolie is hen door de Amerikanen ontnomen.’ De redactie scheen ook te

weten waarom de muziek werd gemaakt: ‘Voor filmmakers en uitbaters van

dansgelegenheden is hij de welkome sensatie om weer eens zaad in het bakje te

laten vallen.’27 De katholieke Chiro Jeugd oordeelde via haar ledenbladen Trouw

(jongens) en Lente (meisjes) in dezelfde lijn. Een leider verhaalde over een

vreemd lid dat even dweepte met een nieuwe Amerikaanse trend en gaf op die

manier subtiel commentaar op een muziekstijl die op het punt stond Vlaanderen te

bereiken: ‘Al is Jas nu een bovenste, beste voorman, even was hij een vulgaire

djiver of djaaiver, Beebopper of tafelspringer. Geen slechte jongen, maar een

slappeling, met chocomel in plaats van gezond Vlaams bloed in zijn aderen. Aldus

was hij een gemakkelijk slachtoffer van de “Vetkuif“, een viezige, achterbakse

26 L. Huyse, De verzuiling voorbij (Leuven 1987) 43-45.

27 ‘Rock and Roll en Boedapest’, in: De Bevrijding, j. 11 (1956) nr. 159, 2.

Page 22: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

22

gebuurjongen. Met hem ging de Jas drinken, dansen en de clown uithangen in de

disco.’28

Terwijl de KAJ-redactie de Rock and Roll rechtstreeks aanviel, probeerde

Chiro Jeugd te waarschuwen via een moraliserend verhaal. In voorgaande

anekdote werd de zogenaamde slechte leider symbolisch vergeleken met een

djiver, een Amerikaanse Rock and Roll-fan, terwijl de goede een ideale

jeugdleider was. Beide bladen gebruikten net voor de ontvangst dus negatieve

termen om de muziek te omschrijven, iets wat het katholieke maandblad voor

jeugdleiders DUX weigerde te doen. Dit blad stelde zich neutraler op en

concludeerde dat de nieuwe Amerikaanse muziek zich liet rijmen met de

subjectieve behoeften van jongeren. Zonder een waardeoordeel uit te spreken

omschreef dit adviserende orgaan hierdoor een belangrijke eigenschap van de

Rock and Roll.29

De twee bekendste socialistische jeugdbladen, ABC en Vriendschap repten

in deze periode geen woord over Rock and Roll. De redactie van het culturele

tijdschrift ABC merkte wel al in 1953 dat zich in de States muzikale

transformaties aankondigden. Een journalist weidde een lang artikel aan het

nieuwe Be Bop-genre dat vooral in Los Angeles succes kende.30 Bij de publicatie

van het artikel plaatste de ABC redactie foto’s van wild dansende jongeren in de

marge. Op basis van dit soort beeltenissen zou men kunnen afleiden dat het, zoals

in de katholieke bladen, over een negatieve bespreking ging. Toch had de tekst

een positieve ondertoon: ‘Het succes blijkt overweldigend. Toch gaat er geen

geweld gepaard met de Bop-rage. Jongeren gaan er erg hevig op in maar voelen

zich er goed bij.’31 Buiten dit artikel bleef het in de socialistische jeugdpers voor

1956 dus stil over Rock and Roll. De redacties gaven wel genoeg commentaar

over de kapitalistische ideologie die de nieuwe trend vorm gaf. Rode jeugdleiders

28 ‘Mijn maat is een kerel’, in: Trouw, j. 13 (1956) nr. 2, 10.

29 H. Fortmann, ‘Moderne jeugd op haar weg naar volwassenheid’, in: DUX. Katholiek maandblad

voor allen die medewerken aan de vrije jeugdvorming in België en 9ederland, j. 28 (1955) nr. 22,

153. 30 Later werd de stijl omschreven als een voorloper van de Rock and Roll omdat de Bop-dans veel

gelijkenis vertoonde met de Rock movements. 31 ‘Hier ziet u wat Bop kan doen’, in: ABC, j. 22 (1953) nr. 28, 15.

Page 23: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

23

en cultuurliefhebbers lieten uitschijnen dat ‘dit gevaarlijke monster’ (of het

kapitalisme) een bedreiging vormde voor de nieuwe generatie. Het zou voorbarig

zijn te concluderen dat dit onrechtstreeks commentaar op de muziek was, hoewel

deze optie niet mag uitgesloten worden.32

In de receptie van de Rock and Roll kreeg het genre dus een bepaalde

reputatie. Vooral de oudere generatie had een slecht gevoel bij de muziek omdat

hij in verband werd gebracht met de verloedering van de jeugd. Een gedeelte van

de verzuilde jeugdpers wilde dit gevoel ook bij jongeren oproepen, al hadden dit

soort bladen veel minder aandacht voor de nieuwe Amerikaanse trend dan de

dagbladen. Terwijl Chiro Jeugd en KAJ de negatieve beoordelingen van de

dagbladpers onderschreven zorgde de redactie van DUX en het socialistische blad

ABC echter voor een meer neutrale beoordeling. Toch was het voor de meeste

bladen nog niet helemaal duidelijk wat het fenomeen nu juist allemaal inhield of

hoe men de muziek correct kon definiëren. Het dagblad Le Peuple beschreef Rock

and Roll bijvoorbeeld als volgt: ‘Ce jazz…cynique, viscéral, direct à la manière

d’un uppercut.’33

Rock around the clock en de eerste live optredens 1956-1957

De mens heeft af en toe de behoefte om de normale dingen des levens aan de kant

te schuiven en zich te laten verrassen door iets avontuurlijks of vreemds. Een

filmbezoek was de gelegenheid bij uitstek om dit te ervaren. De film Rock around

the clock riep in het jaar 1956 dergelijke nieuwsgierigheid op bij menige Vlaming.

Toen de prent in maart België bereikte konden aanvallen en commentaren van de

pers voor het eerst getoetst worden. De controversiële film vertelde het

levensverhaal van popster Bill Haley en zijn begeleidingsband The Comets. De

ondertoon bleek helemaal niet negatief. De personages waren immers fatsoenlijke

en eerbare jonge mannen. Alleen bespeelden ze hun instrumenten op een totaal

nieuwe manier. De drummer streelde niet langer zijn toms en high hats maar sloeg

32 ‘New York is een manier van leven’, in: ABC, j. 24 (1955) nr. 29, 8-9.

33 ‘Les nouveaux temps’, in: Le Peuple (11 November 1955) 9.

Page 24: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

24

goed door. De contrabassist trok en sloeg zijn snaren bijna aan flarden terwijl Bill

Haley zelf een schreeuwerig effectje uit zijn gitaarversterker blies.34

Na het uitbrengen van de prent was het niet meteen duidelijk welke impact

hij had op de bevolking. Rock around the clock trok in ieder geval heel veel

kijkers en liet dus een bepaald gevoel achter bij Vlaamse adolescenten en

volwassenen. De verzuilde jeugdpers voelde zich hierdoor geroepen om te blijven

stilstaan bij de prent en dus opnieuw een duidelijke en uitgesproken mening te

geven over Rock and Roll. Zo leverde een journalist die de film zag een korte

bijdrage in een soort vrije tribune van het katholieke studentenblad Ons Leven:

‘Het is niet omdat we de prent gezien hebben in gezelschap van de hele

Antwerpse (geheime) politie dat we ons gloeiend verveeld hebben. Ik zat eerder te

rocken en te rollen op de gloeiende stupiditeit van dit gewrocht. Nog minder

interessant dan de missiefilms over de wilde negerkens van in de tijd op het

college. Laat je niet vangen, de acteurs vangen daar immers al bijna allemaal.’35

Net als het KVHV waarschuwde Chiro Jeugd haar leden voor de Rock and Roll-

filmsterren: ‘Wat is er mooi aan die “sterren”? Hun ogen, hun haar, of wat nog?

Wat staren sommige meisjes zich toch blind op vergankelijke en bovendien

kunstmatige “schoonheid” van dit soort mensen die niet weten wat muziek spelen

is. Echte schoonheid zit veel dieper, echte schoonheid zit in een mensenziel.’36

Beide redacties reageerden erg negatief en stelden zich niet open voor ‘het

nieuwe’. Er kwam vooral commentaar op de onzinnigheid van de verhaallijn, het

nieuwe ritme en de aandacht voor het uiterlijke. Tot dan waren jongeren (op

enkele westerns na) immers moraliserende films gewoon die de waarden van het

innerlijke benadrukten, begeleid door een klassieke soundtrack. Het waren films

die met andere woorden een plaats toekenden aan katholieke waarden en normen,

iets wat de redactie van de liberale Gentse studentenbeweging minder

interesseerde. Een journalist van 9eohumanisme wees op de voordelen die

verbonden waren aan het succes van Rock around the clock. De man keek voorbij

34 M. Gabrel, Rock Around the Clock, speelfilm, 1956 en M. Dickmans, Vlaamse hitfeiten! Van

1956 tot en met 1995 (Tienen 1995) 9. 35 Ons Leven, j. 69 (1956) nr. 49, 13.

36 Lente, j. 8 (1956) nr. 30, 13.

Page 25: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

25

aan de inhoud maar bewonderde de inspanningen van de Amerikaanse

filmindustrie. Cinema was immers een belangrijke nijverheid die zorgde voor de

verkoop en de verspreiding van allerlei consumptiegoederen. Wanneer Vlamingen

dezelfde moeite deden, zou dat de Belgische economie alleen maar ten goede

komen.37

Rock around the clock trok uiteindelijk zoveel aandacht dat zelfs de

bijhorende soundtrack op de Vlaamse markt verscheen. De plaat verkocht enorm

goed en het titelnummer scoorde hoog in de eerste hitparades. Het genre begon

definitief zijn ingang te vinden toen later dat jaar ook hits van Buddy Holly en

Elvis Presley Vlaanderen bereikten. Toen er helemaal op het einde van het jaar

1956 in Dendermonde een Amerikaans muziekfestival werd georganiseerd

waarop Rock and Roll voor het eerst live werd gebracht, zag een verzuild blad

opnieuw de kans om te reageren. Tijdens de International Rhythm Show brachten

onbekende muzikanten Blues en Country. Twee bands waagden zich die dag aan

een Rock and Roll-cover. Een journalist van het katholieke dagblad De Standaard

schreef naar aanleiding van deze covers een kort artikel en formuleerde een erg

progressieve mening in vergelijking met zijn toenmalige collega’s: ‘Rock’n Roll

is een gezonde ontspanning voor de jeugd¸ ondanks banvloeken van cultuursnobs

en andere reumatieklijders.’38 Deze reactie was samen met het discours van de

liberale studentenbeweging een uitzondering. Omdat de populariteit van het genre

bleef stijgen, vielen op de vooravond van het jaar 1957 vooral negatieve

commentaren op. Deze waren vaak hard maar kwamen al bij al weinig voor.

Begin 1957 bleef het aantal populaire Rock and Roll-platen in Vlaanderen

toenemen. Daarnaast werden de fans opnieuw verrast door een film die heel wat

stof deed opwaaien. Rebel without a cause met tiener idool James Dean verhaalde

over een jonge knaap die meer en meer op het slecht pad raakte en constant naar

Rock and Roll luisterde. De prent kreeg zowel goede als slechte kritiek en het viel

op dat elk jeugdblad een verschillende commentaar formuleerde. Zo stelde ABC:

‘Het is een opwindend en spannend verhaal […] We mogen de gespeelde jongens

37 ‘De werking van het LVSV’, in: LVSV, j. 21 (1957) nr. 9, 6.

38 De Standaard, 6 oktober 1956, 12.

Page 26: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

26

niet als duivels beschouwen, slechts door een beetje vriendschap kunnen ze terug

op het rechte pad komen […] De film is uitmuntend en hij zet je aan tot denken,

zeker omdat hetgene dat vertoond wordt vandaag de dag echt voorkomt bij onze

jeugd. De schuld hiervoor ligt vaak bij de ouders.’39

De Bevrijding verhaalde naar aanleiding van de prent eveneens over

kinderen die de nodige vriendschap misten en ouders die teveel met hun eigen

geluk bezig waren. Toch stelde het blad dat ook jongeren hun

verantwoordelijkheid moesten opnemen. Dit toonde Rebel without a cause ‘spijtig

genoeg’ niet: ‘De jeugd moet ook eens ingaan tegen het verlangen om alles wat

hij wil te hebben […] de zinloze en ongebonden vrijheid waarover de Amerikanen

beschikken, leidt noodzakelijk tot bandeloosheid. Dus de Amerikaanse

samenleving draagt samen met de jongeren schuld.’ Later in dit artikel kwamen

de katholieke principes van de KAJ naar boven toen de journalist besloot het

dagelijkse leven van de hoofdacteur (die niet lang na de opnames verongelukte) te

beoordelen: ‘Is zijn ongelukkige en korte leven nu niet het symbool van wat een

in weelde zwemmende jeugd zonder offerzin te wachten staat.’40

Ons Leven bleek vrij positief over de film. De redactie vond het een

knappe poging om wantoestanden aan te klagen. Toch had het blad, net zoals De

Bevrijding, moeite met de éénzijdige visie: ‘Dat alle schuld bij de ouders ligt is

toch een foute opvatting van de regisseur’.41 Lente oordeelde echter erg negatief.

De principes waarop de film zich baseerde waren helemaal verkeerd en de

redactie had dus weinig oog voor de achterliggende boodschap. Dergelijke kritiek

laten vermoeden dat het maandblad krampachtig bleef vasthouden aan katholieke

waarden zoals liefde voor de ouders, zonder te blijven stilstaan bij de beperktheid

van bepaalde mama’s of papa’s: ‘’t Gaat daar over jongens en meisjes, die van

hun ouders krijgen wat ze maar vragen, zelfs een auto…maar ze worden door hun

ouders zogezegd niet begrepen en zijn dus ongelukkig. Dan gaan ze zotte kuren

aanvangen, met het gevolg dat er dodelijke ongelukken gebeuren. Mijn vader zegt

39 S. Stern, Rebel without a cause, speelfilm, 1954 en M. Turfkryer, ‘Rebel without a cause’, in:

ABC, j. 26 (1957) nr. 2, 12-13. 40 ‘Filmkritiek bij Rebel without a cause (Nicolas Ray)’, in: De Bevrijding, j. 12 (1957) nr. 163, 7.

41 Ons Leven, j. 70 (februari 1957) nr. 7, 13.

Page 27: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

27

dat we zo al rap genoeg denken dat vader en moeder ons niet verstaan. Als we dan

nog zo’n film gaan zien, dan is ’t spel helemaal verloren. Hij verstaat ons wel,

beweert hij, maar wij vertrouwen hem niet genoeg. En zelfs als we door hem niet

begrepen worden, dan hoeven we nog geen gekheden uit te halen. Daarom is het

beter, zegt hij, dat we zo een film niet zien.’42

Vlak na Rebel without a cause verscheen Blackboard Jungle in 1957

Vlaanderen. Opnieuw een Rock and Roll-film waarin deze keer uitdrukkelijk de

nadruk werd gelegd op de muziek en bijhorende rebellie. Naar aanleiding van

deze prent, die opnieuw volle zalen trok, besloot de redactie van Vriendschap de

jeugd te informeren over de betekenis van de prent. Het probleem bleek dat men

bij dit soort film moeilijk een evenwicht kon vinden tussen zinvolle inhoud en

amusement. Een journalist gaf een lange lijst films waarin ook Blackboard Jungle

opdook. Alle prenten uit de lijst hadden volgens hem de volgende kenmerken:

‘Typisch zijn de schaduwschimmen die met pistolen omgaan al waren het

roomijsjes, onrealistisch goed paardrijden en wellicht ook Rock and Roll

dansen.’43 Toch besefte het blad dat bepaalde Rock and Rol-films een

onrechtstreekse boodschap brachten. Zo uitte een andere journalist enkele

maanden later zijn bewondering voor de film Blackboard Jungle. Hij wist dat de

regisseur met zijn prent Amerikaanse wantoestanden aanklaagde. Deze

vaststelling maakt voor het eerst een oppositie binnen het discours van

Vriendschap duidelijk.44

Los van positieve of negatieve commentaren waren meerdere jeugdbladen

het erover eens dat de jonge generatie uit alle films een boodschap moest halen.

Lente raadde de jeugd daarom aan de verslagen van de Katholieke Filmliga te

lezen. Deze instelling bestond al sinds de jaren veertig en gaf een kritische

beoordeling van elke film die in de Vlaamse zalen verscheen. Rock around the

clock werd door de liga met de grond gelijk gemaakt terwijl films zoals Brood en

wijn, over een jongen die bij de broeders in het klooster werd opgevoed, een

pluim kregen. De staat België had ook een filmkeuring, maar volgens Lente was

42 ‘Drukke discussie’, in: Lente, j. 10 (1958) nr. 6, 17.

43 ‘Onze jeugd en film’, in: Vriendschap, j. 5 (1957) nr. 1, 6.

44 ‘Ons filmpraatje’, in: Vriendschap, j. 5 (1957) nr. 12, 9.

Page 28: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

28

deze niet streng genoeg. De filmraad benadrukte bijvoorbeeld niet dat meisjes

altijd in gezelschap van een ouder of leidster moesten kijken. De Bevrijding leek

hiermee minder problemen te hebben. Het blad was immers een grote voorstander

van de zogenaamde Nationale Keurraad.45

Na de ontvangst van verschillende films kreeg Vlaanderen te maken met

een nieuw soort Rock and Roll-performance. In het najaar van 1957 werd voor het

eerst een Rock and Roll-vedette naar Vlaanderen gehaald. De Brit Tommy Steele

zorgde voor een spetterend optreden maar kreeg, net zoals de films, commentaar

van allerhande dag-, week en maandbladen. Het viel op dat in de verzuilde

jeugdbladen geen woord gerept werd over het optreden, terwijl verschillend grote

dagbladen een negatieve bespreking gaven.46 Een maand later verschenen in één

jeugdblad wel artikels over een live Rock and Roll-optreden. Het ging om

berichten over Bill Haley. Voornoemde Amerikaan maakte in de winter van 1957

zijn opwachting in de Gentse Vooruit. Terwijl journalisten van de grootste

dagbladen de scherpe pen bovenhaalden, verscheen in het socialistische blad ABC

geen enkel negatief woord over het optreden.47 Dit had waarschijnlijk te maken

met een politieke link tussen de journalisten en concertorganisatoren. De

beleidsvoerders van de Oost-Vlaamse Vooruit waren medewerkers van de

socialistische uitgeverij Het Licht. Alle medewerkers behoorden bij gevolg tot de

socialistische zuil. Zo vielen de namen van bekende partijleden als Willy Seeuws

en Leon Temmerman op. Twee brieven van Gentse jong socialisten bevestigden

nog eens dat de organisatie binnen het ‘rode kamp’ gebeurde. Twintiger Willy

Temmerman, de latere burgemeester van Gent, deed in zijn schrijfsels de oudere

partijgenoten een voorstel. In ruil voor gratis entree zouden de leden van zijn

organisatie, de Jong Socialisten, hulp bieden tijdens het optreden.48

45 U. Claeys, J. van den Bosch en F. van Mechelen, Volksontwikkeling en vrijetijdsbesteding in

Vlaanderen. Een sociologisch onderzoek bij de actieve 9ederlandstalige bevolking van België

(Leuven1964) 76; Lente, j. 11 (1959) nr. 19, 2 en ‘Te eng of te breed’, in: De Bevrijding, j. 10

(1955) nr. 144, 8. 46 Le Soir, 12 december 1957, 14 en De Standaard, 11 december 1957, 3.

47 ‘Muzieknieuws’, in: ABC, j. 26 (1957) nr. 52, 151.

48 Archief SM licht, ‘Onuitgegeven informatie over festivals georganiseerd in de Vooruit tijdens de

jaren vijftig en zestig’: Gent - AMSAB.

Page 29: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

29

De beheerraad van de Gentse Vooruit probeerde via uitgeverij Het Licht

trouwens reclame te maken voor het optreden. Het perfecte instrument hiervoor

bleek het socialistische dagblad Vooruit. De weken voor het optreden kreeg de

figuur Bill Haley heel wat positieve aandacht in de krant. Toen de beheerraad later

The Platters, Lionel Hampton en Louis Armstrong naar België haalde, kondigde

Vooruit deze artiesten opnieuw met een enorm enthousiasme aan. Het

socialistische jeugdblad ABC deed vervolgens ook zijn duit in het zakje. Alle

voornoemde optredens werden door de redactie in het lang en het breed

aangekondigd en deze reclame had merkelijk meer invloed dan de publiciteit in

Vooruit. ABC werd immers niet alleen in Gent maar over heel Vlaanderen

verspreid. Het feit dat ABC deze optredens in de verf zette terwijl de redactie

Rock and Roll op andere momenten de grond in boorde, maakt iets duidelijk. Een

groep leden van de rode zuil gebruikte de Gentse muziekavonden namelijk om de

jeugdige aanhangers te plezieren en dus onrechtstreeks om reclame te maken voor

de partij. Paradoxaal genoeg druiste dit soort van ontspanning in tegen bepaalde

idealen die de partij zelf voorlegde. In het officiële discours van bladen zoals

Vooruit of Vriendschap werd volkscultuur tot dan toe immers steeds verheven

boven de Amerikaanse ontspanningscultuur. De nieuwe amusementsmuziek

baseerde zich volgens de socialisten op kapitalistische waarden. Het eerste

Belgische optreden van Bill Haley was dus niet alleen interessant omwille van de

grote publieke belangstelling. Het bleek ook een soort propaganda, gepresenteerd

door een socialistisch jeugdblad.49

Eind 1957 had de populariteit van de Rock and Roll in Vlaanderen een

hoogtepunt bereikt. Alle verzuilde jeugdbladen hadden op dat moment een eigen

discours rond de muziek ontwikkeld. Het is zinvol om hierbij kort te blijven

stilstaan en deze vaststellingen later te vergelijken met het discours begin jaren

zestig, de periode waarin de Rock and Roll aan populariteit verloor. De

Bevrijding, periodiek van de Katholieke Arbeidersjeugd, streefde zoals gezegd

49 Vooruit, 5 april 1957, 1; Vooruit, 10 januari 1958, 4; Vooruit, 30 maart 1958, 1-4; Vooruit, 11

maart 1958, 4-5; ABC, j. 25 (1956) nr. 7, 6-7; ABC, j. 25 (1956) nr. 9, 23-24; ‘Tommy Steele.Van

de Rock and Roll naar de musical comedy’, in: ABC, j. 29 (1958) nr. 49, 9-10 en Archief SM licht,

‘Onuitgegeven informatie over festivals’.

Page 30: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

30

naar een consensus tussen de jonge en oude generatie. Toch bleek de redactie

geen positief woord voor de Rock and Roll over te hebben. Journalisten waren

met andere woorden niet tuk op alles wat samenhing met de nieuwe Amerikaanse

muziek. Bij commentaren kwamen af en toe (maar veel minder dan in Lente en

Trouw) conservatieve godsdienstige uitdrukkingen als ‘erfzonde’ of ‘onreinheid’

bovendrijven maar steeds in een progressieve context die herkenbaar was voor de

jeugd. Dit dubbel gelaagde leesraster hing ten nauwste samen met het

achterliggende vertoog namelijk het discours van de katholieke actie. Net zoals

bepaalde Chiroleiders en proosten beschouwden vele kajotters de gedachte van

het lekenapostolaat als een geschikt middel om alsnog de ontkerstenende

Westerse samenleving opnieuw te christianiseren. Deze jeugdleiders en de

journalisten van hun tijdschriften werden door de geestelijkheid tijdens de jaren

vijftig aangespoord om actie te ondernemen. Binnen deze actie legde de KAJ-

leiders wel andere accenten dan de mensen van Chiro Jeugd. Waar het voor de

Tweede Wereldoorlog en bij de collega’s van Chiro Jeugd nog steeds draaide om

een kerkelijk katholicisme, was er vanaf de fifties in het kamp van de kajotters

vooral sprake van een sociaal-culturele christenheid. Dit uitte zich in meer

maatschappelijke en sociaal geëngageerde artikels.50

Trouw en Lente hadden dus een conservatiever Rock and Roll-discours.

De bladen streefden ernaar een ideaalbeeld van het Chirolid op te hangen. Tijdens

beschrijvingen presenteerden de redacties vaak een negatief beeld van een Rock

and Roll-fan. Volgens journalisten was het ideale Chiromeisje altijd fleurig, blij

en kranig. Ze stond in dienst van Christus Koning en van alle mensen uit haar

omgeving. Deze gedienstigheid oefende ze op de Chiro.51 Bij de ideale

Chirojongen stond het ‘strijden’ voor Christus centraal. Hij moest sportief en

kranig zijn. Ook deze eigenschappen werden op de Chiro getraind. De

Chirojongens en -meisjes moesten natuurlijk ook een manier vinden om hun vrije

tijd door te brengen. Ze luisterden naar klassieke muziek of naar ‘goede’

50 Huyse, De verzuiling voorbij, 43-45 en Hermans, ‘Krachtlijnen in de doelstellingen van

Chirojeugd’, 24-30. 51 ‘Operatie en houding’ in: j. 11 (1959) nr. 36, 7.

Page 31: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

31

jazzmuziek.52 Een bioscoopbezoek bleek ook een goede keuze. Bepaalde films

kregen een negatieve beoordeling, maar prenten zoals Sissi of 20 000 mijlen onder

zee waren echte aanraders. De bladen probeerden het ideaalbeeld nog meer te

onderstrepen door aan zwart-wit denken te doen. Tegenover de goeden stonden de

slechten.53 De rebelse en dus slechte tieners kregen toepasselijke namen. Telkens

ging het om ‘nozems’, ‘beeboppers’ of ‘djaaivers’. De redacties gebruikte dus

termen uit het Rock and Roll-jargon om een groep ontspoorde tieners te

beschrijven, zelfs als deze niets met nieuwe muziek te maken hadden. Volgens de

bladen voelden deze nozems zich vaak eenzaam. Ze werden door hun ouders niet

begrepen. Het kwam dan ook vaak tot heftige discussies tussen deze tieners en de

oudere generatie. Nozems namen een eerder nihilistische houding aan tegenover

de maatschappij en hadden moeite om enige zin in het leven te vinden. Deze

jongeren gingen vaak uit, rookten, dronken alcohol en luisterden naar ‘slechte’

jazz en Rock and Roll. In danszalen en café’s zochten nozems toenadering tot het

andere geslacht, waar ze vervolgens heel losjes mee omgingen. Ze brachten ook

veel tijd door in de bioscoop, waar ze dan naar ‘slechte’ films keken, zoals Rebel

without a cause. Deze films gaven de jongeren volgens Lente en Trouw een

verkeerd beeld van de realiteit.54

In de Vlaamsgezinde studentenperiodiek Ons Leven besteedde men minder

aandacht aan ‘minderwaardige’ genres als Rock and Roll. De redactie

onderstreepte eerder het belang van, de door de studenten gekozen hoogstaande,

culturele muziek. Deze mentaliteit vond zijn ingang vanaf 1953. Onder impuls

van preses Johan Fleerackers kwamen kunstgroepen met internationale faam naar

Leuven en nam de culturele werking van het KVHV dus een hoge vlucht. De

beweging volgde een dubbel spoor, enerzijds was er Cultuur met hoofdletter:

hoogstaande klassieke concerten en professionele toneelopvoeringen. Daarnaast

was er de traditionele richting. Die kwam het best tot uiting tijdens de grote

studentikoze avonden waarin voordrachten, speechen en optredens van het

52 Trouw, j. 13 (1956), nr. 19, 17.

53 ‘Drukke discussie’, in: Lente, j. 10 (1958) nr. 6, 17.

54 ‘Modern’, in: Lente, j. 7 (1956) nr. 16, 17; ‘Drukke discussie’, in: Lente, j. 10 (1958) nr. 6, 17 en

‘Getuigenis’, in: Trouw, j. 16 (1959) nr. 30, 7.

Page 32: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

32

verbondskoor of de fanfare en het collegium musicum elkaar afwisselden. Deze

avonden werden in het lang en het breed aangekondigd in Ons Leven. Het blad

maakte echter nooit melding van een Rock and Roll-optreden. Ook op KVHV-

cantussen of de beruchte thé dansant-dansavonden vond de muziek geen intrede.

Preses Fleerackers beweerde immers dat Rock and Roll ‘primitief’ was. Men kon

er geen aandacht aan schenken want zijn presidium, besturend van 1953 tot eind

1956, had zich net opgelegd om de studentikoze boertigheid terug te dringen en

het niveau te verhogen.55

Het blad DUX was tot de jaren veertig door en door katholiek. Na de

oorlogsjaren evolueerde de periodiek tot een neutraal blad waarin de

pedagogische principes uit de algemene samenleving werden afgeleid. Tijdens de

jaren vijftig werd priester Hann Fortmann de hoofdredacteur. Hij was, anders dan

de andere katholieke jeugdredacties, van oordeel dat de Kerk niet moest zorgen

voor een gevoel van samenhorigheid bij de leden. Hij vond dat je op deze manier

de Kerk enkel maar zou devalueren tot een soort partij die geen eigen geluid meer

liet horen en dus geen werfkracht bezat. De redactie probeerde hierdoor meningen

te formuleren die ver van de politiek lagen, mede omdat de nieuwe medewerkers

pluriform politiek gezind waren. Het centrale doel werd nu de heropvoeding van

katholieke jongeren tot volwassenen, zodat ze zouden kunnen geloven vanuit een

zedelijke vrijheid en verantwoordelijkheid. DUX zag het tijdens de fifties als zijn

taak altijd op zoek te gaan naar een gulden middenweg tussen blind aanpassen en

star conservatisme. Dit leidde tot een gezond katholiek evenwicht zoals Fortmann

het in een artikel noemde. Dit zorgde voor een kritische houding tegenover Rock

and Roll, tezamen met pogingen om enig begrip op te brengen voor deze muziek.

Men pleitte daarnaast voor een iets intenser contact tussen jongens en meisjes wat

55 Vos, L. ‘De nieuwe studentenbeweging. Welvaart en mentaliteit in de jaren zestig’, in; Frijhoff,

W. en Hiemstra, M. Bewogen en bewegen. De historicus in het spanningsveld tussen economie en

cultuur (Tilburg 1986) 67; H. Willaert, ‘Met lied, theater, ABN en kleinkunst: het verbond als

cultuurdrager’, in: L. Vos, B. de Wever en H. Willaert, Vlaamse vaandels, rode petten. Honderd

jaar katholiek Vlaams hoogstudentenverbond (Kapellen 2002) 57-62 en ‘Ontspanningsleven’, in:

Ons Leven, j. 69 (1956) nr. 32, 7.

Page 33: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

33

duidelijk maakte dat de overdreven angst voor onzindelijkheid, zoals deze naar

voor kwam in Lente en Trouw, uit bleef.56

Net zoals in de Chirobladen wilde het socialistische Vriendschap een beeld

geven van de ideale tiener. Een goede jongeling was overtuigd en liet zijn leven

leiden door de socialistische idealen. Net zoals de conservatieve katholieken wees

de redactie daarom op het gevaar van het persoonlijk hedonisme. We mogen

aannemen dat journalisten Rock and Roll als een afkooksel hiervan beschouwden,

op basis van de commentaren op Rock and Roll-filmsterren. Kritiek op de

verloederde zeden of een tanende moraal bleven uit. Artikels over het gebrek aan

openbaar- en gemeenschapsgevoel van jongeren, zogenaamd naar alle

waarschijnlijkheid veroorzaakt door onder andere de Rock and Roll, kwamen dan

weer duidelijk aan bod. Dit gebeurde niet door zich af te zetten tegen de muziek

op zich, zoals in Lente, Trouw en De Bevrijding maar tegen het land waarin hij

werd gemaakt. Er waren dus duidelijke commentaren op het kapitalistische

systeem dat verantwoordelijk was voor Rock and Roll.57

In ABC ging het er duidelijk minder kritisch aan toe. Het boze vingertje

leek minder op en neer te zwaaien omdat de redactie ervoor koos om het

fenomeen Rock and Roll min of meer neutraal te beschouwen. Toch hadden de

meeste artikels een licht gekleurde ondertoon. Zonder de lezers te vertellen wat

goed of slecht was kwam een liefde voor de socialistische idealen steeds

bovendrijven. Wanneer men bijvoorbeeld over jeugd babbelde die wild tekeer

ging op Bop-muziek werd gesteld dat ze niet op basis van deze handelingen maar

wel op basis van hun samenhorigheid als goed of slecht konden beschouwd

worden.58

56 J. Roes, ‘Dux, 1925-1970. Over Herkomst en wording van de moderne katholiek’, in: Tussen

jeugdzorg en emancipatie. Een halve eeuw jeugd en samenleving in de spiegel van het katholieke

maandblad Dux, 1927-1970. (Utrecht 1979) 490-513 en W. Bijl, ‘Zang muziek en beweging als

scheppende activiteit’, in: DUX, j. 27 (1953) nr. 20, 352-357. 57 ‘Over de hedendaagse jeugdmentaliteit’, in: Vriendschap, j. 4 (1956) nr. 7, 8;

‘Cultuurproblemen’, in: Vriendschap, j. 4 (1956) nr. 1, 9 en ‘Onze jeugd en film’, in: Vriendschap,

j. 5 (1957) nr. 1, 6. 58 ‘Hier ziet u wat Bop kan doen’, in: ABC, j. 22 (1953) nr. 28, 15.

Page 34: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

34

Stijgend aantal plaatjes en de nieuwe dansrage 1958-1959

In het voorjaar van 1958 werd duidelijk welke impact de Rock and Roll op een

groot deel van de bevolking had. Terwijl er massaal plaatjes werden gekocht en

films bekeken, doken de eerste duidelijke gevolgen van de receptie en toe-

eigening op. Bij een deel van de bevolking wijzigde bijvoorbeeld de

dansgewoonten. Dankzij de films en de muziek leerden ze immers heviger

bewegen. Het feit dat net 1958 een scharniermoment vormde moet echter met een

korrel zout genomen worden. Het viel gewoon op dat de meeste café’s en

danszalen rond die periode voldoende Rock-platen in de platenbak hadden zitten

om vooral de jongere generatie een hele avond te laten Rock and Rollen. Op deze

plaatsen leerden vele tieners dus hoe de snelle movements onder de knie te

krijgen, iets wat al snel kwaad bloed zette bij verschillende verenigingen. Vele

leden van bijvoorbeeld de katholieke zuil hadden immers hun eigen idee over

goed bewegen. De ideeën en aanwijzingen van vele bisschoppen, leerkrachten en

jeugdleiders lagen ingebed in een traditie van kuisheid en respect. Ze werden

daarom vaak omschreven als een soort katholieke bewegingmoraal.59

Volgend citaat uit de preek van een katholiek dorpspriester komt

weliswaar uit Nederland maar geeft goed aan waarom de bewegingsmoraal voor

vele mensen niet rijmde met de kenmerken van de Rock and Roll: ‘De openbare

delen van het lichaam worden zo dicht mogelijk bij elkaar gebracht. Heel de hel

juicht en jubelt. Vrijwillige verlangens, begeerten om de oneerbare delen van het

lichaam, die altijd bedekt moeten blijven volgens God, bij elkander te bezien en

aan te raken, weersta je niet, maar koester je. Daarna volgt de daad. Je kijkt,

bekijkt en raakt aan bij een ander en laat een ander het bij jezelf doen. Een vlieg

kan een poos cirkelen rondom de brandende lamp maar het einde is, dat ze zich

59 R. Labree, Rock and Roll in rood-wit-blauw. De invloed van de Amerikaanse Rock en Roll op

9ederland en de 9ederlandse popmuziek tussen 1955 en 1965 (Amsterdam 1993) 17-19; J. Struye,

R. van Cauwelaert en P. Ibou, Ik weet nog hoe het was. Dorpen in Vlaanderen (Antwerpen 1978)

81 en G. Keunen e.a., Pop! Een halve eeuw beweging (Tilburg 2002) 43-50.

Page 35: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

35

tegen de gloeiende lamp dood schroeit: de aantrekking is haar te machtig. Zo gaat

het iedere meisjes- of jongensgek. Vandaag of morgen komt de zonde.’60

Het katholieke maandblad DUX kantte zich tegen het eenzijdige karakter

van die moraal. Terwijl andere katholieke bladen negatief waren over de dans,

kwam in deze periodiek een meer begripvolle stem voor het nieuwe naar boven:

‘Het Rock and Roll-dansen op zich is zeker niet zondigen en mag niemand

ontzegd worden […] Ik geloof niet dat seksuele angst de drijfveer is van verweer

tegen deze dans. De echte drijfveer is angst voor het gene waar men niks van

weet. Het enige waarover men iets weet is de stemming die de muziek oproept:

onlust en onvermogen.’ De journalist vervolgde met een interessant paragraafje.

Hij verklaarde waarom jongeren graag Rock and Rolden, iets wat vele andere

bladen nooit deden: ‘Veel beter dan volwassenen beseffen jongeren dat de enige

zekerheid van morgen is dat we zelf anders zullen zijn. Op geen andere wijze

komen we tot die zelfzekerheid dan in de ervaring van onszelf in ons lichamelijk

bestaan. Het is expressiviteit die uit zelfgewaarwording naar boven komt. Het gaat

dus om een ritme en niet om een metrum; in danstermen: het gaat om zich

engageren in het ritme, niet om het uitvoeren van vaste figuren naar aanleiding

van een muziekschema. Dit is mogelijk een oorzaak van de baldadigheid die na

Rock around the clock naar buiten kwam. De jeugd heeft voor de rest te weinig

ontplooiingsmogelijkheden gekregen dat zo’n dingen hun dan aantrekken.’ Het

artikel werd besloten met een zware uithaal naar de maatschappij: ‘Rock and Roll

is geen probleem, het is een mogelijkheid tot bevrijding van de problemen

waarmee de jeugd door de maatschappij wordt opgezadeld.’61 Een jaar later pleitte

de redactie voor alternatieve vormen van dansen zonder de Rock and Roll af te

breken. Een journalist publiceerde een lang artikel waarin de Nederlandse

bewegingsclubs werden bejubeld. In dit soort verenigingen leerden volwassenen

jongeren op een correcte manier dansen: ‘Het welslagen van dit soort werk is

gebonden aan zeer competente leiding. Men mag dit niet verwarren met de

wansmaak van een deel van de jeugd die menen dat gestamp en gestoot van iedere

60 D. Slootweg, W. Van Beusekom en C. de Kloet, Ach ja…de jaren vijftig (Amsterdam 1974) 71.

61 J. Dijkhuis, ‘Rock ‘n’ Roll’, in: DUX, j. 32 (1958) nr. 25, 483-489.

Page 36: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

36

commerciële amusementsband ook ritme is maar hierin de enige uitweg vinden uit

een over onservatieve wereld’.62

De katholieke Leuvense en liberale Gentse universitaire pers bleven

opvallend stil over de nieuwe dans. Toch deed de preses van de Leuvense

katholiek nationalistische studentenkring een opmerkelijke mededeling rond de

periode dat Rock around the clock draaide. In het begin van de jaren vijftig

reageerde het rectoraat immers tegen het stijgende aantal dansavonden, de

zogenaamde thé dansants. De universitaire leiding verbood ludieke

studentenfeestjes. In 1956 slaagden studenten erin de rector op andere gedachten

te brengen. Na enkele vergaderingen verdween het verbod. Een bericht van de

KVHV-preses verklaarde waarom een universitaire afvaardiging deze inspanning

leverde. Het rustige dansen moest opnieuw zijn intrede vinden: ‘Opnieuw mogen

er dus dansavonden ingericht worden maar het dansen moet gelimiteerd en

beperkt worden […] men mag niet te hevig dansen en het sluitingsuur is

middernacht […] de rector geeft nog de raad, en ik ben er mee akkoord, dat ook

de bals in eigen streek op zaterdagavond niet te laat en te hevig mogen beleefd

worden. Het is immers alles behalve stichtelijk de intellectuele elite zondags in de

vroegmis zien te slapen.’63

Ook vanuit socialistische hoek brak men een lans voor de kalme,

beschaafde dansen. Als reactie tegen het Rock and Roll ‘geweld’ besloot de

redactie van Vriendschap de kenmerken van de traditionele en de nieuwe dans

met elkaar te vergelijken. De Amerikaanse trend bleek de allerindividueelste

expressie van allerindividueelste gevoelens uit te drukken, terwijl de volksdans

respect verdiende: ‘Onze redactie schaamt zich omdat vele jonge mensen zo

individualistisch en egoïstisch zijn. Zij doen op die manier afbreuk aan het

socialisme. Dat wordt gekenmerkt door een gemeenschapsideaal Bij volksdans

moet de ene deelnemer zich afstemmen op de ander. De partner heeft net dezelfde

waarde te vervullen als hijzelf. Net zoals in het socialisme’.64 De collega’s van

62 W. Bijl, ’Zang muziek en beweging als scheppende activiteit’, in: DUX, j. 33 (1959) nr. 26, 352-

357. 63 J. Chabert, ‘Dansfeesten’, in: Ons Leven, j. 69 (1956) nr. 27, 9.

64 ‘Dansen maar hoe en welke’, in: Vriendschap, j. 6 (1958) nr. 2, 18.

Page 37: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

37

ABC bleken eind jaren vijftig minder conservatief. Rock and Roll-dansen ontaarde

volgens hen niet altijd in een orgie van weerspannigheid. Het bewegen op zich

was niet slecht maar wel de filosofie erachter. Deze symboliseerde de onvrede

tegenover gevestigde waarden. Hiermee kon de redactie niet akkoord gaan want

regels en conventies waren nu eenmaal nodig om de maatschappij te laten

functioneren.65

Vanaf 1958 formuleerden de meeste jeugdbladen dus een duidelijke

mening over het Rock and Rollen. In het dansdiscours van de katholieke

jeugdbladen Lente, Trouw en De Bevrijding sprong de vrouwonvriendelijke

gender-benadering duidelijk in het oog.66 Vrouwen kregen van de katholieke

bladen specifieke regels opgelegd. Een meisje mocht niet naar een bal of dancing

gaan, zonder begeleiding van haar ouders. Als ze dan toch uitging, moest ze zeker

op tijd thuis zijn, want ’s morgens verwachtte men haar, fris voor haar taak in het

huishouden. Jongens kregen dit soort adviezen nooit. Volgens meisjesblad Lente

liep men bij het dansen met twee tevens het risico tegen katholieke regels te

zondigen. Vooral Rock and Roll bleek in deze context de grootste boosdoener.

Een vrouwelijke journaliste van Lente haalde zwaar uit: ‘Wat men daar “dansen”

noemt op het gejank van een “juke box”, dat is niets anders dan een wild gehots

en gebots, getrek en gesleur waarin geen greintje voornaamheid meer steekt. Laat

dat maar over aan de mensen, die, jammer genoeg, hun fijnheid en hun ziele-adel

in de vuilbak hebben gegooid.’67

Voornoemde kritieken moet men opnieuw plaatsen binnen de toenmalige,

maatschappelijke context. Niet alleen de meeste katholieke jeugdbladen maar ook

de politici reageerden negatief. Er was wel een groot verschil tussen beide

instanties. Terwijl de jeugdpers enkel kon adviseren, konden de katholieke

ministers ingrijpen. Zo gebeurde het ook, want midden 1958 werden door het

ministerie van justitie twee in het oog springende maatregelen tot uitvoering

gebracht. Het overdreven bioscoopbezoek en de ‘danswoede’ waren volgens het

65 ‘Rock and Roll…meer acrobatie dan dans’, in: ABC, j. 26 (1957) nr. 6, 7-9.

66 ‘Rock and Roll en Boedapest’, in: De Bevrijding, j. 11 (1956) nr. 159, 2 en ‘Niets voor mij! Wat

denk je nu wel!’, in: Trouw, j. 14 (1957) nr. 17, 21. 67 Lente, j. 8 (1956) nr. 42, 18-19.

Page 38: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

38

ministerie de grote boosdoeners. De officiële staatscontrole voor films kreeg

hierdoor een nieuwe functie. De staat kon nu bepaalde prenten weigeren of

censureren. Adolescenten waren volgens de toenmalige justitie minister immers

heel beïnvloedbaar en het gevaar was niet denkbeeldig dat ze een filmsituatie op

hun eigen leven zouden projecteren. Een tweede maatregel wilde voornoemde

‘danswoede’ inperken. Jongeren beneden de achttien mochten niet langer

dansgelegenheden betreden zonder het gezelschap van een volwassene. Met die

volwassene werd in principe de vader of moeder bedoeld.68

Uiteraard konden de meeste redacties van jeugdtijdschriften zich achter

deze maatregelen scharen. Toch bleek het interessant om de reacties van enkele

lezers die minder enthousiast waren onder de loep te nemen. Hiervoor konden

enkel De Bevrijding, Lente en Trouw als bron gebruikt worden want zij hadden

een lezersforum. Meestal werden hierin brieven gepubliceerd die de filosofie van

het blad onderschreven. Naar aanleiding van de maatregelen van vice-premier

Albert Lilar doken in De Bevrijding lezersbrieven op die de slechte behandeling

van de muziek aanklaagden. Dit bleek een eerste duidelijke oppositie in het

vertoog van het KAJ-ledenblad. In de rubriek ‘Hier zeggen jonge mensen hun

gedacht’ verschenen in april 1958 twee opvallende reacties. Een KAJ-lid

beschreef zijn onvrede als volgt: ‘Al die mensen die commentaar geven vergeten

dat ze zelf ook eens jong waren. De ene verlangt nog naar leven, rumoer en ritme.

De andere is de man achter de kachel. Maar het op zijn gemak willen zijn is toch

nog geen reden om deze muziek naar de duivel te wensen […] Als ge dan toch de

algehele vijand van de Rock and Roll zijt probeer dan ook de smaak van het volk

op een hoger peil te krijgen. De critici luisteren op de radio naar slechte muziek in

het dialect, vrouwen die kwelen over Johny Jordaan en een presentator die zevert

over zijn stamcafé.’ Een andere lezer pleitte er in diezelfde rubriek voor om open

te staan en al het mooie in alle muziek genres te ontdekken.69 Een maand later

probeerde een KAJ-lied duidelijk te maken dat wandaden van nozems niets te

maken hadden met de Rock and Roll muziek maar met het stadsklimaat: ‘De stad

68 Eggers, 9o sex, no drugs, just rock and roll, 80-85 en L. Mutsaers, ‘Nederlandse popmuziek:

schatplichtig aan buitenland troef’, in: Spiegel Historial, 9 (2003 Amsterdam) 393. 69 ‘Hier zeggen jonge mensen hun gedacht’, in: De Bevrijding, j. 13 (1958) nr. 165, 2.

Page 39: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

39

waar ze wonen is een broeinest waar de mensen dicht bij elkaar komen en dit is al

een oorzaak van vele invloeden en moeilijkheden.’70 Men kan de publicatie

verklaren als een middel van de redacties om de sympathie van vele jongeren te

behouden, zonder tegen de kar van de katholieke intelligentsia te stoten. De lezers

uitte immers hun commentaren, niet de journalisten zelf.

Het discours van ABC had geen lezersbrieven nodig om een

onrechtstreekse commentaar te leveren op de katholieke minister Lilar. Net omdat

het blad tot de linkse zuil behoorde durfde de redactie de minister openlijk

tegenspreken: ‘Met het stellen van de Rock and Roll als probleem komen we er

niet. Integendeel, als we steeds maar weer de Rock and Roll als probleem

noemen, dan gaat men het voelen als een probleem. En in wezen is het niet zo’n

probleem…er is immers maar een miniem klein percentage dat zich overgeeft aan

Rock and Roll en bijhorende dans. Daarbij zijn nog vele jongelui die het zien als

ontspanning en zeker niet van zins zijn voor hun ideaal zalen af te breken.’71

Aanpassing van het genre en kritische aanvaarding 1960 - 1962

De Rock and Roll-plaatjes en films die helemaal op het einde van de jaren vijftig

Vlaanderen bereikten waren anders dan hun voorgangers. De sound had duidelijk

zijn wilde haren verloren door het kapitalistische hedonisme minder sterk naar

voor te laten komen in teksten. Ook het muziektempo werd iets naar beneden

gehaald. Bepaalde muziekliefhebbers spraken zelfs niet meer van Rock and Roll

maar van een nieuw soort tienerpop. Deze wijziging had alles te maken met

ontwikkelingen in de Verenigde Staten. De echte Rock and Rollers hielden zich

rond 1959 op het achterplan. Elvis trok voor enkele jaren met het Amerikaanse

leger naar Duitsland en de ster Little Richard koos voor een carrière als dominee.

Tot overmaat van ramp voor de fans kwamen Jerry Lee Lewis en gitaarheld

Chuck Berry beiden in opspraak in zaken van seksuele delinquentie. De ene zou

zijn dertienjarig nichtje onteerd hebben, terwijl de andere een prostituee over de

70 ‘Hier zeggen jonge mensen hun gedacht: Nozems, bloussons noirs & Halbstarken’, in: De

Bevrijding, j. 13 (1958) nr. 165, 8. 71 ‘Rock and Roll…meer acrobatie dan dans’, in: ABC, j. 26 (1957) nr. 6, 7-9.

Page 40: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

40

Amerikaanse grens smokkelde. Het werd helemaal droevig wanneer datzelfde jaar

nog The Big Bopper, Richy Vallens en Buddy Holly om het leven kwamen na een

vliegtuigcrash. Na 1959 zou de Rock and Roll populariteit in dalende lijn

evolueren. Conservatief Amerika zag zijn kans om in te grijpen. Onder impuls van

grote protestacties en het uitblijven van nieuwe Rock and Roll-helden kozen

platenmaatschappijen en liedjesmakers ervoor de Rock and Roll aan te passen aan

de wensen van de oudere generatie.

De muziekindustrie moest onder impuls van deze strekking andersoortige

platen uit brengen. Rockabilly72, de ruige gitaar van Chuck Berry en de rauwe

klanken van Elvis waren voortaan uit den boze. Tienersterren met een softe stem

als Pat Boone en Paul Anka kwamen ervoor in de plaats. De nieuwe Amerikaanse

songs bereikten begin jaren zestig Vlaanderen en gingen over mensen en situaties

die voor iedereen herkenbaar waren, zoals verdriet om de dood van een kind,

afscheid nemen en liefdesperikelen. Door deze evolutie verschenen in de

verzuilde jeugdbladen minder commentaren op de Rock and Roll. Toch bleven er

nog tamelijk wat negatieve geluiden opduiken. De jeugd luisterde immers nog

veel naar de plaatjes uit de glorieperiode en de sound bleef, hoe men het ook

draaide of keerde, nog steeds vrij wild klinken in de oren van vele ouderen.73

Niet alleen de hoeveelheid kritieken daalde eind jaren vijftig. Ook de

manier waarop men commentaar leverde wijzigde bij de meeste redacties. Zo

probeerden de journalisten van De Bevrijding om zich meer aan te passen aan de

moderne maatschappij, waarin Rock and Roll duidelijk zijn plaats had verworven.

Deze mentaliteitswijziging was eigenlijk al aan de gang sinds 1959 omdat

ontevreden leden toen voor het eerst een forum kregen. De reden hiervoor moest

men binnen de organisatie zelf gaan zoeken. De KAJ keerde zich meer en meer

naar de moderniteit in reactie op de neerwaartse trend in ledenaantallen die zich,

ondanks de katholieke actie, vanaf 1958 begon af te tekenen. De KAJ-leiding

besefte dat vele jongeren genoeg hadden van altijd constant hetzelfde te moeten

beluisteren. Daarnaast wisten de journalisten van De Bevrijding goed dat

72 Rockabillie is een verzamelterm voor een groep erg snelle en wilde Rock and Roll-nummers.

73 Mutsaers, ‘Nederlandse popmuziek: schatplichtig aan buitenland troef’, 390-395 en R. van

Yper, Rock it!!! Race met de duivel (Berchem 2002) 98-101.

Page 41: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

41

adolescenten graag naar de cinema of de dansvloer trokken, net omdat zoiets het

dagelijkse waarden- en normenpatroon doorbrak. Commercieel vermaak was niet

langer taboe zolang men zich maar achter de idealen van de Kajotters-beweging

schaarde. Het hele discours wijzigde tot kritische aanvaarding van de moderniteit

met regelmatig nog een duidelijke vorm van afwijzing. Rock and Roll-films

bleken plots niet meer slecht en niet de jongeren die luisterden maar de

producenten die plaatjes maakten gingen in de fout.74

Het totaliserende antimodernisme van de Katholieke Actie temperde dus

grotendeels maar verdween niet. Zo moesten jongeren nog steeds goed beseffen

dat ze zelf verantwoordelijk waren voor hun daden en dat ze in alles wat ze deden

de katholieke idealen in het achterhoofd moesten houden. Ook werden zuilvrije

muziekbladen zoals Juke Box en Song Parade nog dikwijls aangevallen omdat ze

jongeren aanspoorden tot blindelings consumeren. Terwijl tenslotte de kritiek van

De Bevrijding op het gewijzigde waardepatroon van de jeugd slonk, dook wel

meer en meer protest op tegen de groeiende invloed van Engelstalige muziek in

dit blad.75

Het discours van Lente en Trouw temperde niet. Journalisten bleven op een

strenge manier steeds dezelfde zaken aanvallen. Zowel de muziek, de dans, de

rebelse levensfilosofie, de reclame als het toegenomen Amerikanisme, kregen op

regelmatige basis commentaar. Steeds werd erop gewezen dat dit soort zaken niet

te rijmen vielen met de katholieke waarden en normen. Zelfs begin jaren zestig

toen er algemeen een secularisering plaatsvond, bleven de redacties dit volhouden.

In plaats van een afname, verscherpten en vermeerderden de commentaren. De

journalisten probeerden naast commentaren wel steeds alternatieven aan te bieden.

Enkel de Katholieke tradities konden een antwoord bieden op allerlei nieuwe

Amerikaanse trends. Alles wat men deed moest immers geïnspireerd en bezield

74 ‘Ons oog op de schlagermarkt’, in: De Bevrijding, j. 16 (1961) nr. 214, 4 en 7; ‘Ons oog op de

schlagermarkt’, in: De Bevrijding, j. 17 (1962) nr. 221, 4; K. Timperman, Rock en de romantiek:

de begripshistorische evolutie van pop en rock en de perceptie van populaire muziek in

Vlaanderen tijdens de sixties (onuitg. lic.verh.) (Leuven 2003) 58 en R. Laermans, In de greep van

de moderne tijd: modernisering, verzuiling, individualisering en het naoorlogse publieke discours

van de ACW-vormingsorganisatie. Een proeve tot cultuursociologische duiding (Leuven 1992) 69. 75 R. Laermans, In de greep van de moderne tijd. 136-140 en De Bevrijding, j. 15 (1960) nr. 203,

9.

Page 42: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

42

zijn. Als men hierbij het gender-discours bekijkt, valt te concluderen dat de

redacties van Lente en Trouw erg conservatief waren. Chiro Jeugd probeerde haar

leden leuke en afwisselende ontspanning aan te bieden maar deze moest altijd

ingebed liggen in traditionele waarden. Het grootste deel van de jeugd had echter

behoefte aan vernieuwing en het verdwijnen van dergelijke starre normen. Is dat

misschien de reden waarom het ledenaantal van Chiro Jeugd begin jaren zestig

sterk terugliep?

In Ons Leven was er hoe dan ook erg weinig aandacht voor Rock and Roll.

Vanaf 1959 tot het jaar 1962 werd er geen woord meer over de muziek met zijn

bijhorende aspecten gerept. Men kan hieruit twee dingen afleiden. Hoogst

waarschijnlijk merkte de redactie dat het genre over zijn hoogtepunt heen was.

Verdere kritieken om de jeugd te waarschuwen bleken dus niet langer nodig. Dit

argument is niet sluitend want andere jeugdbladen bleven de muziek wel

aanhalen. Een andere verklaring bleek meer waarschijnlijk. In het muziekdiscours

van Ons Leven werd steeds meer en meer aandacht gegeven aan het Vlaamse Lied

en de klassieke composities. Alle andere genres verdwenen uit de aandacht van de

journalisten. Vanuit dit oogpunt had het verdwijnen van de Rock and Roll-

commentaren dus niets te maken met het dalende succes van de muziek, maar

eerder met het uitdrukkelijker naar voor brengen van de KVHV-doelen, namelijk

het promoten van de hoogstaande Vlaamse cultuur.76

In DUX komt men duidelijk een evolutie op het spoor. Eind jaren vijftig

bleek de vrij progressieve redactie de heersende waarden en normen nog losser te

hanteren. Men pleitte ervoor om rekening te houden met alle aspecten van de

toenmalige adolescentiejaren. Ook gevoelens, driften en de behoefte om zich uit te

leven kregen de aandacht. Ontspanning moest niet altijd katholiek gebonden zijn

maar mocht gerust een Rock and Roll-dansje inhouden. Het Rock and Roll-genre

76 ‘Muziekrubriek’, in: Ons Leven, j. 70 (1957) nr. 70, 14 en H. Willaert, ‘Met lied, theater, ABN

en kleinkunst: het verbond als cultuurdrager’, in: L. Vos, B. de Wever en H. Willaert, Vlaamse

vaandels, rode petten. Honderd jaar katholiek Vlaams hoogstudentenverbond (Kapellen 2002) 63.

Page 43: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

43

werd immers begin jaren zestig zelfs beschouwd als ‘aanvaardbaar’ en

‘ongevaarlijk’.77

Binnen het socialistische ABC valt ook een duidelijke

mentaliteitswijziging op, die gepaard gaat met een oppositie. De reden hiervoor

had alles te maken met de dalende verkoop. Journalisten probeerden zich hierdoor

ook meer en meer naar de moderniteit te keren. Men zette bijvoorbeeld steeds

meer tieneridolen in de spotlights. Daarnaast probeerde de redactie op de boksen

tegen de zware TV-concurrentie door vanaf 1960 de volledige televisie

programmatie af te drukken. Deze kwam in de plaats van de rubriekjes over

natuur en etnografie. Door deze wijzigingen kwam een duidelijke paradox naar

boven. De redactie wou immers graag de moderniteit volgen maar niet vervallen

in een commercieel blad zonder meer. Zoals de doelstellingen het aangaven

moesten journalisten immers oog hebben voor een degelijk cultureel Vlaanderen.

Om deze afspraak na te leven plaatste men plots tegenover het grote aandeel

populaire artikels een kleine groep duidelijke kritieken. Voor het eerst

veroordeelde de redactie nu maatschappelijke fenomenen die botsten met een

traditioneel, socialistisch waardepatroon. Zo kwamen commentaren op

jeugdcriminaliteit en het overdreven Amerikanisme in Vlaanderen naar boven.78

Anderzijds bleef de kritiek op de Rock and Roll, een zuiver

Amerikaanse product, ook na 1959 volledig achterwege. Meer zelfs, men

probeerde jongeren aan te spreken door regelmatig een verslag te geven over Elvis

Presley’s belevenissen in het Duitse leger. Deze beschrijving bleek veel positiever

dan die van de ‘boeman’-artikels die tot en met 1958 opdoken.79 Een ander

voorbeeld is het artikel over de eerste vrouwelijke Rock and Roll-ster, Brenda

Lee. Een journalist benadrukte dat het meisje een hemelse stem had, terwijl ze

toch de hedonistische Rock and Roll-liederen bracht. Ook haar houding tegenover

opdringerige jongens werd bewonderd. Ze kon immers neen zeggen tegen al hun

77 J. Roes, ‘Dux, 1925-1970’, 498-513 en J. Dijkhuis, ‘Rock ‘n’ Roll’, in: DUX, j. 32 (1958) nr.

25, 483-489. 78 ‘ABC…XYZ. Van begin tot einde’, in: ABC, j. 41 (1973) nr. 33, 13-15 en ‘Dam tegen

jeugdcriminaliteit’, in: ABC, j. 29 (1960) nr. 22, 6-7. 79 ‘Elvis Presley heeft een sterretje opgedaan’, in: ABC, j. 28 (1959) nr. 5, 20-21.

Page 44: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

44

pogingen om haar met geld te versieren. Op die manier gebruikte de journalist dus

zelfs de handelswijze van een Rock and Roll-ster om maatschappij kritische

idealen te proclameren.80

De collega’s van Vriendschap gaven begin jaren zestig voor een tweede

maal een duidelijke mening over Rock and Roll, althans over één aspect ervan. De

dans werd afgekeurd omdat hij op geen enkele manier in overeenstemming was

met het gemeenschapsideaal. Men discours evolueerde dus niet echt. Men

besteedde niet veel aandacht aan de muziek maar de weinige woorden die men

erover publiceerde wezen op een afwijzing. Toch dient opgemerkt dat film

Blackboard Jungle dan weer aanvaardbaar bleek. De stelling dat de vele kritieken

op het geboorteland van de sound als onrechtstreekse commentaar kunnen

beschouwd worden, kan nu worden bijgeschaafd. Men wees alle aspecten van de

Rock and Roll af die samenhorigheid in de weg stonden. De intenties van

industriëlen en platenbazen ter creatie van een hedonistische cultuur werden dus

als slecht geëvalueerd. De bedoeling van Rock and Roll-filmregisseurs om een

diepere boodschap te brengen waren daarentegen ‘goed’.81

Vanaf 1963 verdwenen overal de commentaren op de Rock and Roll. Het

genre moest definitief de baan ruimen voor andere sounds die een nieuwe

generatie jongeren zou aanspreken. Groepen als The Rolling Stones en The

Beatles scoorden in 1963 hun eerste hits en vonden heel wat inspiratie in de Rock

and Roll. Hun composities waren meestal wel gecompliceerder en de teksten

kregen iets meer diepgang. Ook het ritme en de bijhorende dans waren niet meer

te vergelijken met wat men jaren ervoor van Rock mocht verwachten. Daarnaast

raakten de eerste singer-songwriters zoals Bob Dylan en Leonard Cohen bekend.

Hun muziek was sober en droeg heel wat Folk invloeden. De teksten waren

gebaseerd op poëtische gedichten.82

80 ‘Brenda Lee’, in: ABC, j. 29 (1960) nr. 18, 16-17.

81 ‘Dansen maar hoe en welke’, in: Vriendschap, j. 6 (1958) nr. 2, 18 en ‘Onze jeugd en film’,

Vriendschap, j. 4 (1957) nr. 1, 6. 82 G. Keunen e.a., Pop! Een halve eeuw beweging (Tilburg 2002) 59 en Timperman, Rock en de

romantiek, 66-67.

Page 45: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

45

Bij een beschouwing van de hele besproken periode blijkt duidelijk dat,

hoewel Rock and Roll onmiskenbaar in Vlaanderen aanwezig was, die

aanwezigheid moet gerelativeerd worden. Zo bleef de muziek op commercieel en

cultureel gebied steeds op de tweede of derde rij staan. Dit is echter slechts wat

men aan de oppervlakte kan constateren. De echte impact van Rock and Roll valt

nu eenmaal vrij moeilijk af te lezen uit verkoopscijfers en artikels in tijdschriften.

Daarom is het nuttig om dieper in te gaan op de precieze invloed van de muziek

op de Vlaamse zanger(es), de industrie, de jeugd en de katholieke maatschappij.

Page 46: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

46

Hoofdstuk 2

Toe-eigening en weerstand. Muziek, performance en

cultuurpessimisme in de Vlaamse Rock and Roll-receptie

‘Onze eigen platen lijken minder gegeerd, de nieuwe melodieën komen uit andere

werelden.’ De Bevrijding83

De Vlaamse Rocker en de invloed uit ‘Amerika’

Vorige paragrafen maakten al duidelijk dat vooral de jonge generatie zich kon

vinden in de Rock and Roll-sound. Om het actieve gebruik van de muziek bij de

jeugd te definiëren werd de term toe-eigening gebruikt, terwijl receptie synoniem

stond voor de ontvangst en appreciatie ervan. Het is zinvol om beide termen

duidelijk te verklaren. De Nederlandse historicus Willem Frijhoff deed een goede

poging. Hij besprak de seksuele moraal zoals die door de kerkelijke autoriteiten in

West Europa werd geproclameerd. Deze moraal was het object van receptie maar

niet van toe-eigening onder gezagsgetrouwe katholieke leden van het verzuilde

Vlaanderen. Mensen conformeerden zich misschien uitwendig maar er was een

grote groep die de moraal niet overnam als zinvol belevingskader. Ze bleef voor

de meeste mensen immers een extern handelingsmodel, dat kon worden

weggeworpen zodra nieuwe modellen zich aandienden. Velen eigenden zich

tijdens de jaren vijftig bijvoorbeeld ‘de moraal van de eerste indruk’ toe die verder

in deze thesis de aandacht krijgt.84

Het verschil tussen receptie en toe-eigening zit hem dus in de mentale

betekenisgeving. Terwijl recipiëren eerder overeenkomt met simpelweg

ontvangen, vindt toe-eigening volgens de visie van Frijhoff steeds plaats door

betekenisgeving in een specifieke context: na een ervaring, vervreemding of

ontvreemding, binnen een machtsrelatie of als antwoord op een gevoel van

83 De Bevrijding, j. 15 (1960) nr. 203, 9.

84 W. Frijhoff, ‘Toe-eigening: van bezitsdrang naar betekenisgeving’, in: Trajecta-Tijdschrift voor

de geschiedenis van het Katholieke leven in de 9ederlanden, 6 (Amsterdam 1997) 104-109.

Page 47: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

47

dreiging. Met andere woorden: toe-eigening is de productie van de eigen

zingeving door de ontvanger. Het gaat om het functioneel of betekenisvol maken

van bepaalde zaken binnen de eigen leefwereld, door ze uit een vreemde context

te halen en binnen een nieuwe context betekenis te geven. Deze verklaring moet

goed begrepen worden wanneer men op zoek gaat naar de actoren die de toe-

eigening van de Rock and Roll in de hand werkten. Dit soort onderzoek vereist

een gedetailleerde bespreking van de Vlaamse muzikantenwereld, de openbare

omroep en de ontspanningsindustrie. Het is in de eerste plaats noodzakelijk vast te

stellen in welke mate deze actoren zichzelf de muziek toe-eigenden alvorens

conclusies over hun invloed te trekken. Daarom start het eerste deel van de

zoektocht met de volgende vraag: hoe zorgde Rock and Roll binnen het

Vlaanderen van de jaren vijftig voor een specifieke betekenis of manier van

handelen bij de professionele muzikant.85

Niet alleen het publiek maar ook de Belgische muzikanten werden tijdens de jaren

vijftig overdonderd door hits van over de Atlantische Oceaan. Om te beseffen in

welke mate Amerikaanse Rock and Roll-artiesten de Vlaamse zangers

beïnvloedden (of hoe de muziek voor toe-eigening zorgde) dient men het

toenmalige repertoire onder de loep te nemen. Nuttige gegevens over dit

repertoire staan opgetekend in de twee grootste, niet verzuilde, commerciële

jeugdtijdschriften Juke Box en Song Parade. Dankzij enkele hitlijsten of

noteringen van de best verkochte plaatjes, kan men in deze bladen opzoeken of

een succesnummer al dan niet gebaseerd was op een cover. De lijstjes gaven

immers altijd de oorspronkelijke componisten van de hits weer.86 Dankzij de

opgetekende titels krijgt een onderzoeker daarnaast de kans om een aantal

toenmalige hits te beluisteren en zo zelf te ontdekken of de sound sterk gelijkt op

85 W. Frijhoff, ‘Toe-eigening: van bezitsdrang naar betekenisgeving’, in: Trajecta-Tijdschrift voor

de geschiedenis van het Katholieke leven in de 9ederlanden, 6 (Amsterdam 1997) 104-109. 86 Voor het onderzoek werden de namen uit de tijdschriften vergeleken met de namen van

Amerikaanse componisten.

D. Rees ed., Rock stars encyclopedia (Londen 1996) 19, 54, 78, 98; D. Jasen, Tin Pan Alley, 2004

(http://www.angelfire.com/stars3/halarnold/whatstinpanalley.htm) en R. Rublin en R. Maine, The

composers of Tin Pan Alley, 2005 (http://parlorsongs.com/bios/composersbios.asp).

Page 48: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

48

die van de Rock and Roll. Om dit soort onderzoek genuanceerd te laten verlopen

werd gebruik gemaakt van vijfentachtig lijsten (periode 1956-1960). Daarnaast

werd een onderscheid gemaakt tussen Nederlandstalige en Engelstalige zangers,

afkomstig uit Vlaanderen.87

Het viel meteen op dat Nederlandstalige hitlijsten bolstonden van

muzikanten die hun mosterd haalden uit the States. Ongeveer vijfenveertig

procent van composities bleken covers van een Amerikaanse vedette. De meest

geïmiteerde artiesten waren Franky Avalon, Lloyd Price, Conny Francis, Anita

Brand en Sam Cooke. Allen behoorden ze tot het Tin Pan Alley-clubje. Deze

muziek werd al vanaf het begin van de twintigste eeuw gecomponeerd door New

Yorkse muziekschrijvers. Als zij in de zomer hun ruiten openzetten en hun

gevoelige genre uitprobeerden, zouden zij net zoveel lawaai gemaakt hebben als

kletterende tinnen pannen, vandaar de benaming Tin Pan Alley. De rustige songs

handelden over een onwerkelijke, seksloze wereld van rozengeur en maneschijn,

waarin geen plaats was voor de emotionele en fysieke realiteit van een

liefdesrelatie.88

Zelden dook er in Vlaanderen een Rock and Roll-cover op, hoewel de

muziek in dit gedeelte van België behoorlijk populair was. Daarom kan men zich

afvragen of de Rock and Roll misschien op een andere manier het

Nederlandstalige repertoire beïnvloedde, bijvoorbeeld op het tekstuele niveau.

Deze gissing kan echter onmiddellijk worden ontkracht. Terwijl Peter Koelewijn

zich met ‘Kom van dat dak af’ in Nederland naar de top schreeuwde, kende

Vlaanderen geen bekende artiest die in zijn moedertaal Rock and Rolde. Vlaamse

lieddichters legden hun oor wel te luisteren bij buitenlandse voorbeelden, maar de

hedonistische en rebelse touch van de Amerikaanse Rockschrijvers kon nooit

evenveel invloed uitoefenen als bijvoorbeeld het realisme van de Franse

87 M. Dickmans, Vlaamse hitfeiten! Van 1956 tot en met 1995 (Tienen 1995) 3-46; G. de Meyer

en K. Ameryckx, De geschiedenis van de Belgische muziekindustrie (Leuven 1999) 13-15; W.

Vandersypen, Rock and roll in België. Verleden, heden en toekomst (onuitg. lic.verh.) (Leuven

1981) 3-4 en Song parade-Antwerpen-stadsbibliotheek.; Juke Box-Antwerpen-stadsbibliotheek. 88 M. Bane, White boy singin’ the blues (New York 1982) 172-174 en J. Curtis, Rock eras:

interpretations of music and society, 1954-1984 (Ohio 1987) 25-26.

Page 49: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

49

lieddichters of het sentimentele karakter van de Tin Pan Alley-producten.

Wanneer men naar de precieze inhoud van de Vlaamse hits speurt, zegt de titel

vaak al genoeg. Enkele gewezen nummer één covers zoals ‘Santé, santé’

(Romain Deconinck), ‘Doe ze nog e ki vul’ (Willy Lustenhouer), ‘Jef en Roza’

(Bobbejaan Schoepen.), ‘Kom binnen duivinne’ (Schoepen), beschreven het

typisch Vlaamse gemeenschapsleven. Uiteraard zijn dit soort nummers niet onder

dezelfde noemer te plaatsen als de Franse poëtische liederen maar beide liedtypes

beschrijven wel de dagelijkse realiteit in plaats van stiekeme verlangens. Ook de

‘brave liefde’ kwam aan bod, net zoals in de Tin Pan Alley-platen.89

Eind jaren vijftig wijzigde dit patroon. Nog steeds bleef vooral het Tin Pan

Alley-genre Vlaamse artiesten muzikaal beïnvloeden. Er deed echter een nieuwe

teksttraditie zijn intrede Vanaf 1959 doken er coverhits op die verwezen naar

situaties of gelukmomenten buiten de Vlaamse grenzen. Nummers zoals

‘Karnaval in Rio’ (Yvonne Henneco.), ‘Ciao Ciao Bambino’ (The Strangers), ‘In

de baai van Las Palmas’ (Bob Benny) en ‘Barcelona’ (Franky Bodet) prijkten

bovenaan de lijsten.90 De inspiratie voor deze songs lag ingebed in het steeds

groeiende kapitalistische hedonisme. Dit cultuurhistorisch concept verwijst naar

genot als motief van de mens zijn handelen. Religie, liefde of vriendschap

bevredigden niet langer de belangrijkste behoeften. Vele mensen wilden bovenop

voornoemde verlangens allerhande materiële nieuwigheden bezitten, voornamelijk

onder de invloed van het toenmalige sociaal-economische klimaat. Om de

inspiratie van de schrijvers en het kapitalistische hedonisme beter te begrijpen is

het zinvol om dieper in te gaan op dit klimaat.

In de jaren vijftig nam de Belgische economie een hoge vlucht en de

producenten ontwikkelden allerlei nieuwe ontspanningsvormen. Reisbureaus

maakten trips naar het buitenland mogelijk en op radio, televisie en in geschreven

bladen werd reclame gemaakt voor allerhande buitenlandse bestemmingen. Vele

Vlamingen werden overdonderd met foto’s en prenten van zonnige locaties. In de

89 T. Nagels, Coverversies in het licht van muzikale globalisering en muzikale lokale identiteit. Een

onderzoek van Vlaamse hitparades (onuitg. lic.verh.) (Leuven 2000) 93 en Dickmans, Vlaamse

hitfeiten! 9-46 en de Meyer, De geschiedenis van de Belgische muziekindustrie, 21. 90 Dickmans, Vlaamse hitfeiten! 9-46.

Page 50: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

50

lijn van deze nieuwe trend belsloten marketing specialisten de bevolking te

bekoren met beschrijvingen van vakantietaferelen. Deze specialisten vonden hun

inspiratie bij Amerikaanse collega’s. Het bijzondere was dat dit soort

commerciële Amerikaanse initiatieven de Nederlandstalige zanger(es) sterk

beïnvloedde, terwijl Rock and Roll, soms wel eens de soundtrack van het

commerciële kapitalisme genoemd, niet leek geadapteerd te worden.91

Net zoals de Nederlandstalige scène kreeg het anderstalige repertoire heel

wat aandacht in voornoemde muziektijdschriften Juke Box en Song Parade.

Engels-, Duits- en Franstalige songs werden ondergebracht in een afzonderlijke

hitparade. Wanneer men een onderzoek doet naar het aandeel van Vlaamse

groepen of artiesten in deze lijsten, komt men tot een duidelijke vaststelling.92

Deze werd door de eerste grote Nederlandstalige popencyclopedie als volgt

beschreven: ‘Het Verdriet van België, de succesroman van Hugo Claus, gaat niet

over de Belgische, Engelstalige popmuziek, maar niemand zou bij het tegendeel

verwonderd zijn’.93 Andere bronnen spreken van ‘Elvis in Bobbejaanland’ of

‘Belgenbiet’. Deze grappige citaten dekken nochtans voor een groot deel de

lading. De Vlaamse Engelstalige popscène tijdens de fifties, vertaald in termen

van muziek die de jonge generatie aansprak en populair genoeg was om op de

markt te komen, was niet indrukwekkend. Als een Vlaamse zanger(es) een

Engelstalig hitje scoorde, bleek deze song trouwens weinig invloed te

ondervinden van de Rock and Roll-mania die aan de gang was in de Verenigde

Staten. Als er daarnaast een Belgische Rock and Roll-(cover)artiest opdook

slaagde deze er amper in de hitparade te bereiken. Het wisselvallige succes van de

Vlaamse Rock-artiesten Dan Ellery en Burt Blanca is hiervan het perfecte

91 de Meyer, De geschiedenis van de Belgische muziekindustrie, 13-15; Vandersypen, Rock and

roll in België , 3-4 en Dickmans, Vlaamse hitfeiten! 3-46. 92 Song parade- Antwerpen- Openbare stadsbibliotheek en Juke Box- Antwerpen- Openbare

stadsbibliotheek. 93 F. Steensma ed., Oor’s eerste 9ederlands popencyclopedie (Amsterdam 1985) 29.

Page 51: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

51

voorbeeld. Populaire Rock and Roll van Vlaamse makelij vond al helemaal geen

ingang.94

Opnieuw valt dus te concluderen dat de Vlaamse populaire muzikant de

Rock and Roll niet rechtstreeks als voorbeeld gebruikte. Toch beïnvloedde de

nieuwe sound onrechtstreeks de Vlaamse muziekwereld. Niet de zanger maar wel

de producer ontdekte het nut van de opzwepende muziek. Het besef dat de

populaire maar vooral eenvoudige klank, zoals die van de Rock and Roll, een

gegeven was dat niet mocht genegeerd worden, zorgde ervoor dat

platenmaatschappijen steeds meer kansen gaven aan lokaal talent. De

opwaardering van de lichte muziek zorgde er onder andere voor dat Will Tura de

kans kreeg om het eerste Vlaamse tieneridool te worden. Mensen zoals Tura

plukte men niet meer uit muziekacademies of conservatoria, want om populaire

muziek te maken hoefde je niet langer muzikaal geniaal te zijn. Rock and Roll

zorgde dus voor een grondige mentaliteitswijziging binnen het

muziekmanagement.95

Stilaan werd, dankzij het nieuwe beleid van de producers, de deur naar het

internationale succes op een kier gezet. Begin de jaren zestig braken immers de

eerste Vlaamse muzikanten, met een licht en populair muziekrepertoire,

internationaal door. The Cousins en The Jokers slaagden erin om groot te worden

dankzij eigen Engelstalige nummers. Binnen deze paragraaf vallen dit soort

groepen onder te brengen in een derde categorie. Naast de Nederlandstalige en

anderstalige coverartiesten was er voor het eerst sprake van (populaire)

Engelstalige, Vlaamse artiesten met een volledig eigen repertoire. Bepaalde

historici beweerden dat dit soort bands volledig beïnvloed werd door Amerikaanse

Rock and Roll en Tin Pan Alley. Hoewel ze eigen tekst en muziek schreven,

94 G. Keunen e.a., Pop! Een halve eeuw beweging (Tilburg 2002) 54; P. W. Rutten, Hitmuziek in

9ederland. 1960 - 1985 (Amsterdam 1992) 4 en G. de Coster, G. de Bruycker en K. Dierckx, Wit-

lof from Belgium. Veertig jaar popgeschiedenis in België (Brussel 1990) 19-20. 95 W. van den Eynde, ‘De desintegratie van de muziekcultuur’, in: R. Gobyn en H. Gaus, De fifties

in België (Brussel 1988) 164-166 en H. van den Bulck, De rol van de publieke omroep in het

project van de moderniteit: een analyse van de bijdrage van de Vlaamse publieke televisie tot de

creatie van een nationale cultuur en nationaliteit (1953-1973) (onuitg. lic.verh.) (Leuven 2000)

98.

Page 52: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

52

namen de artiesten de volledige performance over van hun Amerikaanse

collega’s. Historicus Keith Negus introduceerde in dit verband de these van het

Rock and Roll-imperialisme. Hiermee beschreef hij niet enkel de invloed op

België maar op heel West-Europa. In relatie met Rock and Roll en Tin Pan Alley

had de Amerikaanse overheersing volgens deze historicus zowel een economische

als een culturele dimensie, die met elkaar samenhingen. De Verenigde Staten

bekleedden immers een prominente positie als globale, culturele trendsetter. Het

land werd beschouwd als een jong, modern, vrij en geïndustrialiseerd gebied. Ook

het cultuuraanbod leek aantrekkelijk voor Europa.96

Deze these kreeg veel kritiek. Andere historici bewezen dat dit soort

succesvolle groepen juist wel een eigen identiteit ontwikkelde. Bij de productie

van een nummer liet de muzikant zich niet alleen inspireren door entertainers

zoals Presley en Jerry Lee Lewis. Ook zijn eigen lokale ervaringen en

verwachtingspatroon speelden een rol. Aanhangers van deze mening daagden

Negus uit om een cover op twee manieren te bekijken. Wanneer een

oorspronkelijk Amerikaans nummer werd nagespeeld kon men inderdaad spreken

van een doorgedreven dominantie. Anderzijds gingen lokale muzikanten in

dialoog met een populair genre uit de Angelsaksische traditie. In elke cover zaten

immers elementen die verschilden van het originele nummer. De artiest stak er

steeds iets van zijn eigen, lokale identiteit en liedtraditie in.97 Dit viel bijvoorbeeld

op bij de bekende Vlaamse coverartiest Burt Blanca. Muziekspecialist Milo

Boelen gebruikte hem als voorbeeld om het grote verschil tussen de originele en

gecoverde hits weer te geven: ‘Technisch stond Burt op een zeer hoog peil maar

de feeling was niet puur. Dat kwam omdat de Amerikanen de zwarte muziek en

Country and Western hadden om zich aan op te trekken. Ze werden van jongs af

constant geconfronteerd met deze muziek’.98 Feeling is natuurlijk een erg vage

96 Van den Eynde, ‘De desintegratie van de muziekcultuur’, 143-146 en K. Negus, Popular music

in theory. An introduction (Cambridge 1996) 170-182. 97 K. Negus, Popular music in theory. An introduction (Cambridge 1996) 170-182; T. Mitchell,

Popular music and local identity (Leicester 1996) 26-30 en S. Frith, The sociology of Rock

(Londen 1978) 48. 98 P. W. Rutten, Hitmuziek in 9ederland. 1960 - 1985 (Amsterdam 1992) 295.

Page 53: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

53

term, om nog maar te zwijgen van puurheid. Boelen bedoelde waarschijnlijk dat

de artiest de Amerikaanse muziek niet helemaal op dezelfde manier zong als de

originele zangers. Blanca was van opleiding immers accordeonist en verdiende de

jaren voor zijn zangcarrière geld door Vlaamse liedjes te spelen in cafés. Het was

dus niet te verwonderen dat Blanca met zijn Vlaamse roots het Engelse accent en

de rauwe klanken niet identiek overnam.

Dan Ellery was een ander Belgisch Rockidool dat via verschillende

talentenjachten bekend raakte. Zijn succes had veel meer te maken met zijn

uiterlijk dan met zijn muziek. Hij had een jongensachtige look en een exotische

Zuid-Amerikaanse tint. Toch bleek zijn performance typisch Vlaamse elementen

te bezitten. Als Ellery ergens optrad ging hij zonder groepje. Hij stelde samen met

een vriend gitarist een gelegenheidsband samen bestaande uit leden van de

plaatselijke fanfare. We mogen aannemen dat hij enkele dagen voor het optreden

samen met de lokale muzikanten repeteerde om dan in het weekend een

afgewerkte show te brengen.99

Ook de voornoemde bands met een eigen repertoire en een internationaal

succes hadden hun lokale identiteit. The Cousins mengden Vlaamse folklore met

internationale trends. Hun monsterhit ‘Kili-watch’ uit 1962 was hiervan een mooi

voorbeeld. Terwijl de muziek aanleunde bij de sound van de Britse Shadows, leek

de tekst een versneld Nederlands kinderrijmpje. De woorden ‘Kili kili watch, kéi

m ken ké ala, ali a tsalma, a tsalma poli watch’ konden immers niet vertaald

worden. De Jokers vonden hun inspiratie bij de Amerikaan Little Richard die met

‘Awop-Bop-a-Loo-Mop-Alop-Bam-Boomi’ een monsterhit scoorde. Het typische

Vlaamse element van het nummer Kili-watch zat hem in de tekstbron. De

woorden bleken afkomstig uit een Vlaams kinderboekje waarin men regelmatig

een indiaan aan het woord liet. The Jokers integreerden nog meer Vlaamse

kenmerken in hun muziek. Dit kwam dan weer naar buiten via hun grootste succes

‘Cecilia Rock’. Deze song werd geschreven door bandlid André Van Den Broeck.

Hij was op dat moment een veertiger en baseerde ‘Cecilia Rock’ op een in

99 Vandersypen, Rock and roll in België, 3-4.

Page 54: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

54

Vlaanderen bekend cantuslied ‘Ik zag Cecilia komen’100 dat hij dikwijls zong

tijdens zijn studie burgerlijk ingenieur. De tekst die handelde over een

liefdestafereel dat zich ergens in de Kempen afspeelde, paste hij een klein beetje

aan. Daarnaast wijzigde hij het traditionele ritme tot een stevige swing.101

Niet alleen op basis van de muziek maar ook op basis van platenhoezen

kan men Amerikaanse en lokale invloeden afleiden. Daarom werden de bekendste

covers (platenhoezen) van de aangehaalde Vlaamse artiesten vergeleken met deze

van Amerikaanse Rock and Roll-hits (zie pagina’s 50 en 51). Het viel op dat

hoezen van Burt Blanca (A1 en B1) sterk leken op deze van Elvis Presley (A2 en

B2). Zowel de lettertypes op het karton als de poses van de zanger werden

overgenomen van Amerikaanse voorbeelden. Ook de look van Blanca op hoes B1

bleek ontleend aan die van Elvis Presely op B2. Dan Ellery’s hoezen kwamen op

het eerste zicht origineler over omdat hij zichzelf liet afbeelden als een ware

superster, omgeven door brieven van fans. Toch zijn er op de afbeelding C1 heel

wat Amerikaanse invloeden aan te duiden. De look van de zanger was net zoals bij

Blanca ontleend aan die van hoes B2. In de achtergrond merkt men een

Amerikaanse Fender-gitaar en een foto van Elvis Presley op. Het strakke pak zou

men dan weer kunnen zien als een niet-Amerikaans element aangezien Elvis en

bijvoorbeeld ook Jerry Lee Lewis (C2) de omsloten kledij niet wensten. Dit bleek

echter geen sluitend argument want andere Rockers zoals Buddy Holy of Bill

Haley droegen wel een maatpak.102

The Jokers en The Cousins stopten de lokale elementen niet enkel in hun

muziek. Ook op hun covers verschenen Vlaamse kenmerken. Terwijl de ene band

poseerde rond het beeld van Manneke Pis (D1), verscheen de andere naast een

Vlaamse burgervrouw die een eigenaardige versie van de sousafoon bespeelde

(E1), een typisch Vlaams instrument dat in zowat elke fanfare opdook. De cover

100 Het nummer is echter niet typisch Vlaamse want ook de Tsjechische componist Smetana

gebruikte het in zijn compositie de Moldau. 101 de Coster, Wit-lof from Belgium, 21- 23; Delvaux, Big in Belgium, 31en L. Roffesart, Belgium

Rock and Roll 1954-1965, 2005 (http://home.scarlet.be/~pin17653). 102 M. Gabrel, Rock around the clock, speelfilm, 1956; M. Ochs ed., Classic rock covers

(Dusseldorf 2002) en L. Roffesart, Belgium Rock and Roll 1954-1965, 2005

(http://home.scarlet.be/~pin17653).

Page 55: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

55

van de plaat waarop ‘Kili Watch’ stond (F1), toonde dan weer een Vlaams

weiland, met op de achtergrond een klein kapelletje. Al deze elementen springen

duidelijk in het oog wanneer men de covers vergelijkt met die van gelijkaardige

groepen uit het buitenland (D2, E3 en F2). De Amerikaanse cover F2 geeft

bijvoorbeeld enkele typische Amerikaanse elementen weer. Ondanks de

verschillen is er één belangrijke gelijkenis tussen de platenhoezen van The

Shadows en de twee Vlaamse bands. Alle muzikanten hebben ongeveer dezelfde

houding. Ze lijken overdreven te poseren terwijl ze hun instrument met veel

overacting bespelen. Op een andere hoes lieten ze de instrumenten aan de kant en

probeerden ze op een andere manier een situatie uit te vergroten (E1). Dit ene

element neemt natuurlijk niet weg dat de hoezen wel degelijk verschillen van de

Angelsaksische producten. Algemeen mag men hieruit afleiden dat zowel

Vlaamse als Amerikaanse elementen opdoken in het Vlaamse muzieklandschap.

Waarschijnlijk gaf de verzuilde jeugdpers nooit commentaar op de besproken

Belgische artiesten omdat er nog zo veel typisch Vlaamse elementen opdoken. De

twee heren waarop men het meeste kritiek kon verwachten, Blanca en Ellery,

kwamen niet aan bod omdat ze niet bekend genoeg waren en dus te weinig

invloed uitoefenden op de jeugd.103

Deze paragraaf kan afgesloten worden met één duidelijke conclusie. Rock and

Roll oefende weinig rechtstreekse invloed uit op de Vlaamse muzikantenwereld.

Ten gevolge hiervan gingen de fans op zoek naar succesnummers van

buitenlandse artiesten. Dit geeft meteen aan dat het zinloos is op zoek te gaan naar

de manier waarop de Vlaamse muzikant zorgde voor de toe-eigening van de Rock

and Roll bij de jeugd. Andere actoren zullen dus een antwoord moeten bieden op

de vragen omtrent toe-eigening door het publiek. Naast de muzikanten en hun

managers dienden de amusementsindustrie en de openbare omroep zich aan als

kandidaten ter verspreiding van de Rock and Roll-producten (films, muziek,

kledij,…). Vooraleer de industrie te bespreken is het interessant stil te blijven

staan bij het aandeel van de Rock and Roll op de Belgische staatsradio en -

103 M. Ochs ed., Classic rock covers (Dusseldorf 2002) 7,48,53,61 en L. Roffesart, Belgium Rock

and Roll 1954-1965, 2005 (http://home.scarlet.be/~pin17653).

Page 56: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

56

televisie. Dit biedt meteen ook de mogelijkheid om een vergelijking te maken

tussen de reactie op de Rock and Roll van muziekmanagers enerzijds en de

directie van de openbare omroep anderzijds.

Page 57: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

57

A1. Eerste plaatje van Burt Blanca dat in 1959 de Belgische

hitparades bereikte.

B1. ‘Faraway places’, de tweede cover waarmee

Blanca in 1962 de hitparade bereikte.

C1. Dan Ellery slaagde er negen keer in de hitparades te

bereiken. Op één van zijn hitsingels verscheen deze foto.

D1. ‘Manneke Twist’, één van de bekendste

hitsingels van de Jokers uit 1961.

E1. Het tweede album van The Cousins uit 1962.

F1.Plaatje van The Cousins uit 1962 waarop onder

andere ‘Kili Watch’ staat.

Page 58: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

58

A2. Plaatje met onder andere ‘Hound Dog’ uit 1956. B2. Hitsingel van Elvis Presley uit 1956.

C2. De hoes van Jerry Lee Lewis’ singel Great Balls of fire

uit 1954.

D2. Eerste langspeelplaat van Britse The Shadows

uit 1959.

E2. Tweede langspeelplaat van The Shadows uit 1962.

F2.Plaatje van The Hurricanes. Amerikanen die qua

muziek voor inspiratie zorgde bij The Shadows, The

Jokers en The Cousins.

Page 59: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

59

De ‘culturele educatie’ op de openbare omroep

Op de Belgische openbare omroep kregen amusementsprogramma’s van in het

begin hun plaats. Toch moesten ze het op gebied van zendtijd steeds afleggen

tegen politieke of hoogstaande culturele formats. Het was dus maar de vraag of de

directie in het al zo beperkte amusementsblok de Rock and Roll een forum gaf.

Men kon in elk geval moeilijk naast de nieuwe trend kijken want vanaf midden

jaren vijftig begon het aantal populaire Rock and Roll-songs op te lopen. Vooral

de jeugd, een belangrijke groep potentiële luisteraars of kijkers, voelde zich

aangetrokken door deze muziek.

In het culturele beleidsplan dat door de directie van het Nationaal Instituut

voor Radio-Omroep of Institut National de Radiodiffusion (de NIR-

INR,voorloper van de huidige RTBF en VRT) in 1930 werd opgesteld, deed men

in eerste instantie geen poging om de jeugd met lichte programma’s te plezieren.

Volgens journalist Jef Anthierens wilde de gecentraliseerde omroep alle energie

investeren om één duidelijke doelstelling, opgelegd door de overheid, te

realiseren. Miljoenen individuen die elkaar niet kenden moesten een

gemeenschappelijke ervaring en collectieve herinnering delen. Dit project zou

volgens het plan neutraal en op een bepaald niveau verlopen, zonder een bepaalde

maatschappelijke groep te bevoordelen. Ook moest dit op een serieuze en

educatieve manier gebeuren, zonder al te veel ‘onzin’. Met die ‘onzin’ doelde men

waarschijnlijk op een gamma lichte formats uit het buitenland.104

Vanaf de beginjaren werd echter gezondigd tegen de voornemens.

Historicus Herman Van den Bulck stelde dat vooral de katholieke intelligentsia

bepaalde wie er al dan niet werd aangeworven. Politici van de Christelijke Volks

Partij (CVP) zorgden er met andere woorden voor dat de bestuursraad grotendeels

(maar niet uitsluitend) bestond uit personen die tot de katholieke, culturele elite

behoorden. Dit zou de neutraliteitsvoornemens al aardig verstoren. De vooraf

gevormde doelstelling werd voor het eerst duidelijk genegeerd toen men tijdens

104 van den Bulck, De rol van de publieke omroep, 33 en J. Anthierens, Tien jaar Vlaamse

televisie. Een overzicht (Hasselt 1963) 4-15.

Page 60: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

60

de jaren veertig aankondigde de ‘burgerlijke’ ontspanning op te voeren. De

radiomakers bedoelden hiermee dat ze cultureel-educatieve logica zouden brengen

die nog meer diepgang inhield. Zo moest de promotie van de standaardtaal, de

hoge cultuur, de goede zeden en de burgerlijke moraal de Vlaamse kijker een

vorming geven. Dit soort hoogculturele intenties kwamen het duidelijkst aan bod

in de kunstprogramma’s die grotendeels in prime time werden uitgezonden. Hierin

was het de bedoeling de Vlaming naar een internationaal niveau te tillen door hem

in contact te brengen met het allerbeste op cultureel vlak. Andere ontspanning

werd beschouwd als bijzaak of beloning na het bekijken van een educatief

programma. Hierdoor kreeg Rock and Roll in de jaren vijftig niet al te veel

aandacht op de openbare radiozenders. De redactie beschouwde de muziek zelfs

als minderwaardig. Slechts heel af en toe liet men in het programma ’Klanken van

Heden voor Mensen van Vandaag’ (vanaf 1955) een Rock hitje horen. Dit enkel

omdat het om een maatschappelijk fenomeen ging dat men moeilijk kon

stilzwijgen. 105

Vele Rock and Roll-fans stemden daarom tijdens de fifties af op radio

Luxemburg. Vooral het Amerikaanse programma ‘Jamboree Rock and Roll

Show’ van Alan Freed zorgde vanaf juni 1956 voor heel wat luisteraars. De

populariteit van deze show begon bij de BRT-redactie een lichtje te doen branden.

Dergelijk programma kon misschien het lage aantal jeugdige luisteraars

opkrikken. Bestuursleden gingen rond de tafel zitten en de gesprekken over een

Rock and Roll-programma kwamen op gang. De plannen voor een modern

muziekforum namen blijkbaar heel wat bezinning in beslag want pas in de jaren

zestig kondigde de bestuursraad het eerste moderne jeugdprogramma aan waarin

het bekende Humo-boegbeeld Guy Mortier op zaterdagmiddag de jeugd plezierde.

‘Tienerklanken’ stuurde populaire Amerikaanse songs de ether in. Rock and Roll

kwam aan bod, maar de populariteit van het genre was in die periode duidelijk

over zijn hoogtepunt heen.106

105 L. Bousse en A. Massinger, ‘Toen de B.R.T. nog N.I.R. was’, in: R. Gobyn en H. Gaus, De

fifties in België (Brussel 1988) 193 en van den Bulck, De rol van de publieke omroep, 47. 106 van den Bulck, De rol van de publieke omroep, 138-160; A. Sinfield, Literature, politics, and

culture in postwar Britain (Berkeley 1989) 154-156 en S. Vanslembrouck, Geschiedenis van de

Page 61: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

61

Zolang de openbare omroep Rock and Roll geen forum gaf bleef het in de

verzuilde jeugdpers stil over de rol van de nieuwe muziek op de radio, net zoals er

geen woord werd gerept over Vlaamse Rock and Roll-muzikanten. Toen

‘Tienerklanken’ begin jaren zestig in de ether ging, verschenen er wel reacties. In

De Bevrijding werd een mening gegeven over het jeugdprogramma: ‘Het

televisieprogramma op zaterdagnamiddag is niet goed. Slechte presentator en

slechte muziek. Geef ons maar de teenager-hitparade zondags om 13.30u op radio

Luxemburg. Dit buitenlandse programma is niet slecht maar soms komen er

mindere nummertjes in de ether. Vaak hebben firmabelangen immers voorrang op

degelijkheid en waarde van de programma’s’.107 Er werd dus geopperd dat de

muziek op NIR-INR slecht was, hoewel de journalist de songs op Radio

Luxemburg wel goed vond. Dit bleek een typisch voorbeeld van het zoeken naar

een consensus van de KAJ-redactie. Naarmate de jaren vorderden, wilde het

immers steeds meer een brug slaan tussen jeugd en de oudere generatie. Men kan

dit interpreteren als van twee walletjes eten of gewoon als het zoeken naar een

doordachte, gulden middenweg. Als men dergelijk bericht wil verklaren moet men

te rade gaan bij de vooraf besproken mentaliteitswijziging die de KAJ-leiding

eind jaren vijftig onderging.108

Drieëntwintig jaar na de oprichting van de omroep kreeg deze instelling

een eigen televisienet. In 1953 ging de Vlaamse openbare televisie dadelijk van

start met een intense kruistocht ter verbanning van achterlijkheid en vulgariteit, en

ter verspreiding van kennis en cultuur onder de Vlamingen.

Ontspanningsprogramma’s kregen net zoals op de radio een secundaire rol. Toch

viel het op dat de weinige varianten ervan een groot succes kenden. Zo bleven de

bezitters van een toestel graag thuis voor quizprogramma’s of soaps, beide

Amerikaanse formats. Mensen die geen toestel bezaten keken bij een fortuinlijke

buurman of in een buurtcafé. Wellicht zouden deze kijkers ook met enthousiasme

9IR-BRT de evolutie van de kunstprogrammering (1953-1974) (onuitg. lic.verh.) (Gent 2002) 50-

54. 107 ‘Ons oog op de schlagermarkt’, in: De Bevrijding, j. 16 (1961) nr. 214, 4 en 7

108 K. Timperman, Rock en de romantiek: de begripshistorische evolutie van pop en rock en de

perceptie van populaire muziek in Vlaanderen tijdens de sixties (onuitg. lic.verh.) (Leuven 2003)

58.

Page 62: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

62

gekeken hebben naar een moderne muziekshow maar de redactie stond in de

beginjaren nogal argwanend tegenover dit soort programma. In november 1956

besliste de directie toch om een muziekshow uit te zenden omdat buitenlandse

zenders met dergelijk shows vele kijkers aantrokken. Crooner Pete Monti en de

Rockers Dan Ellery en Peter Koelewijn kregen voor de NIR-INR-camera’s de

kans om te tonen wat ze konden. Ondanks de hoge kijkcijfers kreeg het

programma een negatieve beoordeling van de bestuursraad. Men zag er niet veel

heil in, en na één uitzending werd het afgeschaft.109 Rock and Roll kreeg vanaf dat

moment geen forum meer. Het loont de moeite om nog even te blijven stilstaan bij

voornoemde show. Het blad De Bevrijding plaatste immers een opmerkelijk

reactie: ‘Vanaf het begin probeerde men op TV muziek en schlager-programma’s

een plaats te laten innemen, maar dit programma geeft aan dat men hierin nooit op

een goede manier zal slagen. Het scherm geeft het echte karakter van vele zangers

niet weer en daarom houden het publiek en de vele zangers niet van TV

optredens’.110 Zonder iets te verwijten aan het publiek, de zanger of de NIR-INR

wist De Bevrijding dus tot een bediscussieerbare verklaring of consensus te

komen. Men hield er geen rekening mee dat het wel eens de conservatieve

beheerraad was die na enkele commentaren van politici, geestelijken of zelfs

gewone mensen besloot de format af te voeren.111

Na twee jaar Rock and Roll-stilte op televisie, haalde de NIR-INR directie

in 1958 onverwacht Bill Haley naar de Brusselse schouwburg. Hij mocht tijdens

de viering van het vijfjarige bestaan van de openbare televisie enkele nummertjes

spelen. In het nationalistische studentenblad Ons Leven werd deze performance tot

op de grond afgebroken: ‘Na enkele stijlvolle operazangers was het de beurt aan

Bill Haley: “een paar dagen ervoor zwiepte hij het publiek zo op dat het de zaal

van de Hessische Rundfunk bijna afbrak. Rock and Roll, lawaai en ritme, dat

brengt hij met zich mee. Dat soort manifestaties zegt mij niks. Anderen misschien

wel maar…donderdag waren er niet erg veel fans. Het komt er natuurlijk op aan te

109 Anthierens, Tien jaar Vlaamse televisie, 37-38 en D. Slootweg, W. Van Beusekom en C. de

Kloet, Ach ja…de jaren vijftig (Amsterdam 1974) 71. 110 ‘ons oog op de schlagermarkt’, in: De Bevrijding, j. 11 (1956) nr. 160, 4.

111 van den Bulck, De rol van de publieke omroep, 310.

Page 63: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

63

weten wat hij wil uitlokken met zijn geluiden. Kunst durf ik het in geen geval te

noemen; als hij kabaal beoogt, mislukte hij. Amper een koel applaus van een

beleefd publiek. Als curiositeit kan het erdoor, in de grond biedt hij grappig

spektakel. Een klein corpulent lid van zijn ensemble gaat plat op zijn contrabas

liggen, tokkelend op dat tuig.” Dat soort instrumentale acrobatiek spreekt een echt

katholiek student niet aan, ik vertelde het reeds. Het inspireert me enkel tot

verveling en als het te lang duurt tot medelijden.’112 Men kan zich nu de vraag

stellen waarom de directie besloot een Rock and Roll-artiest te boeken. De show

uit 1956 had toch bewezen dat het programmeren van dergelijke muziek heel wat

commentaren zou uitlokken. De reden hiervoor had alles te maken met de

intenties van de organisatoren. Deze mensen wilden vooral zoveel mogelijk

bekende namen in Brussel krijgen en daarom werd er weinig rekening gehouden

met de specificiteit van de genres. Na de te verwachten kritiek op Haley werden

de plannen voor een Rock and Roll-forum op televisie definitief begraven.113

Het viel op dat de directie zich steeds weer liet tegenhouden door bepaalde

kritieken van buitenaf. Eerder werd aangehaald dat zowel geestelijken als de

gewone man commentaar uitten via brieven of tijdschriften. Deze mensen

stoorden zich er voornamelijk aan dat het aandeel van het Engels op de openbare

omroep bleef stijgen. Het was dus niet alleen kritiek op de Rock and Roll maar

ook op andere genres. De redactie van De Bevrijding bleek in dit verband het

ijverigst. Verschillende KAJ-journalisten reageerden immers ontgoocheld en

zetten alles op alles om het tij te doen keren: ‘Onze tijd wordt via film, radio en

grammofoonplaat overraasd door dwaze liedjes. Deze banale “songs” dreigen bij

ons volk het waarlijk schone volkslied te verdringen. Wie de eigensoortige

schoonheid van z’n cultuur minacht en verraadt handelt tegen de natuur die Gods

wil was…We moeten oppassen dat ons volk niet wordt opgeslorpt in een

internationale beschaving en z’n eigenheid verliest.’114 Deze reactie bewijst dat de

redactie niet alleen commentaar uitte. Ze probeerde ook het Vlaamse lied te

promoten. Zo verwezen journalisten bijvoorbeeld naar de Belgische soldaten die

112 Luk, ‘Van Mozart tot Bill Haley’, in: Ons Leven, j. 71(1958) nr. 23, 11.

113 Vanslembrouck, Geschiedenis van de 9IR-BRT, 56-58.

114 De Bevrijding, j. 14 (1959) nr. 191, 4.

Page 64: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

64

in Duitsland waren gestationeerd: ‘Soldaten in Duistland hebben niets aan Elvis of

Paul Anka op hun radio. Ze voelen zich eerder goed bij nummers zoals ‘hutje op

de hei’ van Bobejaan Schoepen. Simpel omdat de romantische tekst bij hen wat

heimwee uitlokt.’115 Andere verslaggevers gingen dan weer de nostalgische kant

op door te verwijzen naar de goede oude tijd: ‘Vroeger trok een trio met zanger,

accordeonist en teksten verkoper naar een kermis of jaarmarkt. Spijtig genoeg

verdween dit gebruik.’116 Tenslotte spoorde De Bevrijding aan tot actie: ‘We

roepen iedereen om op dertien juni naar Brussel te trekken. Hier krijgen jullie de

kans om onze mooiste volksliederen onder bevoegde leiding aan te leren. Dit is

een resultaat van een volks-culturele actie. Mede georganiseerd door het

Beschermd comité van het Vlaamse lied.’117 Het viel op dat dit soort protesten

tegen de invloed van Engelstalige muziek meer en meer opdook, terwijl de kritiek

op het gewijzigde waardepatroon van de jeugd juist afnam in De Bevrijding.

Bij het opkomen van andere Rock genres en het verdwijnen van de Rock

and Roll-hysterie begin jaren zestig, gingen de commentaren op de vreemde taal

gewoon door. Ook Chiro Jeugd verkoos het Vlaamse, traditionele lied boven ‘de

miauwklanken van jazz en de Rock and Roll’. Men moest geen ‘swing-boy’,’ jazz-

boy’ of ‘rock ’n roll-boy’ zijn, maar ‘Gods-boy’. Deze boy speelde mooie

Vlaamse liedjes op zijn blokfluit of gitaar en hij marcheerde door de straten met

de trommel van een ‘Kristus’ soldaat’.118 Ons Leven reageerde eveneens scherp

tegen de achteruitgang van het Vlaamse lied. De Vlaamsgezinde KHVH-leden

stonden daarom niet enkel negatief tegenover Rock and Roll maar ook tegenover

andere Engelstalige genres. De kritieken zaten vaak verborgen in lange en

diepzinnige artikels over de rol van het ‘Vlaams’. Studenten beschouwden immers

op een meer creatieve en kritische wijze het Angelsaksische aanbod. Getuige van

de liefde voor het ‘Vlaams’ waren trouwens ook de vele kleinkunstsongs die in

het universitaire milieu opdoken en veel aandacht kregen in Ons Leven. Zo werd

er op 8 december 1961 door de KVHV een grootse kleinkunstavond

115 ‘Ons oog op de schlagermarkt’, in: De Bevrijding, j. 16 (1961) nr. 214, 4 en 7

116 ‘Ons oog op de schlagermarkt’, in: De Bevrijding, j. 15 (1960) nr. 204, 2 - 3.

117 M. Vandewiele, ‘Dag van het Vlaamse lied’, in: De Bevrijding, j. 9 (1954) nr. 140, 1.

118 ‘Niets voor mij? Wat denk je wel!’, in: Trouw, j. 12 (1957) nr. 11, 15.

Page 65: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

65

georganiseerd als tegenhanger van de toenemende Franstalige en Engelstalige

optredens.119 Het liberale 9eohumanisme eiste ook dat er inspanningen werden

geleverd want de overdreven aandacht voor het Engels op de openbare omroep

zorgde meer en meer voor een cultureel arm Vlaanderen.120

De meest doorslaggevende kritieken kwamen echter niet van

jeugdtijdschriften maar wel uit het kamp van notoire en invloedrijke

flaminganten. Deze personen liepen hoog op met ‘de Vlaamse cultuur’. De

invloed van deze term valt moeilijk te definiëren want voor de ene was dit slechts

het symbool van een vals samenhorigheidsgevoel, terwijl hij bij de ander

(bijvoorbeeld de flaminganten) een soort strijdlust opwekte. Deze strijdlust uitte

zich voornamelijk in het veroordelen van andere culturen die binnen de

landsgrenzen werden opgedrongen. Zo zorgde het veelvuldig gebruik van

vreemde talen in Vlaanderen voor kwade reacties in het kamp van de Vlaamse

cultuurliefhebbers. Soms uitte de onvrede zich in een aanklacht tegen Franstalige

ambtenaren, dan weer in een actie tegen tweetalige straatnaambordjes. Vanaf de

fifties werden anderstalige reclameboodschappen maar vooral muzikale

composities en televisieprogramma’s de grote boosdoeners in de ogen van de

invloedrijke flaminganten.121

Bij de oprichting van de vernieuwde openbare omroep vielen verschillende

kritieken op. In 1960 splitste de NIR-INR in drie organisaties. Het ging om de

Belgische Radio en Televisie-zender (BRT), zijn Waalse tegenhanger Radio et

Télévision Belgique (RTB) en een overkoepelend instituut van de

gemeenschappelijke diensten. Vanaf de splitsing leverden kijkers commentaar

omdat de BRT haar feuilletons voorzag van tweetalige onderschriften terwijl de

Waalse RTB dat niet deed. Ook de onevenredige vertegenwoordiging tussen

Vlamingen en Walen bij de kandidatenselectie voor allerlei zangwedstrijden,

119 H. Willaert, ‘Met lied, theater, ABN en kleinkunst’, 67; M. Hoste, De verangelsaksing van de

lichte muziek in Vlaanderen, 325 en ‘Muziek die de universiteit stimuleert’, in: Ons Leven, j. 69

(1956) nr. 43, 7. 120 W. Lambrechts, ‘Het LVSV en het Willemsfonds’, in: 9eohumanisme, j. 20 (1956) nr. 5, 3.

121 Bousse, ‘Toen de B.R.T. nog N.I.R. was’, 19; H. Willaert, ‘Met lied, theater, ABN en

kleinkunst: het verbond als cultuurdrager’, in: L. Vos en B. de Wever, Vlaamse vaandels, rode

petten. Honderd jaar katholiek Vlaams hoogstudentenverbond (Kapellen 2002) 69 en Hoste, De

verangelsaksing van de lichte muziek in Vlaanderen, 23-31.

Page 66: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

66

georganiseerd door de openbare omroep, zette vooral bij flaminganten kwaad

bloed. De verschuivende taalpolitiek binnen het muzieklandschap zorgde

eveneens voor onvrede. Ten gevolge van het blijvende succes van de

Amerikaanse Tin Pan Alley-producten werd het Engelse lied steeds belangrijker

op de Vlaamse radio en televisie. Toen men begin jaren zestig ook nog eens

besloot Rock and Roll te draaien werd het voor vele prominente flaminganten te

veel. De Vlaamse invloedrijke cultuurfondsen, met op kop het Davidsfonds,

formuleerden nu duidelijke kritieken over dit soort evoluties. Ze beschouwden deze

commentaren als een deel van de maatschappelijke taak die ze meekregen van hun

moederorganisatie, de Vlaamse beweging. Traditionele muziek speelde immers

altijd al een essentiële rol bij het uitbouwen van taalbewustzijn en het aanscherpen

van het strijdvaardige karakter van de Vlaming. Het typische van Rock and Roll

stond lijnrecht tegenover deze kenmerken122

Via brieven probeerde het Davidsfonds de NIR-INR en de latere BRT-

redactie op andere gedachten te brengen wat de muziekkeuze betrof. Hierin werd

nooit expliciet commentaar geleverd op een bepaald genre, zoals de Rock and Roll,

maar wel op de minderwaardige positie van het Vlaamse lied. Zo schreef voorzitter

Emile Ampter al in 1948: ‘In dit artikel heb ik getracht de hatelijke handelswijze

aan de kaak te stellen welke aan de Vlaamse muziek bij het NIR wordt

voorbehouden.’123 Een jaar later werd duidelijk dat het Davidsfonds maar ook

enkele andere organisaties een duidelijke invloed uitoefenden op de bestuursleden

van de directieraad. Het aantal anderstalige muzieknummers nam niet af maar het

Davidsfonds mocht een klein gedeelte van de zendtijd zelf invullen. Via de

oprichting van de Vlaamse radio-omroep KVRO kregen een groep katholieke

verenigingen de kans om enkele uren per week programma’s te maken. Ze zouden

uitzendingen verzorgen die de culturele belangen van de katholieke gemeenschap

122 Van den Bulck, De rol van de publieke omroep, 311; H. Willaert en J. Dewilde, Het lied in ziel

en mond: 150 jaar muziekleven en Vlaamse Beweging (Tielt 1987) 153-154 en S. de Clercq, Het

Davidsfonds en de Vlaamse beweging 1945-1960 (Leuven 2002) 18-33. 123 E. Ampter, ‘Brief aan de programma directeur van de openbare radio’. Onuitgegeven bronnen:

Correspondentie tussen het Davidsfonds en de 9.I.R/B.R.T. 3 april 1948- Leuven- KADOC.

Page 67: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

67

verdedigden. Een ander doel van de KVRO was de overheid ervan te overtuigen

het cultuurbeleid en de rol van het Vlaams ernstig te blijven nemen.124

Net voor de komst van de televisie zag het Davidsfonds een nieuwe kans

om dergelijke Vlaamse eisen kracht bij te zetten. De organisatie sloeg de handen

in elkaar met het liberale Willemsfonds om een gemeenschappelijk standpunt in te

nemen over de rol van het Vlaams op de toekomstige televisie. Ze legden een

gebundeld eisenpakket voor aan de toenmalige minister van Verkeerswegen.125

Het hoofd van het nationale mediabeleid nam de eisen van de organisaties

misschien wel ernstig maar kon het tij niet doen keren. Het feit dat men niets deed

aan het aandeel anderstalig materiaal werd nog opmerkelijker als men weet dat

vele NIR-INR en BRT-directieleden lid waren van het Davidsfonds. Toch vonden

de bestuursleden een motivatie om de vele kritieken te blijven negeren. Deze had

te maken met de verwachtingen van een veel grotere groep mensen die geen

problemen hadden met het afnemende aanbod Nederlandstalige formats. Het

afvoeren van bijvoorbeeld Engelse soaps zou bij dit soort kijkers dan weer heel wat

commentaar uitlokken.

De commentaren van het Davidsfonds bleken echter niet voor niets. Ze

zorgden ervoor dat de Rock and Roll tijdens de jaren vijftig weinig forum kreeg op

de openbare omroep. Begin jaren zestig besefte de directie echter dat deze ban van

populaire jongerenmuziek op lange termijn onhoudbaar zou zijn. Vooral de

openbare radio zou immers door het blijven weigeren van dit soort Engelstalige

muziek steeds meer luisteraars verliezen aan stations zoals BBC of Radio

Luxemburg.126

Het viel op dat het beleid er in the States helemaal anders aan toe ging.

Hier raakte Rock and Roll juist bekend dankzij zijn positie op de openbare

omroepen. De nieuwe muziek kreeg er zoveel aandacht omdat de inkomsten van

de verschillende omroepnetwerken afkomstig waren van reclame, onder andere

124 ‘Oprichting KVRO’, 5 maart 1948. Correspondentie tussen het Davidsfonds en de 9.I.R/B.R.T.

125 ‘Brief aan de directeur van het Willemsfonds’, 4 april 1951, Correspondentie tussen het

Davidsfonds en de 9.I.R/B.R.T en ‘Brief aan de minister van Verkeerswegen’, 3 mei 1951.

Correspondentie tussen het Davidsfonds en de 9.I.R/B.R.T 126 Vanslembrouck, Geschiedenis van de 9IR-BRT, 46-49 en H. Willaert, ‘Met lied, theater, ABN

en kleinkunst’, 72.

Page 68: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

68

voor de platenindustrie. De staat trad enkel op als regulerende en

licentieverstrekkende autoriteit (dus er was geen sprake van een echte

commerciële status). De Belgische omroep genoot ook van een verregaande

onafhankelijkheid maar toch behield de staat het ultieme toezicht en was er een

streng toezicht van culturele intelligentsia. In beginsel zou men het onderscheid

tussen de twee landen kunnen terugbrengen tot een keuze tussen de prioriteit

‘openbare dienst’ en de optie ‘industrie’, met aanzienlijke gevolgen voor de

programmering. Het amusementsblok diende zich in België korter maar

gevarieerder aan; er werd met andere woorden ruime aandacht besteed aan

kwalitatief hoogstaande ontspanning (cabaret, klassieke muziek,…), wat in de

Verenigde Staten op of nabij prime time zelfmoord betekende.127

Na een analyse van het Belgische openbare omroepbeleid valt, na de

vaststelling met betrekking tot de Vlaamse muzikantenwereld, opnieuw op dat er

geen sprake was van toe-eigening. Rock and Roll oefende immers amper invloed

uit op de NIR-INR-directieraad en het presentatorenkorps. Deze mensen konden

op hun beurt niet fungeren als verspreiders van het genre en dus op geen enkele

manier voor toe-eigening bij het grote publiek zorgen. De openbare omroep

verhield zich zelf op een andere manier tegenover de Rock and Roll dan de

Vlaamse muzikantenwereld. De muziekmanagers leerden dankzij de Rock and

Roll de commerciële waarde van popmuziek kennen, terwijl de openbare omroep

op geen enkele manier een duidelijke invloed ondervond. Door constante

kritieken van buitenaf, vooral door de culturele intelligentsia, duurde het immers

tot in de jaren zestig vooraleer Rock and Roll een klein forum kreeg.

Er rest binnen dit onderzoek naar toe-eigening nog één belangrijke actor,

namelijk de amusementsindustrie. Dankzij de vrije markteconomie en vrije

cultuurmarkt kon de muziek via deze sector wel invloed uitoefenen. Industriëlen

en firmabazen voelden zich immers niet geremd om Rock and Roll een forum te

127 P. Burton, Radio and television broadcasting on the European continent (Boston 1967) 232-

233.

Page 69: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

69

geven. Meer nog, ze probeerden via de muziek een specifieke groep consumenten

aan te spreken.128

De muziekindustrie als verspreider van de Rock and Roll-microbe

Na het succes van Rock around the clock begonnen Vlaamse industriëlen en

firmabazen te beseffen dat er geld te verdienen viel dankzij de opkomende Rock

and Roll-rage die vooral bij de adolescenten ingang vond. Tijdens de jaren vijftig

werd de jeugd immers als nieuw type consument geconstrueerd. Door de

verhoging van het ouderlijke inkomen was er geld genoeg om een aardige zakcent

aan de kinderen te geven. Dit geld bleek hoofdzakelijk naar vrijetijdsartikelen te

gaan. Aangezien bij vele jongeren de Rock and Roll aansloeg, zouden bijgevolg

platen of specifieke kledij de winstcijfers van bedrijfsleiders kunnen optrekken.129

Dit kapitalistische, hedonistische beeld moet echter worden genuanceerd.

Voorgaande vaststelling betreffende de gunstige financiële situatie in België kan

men niet ondermijnen. Toch was het pas tijdens the golden sixties dat de

economische en maatschappelijke wijzigingen het leven van de hele bevolking

duidelijk gingen bepalen. De jaren vijftig waren eerder een overgangsperiode.

Volgend citaat van historicus Johan Struye zegt daarover het volgende: ‘In 1950

vond men in een provinciestadje één plaatselijke bank. In de straten lagen

kasseien die niets meer waard werden geacht. Daarover reden dan de tractions van

Citroën rond, de bolhoedjes van Renault en zelfs de eerste lelijke eendjes […] De

laatste gaslantaarns verdwenen, en de wereldtentoonstelling van ’58 verraste ons

met zijn hostesses, zijn atomium en zijn public-relation mannen die plots vaste

werknemers in vele ondernemingen werden. […] De eerste elektrische gitaren

werden verkocht aan jonglui die ’s winters nog met ijsbloemen op de ramen

opstonden en voor hun moeder de zwarte kolen uit de kelder moesten ophalen in

128 W. van den Eynde, ‘De desintegratie van de muziekcultuur’, in: R. Gobyn en H. Gaus, De

fifties in België (Brussel 1988) 154-156. 129 M. Hoste, De verangelsaksing van de lichte muziek in Vlaanderen (onuitg. lic.verh.) (Gent

1992) 70-73.

Page 70: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

70

een huis waarvan de kraantjes met krantenpapier en zakgoed tegen de vorst

werden afgedekt, alvorens ze in korte broek met blote knieën boven bergkousen

naar de vroegmis trokken. […] Er werd wel degelijk veel jeans gekocht […] maar

je droeg ze niet overal.’130

De grotere Vlaamse bedrijven voelden aan dat binnen dit wijzigende

maatschappelijke klimaat Rockfilms, kledij en jukeboxen jaar na jaar beter

konden opbrengen. Het meest verkochte product bleek eind jaren vijftig echter de

langspeelplaat. Via deze muziekschijf kwamen de meeste jongeren voor het eerst

in contact met de nieuwe muziek. Dit product was met andere woorden de

belangrijkste verspreider voor de Rock and Roll en mede door toedoen van de lp

startte de toe-eigening bij de jonge garde. Het loont dus de moeite om even stil te

staan bij de manier waarop de schijven Vlaanderen bereikte.

De populaire Rock and Roll-hits waren nagenoeg allemaal van

Amerikaanse makelij. Vanaf de fifties kwam er tussen Vlaanderen en de

Verenigde Staten, een importstroom van platen op gang. Deze handel werd vanaf

het begin gesuperviseerd door de gebroeders Van Hoogten. René Van Hoogten

richtte in Amerika het bekende label Moonglow op. Midden jaren vijftig legde hij

zich toe op het verschepen van Rock and Roll-platen. Zijn oudere broer Albert

regelde de import in België en richtte in 1951 het label Ronnex Records op. Dit

bedrijfje financierde al snel de eerste Vlaamse popartiesten zoals Freddy Sunder

en Burt Blanca. Terwijl Ronnex moeilijk van de grond kwam gingen de

geïmporteerde Rockplaten als zoete broodjes over de toonbank. Rock and Roll

bleek het publiek jaar na jaar beter aan te spreken in Vlaanderen en daarom richtte

Albert Van Hoogten het muziektijdschrift Song Parade op, dat vooral aandacht

besteedde aan de nieuwe muziek. Het geluk kon niet op voor de familie Van

Hoogten want dankzij de stijgende populariteit kwam er ook meer vraag naar de

door hen geïmporteerde Juke Boxen.131

130 L. Mutsaers, ‘Nederlandse popmuziek: schatplichtig aan buitenland troef’, in: Spiegel Historial,

9 (2003 Amsterdam) 389; J. Struye, R. van Cauwelaert en P. Ibou, Ik weet nog hoe het was.

Dorpen in Vlaanderen (Antwerpen 1978) 319-20, 332, 334 en U. Claeys, J. van den Bosch en F.

van Mechelen, Volksontwikkeling en vrijetijdsbesteding in Vlaanderen. Een sociologisch

onderzoek bij de actieve 9ederlandstalige bevolking van België (Leuven1964) 180-190. 131 Vandersypen, Rock and roll in België, 3-4 en Keunen, Pop: een halve eeuw beweging!, 28-29.

Page 71: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

71

De hoge verkoopcijfers van de Rock and Roll-platen moeten echter

gerelativeerd worden. Uit een studie van socioloog Udo Clayes bleek dat de aard

van platen die de Vlaming kocht sterk verschilde. Het viel op dat lichte muziek,

waaronder jazz en Rock and Roll tot een klein percentage behoorde in

vergelijking met de Vlaamse chansons of de klassieke muziek. Dit bleef zo tot

eind jaren vijftig.132 Toch kwam vanaf het midden van dit decennium elke

Vlaming in contact met de nieuwe muziek dankzij de producten van grote firma’s.

De tweede en derde generatie hoorde de sound regelmatig uit een jukebox in hun

stamcafé blazen, terwijl jongeren na het zien van bijvoorbeeld Rock around the

clock op zoek gingen naar een plaatje. Het huwelijk tussen de nieuwe muziek en

de amusementsindustrie had dus een dubbel effect. De platen-, kleding-, reclame-

en filmindustrie kenden een nieuwe impuls, terwijl deze sectoren op hun beurt het

grote publiek in contact brachten met de nieuw sound.133

Toch blijkt er ook nog een derde, belangrijk verband te zijn tussen de Rock

and Roll-industrie en het publiek. Onder impuls van de bedrijven werden de

waarden en deugden die de Vlaamse jeugd via het onderwijs en de jeugdbeweging

ontving (respect, deugdzaamheid,…), aangevuld, zoniet vervangen, door een

andersoortige belangstelling voor het lichamelijke. Het kwam tot een nieuw soort

hedonistische moraal, een ‘moraal van de eerst indruk’. Volgens historicus Fean

Donald moest men dit in verband brengen met een paradox: het heersende ethos

van soberheid had geleid tot een nieuwe vorm van kapitalisme die een

hedonistische ingesteldheid vereiste.134

De Vlaamse bedrijven waren natuurlijk niet alleen verantwoordelijk voor

deze mentaliteitswijziging maar ze werkten ze toch in de hand door het afbeelden

van wild dansende rockers of sexy danseressen op platenhoezen en reclame

affiches. Dit soort afbeeldingen inspireerde vele jongeren om zelf ook de

uitstraling van een Rock(st)er te krijgen. Daarom gingen deze fans op zoek naar in

132 Claeys, Volksontwikkeling en vrijetijdsbesteding in Vlaanderen, 55-56.

133 R. van Yper, Rock it!!! Race met de duivel (Berchem 2002) 47-49.

134 P.G. Christenson en D.F. Donald, It’s not only Rock and Roll. Popular music in the lives of

adolescents (Liverpool 1998) 100-102.

Page 72: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

72

het oog springende objecten om zichzelf herkenbaar te maken. Het ging

voornamelijk om kledingstukken en gadgets afkomstig uit voornoemde

consumptie-industrieën die inspeelden op de sterk gestegen koopkracht. Op deze

manier kwam het in België tot een keerpunt in de geschiedenis van kleding en

mode. Er verschenen in het oog springende materialen en kledingstukken en voor

het eerst konden gewone mensen maar ook jongeren zich de vraag stellen of hun

kleren wel ‘in de mode’ waren.135

Een reeks films zorgde bij de Rock and Roll-fans voor het succes van de

jeans. Deze stof werd door de volwassen goegemeente met een scheef oog

bekeken en afgeschilderd als ‘ordinair’, wat het succes bij de jeugd alleen maar

vergrootte. Ook Elvis Presley lanceerde een specifieke dress code. Dankzij de ster

uit Tennesee vonden strakke broeken en wijd openstaande hemden met opstaande

kraag hun ingang. Bij deze kledij hoorde een specifieke snit. Elvis streek de haren

met brillantine naar achter en zijn bakkebaarden zorgden voor de finishing touch.

Vanaf het midden van de fifties boden Vlaamse shops dit soort Rock and Roll-

kledij aan. Vele jongeren deden er hun inkopen en al snel werd de James Dean of

Elvis-look erg populair.136

Het mag dus duidelijk zijn dat de smaak van de jeugd voornamelijk

gevoed werd door Amerikaanse succesformules. Het is zinvol even te blijven

stilstaan bij dit fenomeen, want de toe-eigening van Rock and Roll bleek in feite

onlosmakelijk verbonden met de toe-eigening van Amerikaanse cultuurproducten.

Volgens historicus Emile Morin verzwakte de nationale culturele verscheidenheid

in West-Europa door de komst van de Amerikaanse consumptiegoederen en

cultuurproducten. In ruil kwam er een transnationale cultuurbeweging, waar voor

velen geen ontsnappen aan was. Er ontstond een cultureel landschap waarin men

niet langer kon spreken over achterhaalde termen zoals ‘hoge cultuur’ (deze van

de elite) en ‘massacultuur’ (deze van het volk). Volgens deze termen was cultuur

135 M.A. Wilsens ed., Bij leven en welzijn. Een eeuw dagelijks leven in België (Tielt 1999) 103 en

J. Janssen, ‘Van kakkers tot punkers. Over kleding, mode en jeugdcultuur’, in: Jeugd en

samenleving, 5 (Rotterdam 1987) 269-272. 136 G. Tillekens en M. du Bois-Reymond, 9uchterheid en nozems: de opkomst van de jeugdcultuur

in de jaren vijftig (Muiderberg 1990) 24-26 en Janssen, ‘Van kakkers tot punkers’, 269-272.

Page 73: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

73

altijd het voorrecht geweest van enkele hoger ontwikkelden. Morin stelde echter

dat er tijdens de fifties grote groepen van de bevolking in de gelegenheid waren

allerlei cultuurproducten tot zich te nemen. Op deze manier kon de Amerikaanse

invloed dus een veel groter publiek bereiken Socioloog Jean Amery reageerde

hierop en benadrukte eerst en vooral de zinloosheid van termen als hoge en lage

cultuur. Anderzijds bevestigde hij het discours over een transnationale

cultuurbeweging van zijn collega.137

Ook filosoof Richard Hoggart pleitte voor een radicale uitschakeling van

alle waardegebonden indelingen van het culturele landschap, nadat hij de

ontvangst van Amerikaanse producten in West Europa had bestudeerd. Edward

Shils, nog een criticus van de mass society-theorieën hanteerde wel een distinctie

tussen drie culturele niveaus. Het ging volgens hem niet meer om rigide, statische

klassen, maar om lagen met een voortdurende en dynamische interactie. Shils

stelde vast dat het aantal verbruikers van de ‘superior culture’ overweldigend

gegroeid was sinds de meeste West-Europeanen allerlei soorten goederen en

cultuurproducten tot zich namen. Het ging daarom niet om de opname van

zogenaamd hoogstaande creaties, beweerde hij, maar eerder om varianten speciaal

vervaardigd voor dat publiek. Van een culturele eenheid kon zodoende geen

sprake zijn. Daarom was het volgens socioloog Dwight Macdonald zelfs niet

langer mogelijk van zaken zoals Rock and Roll als cultuurproducten te

beschouwen.138

Hoewel de zojuist geformuleerd beschouwingen vaak zelf uitblonken in

intellectuele kitsch, en een goede emanatie vormden van een culturele

aristocratische traditie, bleken de diverse waarschuwingen van de mass society-

adepten dikwijls, om het met de woorden van socioloog Bob Rosenberg te

zeggen, meer dan een storm in een glas water. Dit gold in eerste instantie voor de

137 Hoste, De verangelsaksing van de lichte muziek in Vlaanderen, 41 en J. Amery en M. Mok, Het

moderne westen: culturele ontwikkeling na 1945 (Utrecht 1963) 235-241. 138 R. Hoggart, Contemporary cultural studies: an approach to the study of literature and society

(Birmingham 1969) 12-13; S. Frith, ‘Music and identity’, in: S. Hall ed., Questions of cultural

identity (Londen 1996) 110-111 en Hoste, De verangelsaksing van de lichte muziek in Vlaanderen,

42-43.

Page 74: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

74

homogenisering van de culturele inhoud. Elke massaproductie streeft naar een

maximale consumptie, naar een universeel zo gevarieerd mogelijk publiek waarbij

wordt gezocht naar een gemeenschappelijke noemer. Het was duidelijk dat dit

syncretisme (versmelten van alle mogelijke waarden) gevaren inhield voor de

kwaliteit van het culturele leven tijdens de jaren vijftig. Dit soort negatieve

mening had veel te maken met de voornoemde waarden die verbonden waren aan

de Amerikaanse way of life of de nieuwe consumptiecultuur.139

De zuigkracht van de performance

Nu men weet op welke manier de nieuwe muziek tot bij de toenmalige Vlaming

kwam en welke producten men toe-eigende, kan men zich afvragen waarom

jongeren net door het fenomeen Rock and Roll werden aangetrokken. Om hierop

een antwoord te geven kan men zich toespitsen op sociaal-economische maar ook

op de cultureel-filosofische draagkracht van Rock and Roll. Via dit laatst

vernoemde terrein beïnvloedde de sound een groep mensen zodat hun

betekenisgeving gedeeltelijk op elkaar werd afgestemd. Dit mag eerst en vooral

niet verbazen aangezien de termen muziek en identiteit op een bepaald gebied

dezelfde betekenis hebben. Ze beschrijven zowel een performance, een manier

van doen, als een verhaal verbonden aan een groep of persoon. De eigen accenten

van zo’n verhaal liggen altijd ingebed binnen een organisatie van sociale,

psychische en materiële krachten en brengen tot uitdrukking hoe een individu

binnen een groep bepaalde ethische codes en sociale ideologieën begrijpt.

Postmodernistische historici geven aan dat identiteit of voorkeur voor een

muzikale stijl geen eenvoudige keuzes waren maar eerder processen, door

verschillende zaken bepaald.140

Zo droeg het luisteren naar Rock and Roll bij tot de vorming van een

identiteit. De muziek veroorzaakte bij de luisteraar een inwendige performance.

139 B. Rosenberg, ‘Mass culture in America’, in: A. Coser en B. Rosenberg, Sociological theory: a

book of readings (New York 1957) 5 en C.G. Brown, ‘The sixties and secularisation’, in: The

death of Christian Britain. Understanding secularisation 1800-2000 (Londen 2001) 190-193. 140 Frith, Music and Identity, 108-112 en S. Frith, Performing rites. Evaluating popular music

(New York 1998) 13.

Page 75: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

75

Deze ervaring was in de eerste plaats persoonlijk omdat het verstand van een

luisteraar de Rock and Roll op een zuiver persoonlijke manier opnam. Toch was

deze mentale beleving niet vreemd of marginaal net omdat ook anderen ze

(lichtelijk anders) ondergingen. De persoonlijke beleving gaf dus alle schijn een

gemeenschappelijke ervaring te zijn, of een deeltje van een eigen maar ook

gemeenschappelijke identiteit. Dit gemeenschapsgevoel kwam er onder andere

door de commentaren van bepaalde groepen. Omdat alle jongeren door deze

andere groepen normatief gedisciplineerd werden en dus commentaar kregen,

ontstond een gemeenschappelijke ervaring. Men mag deze ervaring echter niet

gebruiken om de hele Vlaamse jeugd te typeren. Terwijl bepaalde jongeren zich

afzetten tegen de heersende normen en de muziek na een tijdje gebruikten om hun

ongenoegen te uiten, waren er anderen die geen oog hadden voor de kritische

functie en puur luisterden als ontspanning. Op die manier gebeurde eigenlijk het

omgekeerde van wat hierboven staat beschreven. De muziek bepaalde niet alleen

een gedeelte van iemands persoonlijkheid, ook het publiek creëerde de identiteit

van de muziek zelf, door hem te linken aan het onconventionele of aan een

bescheiden vorm van escapisme. 141

Wanneer dergelijke vaststellingen in rekening worden gebracht kan men

op een cultuurfilosofische manier oordelen over de populariteit van het genre en

de rede van de toe-eigening. Het succes van platen of optredens hing af van de

luisteraars en toeschouwers die het werk beoordeelden aan de hand van hun eigen

ervaring van de performance of de kritieken op die performance. Het ging dus om

een persoonlijke manier van begrijpen en opvatten van de verleiding, de poses, de

lichaamstaal, de tekst en het ritme.

Zo’n Rock and Roll-performance bleek dus iets persoonlijk, dat op één of

andere manier toch een collectief bewustzijn kon veroorzaken. Door deze

eigenschap kreeg historicus Noël Caroll de idee om dergelijke acts te omschrijven

als de zogenaamde performance art. De hoofdrolspeler binnen deze artistieke

stroming bleek de populaire artiest. Hij gebruikte lichaam en uiterlijk als materiaal

141 S. FRITH, Performing rites (New York 1998) 203-212.

Page 76: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

76

van zijn kunst. Volgens deze beschrijving werd het medium van de kunst iets

levendig, iets dat kon bewegen en bijgevolg veranderen. De artiest en het werk

werden één. Een belangrijk kenmerk van deze kunstvorm was het kortstondig

event. De performance duurde slechts tot het optreden over was. Niet alleen Rock

and Roll maar ook alle andere muziekgenres, inclusief de zogenaamde ‘klassieke

muziek’, die live konden gebracht worden, vielen te categoriseren onder deze

performance art. Alle artiesten konden hun lichaam immers als object

beschouwen dat ze gebruiken om gevoelens en eigen verhalen (op het moment

zelf) te uiten. Op die manier plaatsten ze bij wijze van spreke een kunstwerk op

het podium. Elke stijl had zo zijn eigen artistieke kenmerken om dergelijk

kunstwerk vorm te geven. In dit verband was er een groot verschil tussen de Rock

and Roll-performer en zijn vroegere collega’s.142

Elvis en friends volgden niet langer een uitgestippelde choreografie of

script. Daardoor werd wat op het podium gebeurde veel meer als bij bijvoorbeeld

klassieke muziek, gedetermineerd door de wil van de performer zelf. Bij een

bespreking van Rock and Roll optredens is het dus zinvol het subjectieve van de

performer centraal te stellen, net omdat hij veel meer dan in vorige genres zelf

besliste over het verloop van de performance. Caroll besprak echter steeds de

objectieve artiest, de persoon die zelf het medium van z’n kunst was.143

Historicus James Miller had meer oog voor de subjectieve kenmerken. Hij

beschreef een kenmerk dat uniek was aan de Rock and Roll-artiest met zijn

specifieke movements. Uiteraard waren zijn bewegingen wilder en heviger dan de

dansen die men tot de jaren vijftig kende, maar er was een andere belangrijke

eigenschap die de bewegingen onderscheidde van de Rock acts vanaf de jaren

zestig. Om dit te bewijzen moest men volgens Miller een Rock and Roll-artiest

zoals Elvis Presley vergelijken met een Rockgroep uit de jaren zestig zoals The

Rolling Stones. Elvis wilde met zijn bewegingen op het podium helemaal niet

provoceren. Hij wilde op de eerste plaats muziek maken, muziek die op dat

moment vernieuwend was en ook inging tegen de heersende waarden. Bij de

142 D.P. Szatmary, Rockin’ in time: a social history of rock-and-roll (New Jersey 2000) 45-48 en

Frith, Performing rites, 203-212. 143 Frith,’ Music and Identity’, 108-112.

Page 77: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

77

Stones daarentegen werd heel de act gekoppeld aan een volgehouden non-

conformisme. Hun manager spoorde hen aan om te provoceren en daarom

behoorden kleding, bewegingen en soms harde taal tot een opgelegd imago.144

Deze mening kreeg achteraf veel kritiek want andere historici beweerden dan

weer dat managers van bijvoorbeeld Bill Haley en Elvis Presley juist wel

aanspoorde om bepaalde bewegingen te maken. De meest gangbare en meest

waarschijnlijke these stelt dat verschillende Rock and Roll-performers hun

bewegingen uitvoerden om te provoceren. Dit deden ze vooral uit eigen

initiatief.145

Om de impact van deze performance art op een deel van de Vlaamse

bevolking te onderzoeken dient men een groot Rock and Roll-optreden te

analyseren. De performance van Tommy Steele in 1957 bleek hiervoor ideaal. Het

was immers de eerste keer dat een Rock-optreden in Vlaanderen voor een massale

jeugdige opkomst zorgde. Het publiek wist niet goed wat de avond in het Paleis

voor Schone Kunsten zou brengen. De verontwaardiging was dan ook groot

wanneer de voorstelling begon met een documentaire over Amsterdamse

tapijtwevers. Het resultaat werd in het muziektijdschrift Juke Box als volgt

omschreven: ‘Dertien minuten lang zinderde het Paleis voor “Schone Kunsten”

onder het gefluit en het ahoe-geroep van een paar duizend verontwaardigde fans.

Maar… de gewenste, gespannen atmosfeer was er.’ Vervolgens projecteerde men

een film over het leven en de carrière van Tommy Steele die zeer enthousiast

onthaald werd. De Juke Box redactie beschreef wat er hierna gebeurde: ‘En

dan…kwam Tommy Steele zelf! De Beaux Arts zal wel zelden zo’n gedaver

hebben meegemaakt. Over Tommy’s stem kunnen we u eigenlijk weinig vertellen.

Om de eenvoudige reden dat we ze wegens het ontzettende lawaai niet hebben

kunnen horen (we zaten nochtans op de tweede rij!). De taferelen die volgen zijn

144 J. Miller, Flowers in the Dustbin, 203-205 en M. Bane, White boy singin’ the blues (New York

1982) 39. 145 P. W. Rutten, Hitmuziek in 9ederland. 1960 - 1985 (Amsterdam 1992) 76; S. Frith, The

sociology of Rock (Londen 1978) 134 en Nagels, Coverversies in het licht van muzikale

globalisering, 39.

Page 78: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

78

memorabel: een jongeman, die plots op het podium springt en een verwoede solo-

dans uitvoert tot hij er door de Brusselse politie wordt afgesleurd, het meisje met

de paardenstaart dat onafgebroken met bolle wangen en verdwaasde ogen op een

trekfluitje staat te blazen, de rock-ende paartjes tussen de stoelen in, het

hysterische en vervaarlijk zwetende meisje met de rode trui dat recht op haar zetel

staat en met de armen naar Tommy gestrekt almaardoor “Tommy” roept, het

politiekordon rondom Tommy, de geladen atmosfeer, de spanning…Dat moet u

eigenlijk zelf meegemaakt hebben om het u te kunnen voorstellen. Nog geen

twintig minuten duurde het optreden. Twintig dolle, uitzinnige minuten. Tot de

politie besloot dat het welletjes geweest was en de situatie niet meer in de hand te

houden was. Tommy droop af en mocht zelfs niet meer terugkomen om zijn

ovatie in ontvangst te nemen…’146

Op basis van dit artikel kan men dus stellen dat er sprake was van een

soort Rock and Roll-hysterie. De uitlatingen van het publiek konden als een

gevolg worden beschouwd van het imago en de te verwachten sfeer van dergelijk

optreden. Het volk wilde deel uitmaken van het wilde en opgezweepte spektakel

dat Tommy tijdens al zijn optredens veroorzaakte. Deze sfeer creëerde hij door

zijn muziek en zijn bewegingen. De impact van dergelijk performance art was

dus zo groot, aangezien het publiek nog voor de ‘kunstenaar’ het podium betrad in

vervoering raakte. Deze opgezweepte sfeer had duidelijk te maken met de aard

van de performance. Andere vormen van muziek konden echter ook op een zekere

manier hevig zijn. Denk maar aan de soloviolisten uit de negentiende en

twintigste eeuw die met hun hele lichaam opgingen in het spel of aan Frank

Sinatra die probeerde door verschillende bewegingen gevoelens op te roepen.

Bepaalde Rock and Roll-sterren slaagden er anders dan hun muzikale voorgangers

in ook bij het publiek hevige bewegingen of gedragingen op te wekken.147

Het feit dat vooral de jonge generatie van de Rock and Roll genoot en hem

gebruikte om te genieten of uit de bol te gaan gaf aan dat er een toe-eigening

plaatsvond. Vooraf besproken kledij, haarstijl, platenaankoop en wijzigende

146 ‘Tommy Steele’, in: Juke Box, j. 1 (1957) nr. 37, 4-5.

147 Delvaux, Big in Belgium, 40-43; Eggers, 9o sex, no drugs, just rock and roll, 396 en M.

Gabrel, Rock Around the Clock, speelfilm, 1956.

Page 79: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

79

moraal zijn hiervan de bewijzen. Dit proces valt niet alleen vanuit een cultuur-

filosofisch maar ook vanuit een sociale-economische en psychologische

invalshoek te bespreken. Binnen deze context moet eerst en vooral opgemerkt

worden dat geen andere stijl er zich beter toe leende ‘de wil tot maatschappelijke

verandering’ bij vele jongeren te symboliseren. De bewegingen en teksten van

Rock and Roll waren immers anders dan alle brave en beschaafde

muziekuitdrukkingen die men kende. Rock and Roll vormde met andere woorden

een schijnbaar zinvolle soundtrack voor vele adolescenten omdat de muziek

lijnrecht inging tegen het traditionele waardepatroon. Hierdoor was hij in feite

onbewust en ongewild maatschappijkritisch. Om te begrijpen waarom men blij

was met dergelijke soundtrack moet men even blijven stilstaan bij het dominante

waardepatroon dat tijdens de jaren vijftig Vlaanderen heerste. Het meest gangbare

beeld van de ideale jongere kwam in de ogen van vele ouders overeen met dit

citaat van historica Elizabeth Roberts: ‘They were to do as their parents told them;

they were to be honest and respectable; they were not to bring shame on their

families, by getting into any kind of trouble.’148

Ook in Vlaanderen kwamen er ondanks de maatschappelijke wijzigingen

na de Tweede Wereldoorlog nog steeds vele dwingende normen voor. Deze

werden door ouders, school, Kerk en politieke partij opgelegd aan de jonge

generatie. Zo bleek het uitgangspunt van het didactische model van het vrije

onderwijsnet negatief: kwaad voorkomen of bestraffen. Aanmoedigen of een

prettig klimaat scheppen stond niet in de handleidingen van vele leerkrachten. In

vele vrije scholen bestond daar bovenop nog de plicht om elke morgen naar de

vroegmis te gaan en ook de biecht behoorde op vele plaatsen tot een wekelijks

ritueel. Dit soort dwingende normen hing vele jongeren de keel uit.149

De liefde voor Rock and Roll was voor velen een aanvechting van dit

heersende waardepatroon. De muziek bleek hiervoor de perfecte soundtrack

dankzij de minder brave teksten, het opzwepende ritme en de hevige

performances. Deze stonden lijnrecht tegenover het gene de oudere generatie als

148 Brown, ‘ The sixties and secularisation’, 174-175 en Tillekens, 9uchterheid en nozems, 69.

149 Tillekens, 9uchterheid en nozems: de opkomst van de jeugdcultuur in de jaren vijftig, 10.

Page 80: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

80

esthetisch of waardevol beschouwde. Het lied Rip it Up had bijvoorbeeld zo’n

controversiële tekst. Vanaf het jaar 1956 werd de song door artiesten zoals Jerry

Lee Lewis, The Big Bopper en Chuck Berry opgenomen. De tekst beschrijft een

persoon die na het ontvangen van z’n salaris het geld in grote mate uitgeeft aan

‘ontspanning’. Deze song is representatief voor een hele reeks hits die tijdens de

jaren vijftig Vlaanderen bereikte.150

Refrein ‘Rip it Up’

Well it’s saterday night, And I just got paid:

A fool about my money, Don’t try to save.

Gonna rock it up, Gonna rip it up,

Gonna shake it up, Gonna ball it up,

Gonna rock it up and ball tonight.151

Net zoals het hoofdpersonage in dit lied maakten Vlaamse jongeren gebruik van

de verworvenheden van het kapitalisme in een soort strijd tegen het heersende

conformisme. Zo genoten ze met scooters en auto’s van hun vrijheid en troffen

elkaar in de bioscoop, de rokerige danszaal of het café waar de jukebox Rock and

Roll speelde.

Niet alleen het onconventionele maar ook de escape-functie van de muziek

sprak de jonge generatie aan. Rock and Roll zorgde ervoor dat jongeren even

konden vluchten uit de sleur, terwijl Tin Pan Alley, Vlaamse Schlagers of

klassieke muziek hiervoor zorgden bij de oudere generaties. Dit escapisme moet

men kaderen binnen de sociaal economische ontwikkelingen van de jaren vijftig.

Zo raakten vele jongeren bijvoorbeeld in de war wanneer ze een

mentaliteitswijziging bij hun ouders opmerkten. Papa en mama lagen niet meer

wakker over hoe ze de volgende dag het gezin zouden voeden. Ze piekerden

eerder over het merk van een nieuwe auto, nieuwe meubels of andere

consumptiegoederen,… De levensstandaard van de Belgen ging er tussen 1945 en

150 Frith, The sociology of Rock, 37-39; Sinfield, Literature, politics, and culture in postwar

Britain, 154-156; Laermans, In de greep van de moderne tijd, 136-140 en M.A.Wilsens ed., Bij

leven en welzijn. Een eeuw dagelijks leven in België (Tielt 1999) 114. 151 Sinfield, Literature, politics, and culture in postwar Britain, 156.

Page 81: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

81

1960 zoals eerder vermeld op vooruit. Jongeren en hun ouders werden overstelpt

met nieuwigheden en de maatschappij leek enkele versnellingen hoger te

evolueren. Vooral bij adolescenten zorgde deze mentaliteitswijziging voor

problemen omdat de overgang van het ouderlijke, beschermende milieu naar een

wereld waarin het om geld verdienen draaide, erg groot was. Een jongvolwassene

kwam met andere woorden van de één op de andere dag onder sociale druk en

stress te staan, dingen die hij vroeger amper kende. Net hierdoor voelden velen de

behoefte om kortstondig te ‘vluchten’ uit het hectische, dagelijkse leven door

bijvoorbeeld weg te dromen bij een plaatje of de dansvloer op te zoeken. Hierbij

dient opgemerkt dat jongeren meer de kans hadden om ‘even te vluchten’ omdat

het aantal schoolvakantiedagen vanaf de Tweede Wereldoorlog aanzienlijk

vermeerderde. Jongeren hadden met andere woorden meer vrije tijd, ook al omdat

de nieuwe gunstige financiële situatie ervoor zorgde dat ze niet meer mee moesten

instaan voor het voeden van het gezin. Denk bijvoorbeeld aan de vele Vlaamse

adolescenten die tijdens het interbellum in Wallonië verschillende weken per jaar

bieten rooiden.152

De amusementsindustrie was in Vlaanderen dus de grote

verantwoordelijke voor de toe-eigening van allerhande Rock and Roll-producten.

Voor vele jongeren bleef het echter niet bij een materiële toe-eigening. Ze

verbonden de sound maar zeker ook de perfomance met bepaalde gevoelens van

ontevredenheid of wilden door het luisteren of dansen vluchten uit een hectische

wereld. Al deze kenmerken zorgden ervoor dat de Rock and Roll gestalte gaf aan

een nieuw soort hedonistische jeugdsubcultuur.

152 Wilsens, Bij leven en welzijn, 95-97 en Frith, The sociology of Rock, 37-39.

Page 82: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

82

Hoofdstuk 3

Kritiek van de jeugdtijdschriften op de toe-eigening van de

Rock and Roll door de jonge generatie

‘Rock and Roll als symbool voor een nieuwe levensvisie voor de jeugd? Symbool

van muzikale hoogspanning? Wel, het is een symbool van belediging van wat

muziek is en van wat de waarden zijn van onze jonge mensen als jij en ik…’

Trouw153

Historicus Simon Frith onderzocht de reden waarom de oudere generatie en

jeugdleiders zo fel reageerden tegen de toe-eigening van Rock and Roll-producten

door vele jongeren. Hij kwam eerst en vooral tot de vaststelling dat vele leden van

de oudere generatie leefden met de gedachte dat het vandaag misschien wel goed

ging, maar morgen kon alles weer anders zijn. Vele producenten zorgden er echter

voor dat jongeren zonder enige norm consumeerden en het slachtoffer werden van

een soort marktmanipulatie. De tiener veranderde vanuit dit oogpunt in een

commerciële creatie die zich goed voelde binnen een nieuwe cultuur. Dit soort

jongere kende volgens Frith’s stelling vooral bekommernis voor opzichtige,

directe pleziertjes.154

In het begin van de jaren vijftig viel van een nieuwe subcultuur waarin het

persoonlijke hedonisme of bijhorende ‘losse zeden’ een belangrijke rol speelden,

in het gemiddelde Vlaamse dorp weinig te merken. De traditionele moraal had

immers stevige funderingen. De maatschappelijke veranderingen, waaronder de

nieuwe rol van de consumptiemaatschappij, zorgden pas midden jaren vijftig voor

een stijgende individualisering en de groei van een subcultuur, onder andere

veroorzaakt door de toe-eigening van de Rock and Roll. Deze processen gingen

gepaard met een groeiende secularisering binnen Vlaanderen. De invloed van de

Kerk bleef, maar begon stilaan aan belang te verliezen, vooral bij de jonge

153 Trouw, j. 14 (1957) nr. 27, 2.

154 S. Frith, Performing rites. Evaluating popular music (New York 1998) 66.

Page 83: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

83

generatie. Vlaamse rituelen en traditie, ingebed in een religieuze sfeer verloren

met andere woorden hun intimiteit, terwijl nieuwe seculiere tradities aan hoog

tempo en in veelvoud werden uitgevonden.155

Eén van de belangrijkste seculiere evoluties werd gecreëerd door de

Amerikaanse muziek- en filmindustrieën en in Vlaanderen overgedragen door de

amusementsindustrie. Eerder in deze thesis werd deze traditie gedefinieerd als de

‘moraal van de eerste indruk’. Historicus Jan Janssen gebruikte deze woorden om

een mentaliteitswijziging te definiëren. Tot midden jaren vijftig was het volgens

hem gebruikelijk anderen te beoordelen op basis van een verondersteld innerlijk:

het uitwendige gedrag was altijd het symbool van of de verwijzing naar een

bepaalde mentaliteit of houding. Halfweg het decennium veranderde dit patroon.

Vele jonge Vlamingen gingen elkaar niet meer op basis van deze morele normen,

maar op basis van schoonheidscriteria beoordelen. Het ging om een esthetische of

zelf playback-cultuur. Wie de aansluiting bij de mode miste kon aanvaarding

binnen de subcultuur vergeten.156

Toch moet deze vaststelling genuanceerd worden. Het getuigd van een

soort naïviteit te geloven dat voor de jaren vijftig uiterlijke verschijning weinig

belang had. De wijziging die tijdens de jaren vijftig plaatsvond was namelijk iets

complexer dan een aandachtsverschuiving van innerlijk naar uiterlijk. Het ging

eerder om het verdwijnen van de legitimatie van een beoordeling (van iemand)

aan de hand van idealistische, morele en romantische concepten zoals

innerlijkheid of ziel. Hierdoor kwam het in de jaren vijftig tot een openlijke

appreciatie, in bredere kring, van een andere soort innerlijkheid. Deze

innerlijkheid werd vooral door specifieke kledij geaccentueerd. In die zin was er

dus sprake van een ‘hernieuwde moraal van de eerste indruk’ die hand in hand

ging met een secularisering van Vlaanderen.

155 M.A.Wilsens ed., Bij leven en welzijn. Een eeuw dagelijks leven in België (Tielt 1999) 95-97 en

K. Timperman, Rock en de romantiek: de begripshistorische evolutie van pop en rock en de

perceptie van populaire muziek in Vlaanderen tijdens de sixties (onuitg. lic.verh.) (Leuven 2003)

74. 156 J. Janssen, ‘Van kakkers tot punkers. Over kleding, mode en jeugdcultuur’, in: Jeugd en

samenleving, 5 (Rotterdam 1987) 286-288.

Page 84: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

84

Het opkomen van deze hernieuwde moraal baarde vele ouders en

jeugdleiders zorgen. De oudere generatie bleef echter niet bij de pakken zitten en

probeerde jongeren ervan te overtuigen zich niet te laten inpalmen door allerlei

consumptiegoederen en de bijhorende nieuwe moraal van de eerste indruk.

Jongeren moesten neen zeggen tegen het door de vrijetijdsmarkt veronderstelde

hedonisme en individualisme. Waarden zoals respect of solidariteit moesten het

opnieuw halen van de marktmoraal van het individuele.157

De toe-eigening van de moderne ontspanningsvormen en rebelse filosofie als

struikelblokken158

Als antwoord op de zogenaamde verloedering, mede veroorzaakt door het Rock

and Roll-dansen en luisteren, boden verschillende jeugdbladen ‘goede’

ontspanningsalternatieven aan. De periodieken van de jeugdbewegingen

beschouwden hun namiddagwerking uiteraard als een ideale way out. Tijdens

sport en spel vergaten jongeren zogezegd hun taken en plichten hoewel zelfs op

zo’n momenten de nadruk werd gelegd op verschillende traditionele waarden en

normen. Chiro Jeugd bejubelde niet alleen haar eigen zondagswerking maar

probeerde ook een alternatief te bieden voor de ‘slechte’ Rock and Roll-film. Al

in 1956 verhaalde een journalist van Lente dat regisseur Gust Geens ontspannende

films uitbracht over de vrije tijd van de ideale Chiroleden.159 Een jaar later

publiceerde de redactie van Trouw een uitgebreid artikel dat jongeren ertoe

aanspoorde niet langer te genieten van een Rock-plaatje maar tot rust te komen

door zich toe te leggen op traditionele muziek: ‘Waarom die pick-upnaald bij een

stemmingsavond of een bivakvuur, bij een jeugdavond of een groepsfeest.

157 C.G. Brown, ‘The sixties and secularisation’, in: The death of Christian Britain.

Understanding secularisation 1800-2000 (Londen 2001) 176. 158 Alle commentaren van de verzuilde jeugdpers in dit hoofdstuk komen uit een periode tussen

1955 en 1959. Op dat moment was de Rock and Roll erg populair en vond er bij vele jongeren een

toe-eigening plaats. Dit was ook de periode voordat het discours van o.a. De Bevrijding, DUX,…

gematigder werd. 159 ‘Modern’, in: Lente, j. 7 (1956) nr. 16, 17

Page 85: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

85

Kunnen jullie zelf ook eens geen muziek maken? Beslist! Want de blokfluit is niet

zo maar een klein-jongensinstrumentje – zoals sommigen het meelijdend bekijken

– doch een waardige deelgenoot in de lange rij van het muziekgezelschap. Weet je

dat grote komponisten als Haendel en Bach haar een plaats gaven in hun muzikale

scheppingen? Prent je dat maar in je hoofd! Natuurlijk dat de stoofbuis-mensen

maar weinig behagen zullen stellen in de rustige, landelijke klank van de

blokfluit.’160

De redactie van ABC leverde zoals gezegd geen kritiek op de Rock and

Roll. Ook de toe-eigening van de muziek bleek geen groot probleem. Journalisten

begrepen dat ze moeilijk konden voorkomen dat jongeren naar de nieuwe sound

luisterden. Men pleitte er wel voor om tijdens dergelijke toe-eigening de

socialistische idealen in acht te nemen. Zonder samenhorigheidsgevoel of respect

voor de ander zouden Rock and Roll-avonden immers ontaarden in ‘een orgie van

weerspannigheid en terreur’.161 Andere bladen zoals Vriendschap, De Bevrijding

en Ons Leven reageerden anders. Het beluisteren op zich was volgens de

organieken niet zondig maar wel gevaarlijk, terwijl de toe-eigening (althans tot

midden jaren vijftig) duidelijk werd afgekeurd.162

Het maandblad DUX ging zoals gewoonlijk iets genuanceerder te werk.

Dit tijdschrift verkondigde dat de vrijetijdsbesteding in belangrijke mate de

levenshouding beïnvloedde. Precies daarom probeerde de redactie een

progressieve oplossing te formuleren zonder de katholieke leer uit het oog te

verliezen: ‘We moeten jongeren op weg naar volwassenheid mogelijkheden

bieden die objectief waardevol zijn en zich subjectief aan hun behoeften

aanpassen. Er zijn verschillende gevarieerde vormen van jeugdwerk nodig. Op

gebied van sport, muziek,… Vooral bij arbeidsjongeren is er een probleem. Zij

hebben bijvoorbeeld wel behoefte aan vakantie of muziekbeoefening, maar weten

die niet te verwerkelijken zonder individuele hulp.’ Op basis van dit artikel kan

160 Trouw, j. 14 (1957) nr. 27, 2.

161 ‘Rock and Roll…meer acrobatie dan dans’, in: ABC, j. 26 (1957) nr. 6, 7-9.

162‘Over de hedendaagse jeugdmentaliteit’, in: Vriendschap, j. 4 (1956) nr. 7, 8;

‘Nieuwjaarswensen van de redactie’, in: De Bevrijding, j. 13 (1958) nr. 173, 8 en

‘Ontspanningsleven’, in: Ons Leven, j. 69 (1956) nr. 32, 7.

Page 86: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

86

men besluiten dat de journalist geen enkele toe-eigening of ontspanningsvorm

veroordeelt maar wel duidelijk zijn voorkeur uit voor de zogenaamde brave,

traditionele way out. Drie jaar later kwam een andere stem bovendrijven. In een

lang artikel keerde journalist Joop Dijkhuis zich veel meer naar de moderniteit

dan zijn collega. In 1958 raadde hij aan niet langer te protesteren tegen Rock and

Roll als ontspanningsvorm en de toe-eigening ervan door de jeugd. Hij benadrukte

daarnaast dat de oudere generatie te weinig begrip kon opbrengen voor deze

muziekvorm. Volgens Dijkhuis moest men traditionele en moderne

ontspanningsvormen immers gelijkwaardig behandelen.163

Niet alleen de ontspanningsmogelijkheden verbonden aan de muziek

sloegen aan. Ook de rebelse en hedonistische filosofie verbonden aan de Rock and

Roll trok jongeren aan die genoeg hadden van de traditionele waarden en normen.

Onder impuls van de muziek deden velen met andere woorden wat niet

veroorloofd was te doen. De redacties van De Bevrijding en Chiro Jeugd zaten op

dezelfde golflengte als het ging om het anti-gedrag van de jongeren tegenover hun

ouders te veroordelen. Allen waarschuwden ze de jeugdige generatie om hun

eigen geluk en de geborgenheid van het gezin niet te laten vallen voor de

producten van enkele dollargeile managers. De Bevrijding deed dit door te

getuigen over zangers zoals Pat Boone. Deze Amerikaan was begin jaren vijftig

een Rock and Roller maar veranderde na enkele jaren van genre. Pat ging rustiger

zingen en koos ervoor zijn leven in het teken van vrouw en kinderen te stellen.

Opstandigheid was niet meer aan hem besteed.164

Ons Leven haalde eveneens Pat Boone aan. Hij koos er immers voor naar

de universiteit te gaan en muziekleraar te worden in plaats van zich tegen alles af

te zetten.165 De redactie van Chiro Jeugd vond het ook onaanvaardbaar dat het

jeugdige geluk en waarden zoals gezinsliefde werden aangetast door een nieuwe

filosofie. Hierdoor verscheen in het najaar van 1957 een duidelijke kritiek op het

163 H. Fortmann, ‘Moderne jeugd op haar weg naar volwassenheid’, in: DUX. Katholiek

maandblad voor allen die medewerken aan de vrije jeugdvorming in België en 9ederland, j. 28

(1955) nr.22, 153 en J. Dijkhuis, ‘Rock ‘n’ Roll’, in: DUX, j. 32 (1958) nr. 25, 483-489. 164 ‘Geef mij maar muziek’, in: De Bevrijding, j. 12 (1957) nr. 164, 4.

165 ‘Inderdaad een liedje’, in: Ons Leven, j. 71(1958) nr. 9, 14.

Page 87: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

87

rebelse karakter van de Rock and Roll: ‘Rock and Roll als symbool voor een

nieuwe levensvisie voor de jeugd? Symbool van muzikale hoogspanning? Wel,

het is een symbool van belediging van wat muziek is en van wat de waarden zijn

van onze jonge mensen als jij en ik…Wij worden diep in jong-zijn bedreigd en

beledigd. Snullen zijn het, die tot zelfs in hun smakeloze kleding de Rock and

Roll-uitbarsting prediken…Als schapen, die ons mede voelen en ons medelijden

verdienen, laten zij zich leiden door een sensatiezotte wereld, die munt slaat uit

zijn eigen snulhartigheid en zijn protest tegen de ouders.’166

Men kan zich nu afvragen in welke mate Vlaamse jongeren uiting gaven

aan hun rebelse gevoelens en welke reactie hierop kwam. Het viel eerst en vooral

op dat tieners hun rebelse gevoelens minder hevig naar buiten brachten dan in de

meeste andere gebieden. Vergeleken met bepaalde shows in het buitenland vielen

bijvoorbeeld de gevolgen van de hysterie tijdens het optreden van Tommy Steele

best mee. Er waren geen berichten van afgebroken stoelen, in katzwijm gevallen

jonge deernes of vechtpartijen onder de over hitte jongemannen en slechts één

arrestatie door de politie.167 Echte Vlaamse rebellen, of personen die Rock and

Roll beschouwden als soundtrack die motiveerde tot delinquentie, kwamen op dit

soort optredens zelden voor. Het aantal zogenaamde nozems bleek in Vlaanderen

immers klein. Zo viel het verschil in rebellie tussen Nederland en Vlaanderen

duidelijk op. In België was er maar één, grote bekende nozemgroepering,

namelijk de Gentse Kattenbende. De Noorderburen kenden daarentegen

honderden georganiseerde Rock and Roll-clans.168

Toch besteedden verzuilde jeugdbladen aandacht aan het kleine aantal

Vlaamse nozems en de motivatie bij hun misdaden. Volgens De Bevrijding moest

men zelfs geen misdaad begaan alvorens men de stempel nozem kreeg opgedrukt.

De redactie stelde het woord nozem synoniem aan een persoon die in weelde

166 Trouw, j. 14 (1957) nr. 27, 2.

167 ‘Tommy Steele’, in: Juke Box, j. 1 (1957) nr. 37, 4-5.

168 L. Mutsaers, ‘Nederlandse popmuziek: schatplichtig aan buitenland troef’, in: Spiegel Historial,

9 (2003 Amsterdam) 392-395; K. Eggers, 9o sex, no drugs, just rock and roll. Een biografisch

onderzoek naar de jeugdsubcultuur van de rockers in het Vlaanderen van de jaren vijftig (onuitg.

lic.verh.) (Leuven 1993). 76-79 en A. Racine, De jeugdmisdadigheid in België in 1958 en 1959

(Brussel 1961) 1-45.

Page 88: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

88

zwom, geen offerzin kende of naar Rock and Roll luisterde. Wel dient opgemerkt

dat in 1960 een artikel werd gewijd aan de echte mens achter de nozem.169 Beide

studentenbladen Ons Leven en 9eohumanisme hadden het nooit uitdrukkelijk over

Rock and Roll-rebellen, terwijl DUX de woorden nozem en misdadiger duidelijk

synoniem waren. Volgens deze redactie kon een Rock and Roll-liefhebber dus een

goed persoon zijn, terwijl een echte nozem begeleiding nodig had.170 In de

Chirobladen Lente en Trouw bleek de term nozem een erg brede betekenis te

dragen. Hij stond symbool voor elke persoon die de Chiro-idealen aan zijn laars

lapte. Het volgende citaat geeft aan hoe ver men ging in die betekenisgeving. Een

persoon die een scheldwoord riep werd enkel en alleen door zijn korte uitspraak

en wellicht zijn kledij beschreven als nozem. De redactie kon immers onmogelijk

de achtergrond laat staan de muziekkeuze van deze jongen kennen: ‘Tijdens een

optocht van Chiromeisjes begon een onbekende ‘nozem’ vanuit het publiek te

fluiten. Ook riep hij een schunnig woord.’171

ABC besteedde verschillende artikels aan de criminaliteit bij jongeren,

zowel in de Verenigde Staten als in Vlaanderen. Men opperde telkens dat de

Vlaamse jeugd moest oppassen want in Amerika ging het goed fout op het gebied

van misdaad. De redactie stelde de Amerikaanse maatschappij en niet de Rock

and Roll-muziek hiervoor aansprakelijk. De grootste schuld werd bij radio- en tv-

programma’s gelegd waarin men vaak forum gaf aan horror en geweld. Enkel

sociale projecten van begeleiding en gecontroleerde ontspanning konden een

oplossing bieden.172 Toen het blad later het profiel van een nozem beschreef, leek

dit fel op dat van DUX. Voor de ABC-redactie was een nozem iemand die

misdaden beging zoals joy riden. Bij deze misdaad werden voertuigen eigenlijk

niet gestolen maar ‘ontleend’ om op die manier aangenaam de tijd te verdrijven.

ABC waarschuwde de jonge lezer ervoor dit soort wandaden niet te begaan. De

oorzaak ervan lag bij de Amerikaanse films. In vele prenten zoals de westerns

169 ‘Filmkritiek bij Rebel without a cause (Nicolas Ray)’, in: De Bevrijding, j. 12 (1957) nr. 163, 7

en ‘Nozems, blousons noirs & Halbstarken’, in: De Bevrijding, j. 15 (1960) nr. 48, 2-8. 170 J. Dijkhuis, ‘Rock ‘n’ Roll’, in: DUX, j. 32 (1958) nr. 25, 483-489.

171 Trouw, j. 16 (1959) nr. 31, 7.

172 ‘De verloren jeugd van East side’, in: ABC, j. 26 (1957) nr. 7, 23-25.

Page 89: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

89

toonden revolverhelden hun stoerheid. ABC interpreteerde dit als het uitdagen van

jeugdigen en het aansporen om erg ver te gaan in machogedrag. In de lijn van het

socialisme weigerde het blad de Amerikaanse de arbeidersjeugd aan te vallen,

terwijl uit sociologisch onderzoek bleek dat de meeste joy riders er wel uit een

arbeidersmilieu afkomstig waren. Een journalist stelde dat dit soort criminelen in

alle lagen van de bevolking voorkwam.173

De collectieve aanval tegen de Big Business

Niet alleen Rock-rebellie en ontspanning maar ook de aankoop van allerlei

producten behoorden voor velen tot het proces van toe-eigening. Bij het

stimuleren van dit soort consumptie speelden de amusements- en

kledingsindustrie een cruciale rol. Zowel de Amerikaanse als Vlaamse

industriëlen kregen daarom uitgebreide kritiek van de jeugdpers. Het blad

Vriendschap was één van de eersten die duidelijk in de aanval trok tegen de

Amerikaanse managers en hun idealen. Als remedie tegen ‘de duivels’ werd

samenhorigheid gepredikt: ‘Jongeren moeten de handen in elkaar slaan met de

oudere generatie om zo te vechten tegen de gemeenschappelijke vijand, het

kapitalisme.’174 Het meisjesblad Lente formuleerde een ander alternatief dat bijna

kan omschreven worden als een ascetisch ideaal. Het veroordeelde scherp de toe-

eigening, gestimuleerd door Amerikaanse grootverdieners: ‘Het gevolg van al die

nieuwe producten is leugen en overdrijving. Wie zich daaraan laat vangen, is voor

de liturgie verloren […] De H. Mis is geen sensatiegeval en mag ook niet

kunstmatig tot sensatie worden vervormd. Liturgie eist innerlijke waarachtigheid

en stilte. Alles moet eenvoudig en eerlijk zijn. De mis is nooit effectvol en er zijn

daar geen verrassende dingen te verwachten. Net daarom kan de misvieringen

voor ontspanning en rust zorgen.’175 De redactie van De Bevrijding richtte zich in

173‘Joy-riding, gevaarlijke avonturen die miljoenen kosten’, in: ABC, j. 25 (1956) nr. 1, 14-15; H.

Cammaer, ed. Jeugdproblematiek: tien jaar onderzoekswerk (Antwerpen 1967) 7 en Racine, De

jeugdmisdadigheid in België in 1958 en 1959. 174 ‘Over de hedendaagse jeugdmentaliteit’, in: Vriendschap, j. 4 (1956) nr. 7 en 8.

175 ‘Operatie en houding’ in: j. 11 (1959) nr. 36, 7.

Page 90: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

90

zijn kritiek tegen de Vlaamse platenbazen. De KAJ-journalisten snapten niet dat

deze groep bedrijfsleiders zich liet beïnvloeden door de Amerikaanse markt. Toch

stelde de redactie ook dat de Vlaamse Rock and Roll-liefhebber zelf een stuk

verantwoordelijkheid droeg voor zijn hedonistische levensstijl: ‘Het venijn zit

hem bij de grote platenbazen. In hoeverre houden deze rekening met kunst en

werkelijke schoonheid […] Voor de centen waar ze op uit zijn misbruiken ze

kunstenaars en publiek. Er zit ook venijn bij het publiek want wij smijten met geld

naar onnozelheden. Wij moesten beschaamd zijn om zoveel geld te smijten naar

film-, televisie- en muzieksterren terwijl twee derde van de wereld honger lijdt.’176

De KAJ-leiding legde de verantwoordelijkheid dus deels in de handen van

de jongeren zelf. Ze moesten zelf selecteren welke producten en reclame al dan

niet in orde waren. Daarbij mochten ze hun katholieke waarden niet achterwege

laten en moesten ze rekening houden met de geldzucht van een groot aantal

bedrijven. Vanaf het begin van de jaren zestig begon De Bevrijding echter minder

commentaar te uiten op de consumptie-industrie. Een journalist-kajotter toonde

zich bijvoorbeeld zelfs medestrijder van de jonge generatie door de ouders te

vragen niet te veel te zeuren over de Amerikaanse invloed. De meeste andere

bladen bleven hun commentaren echter tot begin jaren zestig in termen van

bezorgdheid uiten. Die bezorgdheid was er bij de Lente, Trouw, ABC, Ons Leven

en Vriendschap één van argwaan tegenover het cultuurimperialisme uit de States.

Nochtans waren de volwassen journalisten en jeugdleiders evengoed onderworpen

aan dat imperialisme, maar dat was in hun ogen lang niet even erg of werd

gewoon niet aangehaald. Televisie kijken was bijvoorbeeld geen slechte zaak,

Rock and Roll beluisteren volgens de journalisten wel.177

Naast de muziekindustrie werd ook de mode-business aangevallen. Vele

jongeren wilden immers niet alleen Rock and Roll beluisteren of kopen, ze wilden

ook aan de buitenwereld laten zien dat ze van de muziek hielden. Dit konden ze

het beste door hun uiterlijk aan te passen via kledij en haarstijl. Het succes van de

nieuwe Rock and Roll-mode was zo overweldigend dat enkele katholieke

176 ‘Elvis Presley- story’, in: De Bevrijding, j. 12 (1957) nr. 164, 5.

177 ‘Nieuwjaarswensen van de redactie’, in: De Bevrijding, j. 15 (1960) nr. 193, 8 en S. Frith, The

sociology of Rock (Londen. 1978) 201.

Page 91: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

91

jeugdbladen lange artikels wijdden aan het nieuwe fenomeen. Verschillende

organisaties wilden in allerijl de jeugd waarschuwen voor de van Amerika

afkomstige dress codes met bijhorende levensfilosofie, opnieuw ingegeven door

de toenmalige consumptie industrie.178

Zo beschreef Trouw twee soorten ‘mode-mensen’: de witte en de zwarte. De

‘witte’ waren dandy’s die zich netjes kleedden en naar Jazz luisterden. Ze droegen

meestal een kostuum en hadden hun haren voorzien van de nodige brillantine: ‘Hij

is een gratis reclame voor brillantine fabrieken, coiffeurs en modemagazijnen […]

Hij is de jonge man met intelligentie. Hij bestudeert voortdurend zijn eigen toilet

en draagt een kostuum volgens de nieuwe snit. De stakker weet niet dat hij het

slachtoffer is geworden van de mode. Hij weet niet eens hoe hopeloos zijn

gevalletje geworden is en wij hem met medelijdende blikken volgen.’179 Een

gedeelte van de katholieke pers bestempelde deze jongens zelfs als

‘verschrikkelijke gedrochten’ of ‘verwaande idioten’. Hun ijdelheid werd door de

Kerk gezien als een teken van egoïsme. De ‘zwarten’ vormden de tweede soort

mode-mensen volgens Trouw. Deze waren echter wat ruiger en opvallender dan

hun witte collega’s. Tot deze groep behoorden de jongeren die zich kleedden

volgens de vooraf beschreven Rock and Roll-stijl. Ze droegen broeken die nauw

aansloten met daaronder korte, witte sokjes, vandaar hun bijnaam

‘stoofbuisbroekmensen’: ‘Dit soort jongeren verzetten hemel en aarde om ook

eens in het brandpunt van de belangstelling te komen. Ze vinden ieder ander mens

een minderwaardig en bespottelijk wezen. De ganse wereld begrijpt hen niet,

daardoor komt het ook dat ze, zeer jong nog, verbitterde wezens worden die op

achttienjarige leeftijd reeds reikhalzend naar wat rust en hun pensioen uit zien. Zij

dragen een broekje dat een tikje te klein is geworden, sierlijke korte witte sokjes.

Ieder ander toilet is burgerlijk en uit den boze. Ik kan maar niet geloven dat die

brillantine pompadoers enige redding zouden kunnen brengen in dit doodzieke

178 G. Tillekens en M. du Bois-Reymond, 9uchterheid en nozems: de opkomst van de jeugdcultuur

in de jaren vijftig (Muiderberg 1990) 35 en M.A.Wilsens ed., Bij leven en welzijn. Een eeuw

dagelijks leven in België (Tielt 1999) 115. 179 Trouw, j. 13 (1956) nr. 3, 12.

Page 92: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

92

Vlaanderen.’180 Dit blad geeft echter niet aan waarom de Rock and Roll-

liefhebbers net zwart als favoriete kleur uitkozen. Toch is het interessant deze

keuze nader onder de loep te nemen. De fans probeerden zich met deze speciale

kleur bewust van de traditionele wereld af te schermen, en anders te zijn. Men

haalde deze motivatie uit het kapitaalkrachtige, burgerlijke milieu. De zwarte

wagen, het zwarte kostuum en de aktetas waren voor rijke heren middelen om

aanzien en prestige te verwerven. Ze gaven aan dat een persoon zich duidelijk

differentieerde van de “bonte” wereld van de massa. Rock and Roll-fans wilden

zich in deze lijn via de zwarte kleur van de alledaagse normen en plichten

distantiëren.181

Meisjesblad Lente maakte duidelijk dat niet alleen jongens maar ook

meisjes zich kleedden naar het voorbeeld van een Rock and Roll-mode. Volgens

het Chiroblad probeerden vrouwelijke fans om de actrices uit Rock-films na te

bootsen. Ze kozen voor dit alternatief omdat de Rock and Roll-muziekscène

voornamelijk uit mannen bestond. Films toonden daarentegen af en toe een

female nozem. Voor vele fans bleek ook Brigitte Bardot een voorbeeld. De dress

code van deze Amerikaanse leek immers sterk op die van de vrouwelijke Rock

and Roll-fans in films zoals Rebel without a cause, The wild one en Rock around

the clock. Vlaamse meisjes namen van voornoemde voorbeelden de volgende

kledingstukken over: helgekleurde vestjes, witte opgerolde kousen onder een

geklede mantel, smalle rokken, schoenen met ‘naaldhieltjes’, glacé handschoenen

en een lederen handtas. In die handtas zat altijd een poederdoos, een spiegeltje en

lippenstift, die het meisje dagelijks een paar keer gebruikte.182 Volgens Lente

gebruikten tienermeisjes deze make-up maar voor één doel, namelijk om jongens

te ‘strikken’. Het katholieke persorgaan vond het dan ook ongehoord dat een

meisje, jonger dan twintig, zich bekladde met make-up. Een meisje moest er wel

altijd netjes uitzien, maar het mocht nooit de bedoeling zijn om met je toilet of

opschik de aandacht te trekken. Daarom bleef de commentaar komen: ‘Als je

180

Trouw, j. 13 (1956) nr. 16, 15. 181 H. Gaus, J. van Hoe en M. Brackeleire, Mensen en mode: de relatie tussen kleding en

konjunktuur (Leuven 1992) 55. 182 Tillekens, 9uchterheid en nozems, 91-92.

Page 93: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

93

zoiets ziet, dan kan je gewoon niets anders zeggen dan “ocharme”! Wat bij een

volwassene dood normaal is, wordt bij opgroeiende mensen ongewoon,

belachelijk, met overdreven maniertjes, omdat het er maar opgeplakt is, en niet bij

hun eigen aard hoort.’183

Lente spoorde de meisjes met andere woorden aan de mode niet te volgen.

Mode was iets voor ‘poppetjes’. Christenen van het vrouwelijke geslacht moesten

er niet als een slons bijlopen, maar gewoon zorgen voor een nette uitstraling. Om

dit duidelijk te maken beschreef het blad twee soorten slechte kledij om daarna tot

een ideaalbeeld te komen. Je was als vrouw een nonchalante sloddervos, ofwel

een mondain modepoppetje. Wie hieraan wou ontsnappen koos de gulden

middenweg: ‘Een kleed in van die nieuwe stof met strepen en bloemen – of een

plooirok met een marinière - zijn geknipt om door jonge meisjes gedragen te

worden […] Voor een echt, flink Chiromeisje is de keuze eigenlijk niet moeilijk

…want: Schoonheid koop je niet, maar kun je alleen van binnen veroveren. Ze

straalt uit een fijne meisjesziel langs heel je voorkomen naar buiten’.184

Uit de artikels van het blad ABC bleek dat ook deze redactie niet tuk was

op de Rock and Roll-mode en bijhorende moraal van de eerste indruk. Dit was

met andere woorden het enige Rock and Roll-aspect waarop een uitgesproken

commentaar kwam. Het tijdschrift had echter socialistische roots en het had dus

minder problemen met het afbrokkelen van de katholieke waardentempel. Men

veroordeelde de mode eerder sporadisch in vergelijking met katholieke bladen.

Toch werd de verkiezing van rockster Jerry Lee Lewis als best geklede man

ronduit een belachelijke gebeurtenis genoemd. Elvis werd dan weer als profeet

van ‘extatisch hysterische bekrompenheid’ bestempeld.185

Het blad DUX reageerde opnieuw iets genuanceerder op de nieuwe

modetrends. Hoofdredacteur Henri Fortman opperde dat de toenmalige

christelijke kledingsmoraal, als norm opgelegd door de geestelijkheid, aan

vernieuwing toe was. Hij herformuleerde de katholieke norm: ‘Het kindschap

Gods is weliswaar niet aan de lengte van de mouwen gekoppeld maar “goede

183 Lente, j. 11(1959) nr. 9, 8 en 9.

184 Lente, j. 10 (1956) nr. 18, 18.

185 ABC, j. 25 (1956) nr. 30 , 27 en ABC, j. 25 (1956) nr. 6, 13.

Page 94: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

94

smaak” en “gevoel voor maat en stijl” dienen de basis te vormen voor een nieuwe

christelijke kledingsmoraal’.Volgens deze nieuwe moraal moest men

kledingsstijlen in categorieën onderverdelen. De verschillende mogelijkheden

waren grote zonde, kleine zonde, bevorderend voor de jeugd en hoog cultureel

fatsoenlijk. Het blad vervolgde met een negatieve reactie op de extravagantie van

bepaalde jongeren. Toch werd besloten met een positieve gedachte. Kledij bleek

immers een façade, men moest dit uiterlijk relativeren. De echte persoon zat

eronder.186 De redactie van de kajotters reageerde anders. Volgens De Bevrijding

hoefden al die zogezegde versieringen niet. Ook al was een jonge persoon

misschien niet van de knapste, de ogen en zijn specifieke levenswijze hadden

genoeg aantrekkingskracht voor het andere geslacht dat bekommerd was om echt

familiegeluk.187

Net zoals de kledij was het kapsel voor de echte Rock and Roll-fan een

middel om zijn of haar muziekliefde te symboliseren. Meisjes droegen hoog

opgestoken paardenstaarten of permanentjes, terwijl jongens de haren met grote

hoeveelheden brilcrème naar achter streken. Het veelvuldige gebruik van deze gel

zorgde ervoor dat vele jongeren de bijnaam ‘vetkuif’ of ‘swingkallotje’ kregen.

Toen vanaf de tweede helft van de fifties meer en meer Vlaamse jongeren kozen

voor dit soort revolutionaire kapsels, stonden leden van de grootste zuil klaar met

een reactie. Aan haarverzorging mocht niet té veel aandacht worden besteed. Zo

moest men het hoofdhaar maar om de twee à drie weken wassen. Een permanente

laten zetten mocht, maar zeker niet te dikwijls en enkel als dat echt de haarstijl

was die bij je paste. Je haar verven was echter uitgesloten. Je kreeg van God de

haarkleur mee die bij je paste en dat moest je niet veranderen. De jeugdleiders van

de socialistische zuil konden zich bij deze mening aansluiten, al lieten ze de

religieuze termen tijdens hun formuleringen achterwege.188

186 Janssen, ‘Van kakkers tot punkers’, 269-272 en H, Fortman, ‘Voorwoord bij de christelijke

kledingsmoraal’, in: DUX, j. 18 (1951) nr. 5, 265-270. 187 ‘Te breed of te eng’, in: De Bevrijding, j. 10 (1955) nr. 140, 8.

188 Lente, j. 7 (1953) nr. 3, 14 en Vriendschap, j. 6 (1958) nr. 2, 16.

Page 95: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

95

Het genderaspect binnen de bespreking over jeugdige Rock and Roll fans

De Rock and Roll-performances, teksten en zelfs commentaren op de toe-

eigening werden tijdens de jaren vijftig gedomineerd door masculiene patronen

die erg vrouwonvriendelijk waren. Dit had alles te maken met maatschappelijke

tendensen. De werelden van mannen en vrouwen waren gescheiden. Meisjes

vertegenwoordigden de privé-sfeer terwijl de straten en het publieke café waren

voorbehouden voor de mannen. Zowel de ouders als de jongeren zelf hielden dit

verschil in stand en pas in de loop van de jaren zestig veranderde dit stereotiepe

beeld.189

Het katholieke meisjesblad Lente beschreef hoe een ‘ideaal’ meisje zich in

de jaren vijftig best gedroeg. Er werd uit te doeken gedaan hoe haar dag eruit zag,

welke kleren ze aantrok en hoe ze haar vrije tijd doorbracht. Bewust staat het

woord ‘ideaal’ tussen twee aanhalingstekens. Het ging om een beeld opgehangen

door de redactie van Chiro Jeugd Vlaanderen. Niet alle tienermeisjes gedroegen

zich zoals in Lente werd voorgeschreven. Het blad gaf wel een richtlijn om de

opgedrongen katholieke meisjescultuur van de jaren vijftig te beschrijven. In

Lente bevestigde men immers enkele typische rolpatronen. Van een meisje werd

in de eerste plaats verwacht dat zij de moeder hielp in het huishouden: ‘Een

meisje, zeker een groot meisje, brengt in de huiskamer ’n aparte, gezellige sfeer.

Tenminste als het iemand is die aanvoelt, dat zij een bijzondere gave heeft

gekregen om voor huisgenoten en gasten de kamer aangenaam te maken. Als het

een meisje is, die de handen uit de mouwen kan steken en weet hoe het moet […]

Ieder meisje die haar toekomstige taak van een fijne huismoeder begrijpt, zal in

dit boekje belangstellen en er graag aan mee doen.’190 Binnen het

ontspanningsdiscours van het jongensblad Trouw werden duidelijk andere

accenten gelegd. Men verzocht vrouwen om zoveel mogelijk thuis te blijven,

terwijl jongens de volgende raad kregen: ‘Enkel mits toelating van je leider rook

189 Eggers, 9o sex, no drugs, 20 -21.

190 ‘Hoe dat moet’, in: Lente, j. 1(1952) nr. 14, 11.

Page 96: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

96

je in uniform en kom je in uniform in ‘n herberg.’191

Dit leek misschien niet zo’n

duidelijk verschil maar het gaf toch aan dat jongens net iets meer mochten dan

meisjes.

Ondanks het feit dat beide bladen het rollenpatroon kracht bijzetten, gaven

ze af en toe forum aan ontevreden leden. De opmerkingen van dit soort

briefschrijfsters maakten duidelijk dat niet alle meisjes zich bij het

maatschappelijke onderscheid neerlegden: ‘Ginds de jongens, hier de meisjes. De

Chirojongens om naar de herbergen te trekken; de Chiromeisjes om de afwas te

doen. Voelt ge dat ook aan? […] Zou O.L.Heer ons daarmee willen leren dat de

vreugde en het geluk van de vrouw niet liggen op het toneel, in ’t hel geschitter

van de schijnwerpers, op de sportvelden, op het podium? Wij mogen enkel

optreden als het goed en nuttig is, wanneer men ons nodig heeft.’192 De redactie

van Lente besefte dat dit soort meisjes werd aangetrokken door het rebelse en

onconventionele karakter van de Rock and Roll. Daarom waarschuwden

journalisten om niet te veranderen in een zogenaamde ‘nozem’of ‘be-bopster’.

Om dit te verwezenlijken gaf het blad een erg subjectieve verklaring voor het

succes van de Rock and Roll: ‘Deze meisjes hebben hun princiepen meestal van

enkele “groten” uit de Rock and Rol-rangen, die om één of andere reden in

botsing zijn gekomen met de Kerk en wiens persoonlijkheden zo sterk waren, dat

zij hele massa’s konden meetrekken.’193

Ondanks de waarschuwingen van een blad als Lente, kochten steeds meer

meisjes Rock and Roll-plaatjes. Volgens socioloog Allen Mcrobbie was er wel

een groot verschil tussen de manier waarop een vrouwelijke en mannelijke fan

met de muziek omging. Terwijl jongens vaak in café’s, clubhuizen of danszalen

luisterden, genoten meisjes op een meer ingetogen of passieve wijze. Vaak

nodigden ze onder het waakzame oog van hun ouders vriendinnen uit. Op een

kamer draaiden ze dan meerdere Rock and Roll-hits. Dit fenomeen groeide

191 ‘Jeugd is een houding’, in: Trouw, j. 8 (1952) nr. 7, 13.

192 ‘Lezersbrieven’, in: Lente, j. 8 (1959) nr. 2, 4.

193 Lente, j. 7 (1958) nr. 7, 11.

Page 97: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

97

volgens de socioloog uit tot een echte ‘slaapkamercultuur’.194 Mc Robbies’

theorie botste in Vlaanderen echter op een zekere beperktheid. Vele Belgische

meisjes luisterden op hun veilige kamertje maar anderen gingen dan weer volledig

uit de bol op de dansvloer of tijdens optredens. De groep hevige vrouwen was

zelfs vrij omvangrijk, maar klein in vergelijking met de verzameling actieve

mannelijke fans. Sommigen genoten enkel van de muziek, anderen zagen het dan

weer als middel om het klassieke rollenpatroon te doorbreken. 195

Het feit dat vele vrouwen Rock and Roll gebruikten als protestmiddel

tegen hun minderwaardige rol valt op z’n minst een contradictie te noemen omdat

de Engelstalige Rock and Roll-lyrics vaak alles behalve vrouwvriendelijk waren.

Wanneer men de positie die de vrouw kreeg toebedeeld onderzoekt, zorgt een

vergelijking met de Tin Pan Alley-teksten voor een duidelijke vaststelling. Het

merendeel van de conventionele en populaire Tin Pan Alley-songs had ‘de liefde’

als thema. Crooners (typische naam voor de zangers) beschreven liefde in termen

van houden van, aanbidden, nodig hebben en verlangen. Het uitdrukken van

seksuele verlangens gebeurde verhuld en charme was een algemeen gangbare

term die voor zowel geestelijke als lichamelijke aantrekkingskracht werd gebruikt.

Zangers en zangeressen hadden het niet over werkelijk bestaande relaties, maar

meer over een geïdealiseerde toestand, romantiek als droom. In deze teksten

kwam duidelijk een respect voor de vrouw naar boven.196

Binnen het Rock and Roll-genre werd minder fijnzinnig over liefde

gedacht. De term stond niet langer symbool voor ‘houden van’ maar had

voornamelijk te maken met lichamelijke aspecten. Het ging om amusement dat

niet eeuwig bleef duren. Toch waren expliciete seksuele uitingen in teksten

uitgesloten. Er bestond weliswaar geen vastgelegde code zoals die in de

filmindustrie bestond, maar de tekstschrijvers legden zichzelf een bepaalde vorm

van censuur op. Anders werd een nummer niet gedraaid op de radio. Wel waren

vele teksten dubbelzinnig. Men kon de vrouw als speeltje of seksobject

194 A. Mcrobbie, Feminism and youth culture (Basingstoke 1991) 203-209.

195 Eggers, 9o sex, no drugs, just rock and roll, 20 -21.

196 J. Curtis, Rock eras: interpretations of music and society, 1954-1984 (Ohio 1987) 25-26 en G.

Keunen e.a., Pop! Een halve eeuw beweging (Tilburg 2002) 18.

Page 98: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

98

beschouwen in nummers zoals als ‘Good Golly Miss Molly’ of ‘Whole lotta

shakin’ going on’. Het kwam daarnaast ook veel voor dat de vrouw werd

afgeschilderd als het brave huismoedertje zoals in het nummer ‘I like my Baby’s

Puddin’.197

Het controversiële karakter van de dans en het ritme hadden tijdens de

fifties in elk geval meer invloed dan de inhoud van de Rock and Roll-teksten. Vele

Vlaamse meisjes keken immers voorbij de vrouwonvriendelijke boodschappen,

terwijl andere theorieën aangeven dat de meeste fans de Engelse teksten gewoon

niet verstonden. Nog een mogelijkheid maakt duidelijk dat vrouwen heel goed

begrepen waar de nummers over gingen. Toch hielden ze van de muziek, net

omdat de vrouw niet langer werd beoordeeld op basis van innerlijke waarden

maar op basis van het uiterlijke. Vele vrouwen vonden de aandacht voor het

uiterlijke dus boeiend omdat dit indruiste tegen de conservatieve normen en

waarden. Het feit dat de vrouw vaak werd beschreven als een soort ‘seksspeeltje’,

bleek voor de fans niet op te wegen tegen de protestwaarde die zich vaak uitte in

een moraal van de eerste indruk. Pas in de late jaren zestig ontstond er voor het

eerst een duidelijke kritiek op de inhoud van Rock and Roll-teksten. Feministen

en lesbische vrouwen maakten muziek waarin ze de slechte behandeling aan de

kaak stelden. Ze benadrukten opnieuw de schoonheid van het innerlijke en de

waarde van een goede relatie.198

197 R. Labree, Rock and Roll in rood-wit-blauw. De invloed van de Amerikaanse Rock en Roll op

9ederland en de 9ederlandse popmuziek tussen 1955 en 1965 (Amsterdam 1993) 16-17. 198 E.K. Petersen, ‘An investigation into woman-identified music in the united States’, in: E.

Koskoff, ed. Woman and music in cross-cultural perspective (Londen 1982) 203-205.

Page 99: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

99

Epiloog

In de rustig ingedommelde samenleving midden de jaren vijftig heeft de Rock and

Roll in Vlaanderen een betekenisvolle invloed gehad als symbool van iets nieuws,

iets onbekend. Bij sommigen sloeg hij in als een bom. Indien deze periode niet het

aura van rust, conformisme en welvarende saaiheid droeg, was er waarschijnlijk

ook nooit sprake geweest van een Rock and Roll-revolutie. Het systeem leek

perfect te functioneren maar individuele vrijheid bleek vaak zoek. Zo vereiste het

Belgische systeem, hoe mooi en evenwichtig het in theorie ook was, op

maatschappelijk en cultureel vlak een soort gehoorzaamheid tegenover een

normen- en waardenpatroon. Wie niet meedraaide in het systeem, was een

gevaarlijk en bedreigend element. Vrijheid was slechts mogelijk indien ze steunde

op een kritiekloos inpassen in het verzuilde systeem, dat nooit tevoren zo

georganiseerd was geweest in alle lagen van het maatschappelijke bestek.

Allerlei verzuilde organisaties of groepen werkten mee om het gangbare

normen- en waardenpatroon in stand te houden. De katholieke jeugdtijdschriften

kwamen voor de dag met verschillende soorten vertoog, die naarmate de golden

sixties naderden niet altijd even traditioneel bleven. Het ene tijdschrift durfde al

wat meer afwijken van het heersende patroon dan het andere. Een beperkte

analyse van enkele jongerentijdschriften en dan specifiek hun kijk en commentaar

op de verschijning van de Rock and Roll, maakt dat duidelijk. De katholieke

arbeidersjeugd werd aangesproken via een discours dat steeds weer naar een

gulden middenweg zocht. De redactie van het blad De Bevrijding volgde wel de

lijn van de Katholieke Actie maar verloor nooit de actuele jeugdmentaliteit uit het

oog. Commentaar op de Rock and Roll vertrok daarom vanuit de sociaal-culturele

christelijke houding die geleidelijk meer en meer aanleunde bij de moderniteit.

Binnen deze progressieve context, werd gewaarschuwd voor het gevaar van de

nieuwe muziek. Jongeren die Rock and Roll als protestmiddel gebruikten kregen

slechte punten maar langs de andere kant werd via lezersbrieven opgeroepen voor

meer begrip. Begin jaren zestig verzwakten de kritieken, waarschijnlijk onder

impuls van het afnemende ledenaantal. De redactie neigde nu meer de koers te

Page 100: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

100

volgen van de moderniteit en verlegde de consensusgrens. Kritiek op de

verangelsaksing van Vlaanderen leek de Rock and Roll-commentaren te

vervangen.

Het discours van Chirobladen Lente en Trouw bleef tot het verdwijnen van

de Rock and Roll-populariteit sterk conservatief. Chiro-leiders interpreteerden de

Katholieke waarden en normen duidelijk anders dan de kajotters. Alles wat ook

maar enigszins te maken had met de muziek was slecht en kon een verloedering

veroorzaken bij de jeugd. In plaats van zich progressief open te stellen voor de

maatschappelijke wijzigingen, bleef men hameren op traditionele idealen of

waarden. Een typische plattelandswerking (Chiro) kwam dus meer behoudsgezind

naar buiten. De KAJ-beweging die zich vooral richtte op jongeren die zich in

stedelijke milieus bewogen, had meer aandacht voor de evolutie binnen de

jeugdige leefwereld. Toch bleken beide bladen een gemeenschappelijke

bezorgdheid te bezitten. Ze konden nooit begrip opbrengen voor het feit dat

jongeren zich de muziek met bijhorende aspecten zomaar zouden toe-eigenen.

De redactie van DUX stelde zich eind jaren vijftig wel open voor een

progressiever proces. Het blad was weliswaar een katholiek instrument, maar het

had geen rechtstreekse banden met een jeugdbeweging. Deze vaststelling helpt

om de openheid van het tijdschrift te begrijpen. In plaats van jeugdleiders

leverden vooral hoogopgeleiden een bijdrage. Deze professoren of geestelijken

volgden de pedagogische en maatschappelijke evoluties op de voet. Zij beseften

dat de katholieke waardentempel stilaan aan een restauratie toe was. Dit betekent

niet dat er geen kritiek werd geuit. Ook deze redactie wees op het gevaar van

hedonisme of rebellie. Toch bleek de groep journalisten begrip op te brengen voor

de Rock and Roll-rage. Ook minder ‘brave’ of minder ‘traditionele’ ontspanning

moest bespreekbaar zijn. Deze vaststelling geeft aan dat DUX een dissidente stem

vertegenwoordigde binnen de katholieke zuil.

Het katholieke studentenblad Ons Leven verkoos daarentegen de toe-

eigening als verwerpelijk te beschouwen. De muziek botste met het traditionele

denken. Het waardepatroon paste niet bij het beeld van de ideale student. Rock

and Roll was te boers en bevorderde de nagestreefde hoge, Vlaamse cultuur niet.

Page 101: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

101

De redactie ontkende evenwel niet dat de jeugd kritisch moest denken, maar het

heersenden ongenoegen kon men muzikaal het best uiten via kleinkunst. Ons

Leven bleef de Amerikaanse sound als verwerpelijk beschouwen in tegenstelling

tot DUX, waarbinnen het discours evolueerde naar een positieve houding

tegenover de Rock and Roll.

De liberaal-nationalistische studenten van Gent lieten nooit uitdrukkelijk

uitschijnen of ze al dan niet met een toe-eigening instemden. Wel kwam een

bewondering voor de hedonistische filosofie verbonden aan de muziek naar

boven. Men drukte immers enige waardering uit voor de Amerikaanse

Rockfilmindustrie. De overdreven aandacht voor het Engels op de openbare

omroep bleek bij de studenten dan weer in minder goede aarde te vallen. Deze

paradoxale houding valt te verklaren vanuit de idealen van de beweging. Ze

streefden enerzijds een liefde voor de Vlaamse cultuur na. Anderzijds bezaten zij

een voorkeur voor vrijzinnige idealen en individuele vrijheid.

Wanneer men de Rock and Roll-kritieken van de afzonderlijke zuilen

naast elkaar plaatst, blijkt het resultaat complex. Eerst en vooral bestond er binnen

het kamp van de katholieken geen éénvormige mening. Elk blad legde eigen

accenten en de enige gemeenschappelijke noemer leek de christelijke leer. Daar

werd dan nogmaals een individuele interpretatie aan gegeven. Voor de ene groep

konden de waarden niet streng genoeg worden toegepast. De andere ging er dan

weer soepeler mee om. Binnen het socialistische kamp heerste eveneens

diversiteit.

Vriendschap besteedde niet veel aandacht aan het fenomeen Rock and

Roll maar het veroordeelde wel enkele malen heel duidelijk de toe-eigening. Bij

de redactie speelden duidelijk andere motieven dan bij de katholieke collega’s.

Het hedonisme werd veroordeeld maar het kreeg geen kritiek omwille van het

verdwijnen van het respect voor de ouders, het afnemen van de liturgische

beleving of het negeren van de noodzakelijke taak in het huishouden.

Socialistische journalisten vreesden eerder voor het verdwijnen van het

gemeenschapsideaal, de collectieve gedachte om samen aan een goede wereld te

bouwen. Daarnaast kreeg de overdreven aandacht voor het materiële, ingegeven

Page 102: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

102

door het kapitalisme, bakken kritiek. De socialistische jeugdbeweging wilde naar

het voorbeeld van de politieke partij andere accenten leggen dan de katholieken.

Dit betekende geenszins dat de leden van deze zuil zich afkeerden van de

traditionele normen en waarden. Er restte immers nog enkele gemeenschappelijke

kenmerken tussen de roden en de gelen. De vrees voor de verangelsaksing van

Vlaanderen is hiervan een goed voorbeeld.

De socialistische collega’s van ABC gingen minder moraliserend te

werk. Ze probeerden niet halsstarrig vast te houden aan tradities en

welomschreven waarden. Ze evolueerden voorzichtig mee met populaire trends.

De redactie beoordeelde Rock and Roll eerder op een neutrale manier. Begin jaren

zestig gebruikte ze het genre zelfs als ondersteuning binnen een moraliserend

betoog. Terwijl commentaren op de mentaliteit van het moederland van de Rock

en dan vooral op de jeugdcriminaliteit daar stegen, bleef de muziek gespaard van

kritieken. Binnen het discours werd regelmatig verwezen naar het

gemeenschapsideaal. De link met hun rode partij werd vooral duidelijk door een

opmerkelijke vorm van publiciteit. Het blad ABC kondigde net als het dagblad

Vooruit heel wat Rock and Roll-optredens aan, georganiseerd in de Gentse

feestzaal Vooruit. De positieve toon van deze artikels, waarin de socialistische

organisatoren werden aangehaald, kon begrepen worden als een soort propaganda

voor deze politieke partij.

De kritieken op de Rock and Roll-performance binnen de verschillende

bladen verdienen extra aandacht. Binnen het corpus werd immers duidelijk dat

dankzij de hevige movements en de manier van optreden een soort

aantrekkingkracht ontstond. Deze kon dan weer leiden tot een beperkte Rock and

Roll-hysterie. De redactie van Vriendschap kon de Rock-performance nooit als

een aanvaardbare actor binnen het identiteitsvormingsproces van een jonge

persoon goedkeuren. De collega’s van ABC leken hier minder problemen mee te

hebben, al had dit alles te maken met publiciteit in plaats van ideologie. De

katholieke bladen spaarden hun kritieken tot midden jaren vijftig. Ze bleken

eensgezind over de negatieve invloed van een hevige performance. Vooral Ons

Leven beoordeelde de movements zwaar en kon ze niet anders als ‘barbaars’ en

Page 103: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

103

‘zielig’ omschrijven. DUX draaide echter snel bij en toonde nog halfweg de jaren

vijftig begrip voor de zuigkracht van de performance, iets wat de ook collega’s

van De Bevrijding enkele jaren later, zij het subtieler, probeerden.

Men kan concluderen dat het Rock and Roll-discours van alle besproken

bladen wezenlijk verschillend was. Toch herkennen we enkele parallellen. Een

paar periodieken beschouwden de toe-eigening van de moderne

ontspanningsvormen zoals dans en platen als struikelblok. De ongelijke gender-

benadering binnen deze kritieken gaf duidelijk aan dat ze geworteld waren in een

conservatieve en starre traditie. De meeste redacties konden niet overweg met de

rebelse filosofie verbonden aan de muziek. Tenslotte viel een collectieve aanval

tegen de Big Business in de gedaante van de amusements- en kledingindustrie op.

Enkel het bescheiden, liberale 9eohumanisme sloot zich niet aan bij dit offensief.

Los van de verschillen of gelijkenissen tussen bladen is het duidelijk dat

‘het proces van toe-eigening’ het sterkst onder vuur lag. Het waren niet de

Vlaamse muzikanten of Belgische openbare omroepjournalisten die kritiek op de

toe-eigening veroorzaakten. Ze hielden zich ver van de Rock and Roll-rage en

droegen zeker niet bij tot de verspreiding van de muziek en alles wat erbij hoorde.

De toenmalige succeshits van Belgische origine ondergingen weliswaar heel wat

Amerikaanse invloeden maar baseerden zich zelden rechtstreeks op de Rock and

Roll-muziek. Toen begin jaren zestig internationale successen werden geboekt

door groepen als The Jokers of The Cousins, bleek een mix van lokale en

Amerikaanse elementen hun muziek maar ook hun commerciële beeldvorming te

beheersen. Rock and Roll kon enkel zorgen voor een mentaliteitswijziging bij de

managers van de muzikanten. Populaire muziek voor jongeren opende immers

nieuwe vergulde poorten. Ook de openbare omroep kon de muziek nooit een

duidelijk forum geven. De directie voelde zich geremd door massa’s

commentaren in onder andere verzuilde jeugdtijdschriften maar vooral door de

katholieke intelligentsia. Binnen deze groep speelde het Davidsfonds de

belangrijkste rol. De inspanningen van deze organisatie kon een forum voor Rock

and Roll tot begin jaren zestig tegenhouden. De verangelsaksing van de NIR-INR

of BRT kon echter nooit stopgezet worden door deze invloedrijke commentaren.

Page 104: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

104

De enige echte verantwoordelijke voor de toe-eigening was dus de

industrie. Via vinyl plaatjes, jukeboxen en kledij verspreiden grote bedrijven de

Rock and Roll-microbe. Deze nieuwe ontspanning paste perfect bij de

hedonistische levensstijl die naarmate de jaren vijftig vorderden steeds meer zijn

intrede vond bij de jeugd. Men kan zich zelfs de vraag stellen in welke mate de

hele Rock and Roll-scène deze genietende levensstijl nu veroorzaakt heeft. Op

weg naar de golden sixties zag de financiële situatie er steeds rooskleuriger uit

voor de doorsnee Vlaming. Dit spoorde vooral de jeugd ertoe aan het traditionele

normenpatroon overboord te gooien. Hierbij maakten ze handig gebruik van de

rebelse functie van de muziek. De oudere generatie bleef vaak afstand houden.

Een grote groep jeugdigen beoogde slechts een kortstondige vlucht. Hierbij dient

opgemerkt dat niet alleen economische invloeden maar ook culturele factoren

bijdroegen tot een toe-eigening. Zo sprak de Rock and Roll ook mensen aan

omwille van de ‘stoutere’ gender-benadering, of werkte de typische performance

een toe-eigening in de hand. Ondanks al deze economische en culturele factoren

was het revolutionaire karakter van de muziek beperkt in Vlaanderen. Hij zorgde

met andere woorden niet direct voor een spectaculaire metamorfose van de jeugd

in de maatschappij. Wel werd een behoorlijke groep jongeren beïnvloed door de

Rock and Roll en alles wat erbij hoorde. Dit veroorzaakte een proces van

identiteitsvorming dat er voor zorgde dat betekenisgeving gedeeltelijk op elkaar

werd afgestemd. Door dit proces kwam het dus tot een nieuw soort cultuur,

gekenmerkt door een vernieuwde moraal van de eerste indruk’ en de

hedonistische levensstijl.

Rock and Roll bleek slechts later een deel van een proces te zijn dat het

einde inluidde van het traditionele Westers denken en dat voleinding kende in de

jaren zestig. De muziek was een katalysator, die de aanwezige krachten

kanaliseerde naar de generatie die de toekomstige leiders van de maatschappij zou

leveren. Cultuurspecialist Simon Frith formuleerde het als volgt: ‘Het waren de

jongeren uit de Rock and Roll generatie die in de jaren zestig, wanneer ze

eindelijk binnen de vaste structuren van het systeem volwassen waren geworden

Page 105: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

105

en hadden ontdekt waar de hendels en handgrepen zaten die beroerd moesten

worden, de oude wereld een andere richting konden insturen.’199

De conclusies van dit onderzoek openen meteen een aantal nieuwe

deuren. De jeugdtijdschriften gaven een duidelijk beeld van de verzuilde reacties

op de muziek. Een sluitende vaststelling met betrekking op verzuild Vlaanderen

zou pas mogelijk zijn na het bestuderen van alle verzuilde dagbladen, een massa

interviews met partijleden en zelfs parlementaire interventies met betrekking tot

de muziek. De weg ligt na dit onderzoek open voor een zoektocht naar de

geografisch bepaalde invloeden. De Bevrijding en de Chirobladen gaven al aan

dat jongeren in het stedelijk milieu op een minder conservatieve manier werden

aangesproken als deze op het platteland. Was dit verschil algemeen geldend?

Werd hierdoor de Rock and Roll op het platteland minder toegeëigend en hadden

de kritieken meer invloed buiten de stad? Deze vragen maken duidelijk dat met de

aangehaalde conclusies omzichtig dient omgesprongen te worden. Er werd slechts

in beperkte mate aangehaald welke invloed de kritieken op de jeugd hadden. Het

zou daarom interessant zijn een onderzoek te verrichten naar de reacties van de

leden van de zuil via lezersbrieven en interviews. Belangrijk blijft echter wel dat

de liefde van jongeren voor de muziek nooit duidelijk afnam, ondanks de critici.

Er dienen zich nog enkele interessante onderzoeksmogelijkheden aan.

De centrale vraagstelling van dit werk zou men bijvoorbeeld op Wallonië kunnen

toepassen om een vergelijking te maken met Vlaanderen. Waarschijnlijk zouden

er enkele andere zaken opduiken die het proces van toe-eigening beïnvloedden. In

dit werk werd immers aangetoond dat er kleine verschillen bestonden tussen de

situatie in Vlaanderen en andere gebieden. Rock and Roll kreeg in het Vlaamse

landsgedeelte geen eigen gezicht, en de jeugdcultuur ontwikkelde zich een stuk

trager dan bijvoorbeeld in Nederland. Rockrelletjes waren er helemaal niet. Men

kan dus stellen dat Vlaanderen zijn naam van brave en rustige regio alle eer aan

deed. Dit betekende echter niet dat er helemaal geen invloed was.

199 S. Frith, ‘Music and identity’, in: S. Hall ed., Questions of cultural identity (Londen 1996) 114.

Page 106: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

106

Tenslotte kan men zich afvragen of bepaalde factoren die het discours

over populaire jongerenmuziek in de jaren vijftig bepaalden vandaag nog een rol

spelen in Vlaanderen. Vanaf de jaren zestig verdween zoals gezegd de echte Rock

and Roll. Groepen als The Beatles en The Rolling Stones namen de fakkel over en

pacifistische protestzangers werden nieuwe strijders tegen de traditionele waarden

en normen. Toch was de sound van de nieuwe sixties-genres op een andere manier

revolutionair dan die van de Rock and Roll. De strijd leek zich op een ander

muzikaal terrein af te spelen. Protestzangers creëerden een nieuwe subcultuur.

Hierin werden nu eerder zaken zoals maatschappelijke ongelijkheid en

ideologisch conservatisme aangeklaagd. Het was deze generatie die definitief de

het traditionele waarden- en normenpatroon de rug toekeerde, hoewel restanten

bleven gelden binnen hun leefwereld. Historicus Kim Timperman toonde aan dat

de scherpe woorden van deze nieuwe generatie zangers vanaf midden jaren zestig

ook andersoortige kritiek met zich mee brachten. De composities en teksten

werden veel complexer en bij de protestzangers werden woorden belangrijker dan

de manier van performen. Hierdoor bekritiseerde of bejubelde men in vele

verzuilde tijdschriften steeds meer de muziek zelf in plaats van de dans, de

bewegingen of de bijhorende mode.200

Na de hippies, in feite nauw aanleunend bij het protestgenre uit de jaren

zestig, die drugs en vrije seks propagandeerden, dook een nieuwe muzikale

antibeweging op. Tijdens de jaren tachtig ontstond een (universeel) populair

geluid dat indruiste tegen de gangbare waarden en normen. Psycholoog James

Arnett gaf aan waarom de ruige Metal en Punk aansloegen. Vele adolescenten

voelden zich vervreemd binnen de westerse geïndividualiseerde maatschappij.

Door de stijgende ontzuiling en het gebrek aan sociaal-constructieve krachten

werden de mogelijkheden tot betekenisgeving immers sterk uitgehold. Instituties

als kerk, staat en school hadden gedurende de jaren zestig en zeventig steeds meer

invloed op de jeugd verloren. Punk en Heavy Metal vormden een nieuwe

200 K. Timperman, Rock en de romantiek: de begripshistorische evolutie van pop en rock en de

perceptie van populaire muziek in Vlaanderen tijdens de sixties (onuitg. lic.verh.) (Leuven 2003)

66-67.

Page 107: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

107

soundtrack voor het jeugdige verzet. De genres spraken jongeren aan omwille van

hun bitterheid jegens de directe sociale omgeving en maatschappij in het

algemeen. De slagzin van het protest veranderde volgens historicus Frans van

Gemert van ‘make love, not war’ naar ‘no future’.201 De aantrekkingskracht van

beide genres nam stilaan af maar leefde gedeeltelijk door in de Grunge. De

hevigste aanhangers van dit genre beschouwden de ‘Ichschmertz’ van Nirvana

zanger Kurt Cobain als een voorbeeld van antigedrag. Binnen de steeds groeiende

Amerikaanse grootsteden dook dan weer de Rap-muziek op die eveneens voor de

vorming van een subcultuur zorgde. De leden van die cultuur reageerden tegen de

armoede en het sociale onderscheid die het kapitalisme met zich meebracht.

Via de Rap komen we tot de populaire muziekscène anno 2005. Is er bij

het begin van de éénentwintigste eeuw nog een revolutionair geluid te horen in

Vlaanderen en wordt de muziek op dezelfde manier toegeëigend als dat het geval

was met de Rock and Roll? Eerst en vooral lijkt ‘de moraal van de eerste indruk’

en de hedonistische filosofie meer dan ooit springlevend. Daarnaast is de culturele

invloed van Amerika binnen het populaire muzieklandschap alles overheersend

gebleven. Bij het begin van de éénentwintigste eeuw werden zelfs genres waaraan

de Rock and Roll schatplichtig was, opnieuw aangesproken. Binnen de virtuele

cultuur tonen televisiezenders om de haverklap R&B-clips (ritmische mix van

Rap en Rythm and Blues, meestal met heel wat Latino invloeden) waarin prijzig

aangeklede zangers of zangeressen tussen halfnaakte dames staan te dansen.

Binnen de eigentijdse cultuur duiken ook heel wat populaire Techno of Drum and

Base-nummers op, die met hun opzwepend ritme aanzetten tot wild dansen.

Op het eerste zicht zijn er dus opvallend veel gelijkenissen tussen de

Rock and Roll en de actuele-performances, althans als men de verschillende

omstandigheden waarin men toen en nu muziek maakt wil relativeren. Als men

specifiek de kritiek tegen het hedendaagse normen- en waardenpatroon in acht

neemt, valt vooral een gelijkenis tussen Rock and Roll en de moderne Gansta Rap

201 J. Arnett, Metalheads. Heavy metal music and adolescent alienation (Colorado1996) 189-192

en F. van Gemert, Crips in drievoud en dossieronderzoek naar drie jeugdbendes (Amsterdam

1998) 16.

Page 108: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

108

(Eminem, Tupac,…) op. Deze Amerikaanse muziek schets immers een wilde

wereld, die op gespannen voet staat met de respectabele samenleving. Het

revolutionaire karakter blijft dus, want jongeren kunnen bijvoorbeeld uit de

alledaagse werkelijkheid vluchten door te dansen of luisteren naar de muziek.

Toch is er vandaag minder sprake van twee kampen (jongere fans versus oudere

critici) zoals tijdens de jaren vijftig bestond. De bedrijfs- en mediawereld doen

vandaag veel meer pogingen om het rebelse karakter van de muziek te gebruiken

om er munt uit te slaan. Dit heeft uiteraard te maken met het afnemen van het

aantal katholieke of zelfs socialistische ‘controleurs’ en ‘critici’. Dit leidt tot een

paradoxale conclusie. Enerzijds kan men stellen dat jongeren zich de kenmerken

van de Gansta Rap toe-eigenen omdat ze daarmee willen protesteren tegen

bepaalde normen en waarden. Anderzijds valt het op dat de rappers en fans

bepaalde andere hedendaagse waarden juist appreciëren. Hun kledij en manier van

dansen sluit perfect aan bij de moraal van de eerste indruk en de individuele

keuzevrijheid die in de westerse samenleving, begin éénentwintigste eeuw,

algemeen gangbaar zijn.202

De aantrekkingskracht van de moderne performance lijkt daarentegen

nog steeds ontegensprekelijk op die van de Rock and Roll. Hierbij dient wel

opgemerkt dat voorgaande populaire genres zoals Disco of Funk eveneens op

bijna dezelfde manier als de Rock and Roll werden geperformed. Dit maakt dan

weer duidelijk dat de Rock and Roll de grondlegger was een nieuw soort

performance waarin seks en dynamiek centraal stonden. Al deze vaststellingen

maken duidelijk dat de verzuilde kritieken op lange termijn niet meer waren dan

een storm in een glas water. De receptie van de Rock and Roll veroorzaakte een

revolutionair proces van toe-eigening dat naarmate de jaren vorderden in

aangepaste of gemuteerde vorm het verband tussen jeugd en populaire muziek

bleef verduidelijken.

202 F. van Gemert, Crips in drievoud en dossieronderzoek naar drie jeugdbendes (Amsterdam

1998) 27-28.

Page 109: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

109

BIBLIOGRAFIE

BRO00E0

ONUITGEGEVEN BRONNEN

Gent- Instituut voor sociale geschiedenis (AMSAB)

Archief SM het Licht, Onuitgegeven informatie over festivals georganiseerd in de

Vooruit tijdens de jaren vijftig en zestig, dossiernummer Z100348.

Leuven- Documentatie- en onderzoekscentrum voor religie, cultuur en

samenleving (KADOC)

Archief van het Davidsfonds, Correspondentie tussen het Davidsfonds en de

9.I.R/B.R.T., dossiernummer 9.9.6.

ONUITGEGEVEN BRONNEN

Antwerpen- Openbare Stadsbibliotheek

Song Parade- jaargang 1 (1955) tot jaargang 6 (1960).

Juke Box- jaargang 1 (1957) tot jaargang 4(1960).

Leuven- Documentatie- en onderzoekscentrum voor religie, cultuur en

samenleving (KADOC)

De Bevrijding. Ledenblad van de katholieke arbeidersjeugd- jaargang 5 (1950) tot

jaargang 12 (1962).

DUX. Katholiek maandblad voor allen die medewerken aan de vrije

jeugdvorming in België en 9ederland- jaargang 23 (1950) tot 35 (1962).

Lente. Ledenblad van Chiro 9ationaal- jaargang 2 (1950) tot jaargang 14 (1962).

Trouw. Ledenblad van Chiro 9ationaal- jaargang 7 (1950) tot jaargang 19 (1962).

Ons Leven. Periodiek van het katholiek Vlaamse hoogstudentenverbond,

verbonden aan de katholieke universiteit Leuven- jaargang 62 (1950) tot jaargang

74 (1962).

Page 110: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

110

Gent- Instituut voor sociale geschiedenis (AMSAB)

Vriendschap. Ledenblad van de socialistische jeugdbeweging- jaargang 1 (1953)

tot jaargang 9 (1962).

ABC. Socialistisch jongerenblad voor wetenschap en cultuur- jaargang 22 (1953)

tot jaargang 31 (1962).

Gent- Het liberale Archief

9eohumanisme. Periodiek van het liberaal Vlaamse hoogstudentenverbond,

verbonden aan de Rijksuniversiteit Gent- jaargang 17 (1953) tot jaargang 26

(1962).

WERKE0

F. vanden Abbeele, De socialistische jeugdbeweging in Vlaanderen, ontwikkeling,

organisatie en werking. Bijdrage tot een vergelijkende studie (onuitg. lic.verh.)

(Leuven 1979).

J. Amery en M. Mok, Het moderne westen: culturele ontwikkeling na 1945

(Utrecht 1963).

J. Anthierens, Tien jaar Vlaamse televisie. Een overzicht (Hasselt 1963).

J. Arnett, Metalheads. Heavy metal music and adolescent alienation (Colorado

1996).

M. Bane, White boy singin’ the blues (New York 1982).

P. Blaas, ‘De verjongde barbaren. Enkele historische ficties van de romantiek’, in:

J. Tollebeek, F. Ankersmit en W. Krul, ed. Romantiek en historische cultuur

(Groningen 1996) 47-65.

K. Blondeel en K. Depruydt, ‘Alle 100 top. De platen die uw leven veranderen’,

in: De Morgen (7 maart 2003) 11-30.

L. Bousse en A. Massinger, ‘Toen de B.R.T. nog N.I.R. was’, in: R. Gobyn en H.

Gaus, ed. De fifties in België (Brussel 1988) 193-202.

C.G. Brown, ‘The sixties and secularisation’, in: The death of Christian Britain.

Understanding secularisation 1800-2000 (Londen 2001) 170-193.

Page 111: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

111

H. van den Bulck, De rol van de publieke omroep in het project van de

moderniteit: een analyse van de bijdrage van de Vlaamse publieke televisie tot de

creatie van een nationale cultuur en nationaliteit (1953-1973). (onuitg. lic.verh.)

(Leuven 2000).

P. Burton, Radio and television broadcasting on the European continent (Boston

1967).

H. Cammaer, red. Jeugdproblematiek: tien jaar onderzoekswerk (Antwerpen

1967).

U. Claeys, J. van den Bosch en F. van Mechelen, Volksontwikkeling en

vrijetijdsbesteding in Vlaanderen. Een sociologisch onderzoek bij de actieve

9ederlandstalige bevolking van België (Leuven1964).

P.G. Christenson en D.F. Donald, It’s not only Rock and Roll. Popular music in

the lives of adolescents (Liverpool 1998).

S. de Clercq, Het Davidsfonds en de Vlaamse beweging 1945-1960 (Leuven

2002).

G. de Coster, G. de Bruycker en K. Dierckx, Wit-lof from Belgium. Veertig jaar

popgeschiedenis in België (Brussel 1990).

J. Curtis, Rock eras: interpretations of music and society, 1954-1984 (Ohio 1987).

J. Delvaux, Big in Belgium. Het verhaal van de Belgische pop (Antwerpen 1997).

M. Dickmans, Vlaamse hitfeiten! Van 1956 tot en met 1995 (Tienen 1995).

K. Eggers, 9o sex, no drugs, just rock and roll. Een biografisch onderzoek naar

de jeugdsubcultuur van de rockers in het Vlaanderen van de jaren vijftig (onuitg.

lic.verh.) (Leuven 1993).

P.L. van Elderen, Van de wieg tot het graf. Popliedjes in de verzorgingsstaat, in:

P.L. van Elderen e.a., De held in het oorlogsmuseum en andere beschouwingen

over populaire cultuur (Leuven 1983).

W. van den Eynde, ‘De desintegratie van de muziekcultuur’, in: R. Gobyn en H.

Gaus, De fifties in België (Brussel 1988) 143-169.

M. Fraeyman, M. Bonte en G. Marivoet, Het probleem van de jongeren aan de

arbeid, KAJ, ACW (Brussel 1970).

Page 112: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

112

W. Frijhoff, ‘Toe-eigening: van bezitsdrang naar betekenisgeving’, in: Trajecta-

Tijdschrift voor de geschiedenis van het Katholieke leven in de 9ederlanden, 6

(Amsterdam 1997) 99-118.

S. Frith, The sociology of Rock (Londen 1978).

S. Frith, ‘Music and identity’, in: S. Hall ed., Questions of cultural identity

(Londen 1996) 108-127.

S. Frith, Performing rites. Evaluating popular music (New York 1998).

H. Gaus, J. van Hoe en M. Brackeleire, Mensen en mode: de relatie tussen kleding

en konjunktuur (Leuven 1992).

F. van Gemert, Crips in drievoud en dossieronderzoek naar drie jeugdbendes

(Amsterdam 1998).

A. Hermans, ‘Krachtlijnen in de doelstellingen van Chirojeugd (tot medio jaren

’60’)’, in: M. de Vroede ed., Chiroleven 1934 - 1984. Aspecten uit verleden en

heden van een jeugdbeweging (KADOC jaarboek) (Leuven 1984) 11-34.

R. Hoggart, Contemporary cultural studies: an approach to the study of literature

and society (Birmingham 1969).

M. Hoste, De verangelsaksing van de lichte muziek in Vlaanderen (onuitg.

lic.verh.) (Gent 1992).

L. Huyse, De verzuiling voorbij (Leuven 1987).

J. Janssen, ‘Van kakkers tot punkers. Over kleding, mode en jeugdcultuur’, in:

Jeugd en samenleving, 5 (Rotterdam 1987) 269-288.

G. Keunen e.a., Pop! Een halve eeuw beweging (Tilburg 2002).

I. de Kessel en M. Verhelst, De roerige en oproerige jaren, 1955-1975 (Brussel

1977).

R. Laermans, In de greep van de moderne tijd: modernisering, verzuiling,

individualisering en het naoorlogse publieke discours van de ACW-

vormingsorganisatie. Een proeve tot cultuursociologische duiding (Leuven 1992).

R. Labree, Rock and Roll in rood-wit-blauw. De invloed van de Amerikaanse

Rock en Roll op 9ederland en de 9ederlandse popmuziek tussen 1955 en 1965

(Amsterdam 1993).

Page 113: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

113

‘Les nouveaux temps’, in: Le Peuple (11 November 1955) (Leuven, Centrale

universiteitsbibliotheek) 9.

L.B. Meyer, Emotion and meaning in music (Chicago 1956)

G. de Meyer, ‘ Sprekende machines: geschiedenis van de fonografie en van de

muziekindustrie’, in: Cultuurstudies, dl. 2 (Leuven 1996) 52-68.

G. de Meyer en K. Ameryckx, De geschiedenis van de Belgische muziekindustrie

(Leuven 1999).

J. Miller, Flowers in the Dustbin. The rise of Rock and Roll, 1947-1977 (Toronto

1999).

T. Mitchell, Popular music and local identity (Leicester 1996).

L. van Molle, Sociale geschiedenis van de 9ieuwste Tijd (cursus) (Katholieke

Universiteit Leuven, departement geschiedenis, 2004).

L. Mutsaers, ‘Nederlandse popmuziek: schatplichtig aan buitenland troef’, in:

Spiegel Historial, 9 (2003 Amsterdam) 388-395.

T. Nagels, Coverversies in het licht van muzikale globalisering en muzikale lokale

identiteit. Een onderzoek van Vlaamse hitparades (onuitg. lic.verh.) (Leuven

2000).

K. Negus, Popular music in theory. An introduction (Cambridge 1996).

M. Ochs ed., Classic rock covers (Dusseldorf 2002).

E.K. Petersen, ‘An investigation into woman-identified music in the United

States’, in: Koskoff, E. ed. Woman and music in cross-cultural perspective

(Londen 1982) 201-214.

A. Racine, De jeugdmisdadigheid in België in 1958 en 1959 (Brussel 1961).

D. Rees ed., Rock stars encyclopedia (Londen 1996).

H. Righart, ‘De muzikale formattering van een generatie. Popmuziek en de jaren

zestig’, in: Sociologische gids: tijdschrift voor sociologie en sociologisch

onderzoek, 37 (2000) 413-422.

J. Roes, ‘Dux, 1925-1970. Over herkomst en wording van de moderne katholiek’,

in: J. Roes ed., Tussen jeugdzorg en jeugdemancipatie. Een halve eeuw jeugd en

samenleving in de spiegel van het katholieke maandblad Dux, 1927-1970.

(Utrecht 1979) 490-513.

Page 114: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

114

B. Rosenberg, ‘Mass culture in America’, in: A. Coser en B. Rosenberg,

Sociological theory: a book of readings (New York 1957) 4-17.

P. W. Rutten, Hitmuziek in 9ederland. 1960 - 1985 (Amsterdam 1992).

A. Sinfield, Literature, politics, and culture in postwar Britain (Berkeley 1989).

L. Sioen, Can't help falling in love: de receptie van en de mythevorming rond

Elvis Presly in Vlaanderen (1956-1977) (onuitg. lic.verh.) (Leuven 2004).

D. Slootweg, W. Van Beusekom en C. de Kloet, Ach ja…de jaren vijftig

(Amsterdam 1974).

De Standaard, 6 oktober 1956, 12.

De Standaard, 11 december 1957, 3.

Le Soir, 12 december 1957, 14.

F. Steensma ed., Oor’s eerste 9ederlands popencyclopedie (Amsterdam 1985).

J. Stroop, ‘Popmuziek tussen platenconcerns, massamedia en management’, in: J.

Stroop, Popmuziek, kunst, cultuur of koopwaar (Amersfoort 1977) 18-49.

J. Struye, R. van Cauwelaert en P. Ibou, Ik weet nog hoe het was. Dorpen in

Vlaanderen (Antwerpen 1978).

D.P. Szatmary, Rockin’ in time: a social history of rock-and-roll (New Jersey

2000).

G. Tillekens en M. du Bois-Reymond, 9uchterheid en nozems: de opkomst van de

jeugdcultuur in de jaren vijftig (Muiderberg 1990).

K. Timperman, Rock en de romantiek: de begripshistorische evolutie van pop en

rock en de perceptie van populaire muziek in Vlaanderen tijdens de sixties

(onuitg. lic.verh.) (Leuven 2003).

W. Vandersypen, Rock and roll in België. Verleden, heden en toekomst (onuitg.

lic.verh.) (Leuven 1981).

S. Vanslembrouck, Geschiedenis van de 9IR-BRT de evolutie van de

kunstprogrammering (1953-1974) (onuitg. lic.verh.) (Gent 2002).

Vooruit, 5 april 1957, 4.

Page 115: De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950 - 1963

115

L. Vos, ‘De nieuwe studentenbeweging. Welvaart en mentaliteit in de jaren

zestig’, in: Frijhoff, W. en Hiemstra, M. Bewogen en bewegen. De historicus in

het spanningsveld tussen economie en cultuur (Tilburg 1986) 65-90.

H. Willaert en J. Dewilde, Het lied in ziel en mond: 150 jaar muziekleven en

Vlaamse Beweging (Tielt 1987).

M.A.Wilsens ed., Bij leven en welzijn. Een eeuw dagelijks leven in België (Tielt

1999).

R. van Yper, Rock it!!! Race met de duivel (Berchem 2002).

H. Willaert, ‘Met lied, theater, ABN en kleinkunst: het verbond als cultuurdrager’,

in: L. Vos, B. de Wever en H. Willaert, Vlaamse vaandels, rode petten. Honderd

jaar katholiek Vlaams hoogstudentenverbond (Kapellen 2002) 57-70.

DIGITALE INFORMATIE

T. Claerhout, 9eohumanisme, 2004.

(http://student.ugent.be/lvsv/pages/neohumanisme/text_neohumanisme.html)

D. Jasen, Tin Pan Alley, 2004

(http://www.angelfire.com/stars3/halarnold/whatstinpanalley.htm).

L. Roffesart, Belgium Rock and Roll 1954-1965, 2005

(http://home.scarlet.be/~pin17653).

R. Rublin en R. Maine, The composers of Tin Pan Alley, 2005

(http://parlorsongs.com/bios/composersbios.asp.).

SPEELFILMS

M. Gabrel, Rock around the clock, speelfilm, 1956.

S. Stern, Rebel without a cause, speelfilm, 1954.

GESPREKKEN

Gesprek met Luc Pareyn, directeur van het Liberaal Archief te Gent, 22 maart

2005.