Journal Psychology Special Pedagogy Social Work, Nr-39, year 2015
CLOU nr. 39, december 2008
description
Transcript of CLOU nr. 39, december 2008
THEMA DE NIEUWE CONSUMENTKOPEN BEGINT AL IN DE MAXY COSI
CHARACTERS IN KINDERMARKETING
VROUWEN, DE BOUWMARKT EN DE AUTOSHOWROOM
DE FINANCIËLE STEMMING VERTROUWEN IS OLIE ÉN CEMENT
DALENDE AUTOVERKOPEN CRISIS EN DUURZAAMHEID
8
24
34
Adverteerdersindex
Blauw Research 11 | Blauw Select 31 | Euroclix 37 | GMI 25 | I&O Research 53 | Intomart GfK 19 | Inview 43 Isiz 41 Mail Street 49 | MOA 27, 45 | Mobiel Centre 55 | OP&P 2 | Panteia 9 | Passageway 51
TeamVier 23 | TiasNimbas 47 | TNS NIPO 56 | Toluna 15
INHOUD
Nog maar pas op aarde en het grote leven lonkt. Al in de Maxi Cosy ben je een serieuze
doelgroep. Want kinderen willen graag weten wat er te koop is. Maar: ‘Je mag ze wel
informeren, maar niet verleiden.’
Peter van Hoesel wil bruggen slaan tussen beleids- en marktonderzoek, het liefst in een
een gemend bureau. Sterker: hij geeft zelf het goede voorbeeld, als directievoorzitter van
Panteia, waarin zeven bureau samenwerken. Op zoek naar de grenzen.
Banken zijn nogal inconsistent als het gaat om het adviseren van particuliere beleggers.
Fred van Raaij weet er alles van, en neemt voor Clou alle ins & outs van risico, Icesave en
vertrouwen door.
THEMA DE NIEUWE CONSUMENT
12 De marketingkip van Bibaboerderij
13 Jongeren willen veel keuze
14 Veel kinderen bewegen te weinig
16 Vrouwenmarketing in het mannendomein – geen roze advertenties
20 Ouderenmarkt groeit en bloeit
21 Meiden generen zich voor condoom
32 Kredietcrisis – de stemming in het land
33 Column Peter Zegwaart – Een sector in verval
36 Consuminderen
38 Audo-industrie in het nauw – consumenten staan op de rem
40 Failliet van shareholdersvalue is winst voor duurzaamheid
42 MOA-panel – onderzoek naar invloed van de economische crisis
44 Nederlander trouw aan eigen bank
4 Redactioneel
5 Feiten & Omstandigheden
22 In de Steekproef – Oneerlijke concurrentie
23 Column Andy Santegoeds – My all time favourite
28 MIE breekt alle records
30 De visie van Swocc op merkdesign
46 Opmerkelijk! (nr. 6)
48 Mixed-mode – revolutie in het marktonderzoek
50 Onderzoek in het nieuws – Michiel van der Kaaij – Stichting Artes
52 MOA Nieuws
53 Column Bert de Vries – Een nieuw imago
CLOU 39 DECEMBER 2008
DE FINANCIËLE WERELD
COLOFON REDACTIONEEL
e-mail redactie: [email protected]
website: www.moaweb.nl
Adreswijzigingen, abonnementen: [email protected]
REDACTIERAAD
Judith van Male, Peter Offermans, Robert van Ossenbruggen, Lucien Vermeer en
Wicher van Vreden
HOOFD | EN EINDREDACTIE
Jan Roekens ([email protected])
MEDEWERKERS
Rob van Bodegom, Vittorio Busato, Mirjam Broekhoff, Marieke C. Elsenga,
Robert Heeg, Else de Jonge en Bert de Vries.
Fotobijdragen: Rob van Bodegom
ADVERTENTIES
MOA
Ellen Luttikhuis
e-mail: [email protected]
telefoon: 020-6869328
Zevende jaargang, nummer 39 DECEMBER 2008
oplage: 8.500 exemplaren
VORMgEVINg | OPMAAK
David Louf | outoforder
DRUK
Giethoorn ten Brink, Meppel
Gehele of gedeeltelijke overname of reproductie van artikelen is uitsluitend toegestaan na schriftelijke toestemming van de uitgever en met bronvermeldingISSN: 1383-5904
Clou verschijnt zes maal per jaar. Het volgende nummer komt 25 februari uit. Deadline voor redactionele bijdragen is 28 januari. Thema: De technische voorsprong
CLOU is een uitgave van de CLOU B.V.
Reacties en bijdragen kunnen worden gezonden
naar MarktOnderzoekAssociatie | redactie Clou
Arlandaweg 92 | 1043 EX Amsterdam
telefoon 020-6869328 fax 020-4750285
Judith van Male
CLOU PAgINA 4
DE VRAAg VOORBIJ
In de Adformatie die ter gelegenheid van het MIE verscheen, gaat Joris van
Groningen in het artikel ‘Harde cijfers zonder garantie’ in op de kwaliteit
van de vraagstelling in kwantitatief onderzoek. Geconstateerd wordt dat
die vraagstelling nogal eens een vertekend beeld oplevert: de vraag is zo
geformuleerd dat het antwoord van de respondent in een bepaalde richting
wordt gestuurd, of het onderwerp zegt de respondent zo weinig dat hij/zij
niet anders kan dan een nietszeggend antwoord geven.
Ook in kwalitatief onderzoek is de vraagstelling van essentieel belang
voor de kwaliteit van het onderzoek. Een vraag dient zo neutraal en open
mogelijk gesteld te worden en zo min mogelijk te trechteren naar een
antwoord. Niet alleen gesloten maar ook open vragen sturen een bepaalde
richting op. Aan de vraag ‘Wat vindt u ervan?’ ligt al een veronderstelling ten
grondslag, namelijk dat de respondent er überhaupt een mening over heeft.
Respondenten gaan ervan uit dat er een rationeel antwoord van ze verwacht
wordt. Als een autokoper gevraagd wordt waarom zijn keuze op merk A
is gevallen, zal hij refereren aan de functionele kwaliteiten – bijvoorbeeld
de ruimte in de auto en de veiligheid – en niet aan zijn onderliggende
drijfveren, bijvoorbeeld: met de keuze van dit merk wil ik tot uitdrukking
brengen dat ik een verantwoordelijke huisvader ben en de veiligheid van
mijn gezin op de eerste plaats stel.
Onderzoekers en hun opdrachtgevers zijn juist geïnteresseerd in die
diepere drijfveren en waarden. De uitdaging is dus om die naar boven
te halen. Hiervoor zijn al heel wat methoden ontwikkeld. Een categorie
betreft de projectieve technieken. Basisprincipe van deze technieken is
om het rationele deel van de hersenen te omzeilen door andere delen
van het brein aan te spreken. De respondent krijgt de instructie om te
associëren, zijn fantasie te gebruiken en niet te lang over de taak na te
denken. Een voorbeeld van zo’n techniek is het maken van een collage.
Respondenten zoeken, individueel of in groepjes, plaatjes die zij associëren
met het onderzoeksonderwerp, en plakken die op een groot vel. Niet het
eindproduct van deze exercitie is belangwekkend, maar het verhaal dat
de respondent erbij vertelt. Dat verhaal kan onvermoede aspecten rond
een onderzoeksonderwerp naar boven brengen. In een onderzoek naar
de woningmarktpositie van allochtonen, dook in de collages van jonge
Turkse en Marokkaanse mannen telkens het plaatje op van een perfect
georganiseerde inloopkast. Dat plaatje bleek niet alleen de verbeelding te
zijn van hun wens om ‘netjes’ te wonen. Uit hun verhalen bij de collages
bleek een geschikt huis voor hen ook te staan voor ‘orde in je hoofd en in je
leven scheppen’.
Er wordt nogal eens sceptisch gedaan over projectieve technieken.
Het zou vage, subjectieve resultaten opleveren die naar believen door de
onderzoeker kunnen worden geïnterpreteerd. De praktijk wijst echter uit dat
ze een grote meerwaarde hebben in kwalitatief onderzoek. Het zou daarom
een goede zaak zijn als deze technieken meer aandacht zouden krijgen
in de onderzoekswereld en vaker onderwerp zouden zijn van discussie en
systematische reflectie.
FFEITEN & OMSTANDIgHEDEN
8 OP 10 KLANTEN KIEST VOOR gEMAK
Uit onderzoek van MarketResponse blijkt dat gemak een steeds belangrijkere rol speelt bij con-sumentenkeuzes.
80% procent van de consumenten laat zich bij het ko-
pen van mobieltjes, verzekeringen en online produc-
ten en diensten leiden door gemak. Bedrijven moeten
‘easy’ zijn, zeker in branches waar de consument het
vertrouwen volledig kwijt is.
Wat gemakkelijk is voor klanten is allerminst eenvou-
dig voor bedrijven. Gemak verschilt namelijk per bran-
che en per doelgroep. Zo wil de helft van de 55-plus-
sers een telefoon met zo min mogelijk knopjes, terwijl
de meeste jongeren het juist gemakkelijk vinden dat
een toestel een maximaal aantal functies biedt.
BEDRIJVEN WORSTELEN MET VERgRIJZINg
Nederlandse bedrijven nemen nog steeds on-voldoende maatregelen om de vergrijzing van de arbeidsmarkt op te vangen. Dat blijkt uit een studie van het Adecco Institute, een denktank en centrum dat onderzoek verricht naar de toekomst van werkgelegenheid.
Uit de studie blijkt voorts dat Nederlandse bedrijven
kampen met een tekort aan technisch en com-
mercieel geschoold personeel. Meer dan een kwart
krijgt haar vacatures niet ingevuld. Maar liefst 72%
van de werkgevers gelooft dat dit probleem is op te
lossen door oudere werknemers meer en langer aan
het werk te laten. Maar amper 8% voegt effectief de
daad bij het woord met concrete plannen om meer
oudere werknemers aan te werven en de kenniskloof
te dichten.
CLOU PAgINA 5
NEDERLANDERS VERKIEZEN gLAS BIER BOVEN FLES
De populairste politicus om bier mee te drinken is Wouter Bos. grote kans dat hierbij gewoon pils gedronken wordt, want dit is nog steeds de meest favoriete biersoort.
Ouderwets genoeg wordt bier nog voornamelijk door
mannen gekocht en het liefst in een kratje. Maar in
plaats van de fles aan de mond pakt de Nederlander
er tegenwoordig toch vaker een glas bij. Dit blijkt uit
het vierde Nationaal Bieronderzoek van het Centraal
Brouwerij Kantoor (CBK), uitgevoerd door Ruigrok |
NetPanel.
Het favoriete bier van Nederland is nog steeds ge-
woon ‘pils’ (74%), gevolgd door ‘witbier’ (29%) en
‘overig speciaal bier’ (26%). Bier wordt nog steeds
meer door de man dan de vrouw aangekocht (64%
versus 36%). Een ruime meerderheid koopt zijn bier
per krat (63%), gevolgd door een sixpack van flesjes
(27%). Uit deze flesjes wordt echter niet gedronken,
want bier uit glas wint enorm aan populariteit. Dronk
in 2005 52% nog het liefst uit een glas, anno 2008 is
dit 65%. Tegelijkertijd daalde de populariteit van het
drinken uit een flesje (40% naar 25%).
HUISDIER WORDT VOLWAARDIg gEZINSLID
Het huisdier gaat zich in het gezin steeds meer ontwikkelen als een volwaardig lid van de familie. Een overgrote meerderheid van de Nederlanders verwacht dat vooral de hond en kat over tien jaar vaker als ‘kind’ wordt beschouwd. Dat blijkt uit een representatief onderzoek van TNS NIPO in opdracht van Proteq Dier & Zorg.
Uit de steekproef blijkt dat 4 op de 5 mensen ver-
wacht dat de hond in de toekomst vaker als kind
wordt gezien. Voor katten ligt dat percentage iets
lager (7 op de 10 mensen).
De respondenten verwachten ook een groei van voe-
dingswaren voor huisdieren, in meer varianten, zoals
meer vers voer, light et cetera. Daarnaast komt er ook
meer kleding beschikbaar voor de trouwe viervoeters,
denkt 41%. De menslievende gedachte over honden
en katten vertaalt zich ook in de ontwikkeling van de
medische technieken om het dier zo lang mogelijk
in leven te houden. De ondervraagden denken dat
lasertechniek, MRI, gebitsbehandelingen en chemo-
kuren in de toekomst vaker worden toegepast op het
huisdier. Transplantatie bij hond of kat vindt twee op
de vijf Nederlanders over tien jaar acceptabel.
CLOU PAgINA 6 FEITEN & OMSTANDIgHEDEN
VAKANTIEMARKT LICHT gEgROEID IN 2008
Zo’n 82% van de Nederlanders is in 2008 een of meer keren op vakantie geweest. Samen onder-namen zij bijna 36 miljoen vakanties, een stijging van 2% ten opzichte van 2007. De stijging deed zich alleen voor bij de buitenlandse vakanties (+5%); het aantal binnenlandse vakanties daalde licht (-1%). De totale bestedingen aan vakanties stegen met 10% naar 15,3 miljard euro. Dit blijkt uit de jaarresultaten van het ContinuVakantieOn-derzoek (CVO), een onderzoeksproject van NBTC-NIPO Research.
In 2008 zijn zo’n 18,5 miljoen buitenlandse vakanties
ondernomen, een stijging van 900.000 vakanties ten
opzichte van 2007. Een aanzienlijk deel van de groei
van de buitenlandse vakanties komt voor rekening
van de meivakantie, die in 2008 voor de meeste
scholen ruim twee weken duurde. Net als vorig
jaar voert Duitsland de top tien van buitenlandse
vakantiebestemmingen aan met 3 miljoen vakanties.
Frankrijk lijkt zich weer enigszins hersteld te hebben
van de dalingen van de afgelopen jaren; het aantal
vakanties groeide met maar liefst 10% naar 2,9 mil-
joen vakanties. België dat op de derde plaats staat,
zag het aantal Nederlandse vakantiegangers met 6%
dalen. Vrijwel alle Middellandse Zeebestemmingen
lieten behoorlijke groeicijfers zien: Spanje (+13%),
Italië (+10%) en Turkije (+20%). In 2008 brachten
Nederlanders zo’n 17,5 miljoen vakanties in eigen
land door, wat een daling betekent van zo’n 150.000
vakanties vergeleken met vorig jaar.
VERKOOP gSM’S DAALT IN 2009 VOOR HET EERST
Onderzoeksbureau gartner voorspelt dat in 2009 de wereldwijde verkoop van gsm’s voor het eerst zal dalen. De verkoop van mobiele telefoons we-reldwijd is in het derde trimester met slechts 6% toegenomen.
In totaal gingen er 309 miljoen stuks over de toon-
bank. In dezelfde periode vorig jaar was er nog
sprake van een stijging met 16%, blijkt uit cijfers van
Gartner. De cijfers bevestigen eerdere onderzoeken
die uitwijzen dat de gsm-markt aan afkoeling toe is.
Gartner gaat echter nog een stap verder: voor 2009
verwacht het zelfs een daling. Dat zou meteen de al-
lereerste keer zijn sinds de uitvinding van de gsm. De
afgelopen tien jaar was de gsm-markt keer op keer
goed voor indrukwekkende groeicijfers. Oorzaken is
de economische crisis, maar ook de beperkte be-
schikbaarheid van bepaalde modellen en het gebrek
aan innovatieve, aantrekkelijke producten. Bron: CRN/Datanews
BANKEN gEEN gELIEFDE WERKgEVER
Financiële instellingen zijn als werkgever uit de gratie bij jonge hoogopgeleiden. Philips heeft de status van meest favoriete werkgever van twee jaar geleden weer teruggewonnen. Dat blijkt uit jaarlijks onderzoek van het weekblad Interme-diair.
Vorig jaar nog was Rabobank de populairste werkge-
ver, maar dit jaar is de bank terug te vinden op plek
drie. ING zakte van een vierde plek terug naar num-
mer vijf. ABN Amro en Fortis zijn zelfs helemaal uit de
top tien verdwenen.
De nummer 1 is net als in 2006 elektronicaconcern
Philips, gevolgd door Shell. Unilever is terug te vinden
op een vierde plek. Nieuwe binnenkomers in de top
tien zijn de politie, onderzoeksinstituut TNO en super-
marktconcern Ahold.
Onder vrouwen is Rabobank wel nog steeds favoriet.
Bij allochtonen en leidinggevenden staat Shell bo-
venaan. Intermediair laat jaarlijks onderzoeken hoe
hoogopgeleiden tegen de arbeidsmarkt aankijken. Dit
jaar namen in totaal 6414 hoogopgeleiden deel aan
het onderzoek.
WERKENDE MOEDERS WILLEN FLEXIBILITEIT
De meeste moeders vinden dat het op hun werk goed mogelijk is om werk en privé te combineren. Toch is er wel degelijk ruimte voor verbetering. Dat blijkt uit een onderzoek van Synovate in op-dracht van Lof Media.
Werkende moeders hebben vooral behoefte aan
flexibiliteit en de mogelijkheid om thuis te werken.
Iets wat bij lang niet alle werkgevers mogelijk is.
1. Ouders vinden het maken van carrière niet het
belangrijkste in hun leven
2. Moeders vinden hun werk- zorg verdeling
niet optimaal
3. Werkende moeders hebben vooral behoefte
aan flexibiliteit
Organisaties die goed scoren op flexibiliteit zijn onder
meer Achmea, de Nederlandsche Bank, Shell, de
Tweede Kamer en de afdeling Ruimtelijke
Ordening van de gemeente Groningen.
CLOU PAgINA 7FEITEN & OMSTANDIgHEDEN
gELUK IS BESMETTELIJK
geluk is besmettelijk. Het kan overslaan op fami-lie en vrienden, maar vooral op buren. Collega’s lijken echter immuun voor de stemming van an-deren, omdat de werkrelatie veelal afstandelijker is. Dat blijkt uit een onderzoek, gepubliceerd in de British Medical Journal.
Ruim 5100 mensen vulden tussen 1971 en 2003
vragenlijsten in over geluk. Degenen die zeer positief
waren over de toekomst, hun leven en anderen wer-
den als gelukkig beschouwd. De kans dat dit over-
sloeg bleek niet alleen van de sociale afstand, maar
ook van de geografische afstand af te hangen.
Gelukkige vrienden die op maximaal 1,5 kilometer
afstand van de ander wonen wisten in een kwart van
de gevallen hun geluk op de ander over te brengen.
Gelukkige kinderen die in de buurt van hun ouders
wonen, hadden 14% kans hun ouders aan te steken.
‘Sociaal’ en ‘geografisch te dichtbij een geluksvogel’
blijken geen succesfactoren. De kans op overslaand
geluk voor samenwonende partners is slechts 8%.
Bron: De Telegraaf
LIEVER BOTERHAM DAN KANTINELUNCH
De Nederlander eet liever zijn eigen gesmeerde boterham tijdens de lunch dan een buffet in een kantine. Dat blijkt uit onderzoek van worstmake-rij Stegeman.
79% van de werkenden kiest tijdens de lunch voor de
eigen gesmeerde boterham, 21% van de lunch in een
kantine of een nabijgelegen winkel.
Maar liefst 20% van de Nederlandse vrouwen smeert
het brood van haar partner. Omgekeerd gebeurt dit
ook: 14% van de mannen smeert het brood voor zijn
vrouw. De boterhammen van de kindertjes worden
voornamelijk door moeders gesmeerd. Ook al neemt
10% van alle vaders deze taak ook voor zijn rekening.
Echt genieten van ons dagelijks brood doen we niet
altijd. Maar liefst 36% van de ondervraagden gaf aan
regelmatig achter de pc het brood weg te kauwen
vanwege tijdgebrek.
NETTE WINKEL NIET VOLDOENDE
Een goed verzorgde winkel is niet altijd nood-zakelijk om loyale klanten te houden. Dat wijst grootschalig mystery shopping-onderzoek onder 230 winkels uit. Het onderzoek werd uitgevoerd door &beyond, en gepubliceerd in Elsevier Retail.
Er is niet veel nodig om een klant over de drempel te
krijgen: vooral een verzorgde entree, een begaanbare
winkelvloer en goed functionerende winkelverlichting
zijn essentieel om de klant met een goed gevoel te
laten winkelen.Het sterkst bepalend voor de klant-
loyaliteit is het verkoopgesprek. Daarbij tellen zaken
als deskundig en professioneel adviseren, tijd nemen
voor de klant, het tonen van interesse in de klant en
het geven van een passend advies. Aspecten die voor
verbetering vatbaar zijn: stellen van open vragen,
samenvatten van wensen, ingaan op koopsignalen en
realiseren van de koop.
Daarnaast is ook bij houding en gedrag van mede-
werkers een sterke relatie met klantentrouw gecon-
stateerd. Begroeten van de klant, oogcontact maken
met de klant gedurende het verkoopgesprek, betrok-
kenheid en enthousiasme tonen en op een vriende-
lijke manier afscheid nemen. Al deze onderdelen
dragen bij aan een positieve klantenbinding.
Een kwart van de consumenten geeft minimaal eens
per maand aan een goed doel en nog een kwart
geeft minimaal eens per jaar. Respondenten geven
het liefst aan doelen die zich inzetten voor mensen,
bijvoorbeeld voor humanitaire en medische zaken.
Jongeren prefereren het doneren van tijd boven het
doneren van geld. Uit het onderzoek blijkt tevens dat
de Britse respondenten het meest over hebben voor
het goede doel (77% doneert). De Britten worden op
de voet gevolgd door de Spanjaarden (76%) en de
Nederlanders (72%). De Fransen en Duitsers sluiten
de rij; respectievelijk 66% en 61%.
Opvallend: 70% van de respondenten geeft aan dat
een bekende ambassadeur geen invloed heeft op de
beslissing om wel of niet te doneren.
Onderzoek van Survey Sampling International (SSI) toont aan dat consumenten ondanks het zoeken naar manieren om hun uitgaven te ver-minderen nog steeds bereid zijn geld te geven aan goede doelen. SSI ondervroeg 1.650 consu-menten in groot-Brittannië, Spanje, Duitsland, Frankrijk en Nederland.
Uit het onderzoek kwam naar voren dat de krediet-
crisis donaties maar minimaal beïnvloedt. Drie van
de vier ondervraagde consumenten geeft aan nog
steeds tijd of geld aan goede doelen te schenken.
Eén op de tien consumenten is gestopt met doneren
sinds de opkomst van de kredietcrisis en één op de
vijf consumenten geeft minder.
DONATIES AAN gOEDE DOELEN OVERLEVEN KREDIETCRISIS
CLOU PAgINA 8 THEMA DE NIEUWE CONSUMENT ILLUSTRATIE MICHIEL MOORMANN
CLOU PAgINA 9THEMA DE NIEUWE CONSUMENTTEKST ELSE DE JONGE
‘Nu wordt het pas echt feest! Met de aankleedpony’s van My Little Pony!,’ roept
een wel heel enthousiaste voice-over. De stem begeleidt een filmpje waarin drie
verrukt kijkende kleine meisjes de verjaardag van Pinky Pie vieren: een plastic
pony ‘met coole outfit en leuke spulletjes!’, die met een pony-garderobe van al
even hard plastic - rokken, truitjes, jurken, sjaaltjes, hoeden en broeken - kan
worden aan- en uitgekleed. Het twintig seconden durende reclamespotje, een
mengeling van animatie en gewoon beeld, is te vinden op de funzone van de web-
site van speelgoedfabrikant Hasbro, die het speelgoed geschikt acht voor kleuters
vanaf drie jaar. Maar houden die zich al op in de funzone van de Hasbro-site dan?
“Absoluut,” meent Paul Sikkema, directeur van Combat, een reclamebureau dat
zich richt op kinderen, jongeren en jong-volwassenen.”Een kwart van alle een-
tot driejarigen gaat regelmatig met vader of moeder het internet op. Veel ouders
denken namelijk dat kinderen achterop raken als ze er niet op tijd bij zijn. Internet
is dus heel geschikt als kanaal voor reclame die gericht is op kinderen van deze
leeftijd.”
De M van McDonald’sKinderen van 0 tot 6 jaar: in de marketingwereld worden ze toenemend benaderd
als een serieuze consumentengroep. Aantrekkelijk gekleurde verpakkingen, span-
nende verhalen erop of kleine cadeautjes erin, spelletjes, spotjes en wedstrijden
op internet, acties op de winkelvloer en televisiereclame moeten producten en
merken bij de allerjongsten onder de aandacht brengen. Waar komt de groeiende
commerciële interesse voor deze jonge consumentengroep vandaan? “Er heeft
zich een aantal veranderingen voorgedaan in de leefwereld van deze leeftijdsgroep
waardoor die voor de commercie interessant is geworden,” zegt Sikkema, die af-
gelopen 8 december dagvoorzitter was op het inmiddels jaarlijkse door Euroforum
georganiseerde congres over babymarketing. “Zo is de verhouding tussen ouders
en kinderen veranderd. Vroeger was die gebaseerd op ouderlijke autoriteit, nu is
die relatie gelijkwaardiger. Kinderen, ook de allerjongsten, beslissen tegenwoordig
mee over aankopen, bijvoorbeeld in de supermarkt. Daarnaast is de wereld van
kinderen groter geworden door de televisie en internet. Ze zijn daardoor makkelij-
ker te bereiken. En ze hebben jonger dan vroeger geld te besteden.”
Dat kinderen vanaf zeer jonge leeftijd in staat blijken productinformatie in hun
geheugen op te slaan is hier ook van betekenis. “Kinderen kunnen als ze twee zijn
de gele M van McDonald’s al onthouden en aan producten koppelen.
Het logo van Nike blijkt ook door de allerkleinsten herkend te worden.” Onderzoek
met een aantal productcategorieën – banken, chocola – heeft bovendien laten
zien dat wie erin slaagt consumenten op jonge leeftijd aan zich te binden, mag
rekenen op een relatief lange trouw aan dat product. “Mensen blijken hier gevoelig
voor jeugdsentiment. Als chocola niet alleen goed smaakt, maar mij ook nog aan
vroeger herinnert, heeft dat een meerwaarde.”
Hoe bereiken marketeers de jongste generatie? Sikkema: “Het dilemma bij deze
groep is of je je richt op de ouders of op de kinderen zelf. De meeste producenten
kiezen uiteindelijk voor beide. In de supermarkt bijvoorbeeld spreek je kinderen
aan met aantrekkelijke verpakkingen en kleine cadeautjes. Op ouders doe je een
appèl door te wijzen op gezondheidsaspecten. Zwaarlijvigheid onder kinderen
neemt toe, dus veel ouders zijn gevoelig voor vermeldingen over een laag vet- of
suikergehalte. Speelgoed breng je bij kinderen onder de aandacht door te laten
zien wat je ermee kunt. Ouders willen juist horen dat speelgoed veilig is en edu-
catieve waarde heeft.” En de prijs, is die nog van invloed? “Kosten worden vrijwel
nooit expliciet ingezet in campagnes gericht op ouders van deze leeftijdsgroep.
Mensen willen voor hun kinderen alleen het beste en daar past aandacht voor de
prijs niet in. Maar in de praktijk speelt geld natuurlijk best een rol.”
Echt fruitReclame gericht op kinderen is omstreden. Waar liggen, vindt Sikkema, de gren-
zen tussen nog wel en niet meer aanvaardbare commerciële bewerking van kleu-
ters en peuters? “Het is moeilijk om daar in zijn algemeenheid iets over te zeggen.
Regelgeving sluit al veel uit en wie de mazen van de wet opzoekt, wordt doorgaans
snel op zijn vingers getikt. Mensen zijn gebrand op volledige en correcte informa-
tie, zeker waar de gezondheid en veiligheid van kinderen in het geding is. Toen
Daphne Deckers vier jaar geleden suiker-rijke Chupa Chups-lollies aanprees als
een gezonde versnapering, omdat daar ‘echt fruit’ in zou zitten, kwam daar heel
snel heel veel protest tegen.” (In december 2004 oordeelde de Reclamecode Com-
missie na een officiële klacht van de Consumentenbond dat Deckers consumenten
misleidde met onjuiste informatie en daarbij haar gezag als deskundige moeder
had misbruikt. edj).
Sikkema, zelf reclamemaker, meent wel dat veel vakgenoten best eens wat meer
‘kindgerichtheid’ aan de dag zouden mogen leggen. “Speelgoedreclames op tele-
visie bijvoorbeeld zijn doorgaans heel lelijk: saai en nagesynchroniseerd.
Kinderen willen graag weten wat er te koop is
‘Het begint al in de Maxi Cosi’
Kinderen van nul tot zes jaar worden in de marketingwereld steeds meer benaderd als een
serieuze consumentengroep. Waar komt die commerciële belangstelling vandaan? Hoe
bereiken marketeers de jongste generatie en hun ouders? En hoe verantwoord is reclame
voor die leeftijdsgroep eigenlijk? ‘Je mag ze wel informeren, maar niet verleiden.’
CLOU PAgINA 10
En ze hebben vaak een harde tone of voice. ‘Dit moet je hebben’, is de boodschap
van die spotjes. Het werkt kennelijk, maar het spreekt kinderen heel eenzijdig aan.
Ik vind dat je best een commercieel doel mag nastreven, maar probeer daarnaast
ook in het belang van het kind te denken. Wees educatief, bijvoorbeeld door de
verbeelding van kinderen te prikkelen of ze iets te leren.” De presentatie van Play-
mobil op internet – ‘interactief en gericht op beleving’- komt, meent Sikkema,
aardig in de buurt van dat ideaal. Zelf maakte hij voor Zwitsal een commercial
voor babyshampoo, gericht op kinderen van drie tot zeven jaar, waarin zich in 25
seconden een sprookje ontrolt, met een prins, een prinses en een plot. “Natuurlijk
is het primaire doel de shampoo onder de aandacht te brengen. Maar ik probeer
daarnaast met iets moois de fantasie van mijn doelgroep aan te spreken.”
ReclamewijsheidLiesbeth Hop is initiator van de stichting Reclamerakkers. Hop richtte het ‘ken-
niscentrum over kinderen, media en reclame’ op nadat ze vaststelde dat kinderen
toenemend worden blootgesteld aan commerciële boodschappen – “het begint
al als ze in de Maxi Cosy voor de televisie staan te wiebelen” - maar dat hen in
educatie en opvoeding nauwelijks kritische weerbaarheid tegen die commercie
wordt bijgebracht. Met opleidingen en lesmateriaal streeft Reclamerakkers naar
een verhoging van ‘reclamewijsheid’ bij kinderen én ouders. Voor de laatste doel-
groep verzorgt de Stichting jaarlijks voorlichtingsavonden door het hele land.
“Je mag kinderen onder de zeven met marketing wel informeren, maar niet ver-
leiden of manipuleren,” antwoordt Hop op de vraag hoe verantwoord reclame voor
kinderen van 0 tot 6 jaar is. “Met zo’n internetfilmpje over My Little Pony, daar
vind ik niks mis mee. Dat is puur informatief. Natuurlijk dient dat ook een com-
mercieel doel, maar dat is in zichzelf niet verkeerd. Kinderen zíjn consumenten,
ze willen graag weten wat er te koop is. Ze moeten een lijstje kunnen maken voor
Sinterklaas.” Reclame voor kinderen wordt kwalijk, vindt Hop, als die verkapte
verleiders of manipulatieve boodschappen bevat. “Kinderen zijn daar op die leef-
tijd zeer ontvankelijk voor. Tegelijkertijd zijn ze niet in staat zich een oordeel te
vormen over informatie die ze krijgen. Wie meer doet dan alleen informeren maakt
misbruik van dat onvermogen.” Als voorbeeld van een bedenkelijke reclame wijst
Hop op een commercial van het kinderzuivelproduct Danoontje van alweer enige
jaren geleden. Op een schoolplein wint een jongetje aan sympathie nadat hij zich
sterk gegeten heeft met Danoontjes. “De boodschap dat je populair wordt door een
bepaald product te gebruiken mag inmiddels niet meer, volgens de Jeugd Reclame
Code. Het bedrijfsleven houdt zich daar tegenwoordig keurig aan.”
Volgens de website van Reclamerakkers wil 55 procent van de Nederlandse ouders
reclame gericht op kinderen tot zeven jaar verbieden. Voelt Hop voor bijvoorbeeld
een verbod op snoep- en ijsreclame? Die is naast informatief toch ook verleidelijk
te noemen? “Wij bepleiten, zeker voor deze leeftijdsgroep, grote terughoudend-
heid. Maar het is volgens mij een illusie te denken dat het verbieden van reclame
iets zal oplossen. Kinderen worden idealiter opgevoed tot autonome volwassenen
die verantwoord eigen keuzes kunnen maken. Dat doe je niet door ze reclame te
onthouden. Kinderen reclamewijs maken is een verantwoordelijkheid van ouders
en het onderwijs. En bovendien: de commercie moet zijn ding ook kunnen doen.
Ons advies is: kijk mee met kinderen en praat met ze over reclameboodschappen.
Wat probeert de commercie je hier te vertellen en wat vind je daarvan? Leer ze hoe
ze zich kritisch kunnen verhouden tot reclame. Ik ben er zeker van dat je een kind
daarmee een grotere dienst bewijst dan door het af te schermen van reclame.”
'Kijk mee met kinderen en praat met ze over reclameboodschappen. Wat probeert de commercie je hier te vertellen en wat vind je daarvan?'
CLOU PAgINA 12 THEMA DE NIEUWE CONSUMENT
C-1000 heeft een licentie genomen op de characters van het televisie-programma Bibaboerderij. Het bedrijf vroeg advies aan IPM KidWise over de wijze waarop zij de figuren optimaal kunnen inzetten. Angela Weghorst, senior consultant bij IPM KidWise vertelt over het gebruik van characters in kindermarketing.
TEKST MIRJAM BROEKHOFF
Characters in kindermarketing De marketingkip van Bibaboerderij
“Kindermarketing heeft zich de laatste tien jaar razendsnel ontwikkeld,” aldus
Angela Weghorst. “Het begon met de flippo’s, later volgden de Teletubbies en Bob
de Bouwer. Marketeers zijn zich echter niet altijd bewust van de deelsegmenten
binnen deze markt.”
Waar moet je als kindermarketeer op letten?“In de eerste plaats moet je precies definiëren op welke groep je je richt. Zijn dat
jongens of meisjes, wil je alleen kinderen bereiken of ook hun ouders? Je moet
er ook over nadenken in welke leeftijdsgroep je de producten wilt verkopen. We
onderscheiden de groepen pre-scholers van 1-3 jaar, kids 4-5, schoolkids 6-8,
tweens van 9-12, teens van 13-15 en youngsters van 16-18 jaar.
In dit project ging het om kinderen van 2–6 jaar. Kinderen van die leeftijd zijn
gevoelig voor characters: poppen of stripfiguren. Ze houden van bepaalde humor:
grappige details, uitvergrotingen van de werkelijkheid. Bij Bibaboerderij speelt bij-
voorbeeld een grote kip mee die oorbellen draagt en enorm veel mascara. Dat
spreekt deze kinderen aan: ze zijn net op de leeftijd dat ze gaan ontdekken hoe
de wereld in elkaar zit en een opgemaakte kip vinden ze echt grappig, omdat dat
dus helemaal niet klopt.”
Met welke characters werkt C-1000?“C-1000 wilde zich vooral verbinden met de waarden duurzaam, gezond, natuur-
lijk, fun, genieten en ‘een redelijke prijs’. Ze kozen daarom voor het televisiepro-
gramma Bibaboerderij. Dit is een Nederlandstalige televisieserie die is bedacht
door Leslie Ong van Planet Play. De serie richt zich vooral op kinderen van 2 tot
6 jaar. In elke aflevering maken levensgrote poppen van een boer en een boerin
samen met hun beesten zoals een koe, een varken en de kip allerlei avonturen
mee. Spelenderwijs komen allerlei thema’s aan de orde zoals samen spelen, pes-
ten, vriendschap, gezondheid enzovoorts. Zowel jongens als meisjes vinden dit
leuk: beiden genieten van de humor. De ouders vinden de characters, voor zover
ze die kennen, ook sympathiek. En de omgeving, Zapp op Nederland 3, heeft ook
een degelijke, serieuze uitstraling die ouders meer aanspreekt dan bijvoorbeeld
Nickolodeon of Jetix.”
Hoe komt een bedrijf tot de keuze van een character?“In de eerste plaats is een character een marketinginstrument, dat dus moet pas-
sen bij je bedrijf en bij de doelgroep die je wilt aanspreken. De volgende overwe-
ging is dan of je een bestaand character kiest of dat je besluit om zélf een charac-
ter te laten ontwikkelen. Een bestaand character kan snel succes op leveren: een
Sponge Bob-koekje verkoopt meteen goed. Maar bij bestaande characters mag
je niets aanpassen of veranderen. Je bent ook afhankelijk van de uitstraling van
het character zelf, die bij negatieve publiciteit opeens sterk kan teruglopen. Veel
bestaande characters zijn erg leeftijdsspecifiek. Rond een jaar of acht krijgen kin-
deren opeens een ander referentiekader, ze willen dan geen kleuterdingen meer.
Wel staan ze open voor voorbeeldfiguren waar ze tegenop kunnen kijken zoals
Harry Potter of Huis Anubis. De characters van de Bibaboerderij van C-1000 zijn
interessant voor kinderen tot 6 jaar en hun ouders, zonder dat ze oudere kinderen
afschrikken.”
Het ziet er fris uit: de Bibaboerderij-koekjes, - snoeptomaatjes, - tandpasta enzovoorts. Maar je zou denken dat na een poosje het nieuwe er wel vanaf is. Waarom is dit concept toch zo succesvol?“Dat komt door het veranderende gezin. Veel moderne ouders vormen een zo-
geheten compromiszoekend gezin. Deze ouders willen graag dat hun kinderen
het goed hebben: ze willen ze verwennen maar ook gezond en verantwoord te
eten geven. De kinderen uit deze gezinnen denken veel en vaak mee over de
aankopen. Ze voelen zich vaak medeverantwoordelijk. Een kind zegt dan bijvoor-
beeld ‘Ik hoef die Harry Potter-spullen niet, want ik ben al duur genoeg met mijn
sportclubje en mijn kleren’. Sommige kinderen denken ook na over de vraag of
eten gezond is of goed voor de lijn. Door het grote tijdgebrek brengen gezinnen
weinig tijd met elkaar door. Iedereen wil dat die samen-tijd ook kwaliteit biedt. Bij
dat kwaliteitsdenken sluit de Bibaboerderij goed aan: leuk, lekker, niet te duur én
verantwoord, spreekt zowel ouders als kinderen aan.”
HET OVERZICHT
CLOU PAgINA 13THEMA DE NIEUWE CONSUMENT
“Jongeren zijn gewend aan de enorme hoeveelheid mogelijkheden die het leven
ze biedt,” vertelt Qrius’ senior onderzoeker Suzanne Dölle. “Vanaf 12 jaar hebben
de meesten via hun computer overal en altijd toegang tot informatie, vermaak en
contact. Als ze iets willen weten gebruiken ze Google of Wikipedia. Van de groep
15-19-jarigen gebruikt 95% minstens één keer per week Google en 36% Wiki-
pedia. Ook kijken jongeren veel filmpjes op internet: van de groep 15-19-jarigen
bezoekt 46% minstens één keer per week YouTube. Ten slotte is chatten populair:
35% van deze groep zit minstens een keer per week op MSN.”
Alle opties open“Jongeren vinden die keuzevrijheid en de vele mogelijkheden positief: ze houden
graag hun opties open. Dat zie je bijvoorbeeld bij het computergebruik: allerlei
schermen staan tegelijk aan zodat je op elk moment naar een andere wereld kunt
overstappen. Ook in de ‘echte wereld’ zie je dat jongeren zich niet vast willen leg-
gen. Als je het hebt over opleidingen en beroepen dat zie je dat jongeren voorkeur
hebben voor een opleiding waar je alle kanten mee op kunt. Zij zien een baan als
iets wat je opzegt als je het niet leuk meer vindt. En dat kan ook: jongeren zijn
zéér gewild op de arbeidsmarkt. Jongeren zijn zeker maatschappelijk betrokken,
ze zijn zich bijvoorbeeld bewust van het klimaatsprobleem. Ze vinden dat er iets
moet gebeuren. Tegelijk willen ze dan niet dat dit er iets verandert in hun moge-
lijkheden: je moet wel auto kunnen blijven rijden of met het vliegtuig op vakantie
gaan. Jongeren staan open voor oplossingen – zolang deze de mogelijkheden niet
beperken,” vertelt Suzanne Dölle.
TEKST MIRJAM BROEKHOFF
Mediagebruik“Internet is een belangrijk medium voor jongeren maar ook televisie vervult een
belangrijke rol.” vertelt Dölle. “Wij vragen altijd: ‘Wat neem je mee naar een on-
bewoond eiland?’ Kinderen onder de twaalf kiezen dan voor televisie en oudere
kinderen voor internet. Jongeren gebruiken internet heel actief: ze zoeken naar
informatie, werken hun websites bij of chatten met hun vrienden. Maar daarnaast
zoeken jongeren ook naar rust: lui voor de televisie hangen of lekker even lezen.
De meerderheid van de jongeren kijkt elke dag televisie. Gemiddeld duurt dat zo’n
1 tot 2 uur. De favoriete zender van alle jongeren tezamen is RTL4: 54 % kijkt drie
of meer dagen per week. In de groep 12-14 jaar zijn Jetix en Nickelodeon ook zeer
gewild: respectievelijk 55% en 52% van deze jongeren kijkt drie of meer dagen
per week. Bij de oudere jeugd, 15-19 jaar, zijn andere zenders favoriet. Dat zijn
SBS6 (51% kijkt drie of meer dagen per week), RTL 5 (50%), TMF (47%), MTV
(47%) en Net 5 (46%).
Je kunt jongeren ook bereiken via tijdschriften, kranten en folders. Een grote groep
tieners leest de Donald Duck: 35% in de leeftijd 12-14 jaar en 23% van de 15-19-
jarigen. Daarnaast leest van de 15-19-jarigen 20% een regionale krant en 10%
leest de Telegraaf, Metro of Spits. Meiden lezen daarnaast ook veel maandbladen.
Bij de jonge meiden scoort Girlz! heel goed: 20% in de leeftijdsgroep 12-14 jaar.
Ook Cosmo Girl (14%) en Fancy (13%) vallen in de smaak. De meiden van 15-19
jaar lezen deze bladen ook graag. We adviseren marketeers dus om gebruik te
maken van een brede mediamix. Zet naast internet vooral ook televisie, bladen en
radiozenders in om jongeren te bereiken.”
Jongeren kritisch op internetreclame“Wij adviseren adverteerders om niet alleen op het medium internet in te zetten,”
zegt Suzanne Dölle. “Het medium is heel populair bij jongeren maar effectief
adverteren is lastig. Jongeren vinden namelijk de aanwezigheid van ‘buitenstaan-
ders’, zoals adverteerders, op hun sites hinderlijk. Een adverteerder is alleen
welkom als hij echt toegevoegde waarde biedt. En dat is niet wéér een leuk
spelletje of filmpje. Als adverteerder kun je scoren met functionele technische
informatie over producten, als je luistert naar de doelgroep in het kader van
productontwikkeling, als je kennis laat maken met nieuw producten of als ‘een
stukje imago en identiteit’ biedt. We zien echter dat merkensites, ook de goede,
nauwelijks worden bezocht.”
Qrius adviseert een brede mediamixJongeren willen veel keuze
Marktonderzoeksbureau Qrius is specialist op het gebied van jonge-renmarketing. Elke twee jaar brengen zij in een grootschalig onderzoek onder ruim 4.500 jongeren in beeld hoe de leefstijl en het mediagebruik
zich ontwikkelen in de levensfasen. Omdat jongeren de nieuwe generatie nieuwe consumenten zijn, vroeg Clou aan Qrius hoe de generatie 12-19-
jarigen verschilt van de oudere generaties.
HET OVERZICHT
CLOU PAgINA 14 THEMA DE NIEUWE CONSUMENT
HET OVERZICHT
“Ouders zouden hun kwaliteitsuurtje met de kinderen anders moeten invul-len, bijvoorbeeld door met hun kinderen buiten te spelen.” zegt Brigit Jacquemijns, onderzoeker bij de overkoepelende televisie-organisatie SPOT. “Uit ons tijdsbestedingonderzoek blijkt dat ouders veel minder bewe-gen dan hun kinderen.”
“Ik heb met behulp van onze database in beeld gebracht hoeveel jongeren be-
wegen,” vertelt Jacquemijns. “Er is veel discussie over obesitas: één op de acht
kinderen is te zwaar. Uit de cijfers van SPOT blijkt dat jongeren gemiddeld rede-
lijk bewegen: jongeren van 6-12 jaar bewegen gemiddeld zo’n 85 minuten per
dag, in de leeftijd 13-19 jaar is dat nog 64 minuten per dag. Dat gemiddelde lijkt
mooi maar als je verder kijkt dan zie je dat het bewegen door kinderen toch wel
tegenvalt. Er is namelijk een relatief kleine groep kinderen die heel veel beweegt:
meer dan 3,5 uur per dag. Deze kinderen en tieners, 11% van de groep 6-12
jaar en 8% van de 13-19-jarigen, trekken het gemiddelde erg omhoog. Naast de
veelbewegers is er ook een groep die heel weinig beweegt: 0-15 minuten per
dag. Dit is 40% van de 6-12-jarigen en 48% van de groep 13-19 jaar. Bij volwas-
senen is de risicogroep nog groter: van hen beweegt ongeveer 65% minder dan
15 minuten per dag.”
“Kinderen bewegen vooral na schooltijd en in het weekend. Overdag gaan
kinderen naar school en ’s avonds wordt er veel televisie gekeken. Dit beeld is
kenmerkend voor maart, de periode waarin we meten,” licht Brigit Jacquemijns
toe. “We meten in de maand maart omdat dit een soort gemiddelde periode is. ’s
Zomers en ’s winters wordt de tijd natuurlijk anders verdeeld. Overigens zorgen
we ervoor dat we de meetdagen goed gespreid over de hele maand kiezen, zo-
dat je de invloed van weersomstandigheden uitmiddelt.
Er is veel winst te halen als ouderen meer gaan bewegen. Nu bewegen zij ge-
middeld veel minder dan jongeren: een dik half uur (30-36 minuten) in plaats
van een uur per dag. Fietsen, sporten en lopen zijn voor hen de belangrijkste
bewegingsvormen. Daarnaast kijken volwassenen gemiddeld 2 tot 2,5 uur naar
de buis. Ze computeren veel maar wel iets minder dan jongeren: gemiddeld
ongeveer 1,5 uur per dag. Kinderen van 6-12 computeren ongeveer een uur per
dag, tieners van 13-19 maar liefst bijna twee uur. Ouderen kunnen hun eigen
bewegingspatroon verbeteren én hun kinderen stimuleren door samen aan de
slag te gaan. Dat zal zeker bijdragen aan de bestrijding van obesitas.”
TEKST MIRJAM BROEKHOFF
Kinderen en vrije tijdJonge kinderen (6-12 jaar) bewegen veel. Ze spelen vooral veel buiten.
Daarnaast wordt er ook gesport, gelopen en gefietst. Jongens bewegen wat
meer dan meisjes. Tieners (13-19 jaar) bewegen relatief wat minder. Veel bewe-
ging hangt samen met het fietsen naar school en daarnaast wordt er wat meer
gesport. Het computergebruik vertoont het omgekeerde beeld. Kinderen van
6-12 jaar computeren 59 minuten per dag. Het meeste gebeurt dit op de spel-
computer. Jongeren van 13-19 jaar computeren gemiddeld 112 minuten per dag,
dat is meer dan iedere andere leeftijdsgroep. Chatten en gamen zijn favoriete
tijdsbestedingen in deze oudere leeftijdsgroep.
Onderzoek vanuit de mediabranche SPOT (Stichting Promotie Televisiereclame) is de brancheorganisatie voor de
Nederlandse televisiezenders. Elke twee jaar doet zij onderzoek naar de tijdsbe-
steding van Nederlanders. Het laatste onderzoek is uitgevoerd in maart 2008.
Het onderzoek werd betaald door SPOT in samenwerking met de radiobranche
(RAB) en de brancheorganisatie voor buitenreclame (PBE). SPOT liet 2.363 Ne-
derlanders in de leeftijd 6 tot 65 jaar in kaart brengen hoe zij twee verschillende
dagen hadden doorgebracht. De vragenlijsten werden afgenomen per telefoon
(door Intomart) en per internet (No Ties). Ook vroeg SPOT mensen om aan te
geven of zij wel eens activiteiten tegelijk doen, en zo ja, welke. Daaruit blijkt dat
mensen vaak tegelijk televisiekijken, de krant lezen en/of computeren.
gratis informatie over tijdsbestedingGeïnteresseerden kunnen gratis beschikken over de uitkomsten van dit onder-
zoek. Het boekje ‘Alles over tijd’ kunt u downloaden vanaf de site (www.spot.
nl, kies het menu ‘onderzoek’, scroll naar beneden). U kunt ook eigen analyses
maken uit de database. Hiervoor moet u op de site een link aanvragen die direct
wordt toegestuurd (dit doet u ook via www.spot.nl, menu ‘onderzoek’, klik op
‘SPOTtime 2008: zelf analyses draaien over tijdbesteding’). In beeld is onder
andere gebracht: slapen, uitrusten, lezen, uitgaan, sociale bezoeken, sms’en
enzovoorts.
Ouders geven het verkeerde voorbeeldVeel kinderen bewegen te weinig
CLOU PAgINA 16 THEMA DE NIEUWE CONSUMENT ILLUSTRATIE RICKY BOOMS
CLOU PAgINA 17THEMA DE NIEUWE CONSUMENTTEKST ROBERT HEEG
Veertig jaar sinds de eerste bh’s in vlammen opgingen is het ietwat onwerkelijk om
nog over rolpatronen op de winkelvloer te praten. Toch is de drempel van bouw-
markt, bruingoedzaak of autodealer voor veel vrouwen nog altijd hoog.
De rommelige aanblik, de kille verlichting, en vooral het niet serieus worden
genomen door verkopers blijkt voor velen een obstakel. En dat terwijl onderzoek
van Ruigrok | Netpanel aantoont dat 83 tot 99 procent van de aankopen door een
vrouw wordt gedaan of beïnvloed.
Onlangs brachten reclamebureau Publicis en Motivaction in kaart waar de knel-
punten zitten op de macho winkelvloeren. In opdracht van Publicis Retail deed
Bianca van den Boogaard onderzoek naar vrouwen in het retail-mannendomein.
Kernvraag: hoe kun je als retailer, in een van oorsprong typische mannenbranche,
inspelen op de steeds groter wordende rol van de vrouwelijke consument?
Zij concentreerde zich op drie typische mannendomeinen: de elektronicazaak, de
autoshowroom en de bouwmarkt. Bij laatstgenoemde vond ze de meest interes-
sante uitkomsten. “De bouwmarkt wordt steeds vaker bezocht door doe-het-zel-
vende vrouwen, en die worden met een onaantrekkelijke inrichting niet optimaal
bediend. Daarmee dreigen deze zaken een enorme omzet te laten liggen.”
Kaartlezen Aanleiding voor het Publicis-onderzoek is de opmars van vrouwen in de traditio-
nele mannendomeinen. Mede dankzij de vrouw draaiden de doe-het-zelf-markten
in 2007 recordomzetten, na jaren van verlies. De studie citeert Rob Klifman, com-
mercieel directeur van Praxis, die inschat dat vrouwen 80 à 90 procent van de
koopbeslissingen beïnvloeden. Alleenstaande vrouwen klussen ook zelf en hebben
daar net zulk gereedschap bij nodig als mannen. Soortgelijke geluiden komen uit
de autobranche. Het Publicis-rapport haalt Juliet Potter aan, de oprichtster van
SHEdrives. Zij zegt dat vrouwen meer auto’s kopen dan mannen en invloed heb-
ben in 85 procent van de aankopen. Dat geldt ook voor de elektronicabranche,
waar volgens Bosley (een reclamebureau gericht op vrouwen) 91 procent van de
aankopen mede wordt bepaald door een vrouw.
Dat betekent niet dat de traditionele sekseverschillen zijn verdwenen. Het Publicis-
onderzoek bevestigt juist enkele van de typerende man-vrouw-tegenstellingen.
Door de oeroude verdeling in jagers en nestverdedigers hebben onze hersenen
en zintuigen zich nu eenmaal anders ontwikkeld. Zo zien vrouwen meer kleuren
en hebben zij een breder periferaal gezichtsveld. Zelfs het cliché dat vrouwen
geen kaart kunnen lezen is acceptabel voor Van den Boogaard, die inmiddels ac-
count executive is bij Publicis. “Ze visualiseren dingen slechter. Dat is informatie
waarmee je iets kunt. Zo zijn er speciaal voor vrouwen plattegronden ontworpen,
waarop de plaatsnamen ook leesbaar zijn als je de kaart op z’n kop houdt.” Het
is zaak om die kenmerken niet angstvallig te vermijden, maar om ze optimaal te
benutten. Want het is juist vanwege die verschillen dat vrouwen een andere bena-
dering van de mannendomeinen op prijs zouden stellen.
De elektronicabranche speelt in op de vrouwelijke cliëntèle door producten aan te
passen, bijvoorbeeld met ronde vormen en meer aandacht voor design. Bij Renault
handelt men primair vanuit de eigen merkwaarden. Dat doet het Franse merk
met pakkende communicatiecampagnes, waarin onder meer de merkwaarde ‘Joie
de Vivre’ sterk terugkomt. Wel zegt Renaults communicatiespecialist Jos van den
Bergh: “Subtiele accenten in de communicatie kunnen ervoor zorgen dat vrou-
wen zich door de merkwaarden net zo aangesproken voelen als mannen.” Als
voorbeeld noemt hij de huidige campagne waarbij de klant bij het kopen van een
Renault-personenauto een cadeaucard van de Bijenkorf ontvangt.
Sfeerverlichting Het Publicis-onderzoek doet meer dan alleen verschillen tussen mannelijke en
vrouwelijke consumenten onderstrepen. Er zijn wel degelijk overeenkomsten in
het gedrag. Zo selecteren vrouwen die een auto gaan kopen al lang niet meer
alleen op kleur of vorm. Ook zij willen in de showroom technische specificaties ho-
ren, zoals snelheid en zuinigheid. “Vrouwen willen niet meer in dat hokje worden
geduwd, en dat lijken veel verkopers maar niet te begrijpen”, aldus Van den Boog-
aard. Er wordt slecht geluisterd naar de vrouw, oordeelt haar rapport: ‘Voor een
meer uitgebreid beeld van de vrouwelijke behoeftes in typische mannenbranches
zal de dialoog met de vrouwelijke consument moeten worden aangegaan.’ En: ‘Om
de vrouw te begrijpen, en haar te laten zien dat ze serieus genomen wordt, moet
de retailer dieper induiken op haar behoeftes Hij moet zich verplaatsen in haar
gedachten, in haar denkwijze.’
Het zijn enkele van de lessen waar de ‘mannenbranches’ iets mee kunnen. Maar
veel retailers zijn angstig, zo ontdekte Van den Boogaard. “Ze zijn bang zich van
hun mannelijke publiek te vervreemden. Ik hoop dat dit onderzoek aantoont dat de
aanpassingen niet zo rigoureus hoeven zijn.” Een paar kleine wijzigingen zijn vaak
al genoeg, zoals minder opeengestapelde dozen, het opruimen van slordige gang-
paden en meer sfeervolle verlichting. Gertjan Hafkamp, directeur strategie Publi-
cis, weet uit de praktijk dat die aanpak werkt. “Een bevriende Bijenkorf-designer
Vrouwenmarketing in het mannendomeinVooral geen roze advertenties
RUIM 50 PROCENT VAN DE BEVOLKINg WORDT DOOR COMPLETE SEgMENTEN VERKEERD BEDIEND.
PUBLICIS ONDERZOCHT WAAROM VROUWEN ZICH ZO ONgEMAKKELIJK VOELEN IN DE BOUWMARKT,
DE ELEKTRONICAWINKEL EN DE AUTOSHOWROOM.
was ingehuurd door een autodealer om diens showroom opnieuw in te richten.
Nu is het van dat merk het best verkopende dealerschap bij vrouwen.”
Het is wel zaak, waarschuwt Van den Bergh bij Renault, om niet al te nadrukkelijk
het vrouwensegment op te zoeken. “Vrouwenmarketing moet er beslist niet te dik
bovenop liggen. Als merk sta je voor bepaalde merkwaarden die je op dezelfde
krachtige wijze probeert uit te stralen op zowel een mannelijke als een vrouwe-
lijke klantengroep. Als marketeer moet je ervoor zorgen dat beide personen hun
beslissende aankoopreden oppikken uit jouw bewerkingstraject.” Om soms toch
speciale aandacht te besteden aan de vrouwelijke doelgroep, is Renault aanwezig
op evenementen die veel door vrouwen bezocht worden, zoals de Margriet Winter-
fair of Bienvenue en France. Daarnaast is er in het klantenmagazine C’est Renault,
behalve voor de auto’s, ook aandacht voor lifestyle en mode. In de communicatie
komt de merkwaarde Joie de Vivre naar boven door warme visuals en subtiele
accenten, en er wordt met een kwalitatieve uitstraling geadverteerd in magazines
die veel door vrouwen gelezen worden. “Subtiele en sympathieke accenten in het
marketingbeleid,” aldus Van den Bergh, die onderstreept: “Renault is beslist geen
merk voor een platte ladies day of roze advertenties.”
LadyphonesDe lessen van Van den Boogaard kunnen niet zonder meer worden toegepast op
alle doelgroepen. Aanvullend op haar onderzoek vroeg Publicis aan Motivaction
om de bevindingen te toetsen aan het Mentality-segmentatiemodel. Het resul-
taat, gepresenteerd door Motivactions communications director Martijn Lampert,
toont aan dat de rolpatronen in lang niet alle lagen van de bevolking ter discussie
staan. “De basis van alle doelgroepverschillen is nog altijd dat tussen mannen en
vrouwen.” Lampert vertelt dat de rolpatronen vooral in grootstedelijke gebieden
verschuiven. Daarbuiten regeert de interseksuele routine.
Maar natuurlijk wijst ook Lampert op de opmars van de flexibele sekserollen. “Veel
gedrag is niet langer stereotypisch. Mensen staan open voor zowel mannelijke als
vrouwelijke eigenschappen, en schamen zich daar ook niet voor.” Deze ontwik-
kelingen gaan het hardst bij de kosmopolieten, de groep waarin we ook de meeste
creatieven en marketingprofessionals tegenkomen. Omdat zij grotendeels bepalen
wat de burger op tv ziet - en daarmee de smaak sturen - denkt Lampert dat de
vraag vanuit de bevolking vanzelf verandert. “Kijk maar naar fundamentele inno-
vaties als de ladyphones in de mobiele telefonie of Nivea for men; daar is de vraag
vanuit de marketing gecreëerd.”
PrestatiedrangVan den Boogaard koestert niet de illusie dat de traditionele mannenbolwerken
in het retaillandschap nu een radicale geslachtsverandering ondergaan, maar ze
hoopt bij deze segmenten in ieder geval een beter begrip te kweken voor de ver-
schillen tussen de mannelijke en de vrouwelijke winkelervaring. “Het is belangrijk
om kennis te delen. Leer de vrouwelijke denkwijze begrijpen, neem ze op in de
organisatie. En vooral: maak gebruik van die vrouwelijke consument, want ze kan
heel loyaal zijn.” Lampert noemt met name de antiautoritaire vrouw als interes-
sante doelgroep. Deze onafhankelijke vrouwen vertonen een sterke voorkeur voor
technoprogressie en leggen een soortgelijke prestatiedrang aan de dag als hun
mannelijke tegenpolen. “Daar kun je iets mee in je communicatie, maar dat zien
we nog te weinig. De reden is vaak onkunde; bedrijven kennen deze doelgroep
niet, het is een grijs gebied.” Niet voor niets concludeert Van den Boogaards on-
derzoek: ‘Om als retailer in een van oorsprong typische mannenbranche te kunnen
inspelen op de vrouwelijke consument, is het noodzakelijk in te zien dat de vrouw
steeds belangrijker wordt. En te beseffen dat, omdat de denkwijze van een vrouw
geheel verschillend kan zijn dan die van een man, met een vrouwelijke consument
anders moet worden omgegaan.’
Voor retailers die hun omzet willen verhogen is het zaak om dit schemergebied
snel te verkennen, want momenteel negeren velen van hen 50 procent van de
bevolking. Het gaat wellicht te ver om te spreken van nichemarketing of nieuwe
consumenten, maar voor deze typische mannensegmenten concludeert de Publi-
cis-studie dat zij vrijwel compleet nieuwe markten kunnen aanboren. ‘Wanneer
een retailer op de juiste wijze weet in te spelen op de vrouwelijke consument, door
de verschillen tussen beide seksen te benutten, kan dit hem economisch gezien
een enorm voordeel opleveren.’
Lastige kerelsNiet alleen vrouwen bestormen segmenten die tot voor kort door de andere sekse
werd geregeerd. Omgekeerd is deze beweging ook gaande. Mannen die aandacht
besteden aan huidverzorging zijn een veelbesproken fenomeen. “Vooral onder de
kosmopolieten zijn mannen wat eerder exhibitionistisch en gebruiken zij vaker
cosmetica,” zegt Motivactions Martijn Lampert. Maar de ‘feminisering’ van de
man is nog altijd een minder makkelijk gespreksonderwerp dan het omgekeerde
proces bij de vrouwen. Publicis’ Gertjan Hafkamp vertelt waarom. “Bij vrouwen is
dat veranderde rolpatroon al langer bezig. Zij lopen bijvoorbeeld al decennia rond
in praktische kleding. Voor mannen zijn deze ontwikkelingen nieuwer. Zij kopen
weliswaar cosmetica, maar voelen zich daarbij nog niet erg op hun gemak.”
CLOU PAgINA 18 THEMA DE NIEUWE CONSUMENT
De rolpatronen verschuiven vooral in grootstedelijke gebieden. Daarbuiten regeert de interseksuele routine.
Volgens het CBS (Statline) zijn er in 2008 in Nederland 4,5 miljoen 55-plussers,
waarvan 2,4 miljoen mensen ouder dan 65 jaar. De bevolkingspiramide van Ne-
derland laat zien dat deze groep in de komende tien jaar verder groeit. Ouderen
bereiken in de toekomst ook gemiddeld een hogere leeftijd. Het persoonlijk inko-
men van de groep 55–65-jarigen ligt rond de 30.000 euro per persoon. Na je 65ste
daalt dit tot rond 20.000 euro. Het werkelijk besteedbare bedrag ligt vaak hoger
doordat veel ouderen hun vermogen (gedeeltelijk) opsouperen. Ouderen geven
relatief veel geld uit aan wonen, eten, hygiëne en verzorging en ‘overige bestedin-
gen’. De uitgaven aan kleding en schoeisel, ontwikkeling en ontspanning zijn juist
iets lager dan die van jongeren.
Wat ouderen willen De ouderenmarkt is grootscheeps ontdekt in de afgelopen jaren. Er zijn gespecia-
liseerde tijdschriften op de markt zoals Zin en Plusmagazine en ook omroep Max
richt zich specifiek op deze doelgroep. Niet alleen abonnees maar ook adverteer-
ders hebben deze media ontdekt. Naast de traditionele aanbieders van scootmo-
biels en hulpmiddelen, prijzen ook reisorganisaties, verzekeraars, wijnhuizen en
autofabrikanten hun producten aan.
Ivonne van Keulen, productmanager van Plusmagazine, oplage 300.000, vertelt
over hun doelgroep. “Ouderen willen veel informatie, die eerlijk en duidelijk moet
zijn. Ze nemen echt de tijd en de moeite om zich in een bepaald vraagstuk te ver-
diepen. Op die behoefte spelen we in: de uitgebreide rubrieken over Geld & Recht
en over Gezondheid worden enorm goed gelezen. Daarnaast bieden we uiteraard
ook luchtigere items zoals interviews met bekende Nederlanders, persoonlijke
verhalen en informatie over uitgaan en reizen. In aanvulling op het blad onder-
houden we een maandelijkse e-mailnieuwsbrief en een stevige website: www.
plusonline.nl. Ook daar zijn we uitermate informatief. We merken overigens dat
ouderen goed online zijn: de nieuwsbrief heeft al ruim 92.000 abonnees.”
Waarderen“Ouderen zijn als klant heel trouw. Wij schenken daarom veel aandacht aan het
waarderen van onze abonnees: we laten ze merken dat ze belangrijk voor ons zijn.
Zo krijgen de abonnees bij ons de specials over bijvoorbeeld financiën of gezond-
heid gratis. In de losse verkoop betaalt men daar apart voor. Ook geven we een
flinke korting op toegang tot de 50+ beurs. Die beurs benutten we overigens ook
om zelf goed contact te hebben met onze doelgroep: we staan er elk jaar met een
grote stand en spreken dan onze doelgroep. De bladenmarkt is heel concurrerend,
we moeten dus goed luisteren naar wat de klant wil.”
DO’S EN DONT’S IN OUDERENMARKETINg
DOEN• Spreekouderenaanopeen(gewenste)levensstijl.
• Gebruikvoordecampagnemodellenenacteursdie10jaarjongerzijndan
de doelgroep: ouderen voelen zich gemiddeld 10 tot 15 jaar jonger dan ze in
werkelijkheid zijn.
• Geefinformatieopdeochtend,danzijnouderenhetmeesttoegankelijk.
Later op de dag zal emotie en sfeer juist beter over komen.
• Gebruikongemerkteaanpassingenzoalsgroterelettersopverpakkingenen
goede productinformatie.
• Benutuwonline-actiesookvoorouderen.InAmerikaisgeenmeetbaar
verschil meer in de internetparticipatie van ouderen en jongeren.
• Benutdebereidheidvanouderenominformatieoverzichzelftegevenop
internet. Ze doen dit vaker en gemakkelijker dan jongeren.
• Focusopkwaliteit,gebruiktestimonials.
• Weespositief:benadruklevenservaring,tweedecarrière.
• Geefeerlijkeenvolledigeinformatie.Voorkomteleurstellingachteraf.
• Gebruikgoedleesbareletters(>11pts).
NIET DOEN• Laatgeennaaktelijvenzien,ditherinnertdedoelgroepaande
onvermijdelijke aftakeling.
• Vermijddeaanduiding‘voorouderen’.Spreekuwklantennietaanophun
leeftijd of leeftijdsgroep.
• Maakgeenschreeuwerigereclame,weesniethijgerig,oefengeendrukuit.
• Weesnietonrealistischmooiofonecht,geenplasticsmile.
• Jaaggeenangstaan:daardoorgaanmensenzichvervelendofoudvoelen.
• Gebruikgeenhogetonenbijradiospots,vermijdgrotekleurcontrasten.
• Stuurgeenongevraagdreclamedrukwerkofe-mails.Seniorenergerenzich
hier meer aan dan gemiddeld en onthouden dit als een negatief punt voor
uw bedrijf.
Bronnen: www.route50plus.nl, www.zilverenkracht.nl en seniorjournal.com (Harris Poll).
Ouderenmarkt groeit en bloeit
Ouderen (55+) vormen een snel groeiende en koopkrachtige markt. Ouderenmarketing stelt echter specifieke eisen. Clou zet de inzichten op een rij.
THEMA DE NIEUWE CONSUMENTCLOU PAgINA 20
HET OVERZICHT
TEKST MIRJAM BROEKHOFF
Veel meisjes hebben al op jonge leeftijd seks maar schamen zich
voor de bijbehorende anticonceptie. Dat constateerde consultant
Martine Keukenkamp van het jongerenmarketingbureau JuniorSenior.
“Uit onderzoek van de Rutgers Stichting blijkt dat sommige jongeren vroeg met
seks beginnen,” vertelt Martine Keukenkamp. “Van de groep 12-14-jarigen heeft
7% geslachtsgemeenschap gehad, in de groep 15-17-jarigen loopt dat op tot
42%. De eerste keer wordt meestal een condoom gebruikt als anticonceptie. Ook
veel meiden gebruiken de pil. Daarnaast kiest een grote groep jongeren (43%) de
eerste keer voor ‘double dutch’: zowel de pil als het condoom. Een kleine groep
loopt risico. Gevraagd naar ‘de eerste keer’ geeft 10% van de jongens en 7% van
de meisjes dat zij ‘geen voorbehoedsmiddel gebruikten’ of ‘niet wisten of er iets
gebruikt werd’.”
“We hebben dit jaar ruim 400 Nederlandse meisjes van 13 tot 16 jaar ondervraagd
om in kaart te brengen hoe ze denken over condoomgebruik. De opdrachtgever
van dit onderzoek was de Duitse fabrikant Billy Boy, die speciaal voor meisjes een
zilverkleurig doosje met roze opdruk op de markt brengt. De doosjes met de naam
TEKST MIRJAM BROEKHOFF THEMA DE NIEUWE CONSUMENT CLOU PAgINA 21
‘My Love’ bevatten drie (mannen-)condooms met aardbeiensmaak.
Opvallend is dat de meerderheid van de meisjes (67,6%) vindt dat zowel jongens
als meisjes die sexueel actief zijn condooms op zak zouden moeten hebben. Maar
slechts 5,9% van de meisjes vindt dat zij zelf condooms moeten meenemen, ter-
wijl 10,4% van de meisjes dit ziet als de verantwoordelijkheid van de jongen. Dat
is nogal tegenstrijdig, dus. Als je doorvraagt waarom meisjes niet met condooms
willen rondlopen, dan blijkt de voornaamste reden te zijn dat meisjes zich dood-
schamen als de condooms uit hun tas vallen of op een andere manier zichtbaar
worden voor hun vriendinnen en klasgenoten. Ze zijn bang om uitgelachen of ge-
pest te worden. Ook vinden ze het niet nodig dat anderen weten dat zij al sexueel
actief zijn. Daarnaast geeft een aantal meisjes aan dat zij de condooms alleen
maar meenemen als het nodig is: namelijk als ze uitgaan of als ze een afspraak
met hun vriendje hebben.”
Meer informatie vindt u in het rapport 'Trends in sexualiteit in Nederland, wat
weten we in 2008', van de Rutgers Nisso groep. Dit rapport staat op de site
www.rutgersnissogroep.nl. Het is niet zo gemakkelijk te vinden: gebruik de
zoekfunctie en type deze twee zoektermen samen in: ‘trends’ en ‘Nederland’.
Meiden generen zich voor condooms
HET OVERZICHT
CLOU PAgINA 22 TEKST ROB VAN BODEGOMIN DE STEEKPROEF
Er is een reële kans dat de Tweede Kamer een wet aanneemt die de honder-
den commerciële dochterbedrijven van universiteiten en hogescholen uit-
zondert van een verbod op oneerlijk concurreren. In Adformatie (13/11/08)
stelt de MOA 20 jaar lang gelobbyd te hebben om dit te voorkomen. Probleem
is dat de, met veel publiek geld ondersteunde onderwijsinstellingen, ver on-
der de marktprijzen kunnen werken. De marktonderzoeksbureaus hebben
het nakijken. De MOA is niet tegen deze concurrentie, zolang de concurren-
tiepositie maar eerlijk is. Er mag geen misbruik worden gemaakt van publie-
ke middelen. Jaarlijks zou de onderzoekssector 80 miljoen euro mislopen.
Alex Feijt | directeur The Research Company‘Studenten intensief betrekken bij onderzoek door onderwijsinstellingen is naar
mijn mening noodzakelijk. Of het nu oneerlijk is of niet. Het is noodzakelijk om
Nederland als kennisland naar voren te krijgen en dat er veel praktijkervaring
wordt opgedaan. Ik heb wel moeite met de sterke positie van lectoren. Ze zijn
‘window-dressing’ voor scholen en trekken opdrachten weg bij onderzoeksbu-
reaus. Ze begeven zich op het terrein van het begeleiden van onderzoek, analy-
seren en rapporteren. Maar de lectoren laten het veldwerk doen door hun eigen
bedrijf of bevriende bureaus. Docenten schijnen er wel wat aan te hebben maar
studenten zijn er nauwelijks bij betrokken. Of een veldwerkbureau nu stagiaires
gebruikt en daar het normale uurtarief voor doorberekent, of de school iets gratis
doet en daarvoor de schoolmiddelen gebruikt, daarin zie ik geen verschil. De pot
verwijt de ketel dat ze zwart ziet.”
Ton Kuijlen | bijzonder hoogleraar Universiteit van Tilburg“In zijn algemeenheid ben ik tegen dit soort oneerlijke concurrentie. Maar enige
precisering is daarbij wel op zijn plaats. Het is denkbaar dat er bepaalde soorten
onderzoek zijn die niet zouden zijn uitgevoerd als ze niet door een hogeschool of
universiteit worden uitgevoerd. Te denken is aan onderzoek dat niet als concurrent
kan worden gezien van commerciële bedrijven: 1) studenten-praktijkonderzoek
(meestal beperkt van omvang, zowel qua scope, steekproef als veldwerk. Bijvoor-
beeld een imago-onderzoekje); 2) onderzoek gericht op een heel specifiek thema
en met een duidelijk wetenschappelijke invalshoek en de intentie tot publicatie;
Oneerlijke concurrentie voor marktonderzoekbureaus?
3) onderzoek (op reeds bestaande data of nieuw uitgevoerd onderzoek) dat puur
gericht is op het toetsen van een bepaalde theorie of toepassing van een bepaalde
statistische methode. Et cetera. Ik denk wel dat veel onderwijsinstituten vaak niet
(goed) geëquipeerd zijn om het hier bedoelde onderzoek goed uit te voeren door
het ontbreken van: 1) de infrastructuur om veldwerk (capi, cati, casi, etc.) uit te
voeren; 2) de nodige domeinkennis, ervaring en kennis van een sector; 3) van spe-
cifieke processen voor (snelle en tijdige) verwerking en rapportage van gegevens;
4) steekproeftechniek, enzovoort. Een en ander zal daarom ongetwijfeld conse-
quenties hebben voor de kwaliteit van het uitgevoerde onderzoek. Maar daar waar
instituten wel goed geëquipeerd zijn om dit soort onderzoek te doen, zijn zij een
regelrechte concurrent van commerciële bedrijven en zouden er marktconforme
prijzen (en aansprakelijkheden) moeten gelden.”
Carola Volman de Vries | Manager Onderzoek en Advies, Customer Intelligence INg“De concurrentie is eerlijk als hogescholen en universiteiten in hun business plan
geen gebruik maken van voordelen die uit publieke middelen worden bekostigd,
zoals infrastructuur, software licenties en het meest kostbare element: mensuren.
Doen ze dat wel en maken ze gebruik van bijvoorbeeld studiepunten in plaats van
salaris, dan is er sprake van concurrentievervalsing. Verder leven we in een vrije
markt en zijn nieuwe toetreders - mits ze kwaliteit leveren en zich houden aan
wet- en regelgeving - in mijn ervaring ook vaker een stimulans dan een bedrei-
ging. Juist universiteiten en hogescholen zouden ook nieuwe inhoudelijke impul-
sen kunnen geven aan ons vak.”
Martin van der gugten | voorzitter Vereniging voor Beleidsonderzoek (VBO)“Bijklussende hoogleraren: is dat erg? Universiteiten en hogescholen leiden niet
alleen wetenschappers maar ook beleids- en marktonderzoekers op. Het is dus
niet vreemd dat opleidingsinstituten zich ook meer op de onderzoeksmarkt richten
en er zich zelfs actief op bewegen. De connecties tussen opleidingsinstituten en
onderzoeksinstituten worden zodoende sterker, daardoor vindt een intensievere
kennistransfer en arbeidsinstroom plaats en dit kan weer leiden tot betere onder-
zoeksproducten. Een win-win situatie dus, zolang de regels van het spel (of zo u
wilt: de markt) maar zorgvuldig in acht worden genomen. Het komt echter ook voor
dat universiteiten en hogescholen als commerciële speler de onderzoeksmarkt
betreden, waarbij onduidelijkheid bestaat over wie nu eigenlijk opdrachtnemer is
en welke directe en indirecte kosten aan het onderzoek worden doorberekend.
De onderzoeksmarkt in Nederland is volwassen geworden en is gebaat bij markt-
conforme verhoudingen tussen aanbieders. De Vereniging voor Beleids-onderzoek
(VBO) ijvert al vele jaren voor transparante verhoudingen tussen kennisinstituten.
Of die nu op de vrije markt opereren of binnen de beschermende omgeving van
de opleidingsinstituten. En daar heeft de overheid de sleutel voor in handen: als
wetgever maar ook als opdrachtgever.”
CLOU PAgINA 23
COLUMN
My all time favourite
Tijdens mijn eerste werkweek van mijn eerste baan werd ik geconfronteerd met
mijn eerste vergadering. Ik noteerde tevoren keurig tijdstip en locatie in mijn
agenda en vervolgens zorgde ik ervoor dat ik op tijd op de goede plek was. Het
doel was bereikt, dacht ik, ik was immers bij de vergadering. Verder had ik geen
flauw idee van wat me te wachten stond. Al doende leert men en zo gebeurde het
dat ik de volgende vergadering goed voorbereid met een schrijfblok, een pen en
notulen plus agenda de vergadering inging. Het doel was bereikt, dacht ik we-
derom, ik wist immers wat er besproken zou gaan worden. Verder had ik geen
flauw idee wat me te wachten stond. Al doende leert men en zo gebeurde het dat
ik bij de volgende vergadering aantrad met een heuse voorbereiding die bestond
uit schrijfblok, pen, notulen, agenda en een punt dat ik besproken wilde hebben.
Resultaat: het punt werd besproken, maar er werd niets besloten. Ik baalde. Ik had
me niet goed gerealiseerd dat niet iedereen wilde veranderen. Al doende leert men
en zo gebeurde het dat ik de volgende vergadering nog beter voorbereid inging: ik
had me voorgenomen dat er ‘wat’ zou gaan veranderen, ik wilde een besluit reali-
seren. En daarom had ik me niet alleen verdiept in ‘wat’ ik wilde veranderen, maar
ook in het ‘waarom’. De vergadering werd een succes en sindsdien is ‘waarom?”
my all time favourite onderzoeksvraag.
De vraag ‘waarom?’ zouden meer webonderzoekers moeten omarmen. Helaas
gaat veel onderzoek onder de noemer van webanalytics gebukt onder het juk van
gigantische dataverzamelingen van wat ik gemakshalve ‘machinedata’ noem.
Software verzamelt allerlei vormen van webtraffic en software rapporteert allerlei
vormen van webtraffic. Deze data zijn grotendeels gebaseerd op het verkeer op
de website(s) van de eigen organisatie. Natuurlijk zijn er handige regels van bij-
voorbeeld het IAB over wat wat is. En natuurlijk is het meten volgens de regels
goed te organiseren, zodat de metingen van unieke browsers, bezoekduur en wat
dies meer zij, netjes een plek in de database krijgen. Maar unieke browsers zijn
nog geen mensen. En wie net als ik geïnteresseerd is in het ‘waarom’ zal toch de
stap van machinedata naar mensendata willen maken. Avinash Kaushik – Google-
evangelist (dat is nog eens een titel voor op je visitekaartje) – roept terecht op
om in webanalytics de stap te maken van ‘what?’naar ‘why?’. Kaushik adviseert
daarbij om te kijken naar wat er gebeurt, je af te vragen waarom het gebeurt, om
jezelf vervolgens de vraag te stellen wat je met de antwoorden op deze twee vra-
gen moet doen! Kaushik signaleert dat er voldoende databases voorhanden zijn,
maar dat gebruikers tevreden zijn met de vaststelling dat goed gemeten is dat iets
gebeurt, maar dat te weinig gebruikers zich de vraag stellen waarom iets gebeurt.
Onterecht zijn er grenzen ontstaan tussen de verschillende onderzoeksvormen en
data. De integratie tussen kennis op het gebied van machinedata en bijvoorbeeld
kwalitatief verkregen inzichten (mensendata) laat - tot nog toe - vaak te wensen
over. Wie echter de stap van ‘what?’naar ‘why?’ maakt, zal een nieuwe wereld
ontdekken.
Al doende leert men. Ik heb nu al zin in de eerste vergadering waarin webanalytics
op de agenda staat en het antwoord op de vraag ‘waarom?’ heel vaak te horen
zal zijn!
Andy SAntegoedS MANAGER RESEARCH & INTELLIGENCE RTL NEDERLAND
TEKST ROB VAN BODEGOMCLOU PAgINA 24
Hij wil bruggen slaan tussen markt en beleidsonderzoek. Hij is overtuigd van de waarde van gemengde bureaus. Prof.dr. Peter van Hoesel is directievoorzitter van Panteia, een holding bestaande uit zowel marktonderzoekbureaus (IPM, Stratus) als beleidsonderzoekbureaus (EIM, Research voor Beleid, IOO en NEA) en beleidsadviseurs (Consult). Wanneer IPM straks ook verhuisd is, zijn alle 375 medewerkers in hetzelfde kantoorgebouw gehuisvest. Fysieke nabijheid is een belangrijke stap om te zorgen voor synergie en samenwerking tussen beleids- en marktonderzoek.
‘Beleidsonderzoekers zien marktonderzoekers als leveranciers van data en tabel-
len. Inhoudelijke kennis wordt hen nauwelijks toegedicht. Het zijn ‘techneuten’ die
geen aansluiting hebben bij de vraagstukken van onze samenleving. Markton-
derzoekers vinden beleidsonderzoekers arrogant en ze gebruiken pseudogeleerde
taal. Ze zijn tamelijk onbeholpen in methoden en technieken, en zeer onbeholpen
in het toegankelijk maken van onderzoeksresultaten.’ Enkele van de vooroordelen
die Peter van Hoesel noemde tijdens zijn MIE-presentatie op 4 november in De
Kuip. Van Hoesel is van oudsher een bruggenbouwer. Zo is hij ‘fellow’ van de Om-
slaggroep, een stichting die uiteenlopende partijen en inhoudelijke onderwerpen
met elkaar verbindt. In het interview met Van Hoesel in het Financieel Dagblad
(12/09/2008) wordt hij neergezet als een man die balanceert op het randje van
commercie en wetenschap. Hij zoekt de grenzen op en daarmee ook de over-
lap tussen vakgebieden, mensen en organisaties. Zo ook die tussen beleids- en
marktonderzoek. Van Hoesels pleidooi voor gemengde bureaus klinkt allesbehalve
vreemd uit de mond van de directievoorzitter van een gemengde bureaugroep.
Het kan opgevat worden als preken voor eigen parochie, zij het dat Van Hoesel
allerlei ontwikkelingen constateert waarop het gemengde bureau een logisch ant-
woord kan zijn. Hij wijst op de grotendeels vergelijkbare onderzoekscyclus van
beleids- en marktonderzoek, op de forse overlap in opdrachtgevers, de uitvoering
van veel beleidsonderzoek door marktonderzoeksbureaus en op het binnenhalen
van marktonderzoekkennis door beleidsonderzoekbureaus. Hij noemt de toene-
mende vervaging tussen publieke en private sectoren; eerstgenoemde moeten
steeds bedrijfsmatiger werken, de commerciëlen worden vaker afgerekend op
hun maatschappelijke verantwoordelijkheid. Enzovoort.
gemengdUiteraard bestaan er al gemengde bureaus: TNS NIPO en Intomart GfK hebben
een grote beleidstak. Ook zijn er van oudsher verticale samenwerkingsverban-
den: beleidsonderzoekers die marktonderzoeksbureaus inhuren voor dataverza-
meling. Van Hoesel ziet nu meer horizontale samenwerkingsverbanden ontstaan.
Hij spreekt van een gemengd bureau wanneer het zowel substantieel beleidson-
derzoek als marktonderzoek aanbiedt, maar er hoeft niet per se sprake te zijn
van vermenging ervan binnen een onderzoeksproject. Dat komt soms wel voor,
maar meestal is er toch de splitsing tussen enerzijds de projecten in opdracht
van overheden en anderzijds het bedrijfsleven. Van Hoesel verwacht in de loop
van de tijd wel meer geïntegreerde projecten. Maar kun je eigenlijk wel spreken
van een gemengd bureau wanneer er meestal sprake is van gescheiden onder-
zoeksprojecten? Gaat binnen Panteia het beleidsvraagstuk niet gewoon naar een
beleidsonderzoekbureau, bijvoorbeeld EIM, en het commerciële vraagstuk naar
Peter van Hoesel pleit voor gemengde bureaus
Scheiding tussen beleids- en marktonderzoek gemiste kans
Prof.dr. Peter van Hoesel is directievoorzitter van Panteia en bijzonder hoogleraar bestuurskun-
de aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Hij was mede-oprichter van Research voor Beleid,
voormalig directeur van EIM en in de jaren negentig voorzitter van de Vereniging voor
Beleidsonderzoek (VBO).
CLOU PAgINA 26
een marktonderzoekbureau, zoals IPM? Blijven het daarmee niet van elkaar ge-
isoleerde eilandjes? “Tot op zekere hoogte wel,” zegt Van Hoesel. “Ik kan mij een
meer geïntegreerde manier van samenwerken voorstellen, maar toch denk ik dat
wij al wel bepaalde samenwerkingsvormen hebben gevonden. Als een markton-
derzoeker een beleidsachtig onderwerp krijgt en hij wil dat uitvoeren, dan kan hij
intern een expert om inhoudelijke input vragen. Het komt ook voor dat de opdracht
wordt doorgegeven aan Beleid, dan wordt het een lead. Als een beleidsonderzoe-
ker een monitor wil opzetten, klopt hij aan bij daarin gespecialiseerde markton-
derzoekers. Zo profiteert hij van de grotere bedrevenheid van marktonderzoekers
in dataverzamelingstechnieken.”
BloedgroepenDe manier waarop de Panteia-werkmaatschappijen in de praktijk met elkaar om-
gaan, verschilt nogal zegt Van Hoesel. “Bij de mensen die wat gevoel voor elkaar
hebben, gaat het prima, ze vertrouwen elkaar en zeuren ook niet over bijvoor-
beeld de onderling te verrekenen prijs. Overigens is er absoluut geen gedwongen
winkelnering. Als een onderzoeker het ergens anders drie mille voordeliger kan
krijgen, dan mag hij extern uitbesteden. Dat houdt ze scherp. Overigens gaat nog
geen één procent van de omzet op die manier naar buiten. Bij goede interne rela-
ties betalen ze toch liever die drie mille extra. Maar zijn de relaties minder goed,
en dat is in een aantal gevallen aan de orde, dan kan er gezeur ontstaan over
die intern hogere prijs.” Van Hoesel erkent dat er bij Panteia nog onvoldoende
sprake is van een echte eenheid. “Onze structuur is door overnames in de laatste,
pakweg vijf jaar ontstaan; dat moet nog doorgroeien en meer integreren. Maar
er zijn inmiddels al heel veel dingen aan elkaar geknoopt. De verhuizing naar
één pand was heel belangrijk, maar denk ook aan gelijke arbeidsvoorwaarden,
een geïntegreerd ICT-systeem en intranet en de centralisering van een belangrijk
deel van de opleidingen.” Panteia is nog niet zo ver dat er vacatures zijn voor
gecombineerd beleids-/marktonderzoeker. Wel wordt er volgens Van Hoesel intern
van functies geswitcht en zijn er circa dertig medewerkers die op beide terreinen
volwaardig inzetbaar zijn. Alleen hebben zij gekozen voor of het een of het ander
en nog niet voor een combinatie van beide. Een geïntegreerde functie is wel Van
Hoesels ideaal.
IQVan Hoesel spreekt van accentverschillen tussen beide beroepsgroepen. Maar in
een interview met Science Guide zei hij het volgende: “Voor een beleidsonderzoe-
ker is het analytisch vermogen de belangrijkste eigenschap waarover hij dient te
beschikken. In marktonderzoek tref je nog wel eens standaard-elementen aan en
kun je voor een deel op routine drijven, bij beleidsonderzoek kan dat zelden en zijn
het vrijwel altijd unieke vraagstukken; je moet een soort dubbele logica in huis
hebben, een IQ van boven de 120.” Dit lijkt dieper te gaan dan een accentverschil.
Van Hoesel vindt zijn uitspraak nog altijd actueel, wel ziet hij in toenemende mate
het analytisch vermogen ook bij marktonderzoekers aanwezig. “Ik denk dat je die
kant ook op moet, dus volwaardige rapportages en advies leveren.” Het is niet
Van Hoesels doel om de marktonderzoekers meer beleidsonderzoekers te maken
en vice versa. Hij wil vooral dat ze elkaars sterke kanten zien en benutten. Denk
aan de uitgebreide ervaring van de marktonderzoekers met dataverzameling,
de advieskwaliteiten en de volwaardige, wetenschappelijk onderbouwde, rap-
portages van de beleidsonderzoekers. “Opdrachtgevers van - vooral kwantitatief
marktonderzoek - vragen vaak om eenvoudige outputs in de vorm van ruw ma-
teriaal of snelle analyses. Hiermee doen zij zichzelf tekort,” meent Van Hoesel.
“Opdrachtgevers van beleidsonderzoek vragen daarentegen bijna altijd om een
volwaardig rapport. Door de groeiende samenwerking zullen marktonderzoekers
ook steeds vaker zo gaan rapporteren.” Dit roept de vraag op waarom Van Hoesel
niet andersom voorstelt, namelijk dat beleidsonderzoekers de toegankelijker, meer
hands-on rapportages van marktonderzoekers overnemen. Van Hoesel zegt dat
de aard van de rapportage natuurlijk helemaal afhangt af van de functie die het
betreffende onderzoek heeft en wat de opdrachtgever met de resultaten wil, maar
een inhoudelijke vertaalslag maken blijft belangrijk voor het echt laten beklijven
van de uitkomsten bij de opdrachtgever. En nee, dit hoeft niet per se te resulteren
in vuistdikke rapporten die men helemaal niet wil lezen. En als dat het geval is,
moet de onderzoeker ervoor zorgen dat hij de opdrachtgever mondeling adviseert
over wat hij met de resultaten kan doen. Het onderzoekstraject afronden met een
advies is voor Van Hoesel sowieso belangrijk. Pas dan is de cirkel rond. Bovendien
is het de beste manier om te voorkomen dat onderzoeksrapporten ongebruikt in
lades verdwijnen. Van Hoesel meent dat zo’n 20% van de beleids- en de markt-
onderzoekers moet kunnen fungeren als een volwaardige, inhoudelijke gespreks-
partner op het beleids-/werkterrein van de opdrachtgever.
Risico’s Van Hoesel ziet vooral voordelen, maar ook een enkel risico van gemengde bu-
reaus: vervaging en onduidelijkheid, dat een bureau vlees noch vis biedt en beide
disciplines onbehoorlijk uitoefent. Hij refereert aan zijn ervaringen bij het NIA
(Nederlands Instituut Arbeidsomstandigheden): “De daar werkzame arbeidsveilig-
heidsadviseurs gingen fuseren met een researchinstituut. Uiteindelijk werd het
onderzoek opgegeten door de adviseurs; de onderzoekers werden verleid om ook
maar adviseur te worden. Die adviseurs hadden een beetje de houding van de
modale beleidsonderzoeker die zich vaak verheven voelt boven de marktonder-
zoeker.” Overigens vreest Van Hoesel dat het omgekeerde net zo goed voorkomt.
Hij erkent dat de vooroordelen over elkaars werk hardnekkig zijn. In het septem-
bernummer van Clou van 2004 sprak Van Hoesel hier al over, dik vier jaar later
zegt hij dat het nog niet veel beter is. Maar de handdoek in de ring gooien, is aan
hem niet besteed. Juist gemengde bureaus kunnen alleen maar gunstig uitwerken
op het wederzijds begrip. Van Hoesel vreest wel dat daar zo’n tien jaar voor nodig
is. In hetzelfde Clou-artikel werd geopperd om de twee aparte naamgevingen,
markt- en beleidsonderzoek, af te schaffen. In het verleden is volgens Van Hoesel
vanuit de beleidsonderzoekwereld hard gewerkt om het vakgebied juist als een
aparte discipline neer te zetten, vooral om uit de vage hoek van toegepast sociaal-
wetenschappelijk onderzoek te komen. Nu is hij voorstander van een overkoepe-
lende term die zowel markt- als beleidsonderzoek vertegenwoordigt. Ook ziet Van
Hoesel graag een geïntegreerde branchevereniging.
MOA EN VBO SAMEN? Van Hoesel zou graag zien dat de VBO en de MOA in elkaar schuiven. Hij hoopt op
een juiste handreiking van de MOA. Integratie zal de herkenbaarheid, geloofwaar-
digheid en de status van het vak als geheel verhogen en de onderhandelingskracht
richting overheid, bijvoorbeeld bij die ‘ellendige’ aanbestedingsprocedures, ver-
groten. Beleidsonderzoek is de amateurstatus al lang ontgroeid, maar nog altijd
is er bijvoorbeeld geen duidelijke, NIMA-achtige opleiding voor. En het stoort Van
Hoesel dat hij – op verjaardagen - nog altijd enorm veel moet uitleggen over zijn
vak. Zelfs voor opdrachtgevers is onvoldoende helder wat beleids- en marktonder-
zoekers bieden; dat leidt tot het onderbrengen van opdrachten bij branchevreemde
partijen. Integratie van beide branches zal zorgen voor een steviger onderscheid
tegenover de consultancy- en communicatiebranche. “Het zou me niet verbazen
als nu 80% van het marktonderzoek echt bij MOA-leden terechtkomt, terwijl bij
VBO-leden dat misschien maar 40% is.”
CLOU PAgINA 28
Op 4 en 5 november jl. werd door het NIMA en de MOA voor de zevende maal op rij het Marketing & Information Event in De Kuip georganiseerd.
Ruim 2000 bezoekers bevolkten de negen workshopruimten en de
expositievloeren.
Voor het eerst dit jaar werden er op de tribunes van het stadion in verwarmde
tenten met uitzicht op het veld workshops gegeven. Deze niet alledaagse
workshopruimtes zijn kenmerkend voor het MIE. In het verleden werden er ook
al workshops gegeven in de kleedkamers van de spelers. De bezoekers van
de workshops hebben massaal gehoor gegeven aan het verzoek de door hun
bezochte workshop te beoordelen.
De workshop ‘Bands and Fans in business together’ van Pim Betist in
samenwerking met een aantal leden van de band So What, werd uitgeroepen tot
Best MIE Workshop 2008.
DE TIEN BEST BEOORDEELDE WORKSHOPS VAN HET MIE 2008:1. Pim Betist (SellaBand) en een aantal bandleden van So What - Bands and
Fans in business together
2. Cor Molenaar (eXQuo Consultancy) - Internet als basis voor verandering:
De mens bepaalt de toekomst
3. Rijn Vogelaar (Blauw Research BV) en Jorrit Lang (ING Bank) -
De zin en onzin van de Net Promoter Score in klantrelatieonderzoek
4. Sandra Minnee (Professional Strategies) -
Creative problem solving
5. Egbert Jan van Bel (Beeckestijn Business School) -
Wat wil die klant nou eigenlijk helemaal
6. Ton van der Linden (Gemeente Breda) en Michiel Adriaansen (Avans
Hogeschool, Erasmus Universiteit) - Regeldrukbarometer Breda
7. Matt van der Poel (SPSS Benelux B.V.) -
Welcome to the next level: van dienstverlening naar betekenisvolle ervaring
8. Maurice Palmen (Clear) - Project Green: geloofwaardig groen in het DNA
van je merk
9. Paula van de Kamp en Ruud Boer -
Verantwoorde branding voor Fair Trade Original
10. Melvin Tjoe Ni (The Other Network) -
Netwerken als persoonlijke marketingstrategie!
MIE 2008 BREEKT ALLE RECORDS!
CLOU PAgINA 29
MOAWARDS – LEENDERT VAN MEEREN / gERARD VAN MEURSIn het Tijdschrift voor Marketing van november sprak Leendert van Meerem
(algemeen directeur Intomart GfK) zich uit over de MOAwards en de verkiezing
van MetrixLab tot beste bureau. Hij zei onder andere: “Ik weet niet of De Groot
(MetrixLab, red) onderzoeker is, maar MetrixLab is een ander bureau, het is
vanuit de online wereld gestart, niet vanuit de marktonderzoekwereld. Zij hebben
misschien wel eerder dan wij marktonderzoekers gezien dat veel mensen online
zijn en dat je die mensen ook kon gaan ondervragen over de door hen bezochte
websites. (…) Ik vind de MOAwards een ondermijning van het Research
Keurmerk. Het is net als wanneer Koninklijke Horeca Nederland een prijs voor
het beste restaurant van Nederland introduceert. En dan wordt snackbar Henkie
gekozen.”
gerard van Meurs (Evidens Onderzoekdiensten) reageert:“Met veel plezier heb ik het interview met Leendert van Meerem in het november
nummer van het Tijdschrift voor Marketing gelezen. Met veel plezier, omdat
wij het over veel ontwikkelingen in het markonderzoek eens blijken te zijn, en
het leuk is om het eens te zijn met iemand aan wiens oordeel je waarde hecht.
Kwaliteit in marktonderzoek is en blijft belangrijk, online datacollectie is geen
panacee, en niet iedere vernieuwing is per definitie ook een verbetering. Heldere
taal, en ik had van Leendert ook niet anders verwacht. Dat is toch ook het
voordeel van het al wat langer meelopen in het vak! Maar juist daarom valt zijn
negatieve oordeel over de MOAwards mij ook zo tegen. Want natuurlijk kan het
winnen van zo’n award niet voorbehouden zijn aan Research Keurmerk bureaus.
Een Research Keurmerk krijg je door te laten zien dat je – ook op langere termijn
– voldoet aan de kwaliteitseisen van de branche. De MOAwards zijn in het leven
geroepen om extra aandacht voor het vak te genereren, ook buiten het eigen
vakgebied. Een MOAward win je op basis van de beoordeling van je prestatie
in één bepaald jaar door één bepaalde jury. Hoewel de jury met zorg wordt
samengesteld zit daar – per definitie - al iets willekeurigs in. En het feit dat men
ook zich zelf kan aanmelden voegt daar nog iets willekeurigs aan toe. Allemaal
waar. Maar zelfs met al deze kanttekeningen kan ik er toch niet om heen dat
MetrixLab in drie verschillende categorieën, beoordeeld door drie onafhankelijke
jury’s drie (!) prijzen heeft binnengehaald. En dan lijkt een impliciete vergelijking
met “snackbar Henkie” me toch niet terecht.”
CLOU PAgINA 30
Design is alomtegenwoordig: het pak hagelslag staat iedere dag op tafel, de post van de zorgverzekeraar ligt op ons bureau en ook om de uithangborden en lichtbakken van winkels, restaurants en cafés kunnen we niet heen. Toch is er nog steeds weinig bekend over de werking van dit merkinstrument. Reden voor SWOCC om merkdesign uit te roepen tot aandachtsgebied.
Een belangrijke functie van design binnen merkontwikkeling is het laden, creëren
en activeren van associaties. Door middel van verschillende communicatie- en
merkinstrumenten (waaronder design) kan een merk sturing geven aan het per-
ceptieproces van de consument, ofwel hoe een merk door de consument wordt
waargenomen. Het totaal aan merkassociaties dat is opgeslagen in het geheu-
gen van de consument wordt ook wel de merkrepresentatie genoemd. Door het
merkperceptieproces op de juiste wijze te sturen, kan de merkrepresentatie in de
gewenste richting worden beïnvloed.
In dit SWOCC-onderzoek (zie eind artikel) is geanalyseerd op welke wijze merkei-
genaren design inzetten om de merkrepresentatie van consumenten te sturen. Is
het mogelijk dat design de associatievorming over zaken als de identiteit en de
structuur van een organisatie beïnvloedt? Wat is de mogelijke invloed van design
op de marktpositie van een merk? Op welke wijze draagt design bij aan merk-
personificatie? En hoe is design van invloed op factoren als prijs en kwaliteit?
De antwoorden op deze vragen zijn belicht vanuit vier verschillende best practise
designcases: Gemeente Amsterdam, Red Band Truly, Rabobank en Albert Heijn.
Bouwstenen van verpakkingsdesignDit artikel concentreert zich op de Albert Heijn case. Voor deze case is geanaly-
seerd hoe het verpakkingsdesign van de eigen merken van Albert Heijn bijdraagt
aan het beïnvloeden van de prijs-/kwaliteitsperceptie. In het aankoopproces van
supermarktartikelen spelen prijs- en kwaliteitsbeoordelingen een grote rol. De
verpakking geldt bij dergelijke inschattingen als belangrijke voorspeller van prijs
en kwaliteit en daarmee zijn deze factoren stuurbaar door middel van het verpak-
kingsontwerp.
Albert Heijn segmenteert haar eigen merken door middel van kleur. Zilver is de
hoofdkleur voor de verpakking van het premiummerk Excellent. Metallic kleuren,
zoals goud en zilver, creëren namelijk een prestigieus imago met associaties van
luxe en elegantie. Groen daarentegen wordt gezien als een kleur die balans en
natuur uitstraalt. Het biologische label van Albert Heijn, dat producten voert die
met natuurlijke zorg en aandacht zijn geproduceerd, sluit met haar groene kleur-
gebruik aan bij deze intrinsieke betekenis.
Een andere belangrijke designbouwsteen die wordt ingezet om de perceptie van
prijs en kwaliteit te beïnvloeden, is typografie. De eigen merken van Albert Heijn
worden stuk voor stuk gekenmerkt door een specifiek lettertype dat aansluit bij de
gewenste positionering. Een basic letter voor Euro Shopper, een exclusiever let-
tertype voor AH Excellent en een handgeschreven letter voor AH Biologisch – zodat
de indruk wordt gewekt dat de boer het etiket nog net even zelf heeft geschreven
voordat het product de winkel inging.
Merkdesign
Ook een merksymbool in de vorm van een logo kan de prijs-/kwaliteitsperceptie
sturen. Niet actief, want de logo’s van de eigen merken dragen niets bij aan het
communiceren van de verschillende prijs- en kwaliteitslagen. Maar doordat de
logo’s als identificatiemiddel gelden voor de verschillende sublabels, dragen ze
indirect toch bij aan het communiceren van de gelaagdheid in de huismerken. Het
donkerblauwe logo staat voor het basis huismerk, het boodschappenkarretje in het
Euro Shopper-logo is voor de consument een teken dat ze het budgetmerk te pak-
ken hebben en het oranje (sienna) logo staat symbool voor de luxe van Excellent.
Maar ongeacht in welke kleur het is afgebeeld, het logo van Albert Heijn straalt
bovenal vertrouwen uit en staat voor kwaliteit.
Ruwe diamantDe belangrijkste conclusie van het onderzoek is dat design op vele mogelijke ma-
nieren in staat is associatieoverdracht en de daaruit vloeiende merkrepresenta-
tie te sturen. Vanwege het veelzijdige en waardevolle karakter van design is een
vergelijking met een diamant op zijn plaats. Design kan daarom een belangrijke
rol spelen binnen merkontwikkeling. Kán, want uit de praktijk blijkt dat het poten-
tieel van design als merkinstrument vooralsnog onvoldoende wordt benut. Ook het
onderzoek naar design staat nog in de kinderschoenen; het is daarom van groot
belang dat er meer onderzoek wordt verricht om de status van design van een
ruwe diamant te veranderen in een glanzend juweel.
SWOCC publicatie 46 ‘Merkdesign. Een ruwe diamant in merkenland’ verscheen in november 2008. Deze publicatie is exclusief verkrijgbaar voor SWOCC-begunstigers. Meer informatie op www.swocc.nl.
TEKST RENéE PEETERS
DE VISIE VAN SWOCC OP...
CLOU PAgINA 32 TEKST ELSE DE JONGE
Als we de laatste berichten van het CBS mogen geloven is het onder
consumenten somberheid troef in Nederland. Het consumentenvertrouwen laat
al ruim een jaar een gestage daling zien, zo wijzen de maandelijkse metingen
daarnaar van het Centraal Bureau voor de Statistiek uit. “Toen afgelopen zomer
de olieprijs opliep naar 147 dollar per vat kwam de eerste bang,” vertelt Michiel
Vergeer, hoofdeconoom bij het CBS. “Het consumentenvertrouwen kelderde van
-19 naar -31. Maar toen de brandstofprijzen zakten, volgde een bescheiden
toename van het vertrouwen in september. Nu is het weer gedaald naar -29,”
vertelt Vergeer. Hoe we die getallen moeten duiden? “Ze geven uitdrukking aan
het percentage waarmee de pessimisten in de meerderheid zijn. We gebruiken
vijf indicatoren: iemands oordeel over de economische situatie van de afgelopen
twaalf maanden en diens verwachting daarvan voor de komende twaalf
maanden, diens oordeel over de eigen financiële situatie en verwachting daarvan
voor het komende jaar en de mate waarin iemand de tijd geschikt acht voor het
doen van grotere aankopen als een auto of een televisie. Als de som van die
indicatoren negatief is spreken we van pessimisme.”
Veel geld onder de mensenDe huidige daling van het consumentenvertrouwen wordt vooral veroorzaakt
door het negatieve oordeel (-52) over het economisch klimaat in Nederland.
Vergeer: “Nederlanders zijn niet opgewekt over de algemene economische
situatie. Ze vrezen recessie, inflatie en een stijging van de werkloosheid.” Dat
laatste wordt ook bevestigd met een onderzoek van de Europese Commissie
naar consumentenvertrouwen in Europa. Dat zou naar het laagste niveau zijn
gezakt sinds 1993 en kelderde het diepst bij de Nederlanders – te weten met
Kredietcrisisde stemming in het land
11,3 procent, versus 4 tot 6 procent in andere Europese landen met een sterke
economie. Zijn Nederlanders zulke zwartkijkers? Vergeer: “Nee, je kunt dat
verschil verklaren uit de vragen waarmee de Europese Commissie haar metingen
naar consumentenvertrouwen verricht. Een van de vragen uit het Europese
onderzoek is of men een daling van de werkloosheid verwacht. Twee maanden
geleden dacht nog maar 10 procent van de Nederlanders dat de werkloosheid
inderdaad zou stijgen, nu is dat al 40 procent. Maar in andere landen staat de
arbeidsmarkt al veel langer onder druk, bij ons is de werkgelegenheid tot voor
kort heel goed geweest. Nederlanders zijn dus vooral op dat punt en niet in
absolute zin pessimistischer geworden dan andere Europeanen.” Wat betreft hun
koopkracht is er voor de meeste Nederlanders nog aldoor reden tot optimisme,
meent Vergeer. “De koopbereidheid is laag ten opzichte van eind 2007, maar die
is niet helemaal in elkaar gestort. De inflatie is minder geworden en de lonen
in Nederland zijn dit jaar met 3,5 procent gestegen. Er is veel geld onder de
mensen. De gemiddelde detailhandelaar draait in december 20 procent meer
omzet dan in een gemiddelde maand. De vraag is nu of we al dat geld ook gaan
uitgeven. Dat zal in december moeten blijken.”
De overheid investeert momenteel miljarden in de economie om een recessie af
te wenden. Vergeer: “De kapitaalinjecties zijn bedoeld om het systeem overeind
te houden. Mensen vinden het nu verontrustend dat die nodig zijn. Ik verwacht
persoonlijk dat we over enige maanden weer in een wat rustiger vaarwater
zitten. Als consumenten zien dat banken en verzekeraars hun kerntaken
kunnen blijven vervullen en als de rente weer wat lager wordt, dan zal het
consumentenvertrouwen ook weer toenemen.”
Het Centraal Bureau voor de Statistiek meet maandelijks het consumentenvertrouwen. Wat is eind 2008 de stemming bij de ‘gemiddelde’ consument? En wat zijn de specifieke effecten van de kredietcrisis op concrete consumenten?‘Ik vind het vrij heftig wat er allemaal gebeurt maar op mij persoonlijk heeft de crisis weinig vat.’
CLOU PAgINA 33
Peter Zegwaart
Column
De stemming thuis
gerbert van genderen Stort (43, woordvoerder bij Unilever, getrouwd, één kind):“Toen ik een half jaar geleden vader werd, was de discussie over
vaderschapsverlof gaande. Over de kosten daarvan werd heel moeilijk gedaan.
Terwijl die peanuts zijn vergeleken met de bedragen waar nu mee gestrooid
wordt. De vele miljarden die de overheid in de economie pompt verontrusten mij.
Waar komt al dat geld ineens vandaan? Dat lag niet als reserve in een laatje.
Uiteindelijk heeft de kredietcrisis op mij persoonlijk weinig vat. Ik heb mijn
uitgavenpatroon niet veranderd en op mijn stemming hebben alle berichten over
een naderende recessie en dalend consumentenvertrouwen ook geen effect.
Over mijn baan maak ik me geen zorgen. Mensen blijven hun huis schoonmaken
en gaan ook gewoon door met eten. Wel hebben mijn vrouw en ik besloten het
kopen van een huis nog even uit te stellen. Ik ben me er door deze crisis wel
sterker van bewust hoezeer het financiële stelsel op vertrouwen berust.”
Leendert van de Schee (57, vrijwilliger bij Monument & Materiaal, single):“Mijn ouders hebben mij aandelen nagelaten en die zijn sinds het uitbreken van
de crisis in waarde gehalveerd. Wel jammer, maar ik lig er niet wakker van. Het
trekt wel weer bij. Ik leef van een WAO-uitkering. Voor grote aankopen verkocht
ik vaak een paar aandelen. Daar ben ik nu behoudender in. Ik heb een nieuwe
kachel nodig. Voor zo’n aanschaf doe ik nu uitvoeriger warenonderzoek. Wat
zijn de prijzen en is de kachel die ik wil ook tweedehands verkrijgbaar? In het
huishouden let ik iets meer op de kleintjes, maar veel maakt het niet uit. Vroeger
nam ik wel eens een taxi, nu ga ik als het kan met de bus. Over de bonusregeling
die met Zalm getroffen is heb ik me wel kwaad gemaakt. Hij krijgt toch al een
vorstelijk salaris als topman van onze nieuwe staatsbank? Excessieve beloningen
voor topmensen liggen aan de basis van de crisis.”
Mandy Pelgrim (35, bloemiste, samenwonend, geen kinderen)“Wij luisteren in onze bloemenstal veel naar de radio. Die zet ik tegenwoordig
soms uit omdat ik niet steeds die sombere berichten wil horen. Thuis bestudeer
ik de reclamefolders wat uitvoeriger, maar aan mijn uitgavenpatroon is niets
veranderd. We moeten elkaar vooral niet de put inpraten. En doorgaan met geld
uitgeven, want dat houdt de economie overeind. Als we allemaal de hand op
de knip gaan houden, wordt het er slechter op. In onze bloemenstal komen niet
minder klanten, maar ze besteden gemiddeld wat minder. Natuurlijk maak ik me
daar soms zorgen over als ondernemer. Bij het inkopen van bloemen ben ik iets
voorzichtiger geworden. De keuzes van de regering verbazen me. Men stopt nu
wel geld in de noodlijdende auto-industrie, maar eerder niet in een noodlijdend
ziekenhuis in Flevoland. Wat vinden we nou belangrijker?”
Het is adembenemend hoe de financiële sector zichzelf de das heeft omgedaan.
Een korte terugblik maakt duidelijk dat financiële instellingen en hun toezichthou-
ders van incident naar incident zijn gestrompeld, met de huidige kredietcrisis als
apotheose. Tien jaar geleden was er de ondergang van Long Term Capital Ma-
nagement (LTMC), wat een enorme onrust veroorzaakte. Daarna zagen we het
boekhoudschandaal (Enron, Tyco, Ahold), de internet bubble met de dubieuze rol
van analisten, de LegioLease-affaire, gedoe over de beloning van topfunctiona-
rissen, de woekerpolissen en tot slot de rommelhypotheken in de V.S., die netjes
herverpakt en voorzien van mooie AA of AAA labels de wereld over gingen. Banken
en verzekeraars konden hun gang gaan onder het aloude motto: ‘Geen gezeik, ie-
dereen rijk’. Toezichthouders waren zwak en speelden geen rol van betekenis. Er
ontstond een situatie, waarin niemand meer verantwoordelijk was. Pas nu dringt
het besef door, dat strenger toezicht onontbeerlijk is. Maar ja, het kalf is al lang en
breed verdronken!
Vertrouwen misplaatstDe financiële crisis die zich over de wereld verspreidde is ongekend. Voor het eerst
in lange tijd verkeren zowel de V.S. als Europa en Japan in een recessie. En de
banken? Met dezelfde roekeloosheid, die de crisis heeft veroorzaakt proberen ze
nu, wat de reële economie is gaan heten, de afgrond in te duwen. Door (onder het
motto: zoals de waard is vertrouwt hij zijn gasten), geen geld aan andere banken
te lenen en het zelfs gezonde bedrijven nagenoeg onmogelijk of in elk geval zeer
duur te maken om te (her)financieren. Met als gevolg, dat die bedrijven het vanzelf
moeilijk gaan krijgen. Enzovoort. Eigenlijk gaat de huidige crisis vooral over morali-
teit en integriteit. Over hebzucht als drijfveer voor het handelen van bestuurders en
managers. En wie denkt, dat het nu wel over zal zijn met dit soort excessen komt
bedrogen uit. In ons eigen land denken verzekeraars samen met het intermediair
creatief na over allerlei soorten kosten die ze kunnen gaan opvoeren als alternatief
voor omzetgebonden bonussen, die vanaf 1 januari 2009 verboden zijn. En de sec-
tor verwacht dat de uitvaartverzekering hét financiële product van 2009 zal worden.
Waarom? Omdat begrafenispolissen niet als complex financieel product worden
beschouwd en daarom onder geen enkel toezicht of beloningsregime vallen!
En onderzoek?Marketeers van financiële instellingen hebben zich de afgelopen jaren vooral ge-
stort op het verzinnen van nieuwe producten. Vooral zogenaamde gestructureerde
producten vormden de speerpunt van een heftig marketingoffensief. Veelal heel
ingewikkeld met nauwelijks te volgen rendementsscenario’s, maar de slechte lezer
pikte er de woorden ‘garantie’ en ‘kans op een hoog rendement’ uit. Een volgende
golf van teleurstellingen is geboren. Veel onderzoek is de afgelopen jaren gericht op
allerlei nieuwe producten. Maar als Icesave ons iets heeft geleerd, is het wel, dat
consumenten graag heldere, eenvoudige producten willen, zonder ingewikkelde
voorwaarden en zonder addertjes onder het gras. Ik denk dat onderzoek de komen-
de jaren niet meer over nieuwe producten zal gaan. Banken en verzekeraars staan
voor de immense opgave het verloren vertrouwen terug te winnen. En onderzoek
zal zich vooral moeten richten op het meten van dat klimaat en de manier waarop
financiële dienstverleners het beeld dat ze er vooral voor hun eigen belang zijn, het
beste kunnen herstellen. Waarbij benchmarks van vóór de crisis geen waarde meer
hebben. Want de wereld is definitief veranderd.
Daar kunnen financiële instellingen maar het beste mee leren leven.
Een sector in verval en de consequenties voor onderzoek
CLOU PAgINA 34 TEKST VITTORIO BUSATO
Fred van Raaij bestudeert consumentengedrag, in het bijzonder financieel gedrag van consumenten en beleggers, en marketingcommunicatie. Zeer recent ontdekte hij met een collega dat banken particuliere beleggers nogal inconsistent adviseren. Hoe kijkt hij als economisch psycholoog tegen de kredietcrisis aan? Een gesprek over risicoprofielen, Icesave, ver-trouwen en de wenselijkheid van meer samenwerking tussen economen en psychologen.
Financiële ondernemingen en beleggingsinstellingen zijn wettelijk verplicht hun
klanten te kennen. Zo moeten ze informatie inwinnen over iemands financiële
positie, kennis en ervaring, doelstellingen én risicobereidheid.
Maar hoe goed kennen banken hun cliënten eigenlijk, zo vroegen Tom Loonen, ban-
kier bij Insinger de Beaufort en onderzoeker aan de Universiteit van Amsterdam,
en Fred van Raaij, hoogleraar economische psychologie aan de Universiteit van
Tilburg en bestuurslid van SWOCC, zich af. Krijgt eenzelfde particuliere belegger
op basis van risicovragenlijsten bij de diverse banken gelijke risicoprofielen en
daaraan gekoppelde vermogensverdelingen geadviseerd, of zijn er grote verschil-
len tussen de banken? Met zulke vragenlijsten typeren banken hun klanten im-
mers als offensieve of juist defensieve beleggers: hoe offensiever de klant, des
te groter de risicobereidheid geld meer in aandelen te beleggen en minder in
obligaties.
Loonen en Van Raaij gaven zo’n vijftig beleggers zes risicovragenlijsten van zes
verschillende banken, die ze binnen een uur moesten invullen. Hun bevindingen
publiceerden ze op 17 oktober jl. in Economisch Statistische Berichten. “Het blijkt
voor particuliere beleggers een groot verschil uit te maken bij welke bank ze een
risicoprofiel en vervolgens een vermogensverdeling laten opstellen,” concluderen
Loonen en Van Raaij. “Van een consistente uitkomst, als het gaat om de risicopro-
fielen en daaraan gekoppelde vermogensverdelingen, is nauwelijks sprake.”
Met andere woorden: inconsistente risicoprofielen kunnen beleggers dui-zenden euro’s aan rendement kosten. Dezelfde persoon kan bij een andere bank immers een totaal ander advies krijgen hoe zijn of haar beleggingspor-tefeuille samen te stellen. Inderdaad een opvallende uitkomst, beaamt Van Raaij. “Maar het verraste me niet.
Deze risicovragenlijsten zijn geen gestandaardiseerde meetinstrumenten waar-
mee eerder gedegen psychometrisch onderzoek is gedaan. Niet alleen verschillen
de vragenlijsten inhoudelijk, ook de scoringsregels verschillen nogal.”
Banken hebben dus veel ruimte bij de interpretatie van scores, maar een klant
blijft zelf altijd verantwoordelijk voor te nemen risico’s. Niet voor niets moeten
klanten daarvoor tekenen, benadrukt Van Raaij. “Een klant kan zo een bank ach-
teraf niet beschuldigen van gebrek aan verantwoordelijkheid als het mis gaat met
aandelen.”
Verwacht u, geïnspireerd door jullie onderzoek, dat banken meer open zullen staan voor een gestandaardiseerd meetinstrument?“Niet direct. Dan zouden banken ook aangeven dat hun vragenlijsten met obli-
gate vragen als ‘ik lig ‘s nachts vaak wakker van mijn beleggingen’ niet zo
heel diepgaand zijn. De wetgeving gaat vooralsnog niet verder dan dat die ri-
sicobereidheid moet worden vastgesteld. Er worden geen meetinstrumen-
ten voorgeschreven. Maar het zou een leuk afstudeeronderzoek zijn om
Fred van Raaij | economisch psycholoog
'Vertrouwen is de smeerolie – en het cement – van de economie'
een meer gedegen vragenlijst te ontwikkelen die als het ware zuiverder ie-
mands risicobereidheid diagnosticeert. Voor banken zullen er op basis van
zo’n instrument overigens altijd unieke differentiatiemogelijkheden blijven.”
Het is bewust een nogal open vraag, maar hoe kijkt u als economisch psy-choloog tegen de kredietcrisis aan?“Aanvankelijk, in de zomer van 2007, leek de crisis een Amerikaans probleem.
Dat beweerden ook minister Wouter Bos van Financiën en Nout Wellink van De
Nederlandsche Bank (DNB). Het zou wel overwaaien. Nou, dat doet het dus niet.
De wereldeconomie is zo wijdvertakt. Pakketten met de beruchte subprime-hy-
potheken bleken ook aan Nederlandse banken doorverkocht, zonder dat toezicht-
houders daarvan op de hoogte waren, laat staan wisten van de risico’s. Gedegen
risicoanalyses zijn nooit gedaan. Er circuleert een geestig filmpje op YouTube dat
weergeeft hoe gladde verkopers mensen met een uitkering een hypotheek met
een aanvankelijk lage rente aanpraten. Die liep na een jaar snel op, veel sneller
dan de uitkering*. Maar die verkopers hadden hun acht procent commissie bin-
nen.”
Als bijvoorbeeld Wellink zegt dat zo’n crisis niet overslaat, dan vertrouw je daar als consument toch op?“Nu komen we meer op psychologisch terrein. Wellink, Bos en ook minister-pre-
sident Jan Peter Balkenende zitten in een dubbele positie. Zij kunnen niet zomaar
zeggen dat een bank niet solvabel is. Dat kan tot paniek leiden. Mogelijk ontstaat
dan een bankrun waardoor zo’n bank omvalt. Dat konden ze evenmin doen in het
geval van Icesave, terwijl ze al langer wisten dat het rommelde bij die IJslandse
bank. Met de wijsheid achteraf kun je je afvragen of Wellink niet eerder had kun-
nen waarschuwen. Dan hadden provincies en gemeenten niet zo veel geld naar
die bank gebracht.”
CLOU PAgINA 35
Fred van Raaij | economisch psycholoog
'Vertrouwen is de smeerolie – en het cement – van de economie'
Tja, ik ook niet. Afgelopen zomer was ik ervan overtuigd dat het verstandiger was mijn geld te spreiden. Als kleine zelfstandige koos ik niet alleen voor onder meer Icesave vanwege de rente, maar ook omdat ik elk moment mijn geld kon opnemen. “Dat geld krijgt u gelukkig terug. Zelf heb ik eveneens overwogen bij Icesave te
sparen. Ik hoorde een radioreclame en vond die rente van 5,25% interessant. Op
internet zocht ik vervolgens naar Isave. Zo zie je hoe moeilijk het is een merk-
naam via de radio te promoten. Maar het is een volstrekt rationele keuze dat
mensen hun geld bij Icesave brachten. Consumenten vertrouwden er terecht op
dat DNB scherp toezicht houdt, moederbank Landsbankski had aan A-rating,
Icesave was in 2006 bekroond in Groot-Brittannië voor het beste spaarproduct.
Je kunt Icesave-spaarders beslist niet beschuldigen van hebzucht. Iedereen let op
de rente en beperkende voorwaarden in een tijd dat álle banken sparen aantrek-
kelijker maken. Bovendien is sparen risicomijdend. En ik kan me ook voorstellen
dat consumenten liever naar een IJslandse bank gaan dan naar een Russische of
Turkse bank die hier actief is. Ik ben in IJsland op vakantie geweest, en ik was
onder de indruk van de natuur en de mensen. Ook op basis van zo’n ervaring was
ik tot weinig wantrouwen geneigd.”
Het doet me als psycholoog goed dit van een collega te horen. Ik ben in al die drie landen geweest. IJsland is inderdaad bijzonder mooi, dat speelde in mijn achterhoofd beslist mee. Volgens onderzoek van uw collega Ad Vingerhoets wonen in IJsland zelfs de gelukkigste mensen, hoewel dat geluksgevoel nu waarschijnlijk wel zal zijn afgenomen.“Icesave illustreert dat consumenten beter moeten worden beschermd en voor-
gelicht over mogelijke risico’s. IJsland is geen groot land en heeft blijkbaar geen
buffer zulke economische schokken op te vangen. Daar had de DNB als toezicht-
houder waakzamer op kunnen zijn. Maar wijsheid achteraf telt niet.”
Illustreert de kredietcrisis niet bovenal dat vertrouwen de smeerolie is van de economie? En vertrouwen is bij uitstek toch een psychologisch concept.“Ja, smeerolie of cement. Het is een attributieprobleem: als Wellink zegt dat het
slecht gaat, dan moet het wel slecht gaan. Toen Bos net een groot deel van Fortis
had overgenomen, zei hij dat het bedrijfsmatig goed ging. Daar moest hij na een
week al op terugkomen. Tegenwoordig toont hij zich verstandiger door te zeggen
dat we de toekomst niet kennen. Hij weet ook niet wat voor lijken er allemaal nog
uit de kast kunnen komen.”
De beloningssystematiek binnen banken, met topbestuurders die waanzin-nige bonussen kunnen verdienen en tussenpersonen die allerlei commissies opstrijken, wordt door deskundigen steeds vaker genoemd als dé oorzaak van de kredietcrisis. Verwacht u een heroriëntatie in de financiële wereld?“Dat is onvermijdelijk, en dat gebeurt ook al. Zo is het per 1 januari 2009 wettelijk
verplicht consumenten te melden wat verkopers aan financiële transacties verdie-
nen. Er is een nieuwe beroepsgroep aan het ontstaan van financial planners die
op uurbasis worden betaald in plaats van op provisiebasis. Die verdiepen zich niet
alleen in iemands financiële situatie, maar doen meer aan een soort levensloop-
planning en hoe die te financieren. Zij verdienen geld door voor jou te besparen als
je bijvoorbeeld oververzekerd blijkt. Een financieel planner is een dienstverlener en
als zodanig veel meer bezig met het belang van de klant. Een financiële verkoper
handelt toch vooral uit eigenbelang. Terwijl de meeste bedrijven juist aan relatie-
marketing voor de langere termijn doen, waren de banken te weinig klantgericht.
Consumenten komen er nauwelijks nog over de vloer, geld haal je uit de muur. Dat
verminderde klantcontact breekt ze nu op. Banken zouden klanten eeuwig kunnen
behouden wanneer ze zelf actief met adviezen komen als bijvoorbeeld iemands
hypotheek afloopt of lijfrente vrijkomt. Het pushen van producten voor de korte
termijn is marketingtechnisch ouderwets.”
Zal de kredietcrisis aanleiding zijn dat economen nauwer met psychologen gaan samenwerken?“Dat hoop ik wel. Economie is een gedragswetenschap, en psychologen met hun
specifieke kennis zijn beslist van meerwaarde. Economen mogen graag veron-
derstellen dat mensen rationeel zijn, naar nutsmaximalisatie streven. Maar zo zijn
mensen niet altijd. Overigens is het vakgebied behavorial economics enorm in
opkomst. Vijf jaar geleden kon je met een paper daarover niet op een wetenschap-
pelijk congres aankomen. Ik zou dat niet toejuichen, maar een verschuiving rich-
ting de natuurwetenschap is eveneens denkbaar, om zo tot een meer verklarende
theorie te komen. Er zijn nog altijd economen die psychologie te vaag vinden. Als
ze bepaalde axioma’s moeten loslaten, is het voor veel economen geen economie
meer. Hopelijk leidt de kredietcrisis tot meer ruimdenkendheid.”
* Zie http://www.youtube.com/watch?v=mzJmTCYmo9g voor het filmpje waar
Van Raaij naar verwijst.
CLOU PAgINA 36 TEKST MIRJAM BROEKHOFF
Marieke Henselmans is pleitbezorger van het consuminderen. In 1999 publi-ceerde ze hierover haar eerste boek: Consuminderen met kinderen. Inmiddels is ze bekend van columns, lezingen en televisie. Zij vertelt wie de mensen zijn die consuminderen en wat het oplevert om bewuster met geld om te gaan.
Marieke Henselmans heeft maar liefst zes consuminderboeken en drie bespaar-
kalenders op haar naam staan. Ze trad drie seizoenen op in het programma Geen
cent te makken van RTL4. Daar gaf zij samen met Peter van der Vorst advies
aan mensen met geldproblemen. Henselmans werkt als columnist voor het AD,
verzorgt lezingen en workshops. In januari verschijnt het boek Crisis Checklist, dat
hoger opgeleiden op humoristische wijze helpt om hun eigen geld te beheren.
“Consuminderen is in opkomst,” stelt Marieke Henselmans vast. “Ik merk het aan
de populariteit van de Nibudagenda 2009: de oplage van 30.000 was in één week
uitverkocht. Ook het aantal aanvragen voor workshops en lezingen is verdubbeld
in het afgelopen jaar. Dat hangt natuurlijk samen met de kredietcrisis: mensen
beseffen weer dat je geen geld moet uitgeven dat je niet hebt. Men is bang om de
baan te verliezen en om de hypotheek niet meer te kunnen betalen. Die angst helpt
mensen over de drempel heen om toch de geldzaken maar eens aan te pakken.
In mijn visie is consuminderen ‘Bewust met geld omgaan’. Veel mensen zitten vast
in een koopspiraal: ze geven erg veel geld uit aan spullen die ze denken nodig te
hebben maar die in feite niet nodig zijn. In een tweeverdienersgezin met kinderen
zie je dan bijvoorbeeld dat er twee auto’s zijn, het gezin veel uit eten gaat (geen tijd
om te koken) en drie keer per jaar op vakantie om bij te komen van de stress. Je
kunt je afvragen of dat wel zo ideaal is. Misschien zou het veel meer rust opleveren
als een van beiden parttime in de buurt ging werken. Het inkomen daalt maar komt
ook tijd vrij om geld te besparen: zelf koken, op de fiets naar je werk, snuffelen
naar tweedehands spullen. De kwaliteit van leven kan daardoor enorm verbeteren:
er is ruimte om aandacht te geven aan de kinderen, naar elkaar te luisteren en
thuis te ontspannen. Wie kan leven met minder geld creëert de vrijheid om de
dingen te doen die hij zelf belangrijk vindt.”
Typen consuminderaars“Je zou misschien denken dat consuminderaars arme mensen zijn. Dat beeld
klopt niet. De lezers van het consuminderblad Genoeg zijn vooral hoogopgeleide
mensen met een salaris van twee maal modaal – of meer. Het aantal bijstands-
gerechtigde lezers komt precies overeen met het landelijk percentage. Je kunt
consuminderaars grofweg in drie hoofdtypen indelen: de milieubewusten, de spi-
rituelen en de bespaarders. Milieubewusten consuminderen omdat zij zich zorgen
maken over energieverbruik en duurzaamheid. Ze willen spullen hergebruiken en
de omvang van hun ecologische voetafdruk verkleinen. Spirituele consuminder-
aars zijn mensen die zich afkeren van het materialisme, van al die spullen en van
de druk van de reclame en je omgeving om steeds maar meer te kopen.
Ze zoeken naar een manier om eenvoudiger te leven met minder prikkels.
De echte bespaarders zijn mensen die geld willen overhouden – soms uit nood-
zaak omdat ze wel moeten bezuinigen maar ook vaak als een soort van sport.
Zo iemand zal bijvoorbeeld met de rekenmachine in de hand vaststellen hoeveel
hij op jaarbasis bespaart door op de fiets boodschappen te doen in plaats van met
de auto. Er is dus veel variatie in consuminder-motieven.”
Bezuinigen en bestedenConsuminderaars bezuinigen door minder uit te geven. Het spaargeld wordt
bewaard maar ook uitgegeven aan zaken die de consuminderaar belangrijk vindt.
Aan het lezersonderzoek van het blad Genoeg ontleenden we de volgende
bezuinigings- en bestedingsposten.
Bezuinigen op: Uitgeven aan:• impulsaankopen • sparen
• kleding • schuldenaflossen
• uitetengaan • tweedehandsgoederen
• meubels • fairtradeproducten
• boekenencd’s • biologischevoeding
• energie • studie
• cadeaus • persoonlijkeontwikkeling
• theater • specialegeneeswijzenentherapieën
• vakantieenhobby’s • goededoelen
Kredietcrisis zet mensen op scherp‘Consuminderen is bewust met geld omgaan’
CLOU PAgINA 38 TEKST ROBERT HEEG
Brave burgers die geen aandelen bezitten, vragen zich wellicht af wanneer de
kredietcrisis hen nu eindelijk in de portemonnee gaat treffen. Voor de zekerheid
besluiten ze toch maar vast om grote aankopen uit te stellen, zo wijzen veel onder-
zoeken uit. Het consumentenvertrouwen daalt wereldwijd stevig, en daar hebben
met name dure producten als auto’s onder te lijden.
De cijfers liegen er niet om. In autoland nummer één, de VS, zijn de verkopen in
november dramatisch gedaald vergeleken met een jaar eerder: General Motors
verkocht 41 procent minder auto’s, Chrysler 47 procent en Ford 31 procent. In no-
vember 2007 werden er nog 16,07 miljoen auto’s verkocht, vorige maand net iets
minder dan 10,2 miljoen. Daarmee was de verkoop terug op het niveau van 1982.
Ford, General Motors en Chrysler vroegen de overheid om overbruggingskredieten,
maar die verzoeken werden door het Congres afgewezen. Gevreesd wordt met
name voor het voortbestaan van Chrysler.
In Nederland valt de schade op de consumentenmarkt over het gehele jaar ge-
nomen nog mee. Volgens de cijfers van RDC AutoMeterWeb werden er in oktober
41.943 nieuwe personenauto’s geregistreerd in Nederland; 0,7% minder dan in
oktober vorig jaar. Maar met een totaal van 463.015 nieuwe personenauto’s sco-
ren de eerste tien maanden van 2008 toch nog altijd 1% hoger dan vorig jaar.
De Nederlandse automarkt behoort daarmee tot de weinige in Europa waar nog
enige groei zichtbaar is. Voor marktleider Volkswagen vielen de verkopen echter
6,6% lager uit (zie kader). En er is sprake van een scherp neergaande lijn, want
in november mogen we een terugval van 22 procent noteren. ‘Wat zich in het
buitenland al wat eerder aftekende, gebeurt nu ook in Nederland’, concludeert
DealerSupportNet, een adviseur voor het Nederlandse autodealerbedrijf.
PaniekzaaienAan de fabrikantenkant is het verhaal nu al een stuk minder florissant. Nedcar
maakte begin december bekend in de problemen te zijn geraakt door de plots
afgenomen vraag. De productie van de Outlander ging met de helft omlaag. De
in Born gelegen fabriek beraadde zich over arbeidstijdverkorting en 300 banen
worden volgens De Limburger bedreigd. En dat terwijl NedCar eerder in 2008 juist
nieuw personeel had aangenomen voor de productie van de Outlander.
Geen wonder dat de paniek toeneemt. Eind november gingen zelfs geruchten dat
de AutoRAI in april 2009 geen doorgang zou vinden. Diverse merken, waaronder
BMW en Daihatsu, zouden uit bezuinigingsoverwegingen hebben afgezegd. De
autoshow in Detroit, een van de grootste en belangrijkste ter wereld, zag eerder
al acht merken afhaken. Op het web werd druk gespeculeerd; welke kans zou
de relatief bescheiden beurs in Amsterdam maken als zelfs Detroit het niet kan
bolwerken? Op Autoblog viel te lezen dat merkorganisaties zich afvroegen of het
wel verstandig is om veel budget te steken in de personenautotentoonstelling van
april volgend jaar, terwijl iedereen besparingsmogelijkheden zoekt. Automobiel-
management.nl meldde: ‘Voor een beetje grote stand moet al gauw worden ge-
dacht aan een post van enkele miljoenen euro’s.’ Maar bij de AutoRAI schuift een
woordvoerder het bericht stellig terzijde als ‘paniekzaaierij’. Op 26 november be-
sloten auto-importeurs, brancheorganisatie RAI Vereniging en de beursorganisatie
van Amsterdam RAI dat de AutoRAI 2009 wel degelijk doorgaat. Gezien de huidige
economische situatie in de autobranche is echter wel gesproken over ‘verdere
efficiencyslagen’.
Auto-industrie in het nauwConsumenten staan op de rem
Terwijl de kredietcrisis zich nog altijd uitbreidt als een olievlek, komen vooral de duurdere productgroepen in de problemen. Vooral de auto-industrie is in zwaar weer beland. Wat zeggen de cijfers?
CLOU PAgINA 39
Productie stilgelegdIn Frankrijk betekent de teloorgang van de auto-industrie - behalve een kwestie
van trots - niets minder dan een nationale crisis. De economie is er voor een groot
deel afhankelijk van de grote autofabrieken van Renault en PSA Peugeot Citroen.
De industrie verschaft werk aan liefst 10 procent van de Franse beroepsbevol-
king. Begin december werd bekend dat Sarkozy 26 miljard euro in de economie
pompt. Hij deed de belofte niet voor niets in Douai, waar een grote Renault-fabriek
staat, want een flink deel van het reddingsfonds is bestemd voor de auto-industrie.
Rémy Pothet is directeur van het nabij Parijs gevestigde TNS Automotive, dat een
netwerk heeft van ruim 350 autospecialisten in vijftig landen over de hele wereld.
Nu dat na de VS en andere Europese landen ook Frankrijk in een recessie terecht
is gekomen, zegt hij: “Het verslechterende economische klimaat, het dalende con-
sumentenvertrouwen en de strengere kredietregels hebben de vraag naar nieuwe
auto’s ernstig aangetast de afgelopen maanden. Franse autofabrikanten zagen
zich zelfs genoodzaakt de productie tijdelijk stil te leggen.”
De gevolgen worden ook in andere segmenten gevoeld. Staalleverancier Corus
vroeg begin december bij het ministerie van Sociale Zaken werktijdverkorting aan
voor circa 1100 voltijd banen. In Frankrijk is het met name in de media, waar de
gevolgen doordreunen. Renault en PSA Peugeot Citroen staan er hoog genoteerd
in de top-10 van adverteerders, met budgetten die in de honderden miljoenen
euro’s lopen. De bodem is volgens Pothet nog niet in zich. “Ik verwacht een signi-
ficante daling in media- en reclame-inkomsten in Frankrijk en Europa.” De markt-
onderzoekindustrie ondervindt echter weinig gevolgen van de autocrisis, zo denkt
hij. Weliswaar zal het merkcommunicatie-onderzoek er enige last van hebben,
maar die klap wordt opgevangen door geïntensiveerd onderzoek naar prijsstrate-
gieën en klantretentie-optimalisatie. Daarnaast kunnen de fabrikanten natuurlijk
niet zomaar ophouden hun nieuwe producten te testen – zowel in de volwassen
als de ontluikende markten.
AnticyclischIn ’s werelds snelst groeiende economieën gelden echter andere regels. In de
schatrijke Verenigde Arabische Emiraten, waar de glanzende wolkenkrabbers om
het hardst naar de hemel racen, kan Satish Singh, researchmanager bij General
Motors Africa & Middle East, de gevolgen van de wereldwijde crisis nog niet naar
zijn werkterrein vertalen. “Het is te vroeg om daar iets over te zeggen. De lokale
impuls is hier voorlopig nog niet uitgewerkt, maar wel zie je dat banken moeilijker
krediet verstrekken. Begin volgend jaar weten we meer.”
Een andere uitzondering is Rusland, waar het shoppen een relatief nieuwe vrije-
tijdsbesteding is die vooral de 40-plussers niet zo snel los willen laten. Daar heb-
ben consumenten de afgelopen maanden anticyclisch de portemonnee getrokken
voor grote uitgaven, aldus Alexey Gusev, hoofd van de kwalitatieve afdeling bij
de Factory of Marketing. “Mensen vrezen een devaluatie van de roebel en heb-
ben juist nu grote uitgaven gedaan, zoals meubels of een auto.” Toch wordt ook
daar vanaf januari 2009 de pijn gevoeld, voorspelt marktveteraan Panicos Ioan-
nides, Synovate’s managing director voor Rusland en Oekraïne. “De huizenmarkt
en de auto-industrie gaan eronder lijden. Auto’s worden hier immers als luxe be-
schouwd.”
En dit alles is nog maar het begin, waarschuwt Pothet. “Het aantal nieuwe au-
toregistraties over 2008 zal in heel Europa zeer negatief beïnvloed worden door
het slechte vierde kwartaal. De meeste experts verwachten voor de volwassen
markten in 2009 een afname die in de dubbele cijfers gaat lopen. De aanschaf
van een auto zit in het huishoudbudget in de tweede categorie, na een woning.
We hebben het hier bovendien vooral over een vervangingsmarkt. Consumenten
zullen wachten op een beter klimaat en meer vertrouwen voordat zij een nieuwe
auto kopen.” Voor de Nederlandse markt voorspelt consultantsbureau AUMACON
voor het komend jaar een totaal van 470.000 nieuwe personenauto’s; een daling
van 7 procent ten opzichte van 2008. Behalve de verminderde kooplust onder con-
sumenten, heeft ook het afnemende vertrouwen onder bedrijven direct gevolgen
voor investeringen in het wagenpark. Pothet voorziet dan ook moeilijke tijden voor
de fabrikanten. “De grote partijen zien zich ook nog eens genoodzaakt te investe-
ren in groene technologieën en zuinige voertuigen om de opwarming van de aarde
tegen te gaan. Ze krijgen het zwaar.”
TOP 10 NEDERLANDSE AUTOVERKOPEN JANUARI - OKTOBER 2008 IN AANTAL NIEUW gEREgISTREERDE PERSONENAUTO’S:
Merk 2008 2007 verschil
1 Volkswagen 42.428 45.438 -6,6%
2 Ford Europa 40.095 36.070 11,2%
3 Opel 38.378 43.538 -11,9%
4 Peugeot 37.782 35.994 5,0%
5 Toyota 36.787 37.377 -1,6%
6 Renault 33.530 30.367 10,4%
7 Citroen 22.522 21.516 4,7%
8 Fiat 19.910 16.862 18,1%
9 Hyundai 16.325 15.825 3,2%
10 Audi 15.450 14.522 6,4%
Bron: RDC AutoMeterWeb
EUROPESE MARKT STORT IN
Bijna alle Europese landen lieten in oktober sterk dalende autoverkopen zien. Alle
EU-lidstaten noteerden gezamenlijk 14,5 procent minder afzet; een verlies van
bijna 200.000 nieuwe auto’s in een maand. De eerste tien maanden van 2008
werden er 12.852.387 auto’s verkocht. In dezelfde periode in 2007 waren dat er
nog 13.578.994; een achteruitgang van 5,4 procent. Volgens fabrikantenorgani-
satie ACEA een direct gevolg van de financiële en economische crisis. Vooral in
West- en Zuid-Europa vielen in oktober harde klappen. Enkele voorbeelden: Ierland
(-55%), Spanje (-40%), Noorwegen (-28%), Groot-Brittannië (-23%) en IJsland
(-86%). Slechtst presterende fabrikanten in oktober waren General Motors (-25%),
Honda (25%) en Toyota (-24%).
Cijfers: fabrikantenorganisatie ACEA
De aanschaf van een auto zit in het huishoudbudget in de tweede categorie, na een woning.
TEKST ROB VAN BODEGOMCLOU PAgINA 40
Duurzaamheid is – net als recessie - een hot issue. Welk effect heeft de re-cessie op duurzaam ondernemen en consumeren? Is duurzaamheid niet te duur geworden? Staat het nog op de agenda? Econoom Ed Lof schreef (vóór de recessie) het boek ‘groei & Bloei’ waarin hij concludeert dat ‘economisch denken’, ofwel het maken van kosten-baten-afwegingen, goed is voor het milieu.
Wat de consument onder duurzaamheid verstaat, is niet in een paar woorden te
vatten. Dat blijkt uit Dossier Duurzaam gepresenteerd op het MIE: een periodiek
onderzoek, geïnitieerd door DDB en Intomart GfK, naar kennis, houding en gedrag
van consumenten rond duurzaamheid. 31% van de consumenten denkt aan pro-
ducten en diensten met een langere levensduur. 16% relateert duurzaamheid aan
milieuvriendelijke producten. Opmerkelijk is dat er ook associaties zijn met in po-
tentie slechte, milieubelastende producten. Duurzaam ondernemen blijkt makke-
lijker uit te leggen: 28% relateert dit aan bedrijven die milieubewust ondernemen,
8% spreekt over ondernemen met het oog op de toekomst. Consumenten delen
het begrip duurzaamheid op basis van vier dimensies in: 1) Hygiënefactoren; 2)
Milieuaspecten; 3) Ethiek, en 4) De mate waarin een bedrijf een actief maatschap-
pelijk beleid voert.
gREENWASHINgDe meest uiteenlopende bedrijven claimen tegenwoordig een duurzaam imago. Hier
zitten onvermijdelijk vormen van greenwashing tussen: bedrijven die meeliften op
de groene trein zonder daar daden tegenover te stellen. De vloedgolf aan duurzame
claims maakt de consument tot slachtoffer. DDB en Intomart GfK adviseren een
duidelijke koppeling te maken tussen duurzaam werken en de identiteit van een be-
drijf, het moet passen bij het merk-DNA. De bedrijven die het vaakst als duurzaam
worden gezien, zijn de energiebedrijven. Drie staan in de top vijf; de andere twee
zijn IKEA en Philips. De mate waarin consumenten duurzaamheid belangrijk vinden,
scoort hoog. Er wordt beduidend lager gescoord op de mate waarin zij erop letten
bij aankoopbeslissingen. Dertig procent van de Nederlanders, de Duurzamen, let er
wel op. De Cynici (14%) zijn het minst geïnteresseerd. Daar tussenin bevinden zich
de Kritische Burgers (32%) en de Ongeëngageerden (25%).
TIJDELIJK EFFECTEconoom Ed Lof stelt dat naarmate we welvarender worden, burgers en bedrijven
meer aandacht hebben voor immateriële waarden. En waarschijnlijk dus ook voor
(softe) duurzaamheidsissues. Het is volgens hem niet zo dat een recessie per defi-
nitie de aandacht voor hogere waarden als mens en milieu vermindert. Lof ziet wel
Failliet van shareholdersvalue iswinst voor duurzaamheid
dat de recessie negatieve effecten kan hebben op de agendering van duurzaam-
heid. “De Nederlandse overheid is er bijvoorbeeld op gebrand de binnenlandse be-
stedingen te stimuleren; het entameren van enkele grote publieke werken is een
uiterst effectieve manier om dat te bereiken. Probleem is dat dit zeer langlopende
projecten zijn, voor een belangrijk deel veroorzaakt door de vele bezwaarprocedu-
res van milieuactivisten. Ik kan me voorstellen dat deze milieuregulering tijdelijk
even wordt versoepeld.” Overigens is het verlaten of versoepelen van het ‘vervuiler
betaald’-principe, wel zeer schadelijk voor duurzaamheid. Zolang de externe kos-
ten, bijvoorbeeld die van milieuschade, niet in rekening worden gebracht, blijft het
milieuprobleem volgens Lof onoplosbaar.
Om de vraaguitval te compenseren, doen overheden en bedrijven dringende op-
roepen aan burgers om vooral te blijven consumeren. Die consumptiepush hoeft
niet per se schadelijk te zijn voor duurzaamheid. Lof: “Het gaat er om waar het aan
wordt besteed. De consument gaat wellicht wat minder luxe artikelen kopen, een
Opeltje en geen BMW, of een iets bescheidener flatscreen. Dat kan gunstig uitpak-
ken voor duurzaamheid. Maar het zal ook voorkomen, en dat is ongunstiger, dat
de consument zijn geld niet meer wil of kan besteden aan de vaak wat duurdere
duurzame producten.”
ECONOMICS‘Economie is goed voor milieu’, zo luidt de ondertitel van Lofs boek. Hij doelt hier-
mee op economische kosten-baten-afwegingen. De mogelijk andere manier van
economisch denken tijdens financieel krappere tijden verandert volgens Lof het
duurzaamheidsdenken niet op een fundamentele wijze. “Een recessie is namelijk
altijd tijdelijk, en al is die op de korte termijn misschien schadelijk, op de lange
termijn geldt het omgekeerde. De kortetermijnfocus op aandeelhouderswaarde
en kwartaalwinsten zal plaatsmaken voor een langetermijnvisie. Dan moet je in
je investeringsbeslissingen wel rekening houden met de komst van steeds meer
milieuheffingen en met schaarser wordende grondstoffen. In feite stimuleert de
recessie het langetermijndenken en dat is uiteindelijk goed voor het milieu.” De
laatste Duurzaamheidsmonitor van PricewaterhouseCoopers concludeert dat de
recessie geen negatief effect heeft op de mate van duurzaam ondernemen. De
financiële crisis zou duurzame ondernemingen beduidend minder raken dan op
kortetermijnwinst gerichte ondernemingen. In dat kader is de ontwikkeling bij au-
tofabrikanten interessant. Lof: “General Motors heeft al zijn investeringsplannen
opgeschort, behalve die van de hybride Volt. De Amerikaanse staatssteun mag ook
alleen voor deze milieuvriendelijke auto aangewend worden.” Velen zullen dat zien
als een grote verdienste van de recessie.
Hybride Volt van General Motors krijgt Amerikaanse staatssteun
CLOU PAgINA 42 TEKST SUSANNE VAN DEN BUUSE (STADSPEIL) EN JAN ROEKENS
De economische crisis grijpt inmiddels overal ter wereld om zich heen. In hoeverre is de crisis ook voelbaar in de wereld van marktonderzoek? Welke gevolgen heeft de crisis op dit moment voor opdrachtgevers van marktonderzoek? En hoe zijn de verwachtingen voor komend jaar? MOA-panelleden (allen opdrachtgevers van marktonderzoek) geven aan wat voor hen de gevolgen van de economische crisis in het marktonder-zoek zijn.
Bijna de helft van de opdrachtgevers ondervindt gevolgen economische crisis op eigen afdeling
De meerderheid van de opdrachtgevers van marktonderzoek praat vaak tot heel
vaak over de economische crisis op zijn of haar werk. Slechts 7% praat er bijna
nooit of nooit over.
Volgens driekwart van de opdrachtgevers (73%) heeft de economische crisis op
dit moment in enige tot (zeer) sterke mate invloed op zijn/haar organisatie. Het
deel van de opdrachtgevers dat verwacht dat dit binnen nu en een jaar zo zal
zijn, is nog iets groter (80%). Slechts 2% verwacht geen invloed van de crisis op
zijn/haar organisatie binnen nu en een jaar.
Op de afdeling waar men werkzaam is, vindt men de invloed weliswaar minder
groot, maar nog steeds aanzienlijk. Op dit moment ervaart bijna de helft (45%)
invloed van de economische crisis op de eigen afdeling. Volgens drie op de tien
heeft de crisis geen gevolgen voor zijn/haar afdeling. Voor de toekomst verwacht
men meer gevolgen. Een meerderheid van 61% verwacht binnen nu en een jaar
op de eigen afdeling invloed van de crisis te ondervinden. Slechts 11% verwacht
geen enkele consequenties te zien binnen nu en een jaar.
Kritischer kijken naar offertes van onderzoeksbureaus en annuleren van onderzoeken belangrijkste gevolgen van crisis
Vier op de tien opdrachtgevers kijkt kritischer naar offertes van onderzoeksbu-
reaus als gevolg van de crisis. Bij drie op de tien vinden sommige onderzoeken
geen doorgang. Een kwart stelt onderzoeken uit als gevolg van de crisis. Men
verwacht dat binnen nu en een jaar dezelfde gebeurtenissen in hogere mate
zullen plaatsvinden. De drie op de tien opdrachtgevers die geen invloed van de
crisis op de eigen afdeling zien, zijn aan de rechterkant van de grafiek weerge-
geven.
Onderzoeksbudget bij een kwart van de opdrachtgevers beïnvloed door economische crisis
Een kwart van de opdrachtgevers geeft aan dat de crisis gevolgen heeft voor het
onderzoeksbudget van volgend jaar. Van hen zegt de meerderheid dat het budget
kleiner zal zijn. In totaal moet 18% van de opdrachtgevers volgend jaar met een
lager budget werken.
MOA-panelOnderzoek naar de invloed van de economische crisis
59% 36% 7%
0% 20% 40% 60% 80% 100%
In welke mate is de huidige economische situatie gespreksonderwerp op uw werk?
(n = 160)
(Heel) vaak Soms (Bijna) nooit 11%
6%
6%
5%
2%
1%
26%
20%
14%
27%
13%
18%
33%
43%
49%
36%
54%
50%
0%
0%
1%
1%
1%
1%
31%
31%
31%
31%
31%
31%
0% 20% 40% 60% 80% 100%
… kijken we kritischer naar offertes van onderzoeksbureaus
… stellen we onderzoeken uit
… kijken we kritischer naar met welke onderzoeksbureaus we
zaken doen
… vinden sommige onderzoeken geen doorgang
… besteden we minder onderzoeken uit (doen we meer zelf)
... gebruiken we andere onderzoeksmethoden
In hoeverre zijn onderstaande gebeurtenissen op dit moment van toepassing op de afdeling
waar u werkzaam bent? (n = 160)
Als gevolg van de economische crisis...
In sterke mate van toepassing
In enige mate van toepassing
Niet van toepassing
Weet ik niet
Ziet geen invloed van crisis op eigen afdeling of weet het niet
26% 26% 18% 31%
0% 20% 40% 60% 80% 100%
Heeft de economische situatie gevolgen voor uw onderzoeksbudget van volgend
jaar? (n = 160)
Ja Nee Weet ik niet Ziet geen invloed van crisis op eigen afdeling of weet het niet
27%
34%
46%
46%
18%
15%
8%
2%
2%
3%
0% 20% 40% 60% 80% 100%
…op dit moment?
…binnen nu en een
jaar?
In hoeverre heeft de economische situatie invloed op uw organisatie...
(n = 160)
In (zeer) sterke mate In enige mate In zeer beperkte mate Geen invloed Weet ik niet
17%
15%
28%
46%
26%
24%
29%
11%
1%
4%
0% 20% 40% 60% 80% 100%
…op dit moment?
…binnen nu en een
jaar?
In hoeverre heeft de economische situatie invloed op uw afdeling...
(n = 160)
In (zeer) sterke mate In enige mate In zeer beperkte mate Geen invloed Weet ik niet
27%
34%
46%
46%
18%
15%
8%
2%
2%
3%
0% 20% 40% 60% 80% 100%
…op dit moment?
…binnen nu en een
jaar?
In hoeverre heeft de economische situatie invloed op uw organisatie...
(n = 160)
In (zeer) sterke mate In enige mate In zeer beperkte mate Geen invloed Weet ik niet
17%
15%
28%
46%
26%
24%
29%
11%
1%
4%
0% 20% 40% 60% 80% 100%
…op dit moment?
…binnen nu en een
jaar?
In hoeverre heeft de economische situatie invloed op uw afdeling...
(n = 160)
In (zeer) sterke mate In enige mate In zeer beperkte mate Geen invloed Weet ik niet
CLOU PAgINA 43
Personele consequenties bij 22% van de opdrachtgevers
Vier op de tien opdrachtgevers ziet geen invloed van de crisis op de personeels-
bezetting. Bij 22% is dit wel het geval. 14% geeft aan dat er een vacaturestop
is of op handen is. Bij 9% loopt het aantal beschikbare fte’s terug of gaat dit
teruglopen. Slechts 1% geeft aan dat er ontslagen (gaan) vallen als gevolg van
de crisis.
Drie op de tien opdrachtgevers verwacht dat de crisis in enige tot (zeer) sterke
mate invloed zal hebben op zijn/haar komende salarisonderhandelingen. Slechts
twee op de tien verwacht geen enkele invloed.
Binnen nu en een jaar grotere invloed van crisis verwacht
Meer dan de helft van de opdrachtgevers denkt dat de economische situatie de
komende maanden (veel) erger wordt. Drie op de tien verwacht dat de situatie
hetzelfde blijft. Slechts 13% denkt dat de situatie de komende maanden verbe-
tert.
6% 25% 14% 18% 6% 31%
0% 20% 40% 60% 80% 100%
In hoeverre verwacht u dat de economische situatie invloed zal hebben op uw komende
salarisonderhandelingen? (n = 160)
In (zeer) sterke mate In enige mate In zeer beperkte mate Geen invloed Weet ik niet Ziet geen invloed van crisis op eigen afdeling of weet het niet
4% 53% 30% 13% 0%
0% 20% 40% 60% 80% 100%
Hoe denkt u dat de economische situatie zich de komende maanden zal ontwikkelen? (n
= 160)
Het wordt veel erger Het wordt erger Het blijft hetzelfde Het wordt beter Het wordt veel beter
Het onderzoek heeft plaatsgevonden via internet in de periode 6 tot en met 13
november 2008. In totaal zijn n = 160 opdrachtgevers van marktonderzoek
ondervraagd. Hiervoor is gebruikgemaakt van het online panel van de MOA. Het
MOA-panel is een panel voor gebruikers van marktonderzoek en aanverwante
informatiediensten. Wilt u als opdrachtgever van marktonderzoek ook lid worden
van het MOA-panel? Meld u dan nu aan via www.moapanel.nl.
14%
9%
1%
43%
5%
0% 50% 100%
Ja, er is/komt een
vacaturestop
Ja, het aantal beschikbare
fte’s loopt terug/gaat
teruglopen Ja, er vallen ontslagen/er gaan
ontslagen vallen
Nee
Weet ik niet
Heeft de economische situatie invloed op de personeelsbezetting op uw afdeling? (n =
160)
Dit panel wordt mede mogelijk gemaakt door ISIZ en Stadspeil
CLOU PAgINA 44
Het Financieel Weerbericht van Millward Brown is een nieuw onderzoeksin-
strument, dat maandelijks inventariseert hoe Nederlanders aankijken tegen
actuele ontwikkelingen in de financiële en economische wereld. Het veld-
werk voor de recentste editie van het Financieel Weerbericht vond plaats
van 20 t/m 24 november. Hieronder een samenvatting.
Nederlanders blijven ook onder de huidige economische omstandigheden in het
algemeen trouw aan hun eigen bank. Bij hypotheken is dat minder het geval dan
bij sparen en beleggen. Beleggers hebben uitsluitend op het gebied van beleggen
een andere voorkeur dan de ‘gemiddelde Nederlander’.
Slechts een kleine minderheid (14%) van de Nederlanders heeft door de • kredietcrisis minder vertrouwen gekregen in de eigen bank.
Volgens klanten van de Rabobank is die bank de beste op het gebied van • sparen, met Postbank als runner-up. Ook op het gebied van beleggen zien de
Rabobankklanten de eigen bank als beste, maar dan met Alex als runner-up.
Wat hypotheken betreft is Rabobank wederom favoriet met Postbank
runner-up.
Volgens klanten van Postbank is Postbank de beste op het gebied van sparen, • met Rabobank als runner-up. Zowel op het gebied van beleggen als op het
gebied van hypotheken zien de Postbankklanten ook de eigen bank als beste,
wederom met Rabobank als runner-up.
Volgens klanten van ABN AMRO is ABN AMRO de beste op het gebied van • sparen, met Rabobank en SNS Bank als runner-up.
Op het gebied van beleggen zien de ABN AMRO-klanten de eigen bank als
beste, maar dan met uitsluitend Rabobank als runner-up. Opvallend is dat op
het gebied van hypotheken bij ABN AMRO-klanten Rabobank favoriet is, met
de eigen ABN AMRO als tweede.
Voor beleggers zijn respectievelijk Rabobank en Postbank de favoriete spaar • banken, waarmee ze niet afwijken van de ‘gemiddelde Nederlander’.
De favoriete beleggingsbanken zijn in volgorde van voorkeur Rabobank, Alex,
Binck Bank en Robeco. Op het terrein van hypotheken vertonen beleggers
wederom een marktconforme voorkeur, namelijk Rabobank als favoriet en
Postbank als runner-up.
Nederlanders maken zich meer zorgen over de financiële toekomst van het land
dan over de eigen financiële toekomst en steunen de maatregelen van de over-
heid om de kredietcrisis te bestrijden.
Iets meer dan de helft (52%) van de Nederlanders zegt zich door de • kredietcrisis meer zorgen te maken over de financiële toekomst van
Nederland. Hiermee vergeleken is het deel van de Nederlanders dat zich
zorgen maakt over de eigen financiële toekomst beperkt (31%).
Ongeveer tweederde van de Nederlanders (65%) is het eens met de stelling • dat zonder het ingrijpen van de overheid de gevolgen van de kredietcrisis
veel erger zouden zijn geweest.
Nederlanders vinden, nog meer dan in oktober, dat het nu een goede tijd is om te
sparen en dat het een slechte tijd is om te beleggen of een huis te verkopen.
Ruim de helft (55%) van de Nederlanders zegt dat het een goede tijd is om • méér te sparen. Vergeleken met oktober is dit aandeel enigszins gestegen (in
oktober was het 50%).
Tweederde (67%) zegt dat het een slechte tijd is om een huis te verkopen. • Dit is een forse stijging ten opzichte van oktober (toen was het 57%).
Ruim de helft (55%) vindt het nu een slechte tijd om méér te beleggen, • in oktober lag dit aantal iets lager (52%).
PESSIMISTISCH OVER ECONOMIE, POSITIEF OVER INgRIJPEN BOS Nederlandse consumenten zijn pessimistisch over de ontwikkeling van de
economie, zo blijkt uit een wereldwijde studie in 21 landen naar de economische
situatie, uitgevoerd door Motivaction en een netwerk van onderzoekbureaus
GlobalNR. Uit het onderzoek komt verder naar voren dat de wereldbevolking
somber is over de vooruitzichten.
Net zoals in de meeste landen, stellen de Nederlanders zich in op een wereldwij-
de recessie; 60% van de ondervraagden in Nederland geeft aan te verwachten
dat de economie in de komende tijd verslechtert. Alleen de Engelsen (75%) en de
Japanners (75%) zijn nog somberder. Dit sombere beeld hangt nauw samen met
het beeld dat Nederlanders hebben over de waardeontwikkeling van hun huis en
het geld dat zij denken te kunnen besteden het komende jaar.
Maar liefst 69% voorspelt dat de waarde van de huizen in Nederland gaat dalen.
Verwachtingen over de persoonlijke financiële situatie stemmen ook niet vrolijk:
meer dan de helft van de ondervraagden (54%) verwacht in de komende 12
maanden minder geld te kunnen besteden. .
Het Nederlandse kabinet krijgt van de meeste ondervraagden een dikke vol-
doende voor de wijze waarop zij de kredietcrisis en de verslechterende economi-
sche situatie te lijf gaan. De gemiddelde waardering is 6,4. Bijna een kwart geeft
zelfs een acht. Daarmee scoort de Nederlandse overheid het hoogst, samen met
Finland en China.
Ruim tweederde (68%) van de Nederlandse consument zegt overheidsbemoeie-
nis bij Fortis, ABN en ING de banken toe te juichen en 15% geeft aan dat de
overheid nog dieper mag ingrijpen.
Nederlander trouw aan eigen bank
CLOU PAgINA 46
FRAUDERENDE ONDERZOEKERS Gek eigenlijk. Marktonderzoekers zijn door hun branchebrede acceptatie van de
Esomar-code gebonden aan oprechtheid en eerlijkheid. Eerlijk vertellen over de
achtergrond en duur van het onderzoek, geen direct marketing-verstrengelingen
en een strikte naleving van de wet op de privacy.
Respondenten daarentegen zijn nergens aan gebonden. Zij mogen op verjaars-
visites vertellen over de onderzoeken waaraan zij hebben deelgenomen. Sterker
nog, zij mogen sociale wenselijke antwoorden geven en zij mogen merkgebruik
faken zonder hiervoor op het matje te worden geroepen. Kennelijk omdat hun
deelname belangeloos en vrijblijvend is. Maar wat nu als hun deelname een be-
taalde deelname is, zoal bij kwalitatief onderzoek? Dan mogen wij rekenen op
eerlijke antwoorden. Nog steeds worden selectiebureaus, en daarmee hun klan-
ten, geconfronteerd met frauderende respondenten, die ineens producten blijken
te gebruiken waarvan ze daarvoor nog nooit gehoord hadden.
Recentelijk deed zich wel een heel schrijnend geval voor waarbij frauderende
respondenten medewerkers bleken van een marktonderzoekbureau. Zij schreven
zich in bij een selectiebureau en pleegden valsheid in geschrifte door een ander
beroep op te geven.
Dit pleit ervoor respondenten niet alleen te laten tekenen voor het in ontvangst
nemen van de respondentenvergoeding, maar ze ook te laten verklaren dat zij eer-
lijke informatie hebben verstrekt aan het selectiebureau en dat zij ermee akkoord
gaan dat bij overtreding hun naam op een, strikt legaal opgezette, zwarte lijst zal
worden geplaatst. Ter geruststelling:frauderende onderzoekers vallen binnenkort
onder de verplicht gestelde MOA-gedragscode en kunnen uit het verenigingsbe-
stand worden verwijderd. Hoe eerder hoe beter.
STAY CONNECTED. ALLÉÉN MOBIEL BEREIKBAAR WORDT DE NIEUWE NORMDenkt u dat er landen in Europa zijn waar meer dan 33% van de inwoners van
15 jaar en ouder alleen maar via een mobiele telefoon te bereiken is.
Het antwoord is opmerkelijk: plenty.
De absolute uitblinker is Tsjechië waar maar liefst 65% van de bevolking alleen
maar mobiel te bereiken is. Ook de niveaus in Roemenië, Hongarije en Slowakije
zijn indrukwekkend hoog te noemen. Het is duidelijk: vele bellers stappen in één
keer het mobiele tijdperk binnen. Interessante gegevens uit een recente Euro-
barometer-publicatie. In de grote Europese landen ligt het ‘alleen mobiel’-niveau
tussen de 10 tot 20% en dit niveau is tussen 2005 en 2007 nauwelijks gestegen.
Kennelijk is hier sprake van een structurele verzadiging.
Een troost voor de in Nederland gevestigde callcentra die zich richten op Neder-
landse respondenten. In 2007 belde slechts 4% van de Nederlanders van 15 jaar
en ouder alleen mobiel. Nederland loopt dus voor de verandering eens achterop.
PERSONAL BRANDINg VAN MINDWORLD? Weer een flut-onderzoekje, ontdekt in een respectabel marketingtijdschrift. In TvM
van september 2008 treffen wij een artikel onder de titel: ‘Personal branding als
short-cut?’ waarmee een bureau kennelijk een geheel eigen methodiek wil pro-
moten.
Waar gaat het onderzoek over? Dat is hier nu juist het probleem.
De wijze waarop ‘Mindworld’ in elkaar steekt, wordt als volgt omschreven: ‘mer-
ken in de breedste zin des woords zijn in kaart gebracht op basis van alle eigen-
schappen en gevoelens die de consument spontaan aan elk merk verbindt’.
Meer staat er niet in het artikel over de specifieke methode. Er staat ergens ver-
stopt dat de steekproef, van twee maal 150: één over de PvdA en één over Wouter
Bos, representatief is, maar niet voor wat. Voor de kiezers, voor alle 18-plussers?
Tevens wordt niet duidelijk hoe er ondervraagd is: telefonisch, via een panel? Het
staat nergens. Hoe de associaties tot stand zijn gekomen weten wij ook niet, spon-
taan en/of geholpen?
Zeker gedacht: marketeers zijn VVD en dus laten we Bos en de PvdA weer eens
aan de kaak stellen. Leest lekker weg en we maken er toch onleesbare, maar
aantrekkelijke grafiekjes bij. Het zegt natuurlijk niets dat het imago van Bos op een
aantal punten afwijkt van dat van de PvdA. Het zegt pas wat als je aan kunt tonen
dat dit verschil bij de PvdA en Bos sterk afwijkt van bijvoorbeeld de combinatie
CDA-Balkenende of VVD-Rutte. Los daarvan, is het eigenlijk erg? Die politieke ana-
lyse wordt niet gemaakt.
Zou je bij dit type onderzoek geen onderscheid moeten maken tussen merk-
gebruikers en niet-merkgebruikers, oftewel, PvdA-stemmers en niet-PvdA-stem-
mers? De eerste groep is bij deze steekproef hooguit 20 tot 30 personen groot.
Kortom een hoop cijfers gebaseerd op een zeer minieme steekproef.
Maar reclame voor jezelf mag natuurlijk niet te duur worden en onderzoeksuit-
komsten waar niemand op zit te wachten mogen natuurlijk niet veel kosten.
Jammer dat het Tijdschrift voor Marketing zo makkelijk in de val trapte.
is de rubriek die bijzondere voorvallen, uitglijders, misverstanden en vergrijpen op het gebied van onderzoek wil belichten.
Opmerkelijk! (nr. 6)
CLOU PAgINA 47
FONDS ZOEKT WELSTANDIgE SLACHTOFFERSWij hebben er al eerder over geschreven, maar met alle liefde doen we het nog
een keer: het Fonds Slachtofferhulp neemt de boel in de maling. Het Fonds stuurt
brieven rond met het verzoek om deel te nemen aan het Nationaal Onderzoek Cri-
minaliteit & Veiligheid 2008. Bij de brief zit een vragenlijst die op naam is gesteld,
en een balpen. Handig zo’n balpen, en omdat u dom bent, zegt de toelichting dat
je de balpen moet gebruiken om de antwoordvakjes te vullen. Daarmee lopen we
natuurlijk vooruit om waar het werkelijk om draait: het vullen van de vakjes van
het Fonds zelf, want na het beantwoorden van de vragen (variërend van: voelt u
zich weleens onveilig?, tot: hoe beoordeelt u de positie van de slachtoffers in het
algemeen?) komen wij bij het gedeelte dat je maar beter ook kunt invullen: de
smeekbede om geld. Geef een machtiging en hartelijk dank maar weer. En wees
ervan overtuigd dat uw gegevens vertrouwelijk worden behandeld. Hoewel….,
aan het eind van de vragenlijst staat dat de gegevens worden gebruikt om u op de
hoogte te houden van het reilen en zeilen van het Fonds en ‘verwante organisa-
ties’. Als u dus binnenkort aanbiedingen krijgt voor boksbeugels, pepper spray en
ploertendoders weet u hoe dat komt.
Jammer dat zo’n lofwaardig initiatief – slachtoffers helpen – gebruik maakt van
vals sentiment, onderzoek dat geen onderzoek is en een schijn van vertrouwen
wekt die net zo hard weer wordt ontkend. En bovenal jammer dat de voorzitter
van het Fonds zijn naam moet lenen aan de collecte. Daar staat hij, bovenaan de
brief, de man die menig onderzoek naar ongelukken en rampen uitvoerde: prof.mr.
Pieter van Vollenhoven. Tijd om de blik eens naar binnen te richten, professor?
ColofonDeze rubriek is een initiatief van de Research Keurmerkgroep.
www.goedonderzoek.nl en staat onder redactie van Lex Olivier, Bert v.d. Herberg, Jan Roekens, Mario van Hamersveld, Terry Häcker en Wicher van Vreden.
CLOU PAgINA 48 TEKST DR. A.J. OLIVIER, DIRECTOR GENERAL EFAMRO
Een nieuwe veldwerkmethode die het beste uit twee werelden in zich
verenigt en de teloorgang van de bestaande steekproefopzetten zou
kunnen inluiden, doorbreekt de bestaande taboes.
Als ouderen het beste ‘telefonisch’ en jongeren het beste ‘online’ benaderd kun-
nen worden, waarom wordt er dan steeds een zwart/wit keuze gemaakt tussen
twee sub-optimale methoden en waarom zouden wij niet het beste van de twee
methoden met elkaar mogen combineren?
En als grote aantallen respondenten geen vaste telefoonaansluiting meer hebben
en alleen maar mobiel te bereiken zijn, waarom wordt telefonisch veldwerk dan
niet aangevuld met online enquêtes?
Meerlandenstudies moesten in het verleden, ook waar dat eigenlijk helemaal niet
kon, volgens één uniforme methode worden opgezet en het was al helemaal ‘not
done’ om binnen een landelijke steekproef meerdere dataverzamelingsmethoden
te gebruiken.
Internationale mixed mode-onderzoekenBij de opzet van internationaal marktonderzoek is de mixed mode approach, waar-
bij binnen één steekproef/onderzoeksopzet meerdere dataverzamelingsmethoden
gehanteerd worden, inmiddels gemeengoed.
Er is immers geen bedrijf meer te vinden dat onderzoek in Afrika online uitvoert
omdat men aldaar dezelfde dataverzamelingsmethode wil hanteren als in de Ver-
enigde Staten.
Wie ons ooit heeft aangeleerd dat een marktonderzoek volgens één en dezelfde
uniforme veldwerkmethode zou moeten worden uitgevoerd, valt waarschijnlijk niet
meer te achterhalen. Wel kunnen we vaststellen dat dit dogma achterhaald is.
Wat in het internationale onderzoek inmiddels een geaccepteerde aanpak is ge-
worden blijkt nu ook steeds noodzakelijker binnen de landelijke steekproeven.
De non-response van telefonisch (en face-to-face) onderzoek blijft stijgen. Over de
kwaliteit van de online access panels zijn de meningen verdeeld en de variablititeit
van de non-response wordt steeds groter en is steeds meer afhankelijk van het
gekozen onderwerp.
Kortom, waar jaren geleden reeds geconstateerd werd dat de grootste vertekenin-
gen in de onderzoeksresultaten niet zozeer ontstaan door statistische onbetrouw-
baarheid maar veeleer door dekkingsfouten en non-response vertekeningen, is
nu de tijd gekomen om de consequenties te trekken en over te gaan tot mixed
mode opzetten.
Drie soorten onderzoekersDe marktonderzoekers kunnen in drie categorieën worden ingedeeld.
De pessimisten, de optimisten en de realisten.
De pessimisten leggen de nadruk op de onbetrouwbaarheid van onderzoeksme-
thoden en stellen de bruikbaarheid ter discussie.
Discussies over bijvoorbeeld paneloverlap, paneldruk en beroepsrespondenten en
andere NOPVO-uitkomsten zijn koren op hun molen. Opvallend is dat zij meestal
wél tekortkomingen aangeven, maar verzuimen om oplossingen aan te dragen.
Daarnaast zijn er de optimisten. Zij initiëren onderzoeken die aantonen dat ver-
schillende methoden van dataverzameling, vergelijkbare onderzoeksresultaten
opleveren. Dertig jaar geleden lanceerde marktonderzoekbureau Interview al het
historische onderzoek: ’Een rondje non-response’ waarin aangetoond werd dat
non-response de onderzoeksresultaten niet vertekent. Deze conclusie is verge-
lijkbaar met de uitkomsten van onderzoeken die online instituten in de afgelopen
jaren hebben geïnitieerd.
Ook hier is de eindconclusie dat de resultaten van telefonisch onderzoek en online
onderzoek meestal identiek zijn. Let op het woord ‘meestal’.
Voor de grote panelinstituten is hiermee de zaak afgedaan. Zij kennen slechts één
‘mode’, te weten de ‘online mode’. Logisch natuurlijk want zij verkopen niet anders
en hebben er geen enkel belang bij om de efficiency van het dataverzamelingspro-
ces teniet te doen. Het is denkbaar dat Leendert van Meerem dat bedoelde in zijn
interview in het Tijdschrift voor Marketing (november 2008)
Tot slot willen wij stilstaan bij de realisten. Een verassend kleine groep markton-
derzoekers. Tenminste wanneer wij afgaan op de geringe aandacht die er gegeven
wordt aan een systematische vergelijking tussen de diverse dataverzamelings-
methoden en de geringe energie die er door de branche gestoken wordt in het
in kaart brengen van het ‘wanneer’ en het ‘waarom’ een methode wél of géén
vergelijkbare onderzoeksresultaten oplevert.
Het wordt tijd hierin verandering te brengen. Op 22 januari 2009 heeft de MOA
Bill Blyth, Global Methods Director van TNS uitgenodigd om een realistische visie
te geven op mixed mode benaderingen. Wilt u meedenken of meediscussiëren
tijdens de forumdiscussie, reserveer dan deze datum in uw agenda.
PROgRAMMA MIXED MODE ONDERZOEK – 22 januari 2009Aristo Amsterdam. 14.00-17.30 uur. zie www.moaweb.nl
14.00 uur Bill Blyth | TNS/SOFRES Mixed Mode - The only 'fitness' regime
Op basis van een analyse van de ontwikkelingen binnen de telecommunicatie en de socio-de-
mografische ontwikkelingen toont Blyth aan dat een combinatie van veldwerkmethoden binnen
één steekproef een betrouwbaarder resultaat oplevert.
14.45 uur Edith de Leeuw | Universiteit Utrecht Types of mixed mode designs.
De beste methode van mixed mode dataverzameling bestaat niet. Alle methoden hebben een
voor en tegen. Tijd voor een overzicht van de diverse mixed mode aanpakken.
16.00 uur Remco Frerichs | Team Vier. Opzet en rapportage van mixed mode projekten
In opdracht van een provincies voert Team Vier onderzoek uit waarbij uitgegaan wordt van
verschillende veldwerkmethoden.
16.20 uur Lex Olivier | Efamro Handling Mixed Mode Schaalvragen
Hoe telefonische schaalvragen en online schaalvragen ingepast kunnen worden in een integrale
mixed mode steekproef. Een klanttevredenheid-case uit de telecom wereld.
16.40 uur Marion Appel | Intomart gFK Case waarin belanghebbenden akkoord gingen met een mixed mode aanpak waarin webon-
derzoek gecombineerd werd met meer traditionele onderzoeksmethoden.
Mixed mode -
De aanstaande revolutie binnen het marktonderzoek
CLOU PAgINA 50 TEKST MARIEKE C. ELSENGAONDERZOEK IN HET NIEUWS
Wie zijn jullie?“Stichting Artes is een non-profit organisatie die zich bezighoudt met de collec-
tieve promotie van hedendaagse beeldende kunst in Nederland. We bieden onder-
steuning aan kunstuitlenen, galeries en andere professionele kunstbemiddelaars
op het gebied van onderzoek, bedrijfsvoering, promotie en deskundigheidsbevor-
dering. Daarnaast willen we graag kunst onder een breder publiek toegankelijk
maken. We proberen kunstconsumenten te verleiden tot ánder kunstgedrag.”
Op wat voor manier doen jullie dat?“Dat kunnen activiteiten zijn die we in opdracht doen van bijvoorbeeld maatschap-
pelijke organisaties, brancheverenigingen, bedrijven, overheden of fondsen. Zo
hebben we laatst een actie ontwikkeld voor Connexxion, Kunst in de bus’. Maar we
ontwikkelen ook zelf activiteiten, zoals Art ID. Dat is een kunstbeurs voor jongeren
tussen de 16 en 22 jaar. Tijdens dit evenement konden zij kennis maken met jonge
kunstenaars en hun kunst in workshops, lezingen en exposities. De bedoeling is
dat jonge kunstenaars leeftijdgenoten enthousiast maken voor kunst.
Een andere activiteit van ons is het webportal Artstart.nl. Hierop vind je de grootste
gedigitaliseerde kunstcollectie van Nederland en alle collecties van kunstuitlenen.
Het goede nieuws is dat wij hiervoor een investeerder hebben gevonden, waardoor
we dit portal kunnen uitbreiden. Er komt een soort virtuele kunstcommunity. De
kunstmarkt is heel weinig transparant en via deze website kunnen mensen meer
ervaren worden in de kunst. Het wordt ook mogelijk om via deze website kunst
te bestellen. Wat Artes uiteindelijk wil is moderne marketingtechnieken gebruiken
om kunst populair te maken bij de consument. Het gaat ons hierbij uitsluitend om
kwalitatief hoogwaardige kunst.”
Marktonderzoek is ook een van jullie activiteiten. Wat hebben jullie zoal gedaan?“Zodra er een vraag vanuit de branche komt, proberen wij daar een financieel
potje voor te vinden. Vervolgens laten we het onderzoek door een gerenommeerd
bureau uitvoeren en wij coördineren het. Een goed voorbeeld hiervan is het on-
derzoek naar aanbieders van hedendaagse kunst, uitgevoerd door het EIM. En het
onderzoek naar de vraag naar beeldende kunst, uitgevoerd door Motivaction. Met
deze onderzoeken hebben we voor het eerst laten onderzoeken hoe de hele kunst-
markt er nu precies uitziet. Het is onze bedoeling dit elke twee jaar te herhalen.”
In november hebben jullie een onderzoek gepubliceerd naar de effecten van de kredietcrisis op de kunstmarkt. Wat wilden jullie weten?“In opdracht van de Federatie Kunstbemiddeling en in het kader van de 20ste Dag
van de Kunstuitleen hebben wij een onderzoek laten doen naar de gevolgen van
de actuele financiële crisis voor de kunstconsumptie. We waren erg nieuwsgierig
naar de effecten van deze crisis, want we merkten dat de kunstwereld er een nog-
al laconieke houding innam. We wilden weten of men nu juist meer of juist minder
gaat kopen of lenen/huren. En wat denkt men dat er met de prijzen van kunst gaat
gebeuren? Vindt de consument dat kunstenaars in deze crisistijd financieel door
de overheid ondersteund moeten worden?”
Hoe is het onderzoek uitgevoerd?“Via artstart.nl hebben we een bestand van 20.000 respondenten. Dat zijn alle-
maal kunstliefhebbers. Daarvan hebben meer dan 3000 respondenten een digitale
vragenlijst volledig ingevuld.”
Michiel van der KaaijStichting Artes | Kunst en de kredietcrisis
Naam | Michiel van der Kaaij
Leeftijd | 46 jaar
Functie | directeur
Hoe lang werkzaam bij Stichting Artes | 2,5 jaar
Website | www.artstart.nl
CLOU PAgINA 51
Welke resultaten hebben jou het meest verbaasd?“Wat mij het allermeest verbaasde is dat meer dan 55% van de respondenten
zegt dat de kredietcrisis geen gevolgen zal hebben voor hun kunstconsumptie.
Uiteindelijk denkt 10% dat hij of zij door deze crisis nu minder zal gaan kopen en
in plaats daarvan meer zal gaan lenen. En slechts 9% denkt zowel minder te gaan
kopen als minder te lenen. Opvallende resultaten.”
Wat denkt men dat er met de prijzen van kunst gaat gebeuren?“Uit het onderzoek blijkt dat 40% van de respondenten denkt dat de prijzen van
beeldende kunst omlaag gaan, omdat de consument minder te besteden heeft.
Ruim 20% denkt dat de kredietcrisis niet van invloed zal zijn op de prijzen. En
ruim 13% denkt juist wel dat de prijzen omhoog gaan, omdat kunst een alternatief
investeringsvehikel is.”
Wat denk je zelf?“Als je kijkt naar kunst tot 5000 euro, waar wij ons vooral op richten, dan denk ik
dat het nog wel even zal duren voordat de prijzen in dit segment gaan dalen. Ik
was begin november op The Affordable Art Fair in Amsterdam. Daar wordt heden-
daagse kunst verkocht van 100 tot 5000 euro. Ik wist niet wat ik zag, het werk
werd bijna van de muren getrokken! Die jongens hebben voor 1,2 miljoen euro
aan kunst verkocht. Ongelofelijk. Het AAF is voor Nederland dan ook een nieuw
concept. Het is een beurs waar je kunt kijken, kopen en vertrekken met je aange-
kochte kunst onder de arm. Ondanks de kredietcrisis blijft men toch bezig met z’n
woon- en werkomgeving en heeft het geld er blijkbaar gewoon voor over.”
Maar het wordt een heel ander verhaal voor kunst in het hogere prijssegment?“Voor de Damien Hirst’s onder ons wordt het inderdaad een heel ander verhaal.
De prijzen van kunst in het hogere prijssegment zullen zeker gaan dalen. Op een
recente bijeenkomst met onder meer van de Nederlandse Galerie Associatie, was
de sfeer nog steeds vrij ontspannen. Toch was een van de sprekers in zijn slot-
betoog redelijk negatief en pessimistisch over de toekomst. Ik denk dat het besef
langzaamaan begint door te dringen.”
Welke plannen heeft de kunstwereld om de gevolgen van de kredietcrisis tegen te gaan?“De kunstmarkt is een markt van exclusiviteit en van uitsluiting. Zo is het bijvoor-
beeld een beetje ‘plat’ om over prijzen te praten. Dat zie je ook op internet. Ik denk
dat die wereld nu toch gedwongen wordt wat pragmatischer te worden. Je hoeft
daarbij geen concessies te doen aan de kwaliteit, maar je moet wel nadenken over
hoe je die kwaliteit wat breder voor het voetlicht krijgt.”
Denk je dat er kunstbemiddelaars zijn die het niet gaan redden, de komende tijd?“Uit het onderzoek van EIM blijkt sowieso dat het verloop in de markt van kunst-
bemiddelaars over het algemeen vrij groot is. Verder zie je dat de levensduur van
galeries vrij jong is. Kunstbemiddelaars zijn bevlogen en gedreven ondernemers
die niet eerst een heel uitgebreid businessplan schrijven voordat ze hun onderne-
ming beginnen. Vaak beginnen ze gewoon. Het is een heel kwetsbare markt. En ik
verwacht dan ook dat er in de komende tijd wel een paar zullen omvallen. Toch is
er wel wat veranderd. Zo zie je dat naast de kunstuitleen ook steeds meer galeries
leasemogelijkheden aanbieden. Of een regeling hebben dat je kunst kunt terug-
brengen als blijkt dat het toch niet bevalt. Deze zelfde kredietcrisis zou een paar
jaar eerder dan ook veel grotere gevolgen hebben gehad onder de kunstbemid-
delaars. Er wordt al langere tijd aan marktwerking gedaan, waardoor verschillende
aanbieders toch een buffertje hebben opgebouwd. Ik wil hiermee niet de indruk
wekken dat ik geheel zorgeloos ben, maar de kunstmarkt is in de loop der jaren
toch wel wat weerbaarder geworden.”
Naam van de organisatie?
Stichting Artes.
Wat zijn jullie activiteiten?
Biedt ondersteuning aan kunstuitlenen, galeries en andere professionele kunstbe-
middelaars op het gebied van onderzoek, bedrijfsvoering, promotie en deskundig-
heidsbevordering.
Hoe is de Stichting ontstaan?
Voortgekomen uit het voormalig bureau van de Federatie van de Kunstuitleen.
De reden was om de versnippering van het aanbod een enigszins tegen te gaan.
Hoe lang bestaat de Stichting?
Sinds 2,5 jaar.
Wat is jullie ambitie?
Het blijkt dat ongeveer 4% van de Nederlandse bevolking klant is van een kunst-
uitleen of galerie. 18% geeft aan kunst in de alledaagse woon- en werksituatie
belangrijk te vinden. Onze ambitie is van die 4% uiteindelijk 18% te maken.
Hoe gaan jullie dat bereiken?
We gaan de markt bewerken.
Zorgen dat kunst te vinden is op onder meer internet.
CLOU PAgINA 52
Wanneer we de ontwikkelingen sinds 2002 in beeld brengen, zien we dat deze
conclusie ook geldt voor de middellange termijn.
De groei in Nederland houdt geen gelijke tred met de ontwikkelingen in de rest
van Europa waar absolute groeipercentages van 2.5% (UK), 4/5% (Frankrijk/
Duitsland) tot 10% (Spanje) voor 2007 worden gemeten (Bron Efamro).
Indien we de uitsplitsing naar methode van dataverzameling analyseren komen
we eveneens tot de conclusie dat er geen saillante ontwikkelingen zijn te mel-
den. De drastische verschuiving van telefonisch naar online, die voor 2006 werd
geconstateerd, zet niet verder door en het belang van face-to-face onderzoek is
vergelijkbaar met het niveau van 2005.
De Nederlandse marktontwikkelingen per segment
Methode van dataverzameling 2005 2006 2007
% % %
postaal 10 8 5
telefonisch 23 19 18
face-to-face 12 14 11
online 18 22 24
kwantitatief overig 13 14 15
kwalitatief 11 11 10
desk-research 13 12 17
Totaal 100 100 100
Bron: MOA Kenniscentrum
DE NEDERLANDSE MARKT VOOR HET MARKTONDERZOEK ZIT OP SLOTDe markt voor marktonderzoek in Nederland is in 2007 met 1.4% gestegen en
krimpt zelfs licht waneer we rekening houden met de inflatie. De constatering
dat de groei er in Nederland uit is, ligt voor de hand en is de beste samenvatting
van de huidige situatie.
De Nederlandse marktontwikkelingen Miljoen Euro groei inflatie Netto Groei
2002 272
2003 270 -1% 2.1% -3.1%
2004 271 0.3% 1.2% -0.9%
2005 278 2.6% 1.5% 1.1%
2006 290 4.3% 1.5% 2.8%
2007 294 1.4% 1.6% -0.2%
Bron: MOA Kenniscentrum
MOA NIEUWS
Een deel van de ontwikkelingen wordt in bovenstaand overzicht niet in beeld
gebracht. Nog steeds worden er online panels opgezet door bureaus die (nog)
geen lid zijn van de MOA en waarvan de omzetten derhalve buiten de officiële
statistieken blijven. Daarnaast is er een groei van het aantal kleine zelfstandige
marktonderzoekers (o.a. zzp-ers) waarneembaar.
Per bedrijf/zzp-er gaat het om een gering omzetvolume, maar door het grote aan-
tal is er toch sprake van een saillante ontwikkeling binnen het marktonderzoek.
Ook deze ontwikkeling blijft buiten beeld.
Voor 2008 wordt een licht krimpende markt verwacht, na aftrek voor inflatie.
BEL-ME-NIET-REgISTERHet wetsvoorstel dat dinsdag 11 november jl. werd aangenomen door de Eerste
Kamer wijzigt de bestaande Telecomwet op een aantal punten. Zo regelt de wet
het zogenoemde ‘bel-me-niet-register’. Dit register moet een einde maken aan
de grote ergernis bij consumenten over ongevraagde telefoontjes van telemar-
keteers. Iedereen kan zich straks bij dit nieuwe register afmelden voor dit soort
telefoontjes. Ook kun je je straks bij een telefoontje van een telemarketeer in
een klap afmelden voor telemarketing in het algemeen. Bedrijven die het register
straks niet raadplegen kunnen worden aangepakt door de Opta. Mensen die
telefoontjes van bijvoorbeeld goede doelen willen blijven ontvangen kunnen dat
straks aangeven. Deze wetswijziging heeft dus geen gevolgen voor de markt-
onderzoekbranche in directe zin. Wel zou het een aantal andere consequenties
voor de marktonderzoekers kunnen hebben. Zo moet men er op bedacht zijn dat,
juist omdat marktonderzoek niet onder deze wetswijziging valt, telemarketeers
wellicht onder de vlag van marktonderzoek zullen proberen in contact te komen
met de consument. ‘Mag ik u even een paar vragen stellen’ en vervolgens de
gewenste gegevens verzamelen voor vervolgacties zou het gevolg kunnen zijn.
De MOA is hierover in gesprek met de DDMA om deze uitwassen zo veel als
mogelijk te voorkomen.
15 JANUARI 2009: SM@RT NIEUWJAARS KROEgLEZINg- EN BORRELNa een erg geslaagde Smartie-actie op het MIE, staat alweer de volgende
SM@RT-activiteit op de agenda.
Op 15 januari 2009 organiseert Sm@rt een lezing in Amsterdam. Dit keer wordt
het een interactieve workshop over een zeer belangrijke business vaardigheid:
netwerken. Melvin Tjoe Nij van The Other Network, een netwerkclub voor suc-
cesvolle multiculturele ondernemers, zal op zeer eigen wijze de bezoekers de
basisbeginselen van succesvol netwerken bijbrengen. De verwachtingen zijn
hooggespannen want Melvin was een van de hoogst gewaardeerde sprekers op
het MIE.
Na de presentatie is iedereen welkom bij de MOA collega’s op de MOA
Nieuwjaarsparty in Regardz Zilveren Toren naast Amsterdam Centraal Station.
Tijd: 16.00 uur workshop
17.30 uur: van Café Heffer naar Regardz Zilveren Toren
Locatie: Café de Heffer, Amsterdam
Kosten: De toegang tot de SM@RT workshop is gratis voor MOA-leden
(onder leden verstaan we een persoonlijk lidmaatschap, dus niet alleen als het
bedrijf lid is). Niet-leden betalen een bijdrage van EUR 25,-. Niet-leden kunnen
tegen een tarief van EUR 52,- ook meteen lid van de MOA worden.
Op deze manier profiteer je het hele jaar van de (gereduceerde) MOA-tarieven.
Aanmelden via www.moaweb.nl
AGENDA
15 – 01 MOA Nieuwjaarsparty15 – 01 SM@RT Kroeglezing20 – 01 Client Statisfaction (MOAcademy)22 – 01 Revolutie binnen marktonderzoek (MOAbouts)03 – 02 Analyse en rapportage van kwalitatief onderzoek (MOAcademy)12 – 05 Essentiele vaardigheden voor groepsdiscussies (MOAcademy)18 – 06 MOAwards
CLOU PAgINA 54
UITREIKINg MOAWARDS 2009 Wegens groot succes worden op 18 juni 2009 voor de tweede keer de MOA-
wards uitgereikt aan onderzoekers, onderzoekbureaus en organisaties die zich in
het afgelopen jaar op een of andere wijze in positieve zin hebben onderscheiden
op het gebied van marktonderzoek.
Dit betekent veel publiciteit voor die bureaus, organisaties en personen en uiter-
aard voor het vakgebied. Vijf jury’s zullen zich over de kandidaten uitspreken en
uiteindelijk op 18 juni vijf prijzen toekennen aan: bedrijfsonderzoeker van het
jaar, bureauonderzoeker van het jaar, Wetenschapsprijs van het jaar, Feedback
Innovatieproject van het jaar (door hoofdsponsor SPSS) en marktonderzoekbu-
reau van het jaar.
Vanaf volgende maand kunnen kandidaten zichzelf of een ander via de website
(www.moawards.nl) opgeven voor de verkiezing van de bedrijfs- en bureauon-
derzoeker van het jaar. Uiteraard voorzien van een schriftelijke motivatie. Voor de
prijs van het marktonderzoekbureau van het jaar daagt de MOA marktonderzoek-
bureaus uit om de jury te overtuigen dat zij voor die prijs in aanmerking komen.
MOACADEMY-CURSUSAANBODCLIENT SATISFACTION/KLANTTEVREDENHEIDONDERZOEKVeel hoeft niet gezegd te worden over het belang van kennis van klanttevreden-
heid, maar hoe breng je die betrouwbaar, actiegericht en helder in kaart? Hoe
vermijd je de valkuilen in dit vakgebied. Hoe vermijd je het GiGo syndroom (Gar-
bage in/Garbage out). Daarover gaat deze module van de MOAcademy. In deze
dag leer je de kneepjes van het vak van een van de experts op dit gebied.
DoelgroepBureau- en bedrijfsonderzoekers en marketingfunctionarissen die hun marktonder-
zoekkennis willen uitbreiden met betrekking tot het meten van klanttevredenheid.
DoelstellingVerkrijgen van inzicht in het opzetten van tevredenheidonderzoek, het interpre-
teren van de uitkomsten en doen van aanbevelingen. Na deze cursus bent u
in staat om verantwoorde keuzes te maken bij de opzet en uitvoering van een
klanttevredenheidonderzoek. Voor het gehele programma en inhoud van deze
eendaagse cursus: zie www.moaweb.nl
Workshopbegeleider: Hessel de Jong MBA
Datum: 20 januari 2009 van 10.00–16.30 uur
Locatie: Amsterdam
Kosten: MOA-leden EUR 295,- excl. BTW, niet MOA-leden EUR 495,- excl. BTW
Lesmateriaal, lunch, koffie en thee zijn inbegrepen.
Aanmelden: www.moaweb.nl
WORKSHOP: ANALYSE EN RAPPORTAgE VAN KWALITATIEF ONDERZOEK Deze workshop heeft als doel het ontwikkelen van vaardigheden op het gebied
van analyse en rapportage van kwalitatieve data uit markt- en beleidsonderzoek
in een toegepaste of commerciële context.
Door het volgen van de workshop bent u beter in staat een stijl van rapporteren
te ontwikkelen en te hanteren die effectief werkt bij de opdrachtgever.
We richten ons allereerst op de vaardigheden om kwalitatieve data te analyse-
ren. Daarnaast ligt de focus op het begrijpelijk en toepasbaar maken van de
uitkomsten voor de opdrachtgever. Voor volledig programma en inhoud van deze
eendaagse cursus: www.moaweb.nl
DoelgroepBureau- en bedrijfsonderzoekers en marketingfunctionarissen die voldoende
kennis hebben van, en ervaring hebben opgedaan met uitvoeren, dan wel uit-
besteden van marktonderzoek, en deze willen uitbreiden. Dit laatste vooral met
betrekking tot het analyseren van data en het rapporteren bij de opdrachtgever,
waarbij ze een eigen stijl willen ontwikkelen.
Ook ervaren onderzoekers, zowel aan bureau- als bedrijfskant, en ervaren
marketingfunctionarissen die hun kennis willen opfrissen, kunnen veel aan deze
workshop hebben.
Workshopbegeleider: Edward Groenland, verbonden aan Universiteit Nyenrode
en Tilburg
Datum: dinsdag 3 februari 2009 van 10.00–16.30 uur
Locatie: Aristo Utrecht (Lunetten)
Kosten: MOA-leden EUR 295,- excl. BTW, niet MOA-leden EUR 495,- excl. BTW
Lesmateriaal, lunch, koffie en thee zijn inbegrepen.
Aanmelden: www.moaweb.nl
WORKSHOP: gROEPSDISCUSSIE: ESSENTIËLE VAARDIgHEDEN Groepsdiscussies vormen een van de belangrijkste, maar ook moeilijkste on-
derzoeksmethodieken. Om de techniek in te zetten en tot kwalitatief goede
resultaten te komen, zijn vaardigheden voor het leiden van groepsdiscussies van
uitermate groot belang. Daarnaast moet men over vaardigheden beschikken om
als discussieleider een zekere performance neer te zetten om de regie te houden
in het verloop van de discussie
Na deelname is men voldoende bekend met de methodiek van groepsdiscussies
en heeft men handvatten aangereikt gekregen om zelfstandig groepsdiscussie te
leiden. Men heeft voldoende vaardigheden opgedaan om (problemen in) groeps-
processen te herkenen en hierop adequaat te reageren.
Voor volledig programma en inhoud van deze eendaagse cursus zie: www.moa-
web.nl
DoelgroepDeze workshop is vooral bedoeld voor diegenen die al een behoorlijke dosis
ervaring hebben opgedaan in het marktonderzoekvak, zoals ervaren bureau- en
bedrijfsonderzoekers die hun kennis willen opfrissen, verbreden en verdiepen en
ervaringen willen uitwisselen.
Workshopbegeleider: Edward Groenland, verbonden aan de Universiteit Nyen-
rode en Tilburg
Datum: dinsdag 12 mei 2009 van 10.00–16.30 uur
Locatie: Aristo Amsterdam
Kosten: MOA-leden EUR 295,- excl. BTW, niet MOA-leden EUR 495,- excl. BTW
Lesmateriaal, lunch, koffie en thee zijn inbegrepen.
Aanmelden: www.moaweb.nl
Personalia
MWM2 – Bureau voor online onderzoek heeft per december 2009 haar team
versterkt met Niels Couvreur als senior onderzoeker. Couvreur heeft negen jaar
onderzoekservaring opgebouwd bij Ithaka, OMD en MediaTest. Zijn specialisme is
media- en communicatieonderzoek. Couvreur zal zich naast zijn vaste klanten ook
bezig gaan houden met het verder uitbreiden en stroomlijnen van alle media en
tracking onderzoeksactiviteiten binnen MWM2.
Bart Paashuis (40) is als account director aangetrokken door marktonderzoekbu-
reau RenM|Matrix.
Paashuis is afkomstig van TNS NIPO waar hij actief was als account director KPN.
Daarvoor was hij werkzaam voor verschillende marktonderzoekbureaus, onder
andere als onderzoeksdirecteur voor Trendbox. Binnen RenM|Matrix ligt zijn focus
op de verdere uitbouw van onderzoek voor opdrachtgevers in de dienstverlening.
Op 11 november heeft Alfred Levi het verzoek om voorzitter te worden van het
curatorium van de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Commerciële Com-
municatie (SWOCC) aanvaard. Levi neemt de voorzittershamer over van interim-
voorzitter John Faasse. Alfred Levi is Managing Partner en oprichter van marketing
adviesbureau 3MO en onder meer oud-voorzitter van NIMA.
CLOU PAgINA 53
Is dat schrikken. Zomaar een paar echte crises. Hadden we de Bijbel maar wat va-
ker opengeslagen bij Mattheüs 21 of Marcus 11. Daar lezen we hoe Jezus optreedt
tegen het bankwezen. Volgens Mattheüs keert hij de tafels van de geldwisselaars
om en volgens Marcus ook de stoelen. Sommige Belgische bijbelkenners dikken
het nog wat aan. Jezus zou de bankiers de tempel uitgeschopt hebben. Geen halve
maatregelen dus. Wat de bankiers precies hadden uitgespookt wordt uit de Bijbel
niet helemaal duidelijk. Maar het laat zich raden. Windhandel! Net zoals in 1637
met die tulpenbollen. (zie Charles Mackey ‘Extraordinary Popular Delusions and
Madness of Crowds’ (1841). Het zit de bankiers en de verzekeraars kennelijk in het
bloed. Als het te goed gaat worden ze overmoedig, belonen zichzelf buitensporig
en verkopen hete luchtballonnen. Het is een beroepsgroep die je niet zonder toe-
zicht buiten kunt laten spelen. Mogelijk is er in de toekomst vast te stellen welke
genetische- en omgevingsfactoren verantwoordelijk zijn voor zoveel hebzucht en
zelfbedrog. Dan kan er opvoedkundig en operatief ingegrepen worden. De graaiers
zijn nu onder staatstoezicht geplaatst en dat is prima hoewel de ervaring leert dat
de overheid ook voor geen cent te vertrouwen is. De boventallige hoeveelheid
ambtenaren die zich in Den Haag heeft verzameld duidt ook al op naderend onheil.
Stel je voor dat ze aan het werk gaan.
De crisis in de auto-industrie is weer een ander hoofdpijndossier. Die crisis is
duidelijk een gevolg van gebrek aan serieus marktonderzoek naar het product an
sich. Welke idioot haalt het, in de huidige tijd, in zijn bolle hoofd een vervoersmid-
del te bouwen dat voornamelijk uit metaal bestaat en afhankelijk is van olie. Het is
standaard gebouwd voor 4 à 5 man, maar vervoert in 90% van de gevallen slechts
één persoon. De auto zelf is grofweg 10 à 12 keer zo zwaar als het te vervoeren
corpus. Het uiterlijk is lelijk en valt alleen bij gefêteerde journalisten en nieuw
rijken in de smaak. Ook het interieur lijdt onder design-dwang en de daaraan
inherente onpraktische techniek. Steunen van een dergelijk blindvarende industrie
is uitstel van executie.
De MOA, die onze belangen zo trouw bewaakt, heeft nu de kans haar passieve
houding op te geven en een krachtig signaal af te geven door ons te profileren als
gidsen in zware tijden. De auto-industrie met name, kan met creatief marktonder-
zoek weer op de rails worden gezet. Voor de bankwereld ligt het wat moeilijker
maar de psychologen onder ons weten vast wel hoe je vertrouwen in geboren
bedriegers herstelt. Een aardig voorbeeld biedt de criminele wereld waar een af-
spraak een afspraak is. Als je daar het vertrouwen beschaamt ben je de pineut.
Dan raak je niet alleen je bonus kwijt. Dat werkt uitstekend.
Als wij marktonderzoekers echt ingrijpen, raken we in één adem ook het imago
kwijt dat marktonderzoek alleen maar nuttig is voor het behagen van politici en
pers. Mooi toch?
Bert de Vries, psycholoog en onderzoeker
Een nieuw imago
COLUMN