BATIMENTS ELEVES ET BATIMENTS rDYENS HOGE EU ......NBN S 21-'202 (1980) 0 GENERALITES 0.1 Objet La...

43
cou: UDC : 614.84:699.61 PROTECTJON CONTRE L'JNCENDJE DANS LES BATJHENTS NBN BATIMENTS ELEVES ET BATIMENTS rDYENS CONDJTJONS GENERALES BRANDBEVEILIGING IN OE GEBOUWEN HOGE EU MIDDELHOGE GEBOUWEN ALGEMENE EISEN s 21-202 Brandschutz.in Gebluden- Hohe und mittefhohe Geblude - Allgemeine Anforderungen Fire proteetion in buildings - High and medium buildings - General requirements Doouments d : ta tiste d ta fin de cette La prlsente norme rlsutte de ta mise d ·t 'fJnqults pubtique des projets• : NBN S 21-202 et NBN S 21-204 TABLE DES MATIERES 0 GENERALITES 0.1 Objet 0.2 Domaine d'application 0,3 Terminologie 1 IHPLANTATION ET CHEMIN D'ACCES 2 COHPARTIMENTAGt 3 PRESCRIPTIONS RELATIVES 'A CBR- TAINS ELEUENTS DE CONSTRUCTION 3,1 Traversêes de parois 3,2·Elêments structuraux 3,3 Façades 3.4 Parois verticales et portea intêrieures Plafonds et fàux plafonds 3,6 Toitures 4 PRESCRIPTIONS RELATIVES A LA 'CONSTRUCTION DES COMPARTIMENTS ET DES ESPACES D'EVACUATION 4.1 Compartiments 4.2 Cages d'escaliers intêrieures 4.3 Cages d'escaliers extêrieures 4.4 Chemins d'êvacuation et coursi- ves' · 4.5 Pages 3 3 3 3 3 5 6 6 6 7 8 8 9 9 9 9 13 14 15 5 PRESCRIPTIONS CONSTRUCTIVES RE- 15 LATIVES A LA CONSTRUCTION DE CBR- TAINS LOCAUX ET ESPACES 5.1 Locaux et espaces techniques 16 5.2 Parkings 20 5.3 Salles de spectl'lcles, de jeux, 21 de confêrences, d'expositions, restaurants, cafês, dêbits de boissons, bars 2e l!d., juln 1960 2e ulta., juni 1960 remplace NBN 713-olo vervenet ( 1971 ) Te raadplegen documenten : Zie achteraan ik de norm. Deze is het van de publika- tie ter van de volgende ontwerpen. NBN S 21-202 en NBN S 21-204 INHOUD 0 ALGEMEEN 0.1 Doel 0.2 Toepassingsgebied 0.3 Terminologie 1 INPLANTING EN TOEGANGSWEGEN 2 COMPARTIMENTERING 3 VOORSCHRIFTEN VOOR SOMMIGE BOUWELEMENTEN 3.1 Doorleidingen door wanden 3.2 Structurele elementen 3.3 Gevels 3.4 Verticale wanden en binnen- deuren 3.5 Plafonds en valse plafonds 3,6 Daken 4 VOORSCHRIFTEN INZARE CONSTRUC- TIE VAN COMPARTIMENTEN EN EVACUATIERUIMTEN 4;1 Compartimenten 4,2 Binnentrappehuizen 4.3 Buitentrappehuizen 4.4 Evacuatiewegen en·vlucht- terrassen 4.5 Signalisatie 5 CONSTRUCTIEVOORSCHRIFTEN VOOR SOMMIGE LOKALEN EN RUIMTEN 5.1 Technische lokalen of ruim- ten 5.2 5.3 Schouwspel-, conferentie-, ten- toonstellings- en speelzalen, restaurants, cafês, drank- gelegenheden, bars Bladz. 3 3 3 3 3 s 6 6 6 7 8 8 9 9 9 9 13 14 15 15 16 20 21 Conmtssion 2 "Protectfon contre l'fncendfe dans les bltfments" de la Commission technfque bel ge du feu de l'JNSTITUT BEL GE DE NORMALI SA TI ON ( IBN) Publfcatfon autorfsêe le 20 maf 1980 Belgische Commissie 2 "Brandbeveiliging in gebouwen" van de conmissie voor brandweertechniek van het BELGISCH INSTITUUT VOOR NORMALISATIE Publikatie toegelaten op 20 mei 1980 (BIH) Prix : groupe 19 :

Transcript of BATIMENTS ELEVES ET BATIMENTS rDYENS HOGE EU ......NBN S 21-'202 (1980) 0 GENERALITES 0.1 Objet La...

Page 1: BATIMENTS ELEVES ET BATIMENTS rDYENS HOGE EU ......NBN S 21-'202 (1980) 0 GENERALITES 0.1 Objet La prêsente norme fixe les conditions minimales auxquelles dolvent rêpondre la conception,

cou: UDC : 614.84:699.61

PROTECTJON CONTRE L'JNCENDJE DANS LES BATJHENTS

NBN

BATIMENTS ELEVES ET BATIMENTS rDYENS CONDJTJONS GENERALES

BRANDBEVEILIGING IN OE GEBOUWEN

HOGE EU MIDDELHOGE GEBOUWEN ALGEMENE EISEN

s 21-202

Brandschutz.in Gebluden- Hohe und mittefhohe Geblude - Allgemeine Anforderungen

Fire proteetion in buildings - High and medium buildings - General requirements

Doouments d oonsutte~ :

Voi~ ta tiste d ta fin de cette no~me,

La prlsente norme rlsutte de ta mise d ·t 'fJnqults pubtique des projets• sui~ants :

NBN S 21-202 et NBN S 21-204

TABLE DES MATIERES

0 GENERALITES

0.1 Objet 0.2 Domaine d'application 0,3 Terminologie

1 IHPLANTATION ET CHEMIN D'ACCES

2 COHPARTIMENTAGt

3 PRESCRIPTIONS RELATIVES 'A CBR-TAINS ELEUENTS DE CONSTRUCTION

3,1 Traversêes de parois 3,2·Elêments structuraux 3,3 Façades 3.4 Parois verticales et portea

intêrieures 3~5 Plafonds et fàux plafonds 3,6 Toitures

4 PRESCRIPTIONS RELATIVES A LA 'CONSTRUCTION DES COMPARTIMENTS ET DES ESPACES D'EVACUATION

4.1 Compartiments 4.2 Cages d'escaliers intêrieures 4.3 Cages d'escaliers extêrieures 4.4 Chemins d'êvacuation et coursi-

ves' · 4.5 Si~nalis~tion

Pages 3

3 3 3

3

5

6

6 6 7 8

8 9

9

9 9

13 14

15

5 PRESCRIPTIONS CONSTRUCTIVES RE- 15 LATIVES A LA CONSTRUCTION DE CBR­TAINS LOCAUX ET ESPACES

5.1 Locaux et espaces techniques 16

5.2 Parkings 20 5.3 Salles de spectl'lcles, de jeux, 21

de confêrences, d'expositions, restaurants, cafês, dêbits de boissons, bars

2e l!d., juln 1960 2e ulta., juni 1960

remplace NBN 713-olo vervenet ( 1971 )

Te raadplegen documenten :

Zie hieruoo~ achteraan ik de norm.

Deze no~m is het ~eeu1taat van de publika­tie ter k~itiek van de volgende ontwerpen.

NBN S 21-202 en NBN S 21-204

INHOUD

0 ALGEMEEN

0.1 Doel 0.2 Toepassingsgebied 0.3 Terminologie

1 INPLANTING EN TOEGANGSWEGEN

2 COMPARTIMENTERING

3 VOORSCHRIFTEN VOOR SOMMIGE BOUWELEMENTEN

3.1 Doorleidingen door wanden 3.2 Structurele elementen 3.3 Gevels 3.4 Verticale wanden en binnen-

deuren 3.5 Plafonds en valse plafonds 3,6 Daken

4 VOORSCHRIFTEN INZARE CONSTRUC­TIE VAN COMPARTIMENTEN EN EVACUATIERUIMTEN

4;1 Compartimenten 4,2 Binnentrappehuizen 4.3 Buitentrappehuizen 4.4 Evacuatiewegen en·vlucht­

terrassen 4.5 Signalisatie

5 CONSTRUCTIEVOORSCHRIFTEN VOOR SOMMIGE LOKALEN EN RUIMTEN

5.1 Technische lokalen of ruim­ten

5.2 Pa~keerruimten 5.3 Schouwspel-, conferentie-, ten­

toonstellings- en speelzalen, restaurants, cafês, drank­gelegenheden, bars

Bladz.

3

3 3 3

3

s 6

6 6 7 8

8 9

9

9 9

13 14

15

15

16

20 21

Conmtssion 2 "Protectfon contre l'fncendfe dans les bltfments" de la Commission technfque bel ge du feu de l'JNSTITUT BEL GE DE NORMALI SA TI ON ( IBN)

Publfcatfon autorfsêe le 20 maf 1980

Belgische Commissie 2 "Brandbeveiliging in gebouwen" van de

conmissie voor brandweertechniek van het BELGISCH INSTITUUT VOOR NORMALISATIE Publikatie toegelaten op 20 mei 1980

(BIH)

Prix : groupe 19 PriJ~roep :

Page 2: BATIMENTS ELEVES ET BATIMENTS rDYENS HOGE EU ......NBN S 21-'202 (1980) 0 GENERALITES 0.1 Objet La prêsente norme fixe les conditions minimales auxquelles dolvent rêpondre la conception,

2

5.4 Ensemble commercial 5.5 Cuisines collectives

6 EQUIPEMENT DES IMHEUBLES

6.1 Ascenseura et mante-charge 6.2 Paternosters, transporteurs

a contenaura et monte-charge A chargement et dêchargement automatiques

6.3 Escaliers mêcaniquea 6.4 Aacenaeurs hydrauliques 6.5 Inatallations 6lectriquea de

force motrice, d'êclairage et signalisation

6.6 Annonce, alerte, alarme et ex­tinction dos ineendies

Tableau rêcapitulatif des pr1nci­pales exigence~ de rAsiatanee au feu

Tableau rêcapitulatif des exigences principale& mises aux communications

Planches

Pages

22 22

23

23 25

26 26 27

29

33

34

37

* *

NBN S 21-202 (1980)

Bladz.

5. 4 liinkel- of handelscomplex 5.5 Collectieve keukens

6 UITRUSTING VAN DE GEBOUWEN

6.1 Liften en goederenliften 6.2 Paternosterlift, container­

transport en goederenlift met laad- en losautomatisme

6.3 Roltrappen 6.4 Hydraulische liften 6.5 Elektrische installaties voor

drijfkracht, verlichting en signalisatie

6.6 Melding, waarschuwing, alarm en blussen

Samenvattende tabel met de- bijzon-. derste eisen over brandwerendbeid

Samenvattende tabel met de bijzon­dersta eisen over verbindingen

Platèn

22 22

23

23 25

26 26 27

29

33

34

37

Page 3: BATIMENTS ELEVES ET BATIMENTS rDYENS HOGE EU ......NBN S 21-'202 (1980) 0 GENERALITES 0.1 Objet La prêsente norme fixe les conditions minimales auxquelles dolvent rêpondre la conception,

NBN S 21-'202 (1980)

0 GENERALITES

0.1 Objet

La prêsente norme fixe les conditions minimales auxquelles dolvent rêpondre la conception, la construction et l'amê­nagement des b!timents êlevês (BE) et des bAtiments moyens (BM) afin :

a) d'y prêvenir la naissance, le dêve­loppement et la propagation d'un ineen­die 1

b) d'assurer la sêcuritê de leurs oc­cupants ;

c) de faciliter l'intervention des ser­vices d'incendie.

La norme est applicable sans prêjudice des dispositions lêgales ou rêglementaires en la nlatiêre.

0.2 Domaine d'application

La norme est applicable aux BE et BH, des types A, AB et B dêfinis par la NBN S 21-201.

Pour rappel BE h > 25 m

BM 10 m ~ h ~ 25 m

Si le bAtiment a diffêrentes destinations, les prescriptions varient selon chacune de celles-ei 1 pour lès parties communes, les prescriptions les plus sêvêres sont ~ res­pecter.

La prêsente norme n'est pas applicable aux b!timents ~ destinations spêciales tels que : bAtlments lndustrlels et notam­ment usines et ateliers, cheminêes, centra­les thermiques et êlectrlques autonomes, centraux de têlêcommunication, b!timents de distillation de l'indust~ie chimique et pêtroliêre, tours de rêfrigêration, ch!teaux d'eau, êdifices du culte, hangars, halls de sport, halls d'exposltion.

0.3 Terminologie

Voir NBN S 21-201 - Proteetion contre l'incendie - Terminologie

1 IMPLANTATION ET CHEMINS D'ACCES

1.1 Le bAtiment est accessible en perma­nenee aux vêhlcules automobiles.

Une yoie d'accês au moins permet la cir­culatlon , le stationnement et la· manoeu­vre des vêhlcules et du matêrlel des ser­vlees d'lncendie. Sur cette voie, un che­min ~st malntenu libre ~ tout moment 1 le parcage et le stationnement y sont. inter­dit&.

Cette voie prêsente les caractêristiques sufvantea :

- largeur libre minimale : 4 m ; elle est de 8 m lorsque la voie d'accês est

0 ALGEMEEN

0.1 Doel

Deze norm bepaalt de minimale eisen waar­aan de opvatting, de bouw en de inrich­ting van hoge (liG) en middelhoge (MG) ge­bouwen moeten voldoen om :

a) . het ontstaan, de ontwikkeling en de voortplanting van brand te voorkomen

b) de veiligheid van de aanwezigen te waarborgen ;

c) het ingrijpen van de brandweer te vergemakkelijken.

De voorschriften van deze norm zijn toe­passelijk onverminderd de wettelijke of reglementaire bepalingen in dit verband.

0.2 Toepassingsgebied

Deze norm geldt voor de HG en liG van het type A, AB en B die bepaald worden in de NBN S 21-201.

Ter herinnering : HG h > 25 m

I~G 10 m ~ h ~ 25 m

3

In een gebouw met verschillende bestem­mingen gelden voor elk type specifieke voorschriften 1 voor de gemeenschappelijke delen dienen de strengste voorschriften te worden toegepast.

Deze" norm geldt niet voor gebouwen met bijzondere bestemming zoals r lndustrl~le gebouwen en inzonderheid fabrieken en werkplaatsen, "schouwen, autonome ther­mische en elektrische installaties, tele­communicatiecentrales, distillatiegebou­wen van de scheikundige en petroleumnij­verheid, koeltorens, watertorens, cultus­gebouwen, loodsen, sporthallen, tentoonstel­lingshallen.

0.3 Terminologie

Zie NBN s 21-201 - Brandbeveiliging in gebouwen - Terminologie

1 INPLANTING EN TOEGANGSWEGEN'

1.1 Het gebouw is voortdurend bereikbaar voor autovoertulgen.

' Op ten minste êên toegangsweg moeten het materieel en de.voertuigen van de brand­weer kunnen rijden, stilstaan en werken. Van die wegen moet êên steeds vrij blijven parkeren en stilstaan zijn er verboden.

Deze weg heeft de volgende kenmerken :

- minimale vrije breedte : 4 m 1 zij .bedraagt 8 mindien de toegangsweg

Page 4: BATIMENTS ELEVES ET BATIMENTS rDYENS HOGE EU ......NBN S 21-'202 (1980) 0 GENERALITES 0.1 Objet La prêsente norme fixe les conditions minimales auxquelles dolvent rêpondre la conception,

4

en impasse ;

- rayon de braquage minimal : 11 m (courbe intêrieure) et 15 m (courbe extêrieure)

- hauteur libre minimale : 4 m :

- pente maximale : 6 \ :

- rêsistance : 15 t minimum par vêhicule dont 5 t sur l'essieu avant et 10 t sur l'essieu arriêre, ceux-ci étant distants de 5 m ; - permettre la présence simultanêe de 3 vêhicules de 15 t •

1.2 Au moins une des longues façades est longêe par une voie accessible aux vêhicules des services d'incendie ; la distance entre le bord de cette voie et le plan de la façade est cernprise entre 4 m et 10 m •

Si cette façade ne comporte pas d'entrêe principale, la voie longe en outre une fa­çade comportant une telle entrêe.

La distance A·parcourir depuis cette voie jusqu'aux ascenseurs A dispositifs d'ap­

pel prioritaire (voir § 6.1.2) , ne peut être supêrieure A 30 m •

Si un socle supporte un ou plusieurs ba­ti~ent(s) , l'une des deux dispositions suivantes est d'application

- la plate-fome du aux vêhicules des moyennant respect § 1.1

socle est accessible services d'incendie, des p_rescriptions du

- au moins une des façades de chaque bätiment est accessible par une voie de circulation normale A ciel ouvert ou par une voie en tunnel comportant tous les 5 m une ouverture A ciel ou­vert d'au moins 15 m x 7 m ; la pente de la rampe d'accês au socle n'est pas supêrieure A 12 \ •

1.3 Les constructions annexes, avancêes de toiture, auvents, ouvrages en eneer­bellement ou autres adjonctions ne sont autorisês que s'ils ne compromettent ni l'êvacuation et la sêcurité des usagers, ni l'action des services d'incendie.

Si les façades vitrêes du bätiment dom!~ nent des constructlens faisant ou non partie de ce bätiment, les toitures de ces constructions satisfont aux conditions suivantes :

- pour les BE : Rf 2 h sur une distance horizontale minimale de 8 m a partir de ces façades ;

- pour les BH : Rf 1 h sur une distance horizontale minimale de 5 m à partir de ces façades ; - et sur ces distances, ni lanterneaux, ni aérateurs ni exutoires de fumêe ne peu­~ent être installês.

Si ces toitures ne prêsentent pas ces caractéristiques,la façade du BE ou du Btt qui les domine ne peut être vitrêe.

NBN S 21-202 (1980)

doodloopt ;

- minimale draaistraal : 11 m aan de binnen­kant en 15 m aan de buitenkant ;

- minimale vrije hoogte : 4 m :

- maximale helling : 6 \ :

- weerstand : minimum 15 t per voertuig waar-van 5 top de vooras en 10 t·op de achteras : deze assen zijn 5 m van elkaar verwijderd ;

- mogelijkheid tegelijkertijd 3 autovoertui­gen van 15 t te dragen.

1.2 Ten minste één van de lange gevels loopt langs een weg die toegankelijk is voor de voertuigen van de brandweer. De afstand· vanaf de rand van die weg tot aan het Vlak van de gevel bedraagt tussen 4 m en 10 m •

Indien de lange gevel geen hoofdingang be­vat, dan moet de weg bovendien lopen langs een gevel waarin wel zulke ingang zit.

De af te leggen afstand vanaf de hierboven bepaalde wegen tot aan de lift(en) met een inrichting voor prioritaire oproep (zie § 6.1.2), mag niet meer dan 30 m bedragen.

Indien een sokkel êên of meer gebouwen draagt,is één van de volgende twee bepalingen van toepassing :

- het platform van de sokkel is toeganke­lijk voor de voertuigen van de brandweer, met inachtneming van de voorschriften van § 1.1

- ten minste êên van de gevels van elk gebouw is toegankelijk via een verkeersweg in de open lucht of via een tunnelweg die om de 5 m een openluchtsegment bevat van ten minste 15 m x 7 m ; de helling van de oprit naar de sokkel mag niet meer dan 12 \ bedragen.

1.3 Bijgebouwen, uitspringende daken,lui­fels, uitkragende delen of andere dergelij­ke toevoegingen zijn enkel toegelaten in­dien daardoor noch de evacuatie, noch de vei­ligheid van de gebruikers, noch de aotie van de brandweer in het gedrang komen.

Indien de beglaasde gevels van het gebouw uitgeven boven bouwdelen die al dan niet deel uitmaken van dit gebouw, dan moeten de daken van deze constructies' :

- bij HG een Rf 2 h hebben over een mini­male horizontale afstand van 8 m vanaf deze gevels ;

- bij MG een Rf 1 h hebben over een minimale horizontale afstand van 5 m vanaf deze gevels

- en over deze afstanden komen geen iicht­koepels, luchtverversers en rookuitlaten voor.

Zo deze daken niet die. kenmerken bezitten, dan mag de gevel van het HG of van het MG die er boven uitsteekt niet beglaasd zijn.

Page 5: BATIMENTS ELEVES ET BATIMENTS rDYENS HOGE EU ......NBN S 21-'202 (1980) 0 GENERALITES 0.1 Objet La prêsente norme fixe les conditions minimales auxquelles dolvent rêpondre la conception,

HBN 5 21-202 (1980)

1.4 La distance horizontale, dêgagêe de tout êlêment combustible, sêparant un BE ou un BM d'un bätiment voisin, est de 8 m au moins, sauf si les parois qui les sê­parent prêsentent :

pour les BE Rf 4 h pour les BM : Rf 2 h •

Dans ces parois une communication entre ces bätiments est autorisêe par un sas, pour autant qu'il prêsente les caractêris­tiques sulvantea :

1. ne pas dêboucher dans une cage d'esca­lier :

2. avoir deux portea à fermeture automa­tique:

pour les BE Rf 1 h : pour les BM Rf 1/2 h . .

3. avoir des parois

pour les BE Rf 2 h pour les BM : Rf 1 h

4. avoir une superficie de minimum 2 2 m

1.5 Les BE de plus de 50 m de hauteur sont implantês à moins de 10 km, par voie car­rossable, d'un centre de lutte contre l'incendie.

2 COMPARTIMENTAGE

2.1 Le bätiment est divisê en comparti­ment& (voir planche I), ~ont ·la superficie est infêrieure à 2 500 m , sauf pour les párkings (voir § 5.2).

La hauteur d'un compartiment correspond à la hauteur d'un êtage.

Toutefois les dêrogatlons suivantes sont admises 1 •

- les parkings à plusieurs êtages (voir § 5.2) 1

- la hauteur d'un compartiment peut s'êtendre à deux êtages superposês à usage d'appartement ou de bureau avec escalier de communication intêrieure -duplex - pour autant que la somme de leur su~erficie cumulêe ne dêpasse pas 2 500 m : s'il s'agit de bureaux, cha-: que êtage est pourvu d'accês normaux aux escaliers d'~vacuation (voir §.2.2): si le duplex se trouve aux deux der­niers êtages, la superficie du com­partiment peut s'êtendre à 2 500 m2 par niveau :

- le rez-de-chaussêe et le premier êtage ou !'entresol peuvent fermer un seul compartiment, dont le volume total ne dêpasse pas 25 000 m3 :

-.la hauteur d'un çompartiment peut s'êtendre à plusieurs êtages superposês si ce compartiment comporte uniquement des locaux techniques (voir § 5.1.1).

5

1.4 De horizontale afstand, vrij van elk brandbaar element en gelegen tussen een HG of een MG en een naburig gebouw , moet ten minste 8 m bedragen, tenzij de wanden die de gebouwen scheiden

Rf 4 h hebben in de HG Rf 2 h hebben in de MG •

In deze wanden mag een verbinding tussen , deze gebouwen bestaan via"een sas, voor zo~ ver dlt·de volgende kenmêrken draagt :

1. het mag niet uitlopen op een trappehuis

2. het bevat twee zelfsluitende deuren die beschikken over

Rf 1 h in de HG Rf 1/2 h in de MG

3. de wanden hebben :

Rf 2 h in de HG Rf 1 h in de MG 1

4. de oppervlakte bedraagt minimum 2 m2 •

1.5 De liG met een hoogte van meer dan 50 m worden ingeplant op minder dan 10 km, langs berijdbare wegen, van een brandweer­centrum.

2 COMPARTIMENTERING

2.1 liet gebouw is verdeeld in compartimen­ten (zie plaat I), waarvan de oppervlakte kleiner is dan 2 500m2, met uitzondering van de parkeerruimten (zie §5.2).

De hoogte van een compartiment stemt over­een met de hoogte van een verdieping.

De volgende afwijkingen zijn nochtans toe­gestaan :

- de parkeerruimten met verdiepingen (zie § 5. 2) :

- een compartiment mag gevormd worden door twee boven elkaar geplaatste ver­diepingen voor appartements- of kantoor­gebruik met binnenverbindingstrappen -duplex - indien de gecumuleerde opper­vlakte van die verdiepingen niet groter is dan 2 soa m2 : in het geval van kan­toren moet iedere verdieping voorzien zijn van normale toegangen naa'r de evacua­tietrappen (zie § 2.2) : ingeval de du­plex zich op de hoogste twee verdiepin­gen van het gebouw bevindt, mag de op­pervlakte van het compartiment 2 500 m2 per niveau bedragen :

- de benedenverdieping en de eerste ver­dieping (of tussenverdieping) mogen eveneens êên compartiment vormen, op voorwaarde dat het tot,al volume niet groter is dan 25 000 m : - de hoogte van een compartiment mag zich uitstrekken over verscheidene boven elkaar geplaatste verdiepingen, indien dit compartiment slechts tech­nische lokalen omvat (zie§ 5.1.1).

Page 6: BATIMENTS ELEVES ET BATIMENTS rDYENS HOGE EU ......NBN S 21-'202 (1980) 0 GENERALITES 0.1 Objet La prêsente norme fixe les conditions minimales auxquelles dolvent rêpondre la conception,

6

2.2 Evacuation des compartiments

2.2.1 Cas gênêral

Tout compartiment, sauf A un niveau d'êvacua­tion, est desservi par au moins deux cages d'escaliers intêrieures ou extêrieures. Pour les distances horizontales (voir § 4.4).

En ce qui concerne les niveaux en sous-sol, l'exigence de l'accês A une des cages d'esca­liers est satisfaite par une sortie rêpondant aux critêres fixês pour le niveau d'êvacua­tion. Pour les parkings : voir § 5.2.

A un niveau d'êvacuation, les escaliers con­dufsent A la sortie, soit directement, soit par un chemin d'êvacuation satisfaisant aux prescriptions du § 4.4.2.

2.2.2 Cas particulier des BM dont la surfa­ce des compartiments est infêrieure à 500 m2

Dans les BM du type A, une cage d'escalier est suffisante, si,sans l'emprunter, 11 est possible d'atteindre une baie en façade, ac­cessible aux êchelles des services d'incendie. A dêfaut d'une telle baie, on doit avoir ac­cês A une terrasse à l'air libre, d'une sur­face de 1 m2 au moins, avec plancher Rf 1 h, bordêe d'un garde-corps d'une hauteur mini­male de 1 m et rêpondant pendant 1 h au critêre d'êtanchêitê aux flammes de la NBN 713-020 •

Dans les BM des types B et AB, la largeur utile d'un des escaliers peut être de 0,80 m pour autant qu'il soit satisfait aux autres conditions du § 4.2.3.2.

3 PRESCRIPTIONS RELATIVES A CERTAINS ELEMENTS DE CONSTRUCTION

3.l Traversêes de parois

La traversêe par des conduites de fluides ou d'êlectricitê et les joints de dilata­tion d'un êlêment de construction ne peu­vent altêrer le degrê de rêsistance au feu exigê ppu·r eet êlêment.

3.2 Elêments structuraux

Les êlêments structuraux assurant la stabili­tê de !'ensemble ou d'une partie du bäti­ment, .tels que : colonnes, parois portantes. · poutres principales, planchers finis et autres parties essentielles constituant la structure du batiment, prêsentent :

- pour les BE Rf 2 h

- pour les BM Rf 1 h au-dessus du niveau du sol

Rf 2 h en dessous du niveau du sol,y compris le plancher du rez-de-chaussêe.

NBN S 21-202 (1980)

2.2 Evacuatie van de compartimenten

2.2.1 Algemeen geval

Elk compartiment dat niet op een evacuatie­niveau gelegen is, moet bediend worden door ten minste twee trappehuizen, binnen of buiten het gebouw gelegen. Voor de horizon­tale afstanden (zie § 4;4).

Wat de ondergrondse verdiepingen betreft, mag een uitgang die voldoet aan de voor het evacuatieniveau gestelde criteria de vereiste toegang tot een der trappehuizen vervangen.

Voor de parkeerruimten 1 zie § 5.2.

Op een evacuatieniveau leiden de trappen naar buiten, hetzij rechtstreeks, het~ij over een evacuatieweg die beantwoordt aan de voorschriften van § 4.4.2.

2.2.2 Bijzonder geval van de MG waarvan de oppervlakte van de compartimenten klei­ner is dan 500 m2 •

In de HG van het type A is êên trappehuis voldoende op voorwaarde dat de gebruikers, zonder door het trappehuis te moeten gaan, een gevelopening kunnen bereiken, die toe­gankelijk is voor de ladders van de brand­weer. Indien zulke opening niet bestaat, dan moeten de gebruikers.een vluchtterlas kunnen bereiken öat ten minste 1 m meet, een vloer heeft met Rf 1 h en een leuning minimum 1 m hoog,die gedurende 1 haan het criterium vlamdichtheid van NBN 713-020 be­antwoordt.

In deze van het type B en AB, mag de nut-~ige breedte van êên der trappen o,8o m bedragen indien de andere voorwaarden van § 4.2.3.2 vervuld zijn.

3 VOORSCHRIFTEN VOOR SOMMIGE BOUWELEMENTEN

3.1 Doorleidingen door wanden

De uitzetvoegen alsook de doorleidingen van vloeistof- of elektriciteitsleidingen door een bouwelement mogen de graad van weer­stand tegen brand, ge~ist voor dit element, niet nadelig beinvloeden.

3.2 Structurele elementen

De structurele elementen die de stabiliteit van het geheel of van een gedeelte van het gebouw verzekeren zoals t kolommen, dragende wanden, hoofdbalken, afgewerkte vloeren en andere essenti~le delen die het geraamte of skelet van he~ gebouw vormen, hebben :

- voor de HG

- voor de MG

Rf 2 h

Rf 1 h boven het g~ondpeil

Rf 2 h onder het grondpeil met inbegrip van de .vloer van de benedenverdieping·.

Page 7: BATIMENTS ELEVES ET BATIMENTS rDYENS HOGE EU ......NBN S 21-'202 (1980) 0 GENERALITES 0.1 Objet La prêsente norme fixe les conditions minimales auxquelles dolvent rêpondre la conception,

NBN S 21-'202 (1980)

3.3 Façades

3.3.1 Au droit des sêparations entre compar­timents

La façade comporte A chaque êtage un êlê­ment de construction satisfaisant durant 1 h au critêre d'êtanchêitê aux flammes de la NBN 713-020 • Cette condition n'est pas applicable au niveau intermêdiaire des du­plex.

Cet êlêment est rêalisê d ':une maniêre il­lustrêe par les figures de la planche II • Il comprend 1

a) une saillie horizontale et continue de largeur "a", êgale ou supêrieure A 0,60 m, raccordêe au plancher

b) un ensemble constituê :

- par une saillie horizontale et conti­nue de largeur "a", raccord~e au plan­oher 1

- A l'êtage supêrieur, par une allêge continue de hauteur "b" 7

- A l'êtage infêrieur, par un linteau continu de hauteur "c".

La somme des dimensions a, b, c et d {êpais­.seur du plancher) est êgale ou supêrieure A 1 m, chacune des valeurs a, b ou c pouvant êventuellement être nulle.

Les montants constituant l'ossature des façades lêgêres sont fixês, A chaque êtage, A l'ossature du b!timent.

L'allêge et le linteau sont fixês au plan­oher de telle maniêre que !'ensemble satis­fasse durant 1 h au critêre d'êtanchêitê aux flammes de la NBN 713-020 ; la même exigence est applicable aux trumeaux.

La liaison de l'êlêment de façade au plan­cher satisfait aux exigences prêvues pour le plancher ou pour les parais sêparant les com­partiments.

En outre, afin de prêvenir la propagation de l'incendie par les façades entre . compartiments situês dans le même plan ou ou entre b!timents distincts mals contigus, un êlêment de façade êtanche aux flammes durant 1 h est rêalisê entre les baies vi­trêes et èomme l'indiquent les figures de la planche III :

a) soit un êlêment continu se trouvant dans le prolongement de la façade ;.la largeur de eet êlêment (2b + a) (Planche III, fig. 1 et 2) est de 1 m au moins ; les parties de eet êlêment situêes ft gauche et A droite de l'axe du mur mitoyen ont une largeur de 0,50 m au moins, s'il s'agit äe deux b!timents di~tincts ;

b) soit une saillie verticale continue, dans l'axe du mur sêparant les deux b!timents ou compartiments, la longueur de eet êlêment (2 b + c) (planche III, fig. 3) est de 1 m au moins ;

7

3. 3 Gevels

3.3.1 Ter hoogte van de scheidingen tussen compartimenten

De gevel omvat aan elke verdieping een bouwelement dat gedurende 1 h beantwoordt aan het criterium ~lamdichtheid"van NBN 713-020. Deze vereiste· wordt niet op­geleg~ aan het tussenniveau van. de duplex.

De figuren van plaat II tonen de wijzen waarop dit bouwelement aangebracht is J het omvat 1

a) een doorlopend horizont·aal overstek met breedte "a",qelijk aan of groter dan 0,60 m en dat met de vloer verbonden is J

b) een element samengesteld 1

- uit een doorlopend horizontaal over­stek met breedte "a" en met de vloer verbonden 7

- in de bovenliggende verdieping, uiteen doorlopende borstwering met hoogte "b"J

- in de onderliggende verdieping, uit een doorlopende latei met hoogte "c".

De som van de afmetingen a, b, c, en d (vloerdikte) is gelijk aan of groter dan 1 m : elk der afmetingen a, b of c kunnen eventueel nul zijn.

De stijlen van het·gordijngevelskelet (lichte gevel) worden ter hoogte van el­ke verdieping aan het gebouwskelet vast­gezet.

De borstwering en de latei worden der­wijze aan de vloerplaat vastgezet dat het geheel gedurende 1 h aan het crite­riUrn "vlamdichtheid" van NBN 713-020 be­antwoordt; aan dezelfde vereiste vol­doen ook de penanten.

De verbinding van het gevelelement met de vloer voldoet aan de vereisten op­gelegd voor de vloer of voor de wanden die de compartimenten schelden.

Ten einde te voorkomen dat de brand zich zou voortplanten langs de gevels tussen compartimenten die in êên zelfde vlak zijn gelegen of tussen verschillende maar aanpalende gebouwen, wordt er boven­dien een gevelelement voorzien dat even­eens gedurende 1 h aan het criterium "vlamdichtheid" beantwoordt ; dit gevel­element wordt aangebracht tussen de be­glaasde openingen en wordt uitgevoerd op een wijze zoals aangeduid in de figu­ren van plaat III 1

a) hetzij een doorlopend element dat zich in het verlengde van de gevel be­vindt ; de breedte van dit element (2b + al (Plaat lii, fig. 1 en 2) bedraagt ten minste 1 m J de delen van dit element die links en rechts van de hartlijn van de gemene muur gelegen zijn, zijn ten minste o,so m breed, indien het gaat om twee ver­schillende gebouwen J

b) hetzij een doorlopend vertJ~aal over­stek of uitkragend gedeelte dat zich bevindt in de"hartlijn van de muur die de scheiding vormt tussen de twee gebouwen of comparti­menten : de lengte van dit element (2b + c)

Page 8: BATIMENTS ELEVES ET BATIMENTS rDYENS HOGE EU ......NBN S 21-'202 (1980) 0 GENERALITES 0.1 Objet La prêsente norme fixe les conditions minimales auxquelles dolvent rêpondre la conception,

c) soit une combinaison des êlêments prê­cêdents de telle manière que la somme des longueurs soit de 1 m au moins (Planche III, fig. 4).

3.3.2 Façades formant dièdre

Lorsque deux plans de la façade d'un b!ti­ment, ou lorsque les façades du b!timent et d'une autre construction contiguä !or­ment un dièdre rentrant infêrieur A 100• les parties de façade situêes A moins de 0,5 m de l'arête du dièdre prêsentent Rf 1 h •

Toutefois cette disposition ne s'applique pas aux dêcrochements de façades en re­trait ou en avancêe demoins de 1 m s'ils ne s'additionnent pas.

3.3.j Façades se faisant face

La distance entre celles-ei doit être de 8 m au moins.

Cette distance peut être rêduite A 6 m si elles prêsentent toutes deux Rf 1/2 h sur toute leur surface et à 4 m si elles prêsentent Rf 1 h •

3.4 Parois verticales et portes intêrieures

3.4.1 Gênêralitês

Il y a lieu de se rêfêrer.: pour les pa­rois limitant des compartiments, au § 4.1

pour celles limitant des chemins d'êvacuation, au § 4.4 •

3.4.2 B!timents du type A

Les parois verticales intêrieures limitant !es appartement& prêsentent Rf 1 h • ·

3.4.3 B!timents du type AB

Les parois verticales intêrieures limitant les chambres ou appartements"à accupation nocturne prêsentent RC 1 h •

3.4.4 B!timents du type B

Les parois verticales des locaux d'archives prêsentent Rf 1 h, leurs portea prêsentent Rf 1/2 h et sont sollicitêes à la fermeture.

3.5 Plafonds et faux-plafonds

3.5.1 Dans les chemins d'êvacuation, les bureaux paysagers, les locaux accessibles au public et les cuisines collectives, les faux plafonds prêsentent une stabilitê au feu de 1/2 h •

Pour les locaux surmontês d'espaces de faux plafonds contenant dès êquipements techniques prêsentant des risques particu­lier& d'incendie, l'auteur de projet apprê­cie s'il faut que·ce faux-plafond satisfas­se A un Rf ou au critère de stabilitê adap­tê au risque.

NBN S 21-202 (1980)

(Plaat III, fig. 3) bedraagt ~en minste 1 m ; c) of wel een combinatie van de vorige elemen­ten op zulke wijze dat de som van de leng-ten ten minste 1 m bedraagt (Plaat III, fig. 4).

3.3.2 Gevels die een tweevlakshoek vormen

Wanneer twee vlakken van de gëvel van een ge­bouw, of wanneer de gevels van het gebouw en van een andere aangrenzende constructie een inspringende tweevlakshoek vormen van minder dan 100•, dan hebben de geveldelen die bin­nen 0,5 m afstand liggen van de rib van de inspringende tweevlaksho.éJt, een Rf 1 h •

Deze bepaling geldt niet voor gevels die minder dan 1 m in- of uitspringen indien er geen cumulatie optreedt.

3.3.3 Tegenover elkaar staande gevels

De afstand tussen deze gevels moet ten minste 8 m bedragen.

Hij mag tot 6 m worden teruggebracht indien deze gevels een Rf 1/2 h hebben over hun ge­hele oppervlakte en tot 4 m indien zij een Rf 1 h hebben.

3.4 Verticale wanden en binnendeuren

3.4.1 Algemeen

Voor wanden die compartimenten afbakenen, geldt § 4.1 ; bakenen zij evacuatiewegen af dan geldt § 4.4 •

3.4.2 Gebouwen van het type A

De verticale binnenwanden die appartemen­ten afbakenen hebben Rf 1 h •

3.4.3 Gebouwen van het type AB

De verticale binnenwanden die kamers of appartementen met nachtbezetting afbakenen ·hebben Rf 1 h •

3.4.4 Gebouwen van.het type B

De verticale wanden van archieflokalen hebben Rf 1 h ; hun deuren zijn zelfslui­tend en hebben Rf 1/2 h •

3.5 Plafonds en valse plafonds

3.5.1 In de evacuatiewegen, de landschaps­kantoren, de voor het publiek toegankelijke lokalen en de collectieve keukens hebben de valse plafonds een stabiliteit bij brand van een 1/2 h •

Voor lokalen overdekt door vals-plafond­ruimten waarin technische toestellen'met bijzondere brandrisico's voorkomen, dient de ontwerper te oordelen of dit vals plafond moet voldoen aan een Rf of aan het stabili~ teitscriterium dat afgestemd is op het risi~o.

Page 9: BATIMENTS ELEVES ET BATIMENTS rDYENS HOGE EU ......NBN S 21-'202 (1980) 0 GENERALITES 0.1 Objet La prêsente norme fixe les conditions minimales auxquelles dolvent rêpondre la conception,

NBN S 21-202 (1980)

3.5.2 Les éléments de suspensions des faux-plafonds ainsi que des appareils et autres objets suspendus (luminaires, con­duits d'air, canalisations, ••• ) sont calcu­lés avec un coefficient normal de sécurité, pour résister ~ une température ambiante de 100 °C minimum •

3.5.3 L'espace entre le plancher haut et le faux plafond est divisé par le prolon­gement de toutes les parois verticales qui présentent Rf 1/2 h au moins. En tout cas, 11 dolt être découpé par des cloison­nements verticaux Rf 1/2 h de façon ~ for­mer des volumes dont la surface en plan s'inscrit dans un carré ne dépassant pas 25 m de cOté.

3.6 Toitures

Pour les BE, les toitures présentent Rf 2 h • Seules les toitures p!ates ou ~ faible ~ente (angle de pente ne dêpassant pas 10°) sont admises.

Pour les BH, les toitures plates ou ~ faible pente (angle de pente ne dêpassant pas 10°),présentent une stabilitê au feu de 1 h • Pour les toitures ~ versants, le planoher sous tolture prêsente Rf 1 h et l'accês éventuel ~ l'espace sous tolture se fait par des portea ou trappes Rf 1/2 h (voir planche IV) •

4 PRESCRIPTIONS RELATIVES A LA CONSTRUC­TION DES COMPARTIMENTS ET DES ESPACES D'EVACUATION

(.1 Compartiments

Les parois entre compartiments présentent

Pour les BE Rf 2 h I

Pour les BH Rf 1 h

Pour les parois de façade, voir § 3.3.

La communication entre deux compartiments n'est autorisêe qu'au moyen d'un sas, quJ. prêsente les caractêristiques suivantes :

1. avoir deux portea Rf 1/2 h sollicitées a la fermeture 1

2. avoi~ des parois

-- pour les BE Rf 2 h

- pour les BH Rf 1 h 2 3. avoir une superficie minimale de 2 m •

Pour les BE, il peut servir de sas de cage d'escaliers mals non de sas d'ascenseurs.

4,2 Cages d'escaliers intérieures (voir planche V)

4.2.1 Génêralités

Les escaliers mettant en communication plu­sieurs compartiments' sont encloisonnés. Les principes de base énoncés·au § 2 et les dispositions qui sulvent leur sont ap­plicables.

9

3.5.2 De ophangingaelementen van de valse plafonds, evenals van de toestellen en an­dere opgehangen voorwerpen (verlichtings­toestellen , luchtkokers, kanalen, ••• ) wor­den berekend met een normale veiligheids­coäfficiänt ten einde·te weerstaan aan een omgevingstemperatuur van minimum 100 °C •

3.5.3 De ruimte tussen het plafond en het vals plafond wordt onderbroken door de verlenging van alle verticale wanden die ten minste Rf 1/2 ·h bezitten. In elk geval zal zij derwijze onderbroken worden door verticale scheidingen met Rf 1/2 h dat er ruimten ontstaan waarvan de horizon­tale projectie kan ingeschreven worden in een vierkant met maximum 25 m zijde.

3.6 Daken

De HG hebben daken met Rf 2 h • Enkel platte daken of daken met lichte helling (hellingshoek niet meer dan 10°) worden toegestaan.

De MG hebben platte daken .of hellende daken. De platte daken of daken met lich­te ,helling (hellingshoek niet meer dan 10°) hebben een stabiliteit bij brand van 1 h • Bij de hellende daken heeft de onderdakvloer Rf 1 h : de eventuele toegang tot de ruimte onder het dak geschiedt door deuren of valdeuren met Rf 1/2 h (zie plaat IV).

4 VOORSCHRIFTEN INZAKE CONSTRUCTIE VAN COMPARTIMENTEN EN EVACUATIERUIMTEN

4.1 Compartimenten I

De wanden tussen compartimenten hebben

- Rf 2 h in de HG

- Rf 1 h in de MG . Voor de gevel- of buitenwanden geldt § 3.3.

De verbinding tussen twee compartimen­ten is slechts toegestaan indien zij geschiedt via een sas dat de volgende kenmerken heeft :

1. Het bevat twee zelfsluitende deuren met Rf 1/2 h ;

2. De wanden hebben

- Rf 2 h in HG :

- Rf 1 h in MG • 3. De oppervlakte bedraagt minimum 2 m2

Bij de HG kan het dienen als sas voor het trappehuis maar niet als sas voor liften.

4.2 Binnentrappehuizen (zie plaat V)

4.2.1 Algemeen

De trappen die verscheidene compartimen­ten verbinden zijn omsloten. De grond­beginselen van § 2 en de volgende bepa­lingen, zijn erop van toepassing.

I

Page 10: BATIMENTS ELEVES ET BATIMENTS rDYENS HOGE EU ......NBN S 21-'202 (1980) 0 GENERALITES 0.1 Objet La prêsente norme fixe les conditions minimales auxquelles dolvent rêpondre la conception,

10

4.2.2 Conception

4.2.2.1 Les parcis des cages d'escaliers prêsentent :

- pour les BE

- pour les BM

Rf 2 h

Rf 1 h

Les parcis extêrieures peuvent être vitrêes si les baies sont bordêes latêralement sur 1 m au moins, par un êlêment êtanche aux flammes durant 1 h •

4.2.2.2 Les cages d'escaliers donnent obli­gatoirement accês à un niveau d'êvacuation et à tous les êtages supêrieurs.

Pour les batiments dont la tolture est en plate-forme (angle de pente ne dêpassant pas 10°), chaque cage d'escaliers desservant les êtages au-dessus du niveau d'êvacuation donne accês à la tolture sauf celles situêes dans.les parties du bätiment ne comportant pas plus de 3 niveaux au-dessus du niveau d'êvacuation.

Si la perte d'accês à la tolture est ha­bituellement verrouillêe, il faut prêvoir tant du cOtê intêrieur que du cOtê extê­rieur, un coffret vitrê qui en contient la clef

4.2.2.3 A chaque niveau, la communiea­tion entre le compartiment et la cage d'escaliers est assurêe.

- Pour les BE, par un sas qui prêsente les caractêristiques suivantes :

1. être ventilê ;

2. avoir deux portes Rf 1/2 h sollici­têes à la fermeture s'ouvrant dans le sens de l'êvacuation et dêpourvues d'un systême de verreuillage empêchant leur ouverture de l'intêrieur du comparti­ment, Leur largeur utile est supêrieure à la largeur utile thêorique tcalculêe suivant NBN s 21-201) en êtant de o,8o.m au moins

3. avoir des parcis Rf 2 h 1 2 4. avoir une superficie minimum de 2 m •

A un niveau d'êvacuation, ce sas peut être remplacê par une perte Rf 1 h rêpondant aux•caractêristiques des portea du sas citê ci-dessus.

- Pour les BM, par une perte Rf 1/2 h sollicitêes à la fermeture donnant accês à ·un palier situê dans la cage d'escalier. Cette perte s'ouvre dans le sens de l'êvacuation et est dêpourvue d'un systême de verreuillage empêchant son ouverture de l'intêrieur du compartiment. Sa lar­geur utile est supêrieure à la largeur utile thêorique en êtant de 0,80 m au moins.

4.2.2.4 Si plusieurs compartiments se trouvent dans un même plan horizontal, lls peuvent avoir une cage d'escaliers commune à condition qu'elle soit accessi­ble de chaque compartiment par une commu­nication rêpondant aux exigences au § 4.2.2.3.

NBN S 21-202 (1980)

4.2.2 Opvatting

4.2.2.1 De wanden van de trappehuizen en van hun sassen hebben

- Rf 2 h in de HG

- Rf 1 h in de HG

Hun buitenwanden mogen beglaasd zijn indien de openingen over ten minste r m zijdelings afgezet zijn met een element dat een vlam­dichtheid heeft van·! h •

4.2.2.2 De trappehuizen moeten toegang geven tot een evacuatieniveau en tot alle boven­liggende verdiepingen.

In de gebouwen waarvan het dak een platform is (hellingshoek van maximum 10°), geeft elk trappehuis dat de verdiepingen boven het evacuatieniveau bedient, toegang tot het dak, met uitzondering voor degene die gelegèn zijn in de gedeelten van het gebouw welke niet meer dan 3 niveaus bevatten boven het evacuatie­niveau.

Indien de toegangsdeur tot het dak door­gaans gesloten is, moet zij zowel aan de binnen- als aan de buitenkant een beglaasd kastje dragen dat de deursleutel bevat.

4.2.2.3 Op ieder niveau wordt de verbinding tussen het compartiment en het trappehuis verzekerd.

- In de HG door een sas met de volgende kenmerken

1. het is verlucht

2. het bevat twee zelfsluitende deuren met Rf 1/2 h die opendraaien in de vluchtzin. Zij mogen niet uitgerust zijn met een ver­grendelingasysteem dat hun opening aan de compartimentszijde zou beletten.

Hun nuttige breedte is groter dan de theo­retische nuttige breedte (berekend volgens NBN s 21-201) en bedraagt ten minste 0,80 m

3. de wanden hebben Rf 2 h

4. de oppervlakte bedraagt minimum 2 m2 •

Op een evacuatieniveau kan dit sas vervangen worden door een deur met Rf 1 h en met de kenmerken der voorvermelde sasdeuren.

- In de MG door een zelfsluitende deur met Rf 1/2 h die toegang"geeft tot een overloop in het trappehuis. Deze deur draait open in de vluchtzin en mag niet uitgerust zijn met een vergrendelingasysteem dat haar opening aan de compartimentszijde zou beletten. Haar nuttige breedte is groter dan de theoretische nuttige breedte en be­draagt ten minste 0,80 m •

4.2.2.4 Indien verscheidene compartimenten in een zelfde horizontaal vlak liggen, mo­gen zij een gemeenschappelijk trappehuis hebben op voorwaarde dat dit toegankelijk is vanuit elk compartiment via een verbin-ding die voldoet aan de vereisten van § 4.2.2.3.

Page 11: BATIMENTS ELEVES ET BATIMENTS rDYENS HOGE EU ......NBN S 21-'202 (1980) 0 GENERALITES 0.1 Objet La prêsente norme fixe les conditions minimales auxquelles dolvent rêpondre la conception,

UUN S 21~202 (1980)

4.2.2.5 Les cages d'escaliers desservant les sous-sols ne peuvent être dans le pro­longement direct de celles desservant les êtages situês au•dessus d'un niveau d'êva­cuation.

Toutefois, ces cages peuvent être super­posêes si :

1. Les parcis qui les sêparent prêsentent

- pour les BE Rf 2 h

- pour les BM Rf 1 h •

2. L'accês de chacune d'elle au niveau d'êvacuation se fait conformêment aux exi­gences du § 4.2.2.3 sauf pour le cas vlsê au§ 4.2.2.7 oQ 11 peut se faire par une porte Rf 1/2 h •

4.2.2.6 Pour les BE du type A et ne com­prenant pas plus de 6 appartement& par êtage desservis par une même cage d'esca­liers intêrieure, le hall commun de ces appartements peut constituer soit le sas des ascenseurs soit celui de la cage d'escaliers.

Les portes d'entrêe des appartements sa­tisfont aux exigences du § 4.4.1.2.

Par dêrogation au § 4.2.2.3, elles peu­vent s'ouvrir dans le sens opposê A l'êva­cuation et ne pas être .sollic!têe A la fermeture.

4.2.2.7 Pour les b4timents du type A, dont la hauteur ne dêpasse pas 36 m, et qui ne comprennent pas plus de 4 apparte­ment& par êtage desservis par une même ca ge d' escaliers, le.;' hall commun de ces appartements peut constituer A la fois le aas des ascenseurs et le sas·de la caqe d'escaliers.

4.2.2.8 Aucun objet ne peut se trouver dans une cage d'escaliers, ni dans les sas y donnant accês, A l'except!on des moyens de dêtection, des extincteurs por­tatlfs confermes aux NBN S 21-011 A 018, des canal!sations êlectriques, de l'êclairage de sêcuritê, des appareils de signal!sation, d'êclairage et de chauf­fage, des gaines ou dispositifs de d~sen­fumage. Seules les portea des chemins d'êvacuat!on sont admises dans le sas des cages d'escaliers.

4.2.2.9 Une bale de ventilation dêbou­chant A l'air libre,d'une sectien de 1m2 minimum,est prêvue A la partie supê­rieure de chaque cage d'escaliers intê­rieure. Cette bale' est normalement fermêe la cernmande de son dispositif d'ouverture es~ manuelle et plaqêe bien visible au niveau d'êvacuation.

11

4.2.2.5 De trappehuizen die de onder­grondse verdiepingen bedienen, mogen niet rechtstreeks het verlengde zijn van degene die de verdiepingen boven een evacuatie­niveau bedienen.

Dit sluit niet uit dat het ene boven het andere mag liggen, mits volgende voorwaar­den :

1. De wanden die ze scheiden hebben :

- in de HG Rf 2 h

- in de MG Rf 1 h

2. De toegang van ieder trappehuis tot het evacuatieniveau geschiedt overeen­komstig de vereisten van § 4.2.2.3 met uitzondering van het geval bedoeld in § 4.2.2.7 waar de toegang kan geschieden door een deur met Rf 1/2 h

4.2.2.6 In de gebouwen van het type A met niet meer dan 6 appartementen per verdieping die door een zelfde binnen­trappehuis bediend worden, mag de ge­meenschappelijke hal van deze apparte­menten ofwel als sas der liften, ofwel als sas van het trappehuis beschouwd wordeq.

De toegangsdeuren ~ot de appartementen voldoen aan de eisen van § 4.4.1.2.

Afwijkend van § 4.2.2.3, mogen zij tegen de vluchtzin opendraaien en niet zelfsluitend zijn.

4.2.2.7 In de gebouwen van het type A van maximum.36 m hoog, en met niet meer dan 4 appartementen per verdieping die door een zelfde trappehuis bediend wor­den, mag de gemeenschappelijke hal van deze appartementen terzelfder tijd als sas van de liften en als sas van het trap­pahuis dienen.

4~2.2.8 Trappehuizen en toegangssassen. mogen geen voorwerpen bevatten tenzij verklikkingsmiddelen, draagbare snel­blussers overeenkomstig NBN S 21-011 tot 018, elektrische leidingen, veilig­heidsverlichting, signalisatie-, ver­lichtings- en verwarmingstoestellen, ont­rokingskokers of ontrokingsinrichtingen. Enkel de toegangsdeuren van de evacua­tiewegen tot het sas van de trappehuizen zijn toegelaten.

4.2.2.9 Bovenaan elk binnentrappehuis zit een verluchtingsopening met een doorsnede van·minimum 1 m2 en die uit­mondt in de open lucht. Deze opening is normaal gesloten : voor het openen gebruikt men een handbediening die goed zichtbaar geplaatst is op het evacuatie~ niveau.

Page 12: BATIMENTS ELEVES ET BATIMENTS rDYENS HOGE EU ......NBN S 21-'202 (1980) 0 GENERALITES 0.1 Objet La prêsente norme fixe les conditions minimales auxquelles dolvent rêpondre la conception,

12

4.2.3 Escaliers

4.2.3.1 Dispositions relatives a la construction :

Les escaliers prêsentent les caractêris­tiques suivantes :

l.ils ont,tout comme les paliers, une sta-. bilitê au feu de 1 h•~

2.ils sont pourvus 'de contramarches plei­nes :

3.ils sont pourvus, de chaque cOtê, d'une main courante longeant êgalement les pa­liers. Toutefois, pour les escaliers de lar­geur utile infêrieure a 1,20 m, une seule main courante.suffit ~

4.la largeur de leurs marches est en tout point êgale à 0,20 m au moins1

5 .la ·hauteur de leurs marches ne peut dê­passer 18 cm ~

6.leur pente ne peut dêpasser 75 ' (angle de pente maximal de 37°)

7.ils sont du type "droit". Mals, dans les BM, les types "tournant" ou "incurvê" sont admis s'ils sont à balancement continu et si, outre les exigences citêes ei-avant, leurs marches ont une largeur minimale de 24 cm sur la ligne de foulêe.

4.2.3.2 Largeur utile des volêes d'escaliers des paliers et des sas

Pour les b!timents du type·A et les BM du type AB, dont question au § 2.2.2 elle est de 0,80 m au moins.

Pour les b!timents des types AB et B, elle est au moins la largeur utile requise b , calculêe selon la NBN S 21-201. Elle es[ de 1,20 m au moins.et est un multiple entier de l'unitê de passage.

Lors de !'ouverture des portes, la largeur utile des paliers ne peut être rêduite à une valeur infêrieure à br •

Les largeurs utiles des volêes et des pa­liers des cages d'escaliers desservant un même compartiment ne peuvent diffêrer entre elles de plus d'une unitê de passage.

Si un compartiment comporte des locaux à usa­ges spêciaux, la largeur utile thêorique des escaliers (cL NBN S 21-201) n'est calculêe sur base du nombre d'occupants de ces locaux à usages spêciaux que pour la hauteur comprise entre ce compartiment et un niveau d'êvacua­tion.

* Pour eet essai, l'escalier est placê sans s~rcharge et horizontalement au-dessus du four en adoptant une portêe rêduite êgale à la pro­jection horizontale de la volêe d'escaliers.

NBN S 21-202 (1980)

4.2.3 ll'rappen

4.2.3.1 Constructiebepalingen

De trappen hebben de volgende kenmerken

1. evenals de overlopen hebben zij een sta­biliteit bij brand van 1 h•~ .

2. zij zijn voorzien van massieve stoot­borden

3. zij zijn aan beide zijden, ook langsheen de overlopen, uitgerust met een leuning of handgreep. Voor de trappen met een nuttige breedte, kleiner dan 1,20 m, is êên leuning voldoende ~

4. de breedte van de treden is in elk punt ten minste 0,20 m I

5. de hoogte van de treden mag niet meer dan 18 cm bedragen ~

6. hun helling mag niet meer dan 75 ' bedra­gen (maximale hellingshoek 37°)

7. zij zijn van het "rechte type". Maar, in de MG, worden "wenteltrappen" toegestaan zo ze verdreven treden hebben en zo hun treden, naast de hiervoorvermelde ver.eisten, ten minste 24 cm diep zijn op de looplijn.

4.2.3.2 Nuttige breedte van traparmen, overlopen en sassen

In de gebouwen van het type A en in de MG van het type AB bedoeld onder § 2.2.2 is deze nuttige breedte ten minste ge-lijk aan 0,80 m •

In de gebouwen van het type AB en B bereikt zij ten minste de vereiste nuttige breedte.br berekend volgens NBN S 21-201 • Zij bedraagt ten minste 1,20 m en is een geheel veelvoud van de doorgangseenheid.

De deurzwaai mag de nuttige breedte van de overlopen niet beperken tot een waarde die

·kleiner is dan br.

De traparmen en de overlopen der trappehui­zen van êên zelfde compartiment mogen in hun nuttige bree~te niet meer dan êên door­gangseenheid verschillen.

Bevat een compartiment lokalen met speciale bestemming dan wordt de theoretische nuttige trapbreedte (volgens NBN S 21-201) op basis van hun aantal gebruikers slechts berekend over de hoogte tussen dit compartiment en het evacuatieniveau.

* Voor deze proef wordt de trap zonder over­last horizontaal geplaatst boven de oven : men aanvaardt een beperkte overspanning die gelijk is aan de horizontale projectie van

·de traparm.

Page 13: BATIMENTS ELEVES ET BATIMENTS rDYENS HOGE EU ......NBN S 21-'202 (1980) 0 GENERALITES 0.1 Objet La prêsente norme fixe les conditions minimales auxquelles dolvent rêpondre la conception,

NBN S 21~202 (1980)

4.3 Cages d'escaliers extêrieures

4.3.1 Dispositi9ns gênêrales :

Les cages d'escaliers extêrieures rêpondent aux conditions du § 4.2.2.2.

Elles sont entourêes de parois,~ chaque niveau une face au moins dolt permettra le libre passage de l'air.

Aucun point de l'escalier n'est situê ~

moins de 1 m d'une partie de façade ne prêsentant pas Rf 1 h •

Les dispositions du § 4.2.3 leur sont ap­·Plicables, avec toutefois les dêrogations sulvantea :

- les contramarches ne sont ~as obliga­toires, - le crit~re de stabilitê au feu n'est pas exigê.

La commuriication entre le compartiment et une cage d'escaliers extêrieure est assurêe:

soit par une po_rte Rf 1/2 h solllcltêe ~ la fenneture

soit par une ou des coursives

4.3.2 Dispositions particuli~res pour les b!timents du type A

Par dêrogation ~ ce qui prêcêde, pour ces bAtiments une cage d'escaliers peut être remplacêe par deux escaliers extêrieurs ~ Volêes droites, reliês par des coursives êv~tuellement pourvues de sêparations aisê­mentfranchissables.

Un seul de ces escaliers extêrieurs suffit

- pour les BE du type A visês au§ 4.2.2.7

- pour les BM ne comprenant,par niveau,pas plus de 4 appartement& desservis par une cage d'escaliers intêrieure, la d~rogation du § 2.2.2 restant applicable.

Ces escaliers extêrieurs prêsentent les ca­ractêristiques sulvantea :

1. · largeur de o, 60 m au moins ,

2. angle de pen te de 45° au plus,

3. largeur des marches de 0,10 m au moins,

4. hauteur entre marches de 0,20 m au plus:

S. deux rnains courantes par escalier.

Toutefois la communication entre le niveau d'êvacuation et le premier êtage peut être êtabl.ie par un escalier mobile ou par une partie d'escalier ~obile (coulissant ou ar­ticulê).

4.3 Buitentrappehuizen

4.3.1 Algemene bepalingen

13

Buitentrappehuizen beantwoorden aan de voorwaarden van § 4.2.2.2.

De buitentrappehuizen zijn door wanden omsloten: langs ten minste "êên l'.ijde moet op elke verdieping de buitenlucht vrij kunnen toetreden.

Geen enkel punt van de trap mag op min­der dan 1 m gelegen zijn van een gevel­gedeelte dat geen Rf 1 h heeft.

De voorschriften van § 4.2.3 zijn er op van toepassing met nochtans de volgen~ de afwijkingen :

- de stootborden zijn niet verplicht 1

-het criterium."stabiliteit bij brand" is niet vereist.

De verbinding tussen het compartiment en een buitentrappehuis gebeurt 1

hetzij via een deur Rf 1/2 h met een automatisch sluitsysteem

hetzij ~ia (een) vluchtterras(sen).

4.3.2 Bijzondere bepalingen voor de gebouwen van het type A

In afwijking van hetgeen voorafgaat, mag in deze gebouwen êên trappehuis vervan­gen worden door twee buitentrappen met rechte traparmen 1 deze trappen zijn verbonden door vluchtterrassen waarop gebeurlijke dwarsschotten geen moeilijke hindernissen·mogen vormen.

Eên enkele buitentrap volstaat

- bij de HG van het type A bedoeld in § 4·. 2. 2. 7 ,

- bij de MG waarin, per niveau, niet meer dan 4 appartementen voorkomen die beqiend worden door een zelfde binnen­trappehuis, met inachtneming van de af­wijking in § 2.2.2

Deze buitentrappen hebben de volgende kenmerken 1

1. breedte minimum 0,60 m ,

2. hellingshoek niet groter dan 45°,

3. breedte van de treden ten minste o, 10 m,

4. hoogte der treden maximum 0,20 m

5. bij iedere trap twee handgrepen.

Voor de verbinding tussen het evacuatie­niveau en de eerste verdieping mag een trap (of gedeelte van trap) aangewend worden die inschuifbaar of geleed is.

Page 14: BATIMENTS ELEVES ET BATIMENTS rDYENS HOGE EU ......NBN S 21-'202 (1980) 0 GENERALITES 0.1 Objet La prêsente norme fixe les conditions minimales auxquelles dolvent rêpondre la conception,

14

4.4 Chemins d'êvacuation et coursives (voir planche V)

4.4.1 A un niveau autre que celui d'êvacuation

4.4.1.1. Dispositions gênêrales

Dans un compartiment, la communication entre et vers les cages d'escaliers est assurêe par des chemins d'êvacuation ou des coursives qui ne peuvent traverser ni les cages d'esca­liers ni leurs sas.

La distance a parcourir entre les accês aux cages d'escaliers est supêrieure a 10 m et infêrieure a 60 m • La longueur des chemins d'êvacuation en cul-de-sac ne peut dêpasser 15 m • Les parcours a l'air libre sont exclus du calcul de r.es distances. Ces disp?sitions ne s'appliquent pas aux parkings (voir § 5.2).

La largeur utile des chemins d'êvacuation, des coursives, de leurs portea d'accês, de sortie ou de passage eft supêrieure a la largeur utile thêorique (cfr NBN S 21-201) • Elle est de 0,80 m au moins pour les che­mins d'êvacuation et les portes, et de 0,60 m au moins pour les coursives.

Sur le parcours des chemins d'êvacuation, les portea ne peuvent camporter de verreuil­lage empêchant leur utilisation dans le sens de l'êvacuation.

4.4.1.2 Dispositions particuliêres appli­cablea aux bltiments du type A

Chaque appartement a accês a un chemin d'êvacuation (ou c~ursive). L'appartement peut constituer une partie de ce chemin.

Les parois verticales du chemin d'êvacua­tion, entre les portea d'entrêe des appar-

' tements et les sas des cages d'escaliers, prêsentent Rf 1 h •

La porte d'entrêe de chaque appartement se trouve a une distance maximale de 15 m de la porte d'accês a la cage d'escalier la plus proche 1 elle prêsente Rf 1/2 h mais peut êt~e· peurvue d'un espion d'un diamê­tre maximal de 15 mm L'essai de rêsis­tance au feu peut se faire sur la porte dê­pourvue de l'espion.

4.4.1.3 Dispositions particuliêres appli­cables aux bltiments du type AB

Aucun point d'un compartiment ne peut se trouver a une distance supêrieure a :

- 20 m du chemin d'êvacuation reliant les cages d'escaliers 1

- 35 m de l'accês a la cage d'escaliers la plus proche 1

- 80 m de l'accês a une seconde cage d'escaliers.

Les parois verticales intêrieures des che­mins d'êvacuation prêsentent Rf 1 h •

NBN S 21-202 (1980)

4.4 Evacuatiewegen en vluchtterrassen (zie plaat V)

4.4.1 Op een niveau dat geen evacuatie­niveau is

4.4.1.1. Algemene voorschriften

In een compartiment gaat de yerbinding tussen en naar de trappehuizen via evacuatie­wegen of over vluchtterrassen •. Deze wegen mogen noch doorheen trappehuizen noch door- . heen sassen lopen.

De af te leggen weg tussen de trappehuis­toegangen is groter dan 10 m en kleiner dan 60 m 1 de lengte van doodlopende evacua­tiewegen mag niet meer dan 15 m bedragen.

De in open lucht af te leggen weg speelt geen rol bij het berekenen van deze afstanden.

Deze bepalingen zijn niet toepasselijk o~ parkeerruimten (zie§ 5.2).

De nuttige breedte van de evacuatiewegen, vluchtterrassen en van hun toegangs- , uitgangs- of doorgangsdeuren is groter dan de theoretische nuttige breedte (zie NBN s 21-201). Zij bedraagt ten minste 0,80 m voor de evacuatiewegen en de deuren, en ten minste 0,60 m voor de vluchtterrassen.

De deuren op deze wegen mogen geen vergren­deling bezitten die de evacuatie kan be­lemmeren.

4.4.1.2 Bijzondere voorschriften voor gebouwen van het type A

Elk appartement geeft toegang tot een evacua­tieweg (of vluchtterraai die de trappen ver­bindt. Het appartement mag deel uitmaken van deze weg.

De verticale wanden van de evacuatieweg tussen de ingangsdeuren van de appartemen­ten en de sassen van de trappehuizen hebben Rf 1 h

De ingangsdeur van elk appartement bevindt zich op maximum 15 m van de toegangsdeur tot het dichtstbijzijnde trappehuis 1 zij heeft Rf 1/2 hen mag voorzien zijn van·een spion met een maximale diameter van 15 mm • De proef op de weerstand tegen brand mag gedaan worden op een deur zonder spion.

4.4.1.3 Bijzondere voorschriften voor ge­bouwen van het type AB

Geen enkel punt van een compartiment mag zich verder bevinden dan :

- 20 m van de evacuatieweg die de trap­pahuizen verbindt 1

- 35 m van de toegang tot het dichtstbij­zijnde trappehuis 1

- 80 m van de toegang tot een tweede trappehuis.

De yerticale binnenwanden van de evacuatie­wegen hebben Rf 1 h .

Page 15: BATIMENTS ELEVES ET BATIMENTS rDYENS HOGE EU ......NBN S 21-'202 (1980) 0 GENERALITES 0.1 Objet La prêsente norme fixe les conditions minimales auxquelles dolvent rêpondre la conception,

NBN S 21-202 (1980)

Les portea y donnant accês prêsentent Rf 1/2 h 1 elles sont sollicitêes ä la fermeture, exceptê celles des chambres ll coucher.

4.4.1.4 Dispositions particuliêres ap­plicables aux b4timents du type B

Aucun point d'un compartiment ne peut se trouver ll une distance supêrieure A

- 30 m du chemin d'êvacuation reliant les cages d'escaliers ;

- 45 m de l'accês ll la cage d'escaliers la plus proche ;

- 80 m de l'accês ll une seconde cage d'escaliers.

Les parois verticales intêrieures des chemins d'êvacuation et les portes y donnant accês prêsentent Rf 1/2 h • Mais dans les BM, cette exigence ne s'applique pas aux compart~ments dont la superficie est infê­rieure ll 1 250 m2 • Les bureaux paysagers sont autorisês si l'on y prêvoit un chemin d'êvacuation.

Si le compartiment comprend une partie en "paysager" et une autre en bureaux cloi­sonnês, les parois verticales et les por­tea sêparant ces deux parties prêsentent Rf 1/2 h ; les portea sont sollicitêes ll la fermeture.

4,4.2 A un niveau d'êvacuation

Les parois intêrieures de tout chemin d' êvacuation y prê.~entent

- pour les BE

- pour les BM

Rf 2 h

Rf 1 h

Les portes des locaux y donnant accês sont sollicitêes ll la fermeture

- pour les BE - pour les BM

Rf 1 h

Rf 1/2 h

A un tel niveau, l'accês ll la cage d'esca­liers se fait conformêment au § 4.2.2.3.

Le chemin d'êvacuation peut comprendre le hall d'entrêe qui peut inclure des 'es­paces non clos affectês A la rêception et aux services connexes ll l'exclusion de dê­bits de boissons ou lieux de restauration.

4~5 Signalisation

Le numêro d'ordre de chaque niveau est apposê de façon apparente sur les paliers et dans le dêgagement des cages d'escaliers et des ascenseurs.

Des inscriptions ou des signaux indiquent la direction des sorties au(x) niveau(x) d'êvacuation ou des escaliers aux autres niveaux. Ils sont de eculeur blanche sur fond vert, ou de couleur verte sur fond blanc.

5 PRESCRIPTIONS CONSTRUCTIVES RELATIVES A LA CONSTRUCTION DE CERTAINS LOCAUX ET ESPACES

Si des lQcaux ou espaces,autres que ceux

De toegangsdeuren tot deze we~cn hebben Rf 1/2 h ; zij zijn zelfsluitend maar

15

dit laatste geldt niet voor de 5laapkamers.

4.4.1.4 Dijzondere voorschriften voor <jebouwl'!: '!•1n het t}'pe i3

Geen enk·~! r-unt van een compartiment mag zich verder bevinden dan :

- 30 m van de evacuatieweg die de trappehuizen verbindt 1

- 45 m van de toegang tot het dichtst­bijzijnde trappehuis ;

- 80 m van de toegang tot een tweede trappehuis.

De verticale binnenwanden van de evacua­tiewegen en hun toegangsdeuren tot deze wegen hebben Rf 1/2 h • Haar deze vereis-te geldt niet in de MG, voor compartimenten waarvan de oppervlakte geen 1 250 m2 bereikt.

Landschapakantoren worden aanvaard indien men er een. evacuatieweg vrijhoudt.

Indien het compartiment een gedeelte met landschapakantoor en een ander met schot-ten omvat, hebben de verticale wanden en de deuren tussen twee gedeelten Rf 1/2 h ; de deuren zijn zelfsluitend.

4.4.2 Op een evacuatieniveau

De binnenwanden van elke evacuatieweg hebben

- Rf 2 h in de HG

- Rf 1 h in de MG

De déuren van de lokalen die op deze weg uitgeven zijn zelfsluitend en hebben

- Rf 1 h in de HG 1

- Rf 1/2 h in de MG

Op zulk niveau geschiedt de toegang tot het trappehuis overeenkomstig § 4.2.2.3.

De ~vacuatieweg mag de ingangshal omvatten. Deze hal mag niet afgesloten ruimten om­vatten bestemd voor het onthaal en bij­horende diensten met uitzondering van drank­gelegenheden of restauratieplaatsen.

4.5 Signalisatie

Voor alle niveaus wordt het volgnummer duidelijk aangebracht op de overlopen of in de vluchtruimten bij trappehuizen en liften.

Op een evacuatieniveau zijn teksten of tekens aangebracht die de richting naar de uitgangen aanduiden 1 op de andere ni­veaus geldt hetzelfde ten opzichte van de trappen. Deze teksten en tekens zijn wit. op groene grond of groen op witte grond.

5 CONSTRUCTIEVOORSCHRIFTEN VOOR SOMMIGE LOKALEN EN RUIMTEN

Indien er lokalen of ruimten zijn met

Page 16: BATIMENTS ELEVES ET BATIMENTS rDYENS HOGE EU ......NBN S 21-'202 (1980) 0 GENERALITES 0.1 Objet La prêsente norme fixe les conditions minimales auxquelles dolvent rêpondre la conception,

16

repris sous les§§ 5.1 A 5.5 prêsentent un risque spêcial, !'auteur de projet est tenu d'appliquer les dispositions minima­les de la prêsente norme et de prendre les mesures appropriêes au risque, qui dolvent recevoir l'approbation de l'auto­ritê compêtente.

5.1 Locaux et espaces techniques

5.1.1 Gênêralitês

Un local technique ou un ensemble de locaux techniques constitue un compartiment

- si sa superficie dêpasse 1 000 m2

OU

- si sa ·hauteur s'êtend à plusieurs êta-ges successifs (§2. 1. 2) •

La limite de 1 000 m2 peut être rêduite no­tamment dans le cas oQ un danger particu­lier'existe.

5.1.1.1 Local technique ou ensemble de locaux techniques constituant un compar­timent

Les prescriptlans relatives aux comparti~ ments leur sont applicables avec,toutefois les modifications suivantes :

1. l'exigence de l'accês A deux cages d'escaliers (§ 2.2) est·satisfaite si cha­cune des deux sorties est assurêe :

- soit par un sas dêbouchant dans un compartiment voisin :

- soit par un sas dêbouchant dans une cage d'escaliers ; - soit par une sortie A l'air libre permettant d'atteindre un niveau d'êva­cuation.

Pour les BE, les sas sont conformes A celui dêcrit au §·4.2.2.3

Pour les BM, les sas sont confermes A celui relatif aux BM dêcrit au § 4.1.

2. Par dêrogation au§ 4.4.1.3 et a~ § 4,. 4. 1. 4, aucun point du compartiment ne peut se trouver A une distance supê­rieure ,A :

- 40 m du chemin reliant,dans le ~om­partiment technique,les deux sorties

- 60 m de la sortie la plus proche

- lqO m de la seconde sortie.

Toutefois, si la superficie du comparti­ment technique ne dêpasse pas 1 000 m2 , une seule sortie vers une cage d'esca­liers ou vers un autre compartiment suffit. Dans ce cas la distance A parcourir pour atteindre cette sortie ne peut être su­pêrieure A 60 m •

J. Lorsque la hauteur du compartiment technique s'êtend A plusieurs êtages successifs (voir § 2 .1. 2) et s' il comporte plusieurs planchers de service reliês par des escaliers ou des êchelles :

NBN S 21-202 (1980)

bijzonder risico en die niet voorkomen in §§ 5.1 tot 5.5 dient de ontwerper de minimale voorschriften van deze norm toe te passen en maatregelen te treffen die op deze risico's zijn afgestemd. Deze maat­regelen moeten door ·de bevoegde overheid worden goedgekeurd.

5.1 Technische lokalen of ruimten

5.1.1 Algemeen

Een technisch lokaal of een geheel van techn~sche lokalen vormt een compartiment :

- wanneer zijn oppervlakte 1000 ~2 over­schrijdt ; of

- wanneer zijn hoogte over verscheidene opeenvolgende verdiepingen reikt (§l.l.2) •

De limiet van 1 000 m2 kan verminderd wor• den zo een bijzonder gevaar bestaat.

5.1.1.1 Technisch of geheel van technische lokalen dat een compartiment vormt

Hier gelden de voorschriften inzake de compartimenten, mits volgende wijzigingen 1

1. de eis inzake toegang tot twee trappa­huizen (§ 2.2) is nagekomen indien elk der beide uitgangen leidt :

- hetzij naar een aanpalend compartiment via een sas ;

- hetzij naar een trapp~h.uis via een sas

- hetzij naar buiten, derwijze dat een evacuatiehiveau bereikbaar is.

In de HG gebruikt men het sastype beschre­ven in § 4.2.2.3 :

In de MG gebruikt men het sastype van de MG beschreven in § 4.1.

i. Afwijkend van § 4.4.1.3 en van § 4.4.1.4 mag geen enkel punt van het compartiment zich verder bevinden dan :

- 40 m van de weg die in het technische compartiment de twee. uitgangen verbindt

- 60 m van de dichtstbijé uitgang J

- 100 m van de tweede uitgang.

Indien nochtans de oppervlakte van het technisfhe compartiment niet groter is dan 1 000 m , volstaat êên uitgang naar een trappehuis of naar een ander compartiment ; in dit geval mag de af te leggen weg naar deze uitgang niet groter zijn dan 60 m •

3. Indien de hoogte van het technische.com­partiment over verscheidene opeenvolgende verdiepingen (zie§ 2.1.2) reikt en zo het meer ~an êên dienstvloer omvat die verbonden zijn door trappen of ladders :

Page 17: BATIMENTS ELEVES ET BATIMENTS rDYENS HOGE EU ......NBN S 21-'202 (1980) 0 GENERALITES 0.1 Objet La prêsente norme fixe les conditions minimales auxquelles dolvent rêpondre la conception,

NBN S 21•202 (19aO)

- si sa superficie est infêrieure a 1 000 m2, il suffit d'un accês a une cage d'escaliers ou a un autre compar­timent tous les deux planchers de ser­vice, en commençant par le plus bas

- si sa superficie est supêrieure a 1 000 m2, chaque plancher de service dolt avoir accês A au moins une des deux sorties ; celles-ei alternent de plancher A plancher.

4. La largeur utilé des chemins d'êvacua­tion, volêes d'escaliers, paliers et sas est de o,ao m au minimum.

5.1.1.2 Local technique ou ensemble de locaux techniques ne constituant pas com­partiment

Les parais verticales intêrieures limitant c~s locaux ou eet ensemble de locaux tech­niques.prêsentent Rf 1 h •

Les partes, sollicitfies A la fermeture, prêsentent Rf 1/2 h •

Si la superficie d'un local technique ou d'un ensemble de locaux techniques est supêrieure A 200m2, deux sorties êloignêes l'une de l'autre sont nêcessaires.

Aucun point du local ne peut se trouver A plus de 60 m d'une sortie.

5.1.2 Chaufferies et leurs dêpendances

Leur conception et leur construction sont confermes aux prescriptions de la future rtorme belge *

Elles sont situêes :

- soit dans un bätiment voisin, se trou­vant A une distanèe horizontale de a m au ~oins,dêgagêe de tout êlêment combus­tible, (voir § 1.4)

- soit dans le bAtiment,mais aux' .conditlons suivantes :

1. pour les BE :

- ne se trouver. ni dans, ni sous la partie êlevêe,

- être sêparêes des autres locaux par des parais Rf 4 h,

- communiquer avec les autres parties du bätiment par un sas conforme à celui dêcrit paur les BE au § 1.4, les partes s'ouvrant dans le sens de l'êvacuation.

2. pour les BM :

- être sêparêes des autres locaux par des parais Rf 2 h :

- communiquer avec les autres parties du bAtiment, soit par un sas conforme A celui dêcrit pour les BM au § 1.4, soit par une porte Rf 1 h sollicitêe a la fermeture ne

* actuellement a l'êtude

17

- dan kan, voor zover de compartimenta­oppervlakte kleiner is dan 1 000 m2, om de twee dienstvloeren, en beginnend met de laagste, êên toegang tot een trap­pahuis of tot een ander compartiment vol­staan 1

- dan moet, indien de compar~imentsopper­vlakte groter is dan 1 000 m , elke dienst­vloer toegang verlenen tot ten minste êên van de twee uitgangen : deze wisse-len af van vloer tot vloer.

4. De nuttige breedte van evacuatiewegen, traparmen, overlopen en sassen bedraagt ten minste o,ao m •

5.1.1.2 Technische lokalen of complexen daarvan die geen compartiment vormen

De vert!cale binnenwanden die deze loka­len of deze complexen begrenzen hebben Rf 1 h •

De deuren zijn zelfsluitend en hebben Rf 1/2 h •

Indien de oppervlakte van een technisch lokaal of van een complex van technische lokalen groter is dan 200m2, zijn twee van elkaar verwijderde uitgangen nodig.

Geen enkel punt van het lokaal mag meer dan 60 m van een uitgang verwijderd zijn;

5.1.2 Stookplaatsen en bijhorigheden

Hun opvatting en uitvoering voldoen aan de voorschriften van de toekomstige Belgische norm *

Zij liggen :

- hetzij in een naburig gebouw dat op een horizontale afstand staat van ten minste a m, afstand waarbinnen geen enkel brandbaar element voorkomt (§ 1.4),

~ hetzij in het gebouw, maar dan onder ae volgende voorwaarden

1. Bij de HG :

- zij mogen zich niet in,noch onder het hoge gedeelte bevinden :

- zij zijn van de andere 16kalen ge­scheiden door wanden Rf 4 h 1

- hun verbindingen met de andere ge­deelten van het gebouw geschieden via een sas van het type in § 1.4 beschreven voor de HG : hun deuren draaien open in de vluchtzin.

2. Bij de MG : - zij zijn van de andere lokalen ge­scheiden door wanden Rf 2 h 1 - hun verbindingen met de andere ge­deelten van het gebouw geschieden het­zij via een sas van het type beschre­ven i~ § 1.4 voor de MG : hetzij door

• momenteel ter studie

Page 18: BATIMENTS ELEVES ET BATIMENTS rDYENS HOGE EU ......NBN S 21-'202 (1980) 0 GENERALITES 0.1 Objet La prêsente norme fixe les conditions minimales auxquelles dolvent rêpondre la conception,

18

donnant ni dans une cage d'escaliers ni sur un palier d'ascenseurs ni dans un local dangereux, les portea s'ouvrant dans le sens de l'êvacuation.

Toutefois les chaufferies sulvantea peuvent être situêes en tolture :

- celles pour la chauffe au combustible gazeux plus lêger que l'air si la gaine contenant la canalisation de gaz alimentant la chaufferie est ventilêe et ne contient pas de canalisations êlectriques 1

- celles pour la chauffe au gaz "propane commercial" ou "mêlange propane-butane commercial" (voir NBN 52-500), aux con­ditions sulvantea :

a) la chaufferie est pourvue d'ouvertures de ventilation haute et basse ;

b) les ouvertures de ventilation basse sont situêes au niveau du plancher et leurs con­duits dêbouchent dans un zone bien aêrêe de la tolture ;

c) les lieux de stockage et de détente du gaz, de même que !'emplacement de la nourrice êventuelle, sont situés en dehors du bAtiment.

5.1.3 Locaux de transformation de l'êlec­tricitê

5.1.3.1 Gênêralitês

Ils satisfont aux prescriptions du "Rêgle­ment gênéral pour la proteetion du travail", ainsi qu'A la NBN 449 "Postes de transforma­tion pour abonnês raccordês A un rêseau de haute tension".

En outre :

- les parois prêsentent Rf 2 h sauf si elles sont extêrieures ;

- si le plancher est à un niveau tel que l'eau (quelle qu'en soit la provenance, y compris l'eau utilisée· pour la lutte contre l'incendie) peut s'y accumuler par infiltration ou par les caniveaux des cAbles par exemple , toutes dispositions sont prises pour qu'elle demeure constam­ment et automatiquement au-dessous du niveau des parties vitales de l'installa­tion êlectrique, tant que celle-ci est maintenue en service.

Les mesures de proteetion prêvues par la NBN 577 "Code de bonne pratique pour la pro­teetion des postea de transformation.contre l'incendie" sont de rigueur, lorsque la contenance en huilede !'ensemble des appa-

·reils atteint ou dêpasse 50 1 •

5.1.3.2 ~ostes assemblês sur place

Un poste assemblê sur place est montê dans un local qui lui est propre. Les parois de ce local prêsentent Rf 2 h •

A moins d'être extêrleur, l'accês A ce lo­cal est assurê :

- Pour les BE ·: par un sas à parois Rf 2 h et portes Rf 1/2 h sollicitêes à la termeture ; - Pour les BH : par une porte Rf 1 h •

NBN S 21-202 (1980)

een zelfsluitende deur Rf 1 h op voor­waardè dat deze niet uitgeeft op een trappehuis noch op een liftoverloop noch in een gevaarlijk lokaal. De deu­ren draaien in de vluchtzin. De volgende stookplaatsen mogen nochtans op het dak staan :

- degene met gas lichter dan de lucht indien de gasleidingkoker verlucht is en geen elektrische leidingen bevat 1

- degene met •'commercieel propaangas" of "commercieel mengsel propaanbutaan" (zie NBN 52-500), onder de volgènde voorwaarden ;

a) de stookplaats is voorzien van hoge en lagè verluchtingamonden ;

b) de openingen voor de lage verluchting bevinden zich bij de vloer en hun kokers monden uit in een goed verluchte zone bo­ven het dak . ;

c) de ruimten voor het opslaan, voor het ontspannen van het gas en voor een even­tuele voedingbak, liggen buiten het ge­bouw.

5.1.3 Transformatorlokalen

5.1.3.1 Algemeen

Zij voldoen aan de voorschriften van het "Algemeen reglement voor de Arbeidsbe­scherming" en aan NBN 449 "Transformator­stations voor hoogspanningsverbruikers".

Verder geldt dat

- de wanden Rf 2 h hebben, behalve de buitenmuren ~

- indien water (van om het even welke. herkomst, dus ook bluswater) de vloer· kan bereiken bij voorbeeld door infil­tratie of via kabelgoten, dan dienen maat­regelen te worden getroffen opdat het wa­terpeil constant en automat-isch beneden de vitale gedeelten blijft van de elek­trische installatie, zolang ze in gebruik is.

Indien de olie-inhoud van het geheel der toestellen 50 1 of meer bereikt, moeten de voorschriften van NBN 577 "Richtlijnen voor de brandbeveuiging van t~ansformatorstations" toegepast worden.

5.1.3.2 Ter plaatse gemonteerde posten

Een ter plaatse gemonteerde post wordt op­gesteld in een daartoe bestemd lokaal, met wanden Rf 2 h •

De toegang, zo die niet van buiten· af ge­schiedt, gaat :

- In de HG : via een sas met wanden Rf 2 hen zelfsluitende deuren Rf 1/2.h

- In de MG : via een deur Rf 1 h •

Page 19: BATIMENTS ELEVES ET BATIMENTS rDYENS HOGE EU ......NBN S 21-'202 (1980) 0 GENERALITES 0.1 Objet La prêsente norme fixe les conditions minimales auxquelles dolvent rêpondre la conception,

NBN S 21-202 (1980) 5.1.3.3 Postes prêfabriquês

Un poste prêfabriquê ferme un bloc entiê­rement blindê conformêment A l'article 190 du "Rêglement gênêral peur la proteetion du travail". Il ne dolt pas obligatoirement être installê dans un local qui lui est propre. Peur l'accês A ce local voir § 5.1.3.2.

5.1. 4 Evacuation des ordures

5.1.4.1 Gaine vide-ordures

Elle est placêe de prêfêrence A l'extê­rieur du b!timent.

La surface intêrieure des parcis est lisse et incombustible.

Son conduit d'aêration doit cernporter un dêpassant de 1 m au moins au-dessus de la toiture.

Les portillens d'introduction des ordures sent sollicitês A la fermeture.

Quant A la rêsistance au feu :

1. Si la gaine est A l'intêrieur du b!timent, elle prêsente les caractêristiques suivantes.:

- peur les BE des parois Rf 2 h et des portillens Rf 1/2 h 1

- peur les BM :des parois Rf 1 h et des portillens Rf 1/2 h

2. Si la gaine est A l'extêrieur du b!timent et les portillens A.l'intêrieur, ceux-ci prê­sentent Rf 1/2 h, et la pièce de jonction entre chacun d'eux et la gairie prêsente :

- pour les BE - peur les BM

Rf 2 h

Rf 1 h

3. Si la gaine est dans le hall commun, le portillen d'accês, A chaque n~veau, est situê dans un loc~l, dont la porte sollicitêe A la fermeture prêsente nf 1/2 h •

5.1.4.2 Local de rêception des ordures

Il est m~ni d'un systême d'extinction auto­matique hydraulique.

Ses parcis prêsentent

- pour les BE Rf 2 h

- pour les BM Rf 1 h

Si ce local ne dêbouche pas A l'air libre, son accês est.assurê par un sas qui prêsente les caractêristiques suivantes :

1. avoir 2 portes Rf 1/2 h sollicitêe A la feemeture ;

2. avoir des paroi~ :

- peur les BE Rf 2 h -.peur les BM . Rf 1 h .

3. avoir une superficie minimalede 2 m2

5.1.5 Gaines contenant des canalisations

5,1.5.1 Gaines verticales

Lcurs parcis prêsentent :

19

5.1.3.3 Prefab-posten

Een prefab-post vormt een volledig gepant­serd blok, beantwoordend aan artikel 190 van het"Algemeen Reqlement voor de Arbeida­beschermin~'en dient. niet noodzakelijk op­gesteld te worden in een daartoe speciaal bestemd lokaal. Voor de toegang tot dit lokaal zie § 5.1.3.2. 5.1.4 Huisvuilafvoer

5.1.4.1 Stortkoker

Hij wordt bij voorkeur aan de buitenkant van het gebouw aangebracht.

Zijn wanden zijn van onbrandbare materialen en hebben een glad binnenvlak.

Oe verluchtingsbuis van de stortkoker moet ten minste 1 m boven het dakniveau uitsteken.

De stortvaldeurtjes zijn zelfsluitend.

Inzake weerstand tegen brand :

1. Is de koker binnen het gebouw opge­steld, dan heeft bij de volgende ken­merken

- in de liG : wanden Rf 2 h en zelfslui­tende deurtjes Rf 1/2 h ;

- in de MG : wanden Rf 1 h en zelfslui­tende deurtjes.

2. Is de koker buiten het gebouw opge­steld met de deurtjes aan de binnenzijde, dan hebben zij Rf 1/2 h; elk verbindings­stuk tussen deurtje en koker heeft :

- Rf 2 h bij de. HG 1

- Rf 1 h bij de MG

3. Is de stortkoker in de gemeenschap­pelijke hal opgesteld, dan zit het zelf­sluitend deurtje op elke verdieping in een lokaal waarvan de zelfsluitende deur Rf 1/2 h heeft.

5.1.4.2 Lokaal voor de opvang van het huisvuil

Dit lokaal is voorzien van een automa­tisch hydraulisch blussysteem.

De wanden hebben

- Rf 2 h in de HG

- Rf h in de MG

Geeft dit lokaal niet uit in de buiten­lucht, dan is het toegankelijk via een sas met de volgende kenmerken :

1. 2 zelfsluitende deuren Rf 1/2 h 1

2. wanden :

- Rf 2 h in de HG - Rf 1 h in de MG •

I 3. Mininale oppervlakte 2 m2

5. 1. 5 Leidingenkokers

5.1.5.1 Verticale kokers

llun wanden hebben :

Page 20: BATIMENTS ELEVES ET BATIMENTS rDYENS HOGE EU ......NBN S 21-'202 (1980) 0 GENERALITES 0.1 Objet La prêsente norme fixe les conditions minimales auxquelles dolvent rêpondre la conception,

.:o

- pour les BE - pour les BM

Rf 2 h Rf h

~lles sont largement aêrêes ~ leur partie supêrieure. Les trappes et portillons d'accês ~ ces gaines prêsentent Rf 1 h •

Ces gaines peuvent être placêesdans les cages d'escaliers et leurs sas d'accês, mals, pour les BE, elles ne peuvent s'y ouvrir.

Dans le casdes BE visês au§ 4.2.2.7 les gaines peuvent s'ouvrir dans le hall commun • Toutefois, leurs parois peuvent prêsen­ter

- pour les BE

- pour les BH

Rf 1 h

Rf 1/2 h

et les trappes et portillons d'accês ä ces gaines Rf 1/2 h, si elles sont com­partimentles ä chaque niveau par des écrans horizontaux présentant les ca­ractéristiques sulvantea :

,- être en matêriaux non combustibles

- occuper tout l'espace libre entre les canaUsat lens

- avoir : - pour les BE : Rf 1 h

- pour les BH Rf 1/2 h

Il va de sol que les gaines compartimen­têes ne sont pas aêrêes.

5.1.5.2 Gaines horizontales

Lorsqu'elles traversent des parois vertica­les pour lesquelles un Rf est imposê, les parois et les portillons d'accês A ces gaines prêsentent le même Rf •

5.2 Parkings Par dêrogation au principe de base ênoncê au §2.1.1, un parking, même ä plusieurs êtages communicants,peut constituer un compartiment dont la superficie n'est pas limitêe.

Les parois entre le parking et le reste du b3timent, sont conformes aux dispost­tions du § 3 ou du § 4.

Toutefois, il est permis d'inclure, dans le compartiment ju parking, certains locaux sans occupation humaine, par exemple : des cabines êle~triques, locaux pour ar­chives, locaux techniques ••••

Les parois de ces locaux prêsentent Rf 2 h et leurs accês se font par un sas A parois Rf 2 h et portes Rf 1/2 h sollici­tées ä la fermeture.

A chaque êtage l'êvacuation est assurêe comme suit :

I - au moins deux cages d'escaliers, con-formes aux prescriptions du § 4.2 ou du § 4.3 sont accessibles depuis n'importe quel point de l'êtage ; la distance ä par­courir pour parvenir A l'escalier leplus pLochc ne peut être supêrieure ä 40 m ; la largeur utile de ces cseallers est de n,ao m au molns pour tous les types de b1ltiments.

NBN S 21-202 (1980)

- Rf 2 h in de HG ; - Rf 1 'h in de MG •

Zij hebben aan hun boveneind een degelijke verluchting. De valluiken en deurtjes hebben Rf 1 h •

Deze kokers mogen in de trappehuizen en in hun sassen gebouwd worden maar mogen er in de HG niet op uitgeven.

In de HG bedoeld in§ 4.2.2.7 mogen de ko­kers· uitgeven op de gemeenschappelijke hal.·

Evenwel mogen hun wanden

- Rf 1 h in de HG ,

- Rf 1/2 h in de MG hebben

en hun valluiken en deurtjes Rf 1/2 h, fn~

dien de kokers ter hoogte van elk niveau gecompartimenteerd zijn door horizontale schermen met de volgende kenmerken :

- zij zijn van niet-brandbaar materiaal

- zij beslaan de hele ruimte tussen de leidingen ;

- zij hebben

- Rf 1 h in de HG ;

-·Rf 1/2 h in de MG

Vanzelfsprekend worden de gecompartimen­teerde kokers niet verlucht.

5.1.5.2 Horizontale kokers

Kokers die door verticale wanden dringen waarvoor een Rf is voorgeschreven, hebben wa·nden en deurtjes met dezelfde Rf als deze verticale wanden.

5.2 Parkeerruimten

Bij afwijking van het in § 2.1.1 gestelde grondbeginsel kan een parkeerruimte een compartiment vormen waarvan·de oppervlak­te niet beperkt is, zelfs wanneer er ver­scheidene communicerende verdiepingen zijn.

De wanden tussen de parkeerruimte en de rest van het gebouw voldoen aan de voor­schriften van § 3 en § 4.

In het parkeercompartiment moge~ evenwel sommige, niet voor verblijf bestemde lo­kalen worden opgenomen, zoals : elektrische cabines, archieflokalen, technische ruimten

De toegang tot deze lokalen met Rf 2 h wanden geschiedt door een sas met Rf 2 h wanden en Rf 1/2 h zelfsluitende dP.uren.

Op elke verdieping is de evacuatie als volgt geregeld :

- ten minste twee trappehuizen voldoen aan de voorschriften ·vervat in § 4.2 en § 4.3 en zijn vanuit ieder punt van de verdieping toegankelijk t de af te leggen weg naar de dichtstbijzijnde trap mag niet me~r dan 40 m bedragen ; de minimale nut­tige breedte van deze trappen bedraagt 0,80 m voor alle gebouwentypen.

Page 21: BATIMENTS ELEVES ET BATIMENTS rDYENS HOGE EU ......NBN S 21-'202 (1980) 0 GENERALITES 0.1 Objet La prêsente norme fixe les conditions minimales auxquelles dolvent rêpondre la conception,

iiBN S 21-202 (1980)

- conformêment au§ 2.2, l'exigence de l'accês à une des deux cages d'escaliers peut être satisfaite par ~ne sortie di­recte à l'air libre au niveau considéré

- à l'étage le plus proche du niveau de sortie des véhicules, la rampe pour vé­hicules peut remplacer l'une des deux ca­ges d'escaliers si ses parois présentent Rf 2 h et si la pente, mesurée dans son axe, ne dépasse pas 10 \ :

- une seule cage d'escaliers suffit lors­que la superficie d'un niveau n'est pas supêrieure à 500 m2 ; la pente de la ram­pe de sortie des véhicules, mesurée dans son axe, ne peut dans ce cas être supé­rieure à 10 \ ;

- en plus de la signalisation prévue au § 4.5, l'indication des voies d'évacuation1

à chaque êtage, se fait égal~ment sur le sol ou à ras du sol.

5.3 Salles de spectacle, de jeux, de con­férences, d'expositions, restaurants, cafés, débi ts de boissons, bars •

5.3.1 Si plus de 500 personnes peuvent s'y tenir, ces locaux ne peuvent être situés sous le niveau du sol extérieur qu'aux con­ditions suivantes

- la diffêrence entre le niveau le plus bas du sol de ces. aalles et le niveau d'évacuation le plus proche ne peut être supêrieure à 3 m ;

- pour les BE, l'êvacuat10n est assurêe par 3 chemins au moins, chacun d'eux est constitué soit par un escalier, soit par une rampe dont la pente, mesurée dans l'axe, ne dêpasse pas 10 \ • La largeur totale de ces chemins est supérieure à la largeur utile thêorique,

Si, au maximum, 500 personnes peuvent s'y tenir, ces locaux peuvent être situês au­dessous du niveau du sol extêrieur, s'il n'y a pas plus de 4 m de diffêrence entre le sol de ces salles au droit de son point le plus bas accessible au public et le niveau moyen de divers niveaux d'êvacuation de l'êtablis­sement.

5.3.2 Construction

Outre les prescriptions rêglementaires, qui leur sont particuli~rement applicables, les parois limitant ces aalles ou ensemble de tels locaux prêsentent

- pour les BE - pour les BM

Rf 2 h

Rf 1 h

Chacune des communications pratiquêes dans ces parois est fermêe :

~ pour les BE : soit par une porte Rf 1 h sollicitêe à la fermeture soit par un sas de minimum 2 m2 à parois Rf 2 h et portes Rf 1/2 h sollicitêes à la fermeture,

- pour les BM : par une porte Rf 1/2 h sollicitêe à la fermeture.

- zoals.gesteld in § 2.2 mag op het beschouwde niveau de vereiste toegang tot êên van de twee trappehuizen ver­vangen worden door een rechtstreekse uitgang naar buiten :

21

- op de verdieping die het dichtst bij het uitritniveau ligt, mag de hellende rijweg één der trappehuizen vervangen indien zijn wanden Rf 2 h hebben en de helling gemeten in haar hartlijn niet meer dan 10 \ bedrapgt ;

- één trappehuis is voldoende wanneer de oppervlakte van een niveau niet groter is dan 500 m2 ; in dat geval bedraagt de uitrithelling gemeten in haar hartlijn niet meer dan 10 \ :

- buiten de signalisatie bepaald in § 4.5 worden de evacuatiewegen, op elk niveau, ook nog aangeduid op de vloer of juist erboven.

5.3 Schouwspel-, conferentie-,tentoon­stellings- en speelzalen, restaurants, cafés, drankgelegenheden, bars.

5.3.1 Kunnen er meer dan 500 personen in verblijven, dan mogen deze lokalen enkel ondergronds ingericht worden mits aan de volgende voorwaarden te voldoen

- het verschil tussen het laagste vloerpeil van deze zalen en het. dichtst­bij gelegen evacuatieniveau mag niet groter zijn dan 3 m :

- in de HG geschiedt de evacuatie over ten minste 3 wegen : hetzij via trappen, hetzij via hellingen die in de hartlijn maximum 10 \ bereiken. De totale breedte van deze wegen is groter dan de theoretische nuttige breedte.

Zijn voornoemde lokalen bestemd voor maximum 500 personen dan mogen zij on­dergronds ingericht worden op ~oorwaar­de dat het voor het publiek toeganke­lijke laagste vloerpeil niet meer dan 4 m ligt beneden het gemiddelde peil der verschillende evacuatieniveaus van de inrichting.

5.3.2 Constructie

De wanden die deze lokalen of geheel van lokalen vormen,voldoen niet alle aan de reglementaire voorschriften die op deze ruimten van toepassing zijn, maar hebben bovendien :

- Rf 2 h in de HG

- Rf 1 h in de MG

In de liG is elke doorgang in de verti-' cale wanden afgesloten hetzij door een zelfsluitende deur Rf 1 h , hetzij door een sas van minimum 2 m2 dat begrensd wordt door wanden Rf 2 h en door zelfslui­tende deuren Rf 1/2 h • In de' HG is elke doorgang in de verti­kale wanden afgesloten door een zelfslui­tende deur Rf 1/2 h •

Page 22: BATIMENTS ELEVES ET BATIMENTS rDYENS HOGE EU ......NBN S 21-'202 (1980) 0 GENERALITES 0.1 Objet La prêsente norme fixe les conditions minimales auxquelles dolvent rêpondre la conception,

22

ces portes s'ouvrent dans le sens de l'êvacuation.

Les vestiaires sont amênagês de maniêre telle que leurs utilisateurs ne puissent gêner la circulation 1 en outre ils ne peuvent être situês ni dans les escaliers ni dans leurs abords immêdiats.

5.4 Ensemble commercial

L'installation de petits locaux l caractêre commercial avec .vitrines donnant sur des galeries intêrieures est autorisêe A un niveau d'êvacuation et aux niveaux adja­cents, si :

1. !'ensemble de ces locaux et galeries est sêparê du reste du b!timent par des parcis :

- pour les BE

- pour les BM

Rf 2 h

Rf 1 h

i. les galeries ont leurs sorties pro­p'res, indêpendantes des autres sorties de l'immeublel

3. ces derniêres sont sêparêes des vitri­nes extêrieures des locaux commerciaux, sur 1 m au moins par un êlêment Rf 1/2 h

Les parcis entre les locaux commerciaux prêsent~nt Rf 1/2 h et sont prolongêes dans le faux-plafond êventuel. Cette dis­position n'est pas d'application s'il existe· une installation d'extinction au­tomatique hydraulique, s'êtendant l !'en­semble commercial.

5.5 Cuisines collectives

Les cuisines collectives, comprenant êven­tuellement le restaurant "selfservice", sont sêparêes des autres parties du bAti­ment par des parcis

- pour les BE : ~ f 2 h - pour les BM : Rf 1 h

Chacune des communications pratiquêes entre ces locaux et le reste du b!timent est fermêe :

- pour les BE : soit par une perte Rf 1 h sollicitêe l la fermeture : soit par un sas de minimum 2 m2 A parcis Rf 2 h et portes Rf 1/2 h sollicitêesl la ferme­ture ; - pour les BM : par une porte Rf 1/2 h sollicitêe A la fermeture. _

Ces portes s'ouvrent dans le sens de l'êva­cuation de la cuisine.

I Des transporteurs de vaisselle horizontaux et verticaux peuvent être installês entre les cuisines et les restaurants si les parcis de leurs gaines de passage dans d'autres locaux prêsentent

- pour les BE Rf 2 h - pour les BM Rf 1 h

NBN S 21-202 (1980)

Deze deuren draaien open in de vluchtzin.

De garderobes zijn derwijze opgesteld dat hun gebruikers de circulatie niet hinderen zij mogen niet ingericht worden in, noch onmiddellijk nabij de trappehuizen.

5.4 Winkel- of handelscomplex·

De inrichting van kl~ine winkellokalen met uitstalramen die op binnengalerijen uitge­ven wordt toegelaten op een evacuatieniveau en op de aangrenzende niveaus mits :

1. het complex met zijn galerijen van de overige bouwdelen gescheiden is door wan­den met

- Rf 2 h in de HG

- Rf 1 h in de MG

2. de galerijen eigen uitgangen hebben onaf­hankelijk van de andere uitgangen van het gebouw:

3. laatstgenoemde over ten minste 1 m van de buitenuitstalramen der handelslokalen gescheiden zijn door een element met Rf 1/2 h

De scheidingswanden tussen de handelslokalen hebben Rf 1/2 h en lopen door in het even·tuele vals plafond. Dit voorschrift vervalt zo het winkelcomplex voorzien is van een automa­tisch hydraulisch blussysteem.

5.5 Collectieve keukens

De collectieve keukens, eventueel met •zelfbef diening" restaurant worden van de andere gebouwdelen gescheiden door wanden met :

Rf 2 h in de HG

- Rf 1 h in de MG

In de HG wordt elke doorgang naar de rest van het gebouw afgesloten hetzij door een zelfsluitende deur Rf 1 h, hetzij door een sas van minimum 2 m2 dat begrensd wordt door wanden Rf 2h en door zelfsluitende deuren Rf 1/2 h

In de MG wordt elk van deze doorgangen af­gesloten door een zelfsluitende deur Rf 1/2 h •

Deze deuren draaieR in de vluchtzin van de keuken weg.

Tussen keukens en restaurants mogen hori­zontale en verticale transportsystemen voor vaatwerk ingericht worden ; loopt dit trans­port door andere lokalen dan dient het ge­vat te worden in koke~s met wanden 1

- Rf 2 h in de HG - Rf 1 h in de ~~

Page 23: BATIMENTS ELEVES ET BATIMENTS rDYENS HOGE EU ......NBN S 21-'202 (1980) 0 GENERALITES 0.1 Objet La prêsente norme fixe les conditions minimales auxquelles dolvent rêpondre la conception,

NBN S 21-202 (1980)

6 EQUIPEMENT DES IMHEUBLES

6.1 Ascenseurs et monte-charge

6.1.1 Gênêralitês

6.1.1.1 Les ascenseurs et monte-charge ainsi que leurs gaines et les locaux de machines sont rêalisês conformêment A la NBN E 52-014. L'ensemble constituê par une ou plusieurs gaines et par leurs paliers d'accês, qui dolvent former le sas, est limitê par des paroi~ prêsentant 1.

- pour les BE : Rf 2 h 1

- pour les BH : Rf 1 h

De plus pour les BE, le palier d'accês doit être distinct des paliers et des sas des ca­ges d'escaliers et ne pas être inclus dans le chemin d'êvacua~ion sauf ~ans les cas visês aux § 4.2.2.6 et 4.2.2.7.

6.1.1,2 Aucun dispositif d'extinction ne peut se trouver dans la (ou les) gaine(s).

6.1.1.3 Les locaux de machines se trouvent A la partie supêrieure, au-dessus des gaines ou A cOtê de celles-ci. Les parois sêparant ces locaux de machines des autres locaux prêsentent:

- pour les BE

- pour les BH

Rf 2 h

Rf 1 h

Si des dêtecteurs ou installations fixes d'extinction d'incendie y soot installês, ils doivent être appropriês au matêriel êlectrique, stables dans le temps et conve­:lablement protêgês contre les chocs acciden­~els. S'ils sont A dêclenchement automati­~ue, ils dolvent être l température nomina­le êlevêe de fonctionnement.

Si la porte ou la trappe du local des ma­chines donne accês A l'intêrieur du bAti­ment, elle prêsente :

- pour les BE

- pour les BH

Rf 1 h

Rf 1/2 h

Si elle est habituellement verrouillêe, 11 faut prêvoir, A proximitê, un coffret vitrê qui en contient la clef.

Les locaux de machines et les gaines d'ascen­seurs dolvent être pourvus d'une ventilation naturelle avec prise d'air extêrieur. Les orifices de ventilation prêsentent une section minimale de 1 t de la sectien ho­rizontale de la gaine correspondante.

Lorsque des locaux de machines sont situês A des niveaux diffêrents, les gaines d'as­censeurs correspondant A chacun d'eux sont sêparêes par des parois Rf 1/2 ~ •

Pour les BE, chaque batteria d'ascenseurs doit avoir sa propre salle de machines sê­parêe de celles des autres batterles d'ascenseurs.

6.1.1.4 La manoeuvre des ascènseurs en cas d'incendie est dêcrite dans l'annexe G de la NBN E 52-014 .

23

6 UITRUSTING VAN DE GEBOUWEN

6.1 Liften en goederenliften

6.1.1 Algemeen

6.1.1~ De liften en goederenliften evenals hun schachten en machinekamers worden inge­richt volgens NBN E 52-014~ Het geheel bestaand uit een of meer schachten en hun toegangsborden die het sas moeten vormen, is omsloten door wanden met 1

- Rf 2 h in de HG - Rf 1 h in de MG , ,

In de HG is het toegangsbordes onder­scheiden van de overlopen en sassen der trappehuizen. Het mag geen deel uitmaken van de evacuatieweg, uitgezonderd in de gevallen vermeld in § 4.2.2.6 en § 4.2.2.7.

6.1.1.2 In de schacht(en) mag geen enkele blusinrichting opgesteld staan.

6.1.1.3 De machinekamers bevinden zich boven aan, hetzij boven op, hetzij naast de schachten. De wanden die deze ma­chinekamers scheiden van andere lokalen hebben. 1

- Rf 2 h in de HG - Rf 1 h in de MG

Zijn er verklikkers of vaste blusinstal­laties in aangebracht, dan moeten deze duurzaam zijn, aangepast aan het elek­trisch materieel en degelijk beschermd te­geQ toevallige schokken. Zijn zij van het automatische type dan moeten zij een hoge nominale we~kingstemperatuur hebben.

Geeft de deur of het valluik van de ma­chinekamer uit in het gebouw dan hebben deze :

- Rf 1 h in de HG 1

- Rf 1/2 h in de MG

Moeten zij gesloten blijven dan bevat een beglaasd gesloten kastje in de na­bijheid de sleutel.

De machinekamers en de liftschachten worden natuurlijk verlucht via buitenlucht­monden. De verluchtingagaten hebben een minimale doorsnede van 1 t der horizontale door­snede van de te verluchten schacht.

Indien machinekamers op verschillende niveaus liggen, worden de schachten die zij elk bedienen onderling geschal~ den door wanden Rf 1/2 h •

In de HG moet iedere liftenbatterij haar eigen machinekamer hebben die ga-· scheiden is van die der andere liften­batterijen.

6.1.1.4 De bediening van de liften bij brand wordt beschreven in bijlage G van 'NBN E 52-014 ;

Page 24: BATIMENTS ELEVES ET BATIMENTS rDYENS HOGE EU ......NBN S 21-'202 (1980) 0 GENERALITES 0.1 Objet La prêsente norme fixe les conditions minimales auxquelles dolvent rêpondre la conception,

24

6.1.1.5 Les ens~nbles de partes paliêres (dans le sens et dans les limites prêvus a la note F 2.3.2 de la NBN E 52-014) dol­vent être d'un type dont un laboratoire agrêê atteste qu'il a·subi avec succês les esaais au feu dêcrits a !'annexe 1 chapitre 2 de la NBN E 52-014 pour les portea du type "F" •

Les portea paliêres sont peurvues d'un systême de termeture automatirme, et de sêcuritê tel que leur termeture ne puisse être empêchêe par la présence de fumêe.

6.1.1.6 Les portea d'accês du compartiment aux paliers d'ascenseurs prêsentent Rf 1/2 h et sont sollicitêes à la termeture ou à fermeture automatique en cas d'incendie.

6.1. 2 Ascenseurs a appel prioritaire

6.1.2.1 Chaque compartiment d'un BE, ex­ceptê êventuellement le compartiment tech­nique de l'êtage supêrieur, est desservi par un ascenseur à appel prioritaire le reliant a un niveau d'êvacuation aisêment accessible par les services d'incendie.

Si plusieurs batterles d'ascenseurs desaer­vent un même compartiment, chaque batterie est pourvue d'un ascenseur prioritaire.

Cette condition est remplie :

- soit par un ascenseur desservant ce n~ veau d'êvacuation et tous les êtages si­tuês au-dessus de celui-ci,

- soit par plusieurs ascenseurs desservant chacun ce niveau d'êvacuation et une par­tie des êtages situês au-dessus de celui-ci, si !'ensemble des ascenseurs à appel prio­ritaire permet l'accês a tous les comparti­ments du bätiment.

L'ascenseur à appel prioritaire n'est pas exigê dans les immeubles visês au.§ 4.2 12.7.

6.1.~.2 La manoeuvre des ascenseurs à appel prioritaire est dêcrite à !'annexe G de la NBN E 52-014 •

La course complête d'un ascenseur priori­taire se fait en 60 secondes maximum.

Les ascenseurs à appel prioritaire peuvent être normalement employés en dehors des cir­constances nêcessitant eet appel.

6.1.2.3 La cabine de l'ascenseur priori­taire a

- pour les bAtiments du type A : une su­perficie de 1,5 m2 au moins et une charge nominale de 630 kg au moins,

- pour les bAtiments des types AB et B:une superficie de 2,10 m2 au moins et une charge nominale de 1 000 kg •

6.1.2.4 Les portea paliêres sont à ou­verture et termeture automatiques et of­frent une largeur utile de 0,80 m au moins.

NBN S 21-202 (1980)

6.1.1.5 Het geheel van de eigenlijke schachtdeu­ren (in d~ betekenis en binnen de grenzen voorzien in nota F 2.3.2 van de NBN E 52-014) moet van een type zijn waarover een er-kend laboratorium het bewijs heeft gele­verd dat het met succes voldaan heeft aan de brandproeven beschreven in bijlage 1, hoofdstuk 2 van NBN E 52-014 voor de deu­ren van het type "F" .

De schachtdeuren zijn uitgerust met een automatisch sluit~ysteem en met veilighe­den, derwijze dat rook het sluiten niet verhinderen kan.

6.1.1.6 De deuren tussen het compar-timent en .de liftoverlopen zijn ·zelfslui­tend of zelfsluitend bij brand en hebben Rf 1/2 h •

6.1.2 Liften met prioritaire oproep

6.1.2.1 Elk compartiment van een HG, met eventuele uitzondering van het tt!chnisch compartiment op de hoogste verdieping, wordt bediend door een lift met priori­taire oproep ; deze lift geeft uit op een evacuatieniveau dat gemakkelijk toeganke­lijk is voor de brandweerdiensten.

Bedienen verscheidene liftenbatterijen een zelfde compartiment, dan bezit elke liftenbatterij een prioritaire lift.

Aan deze vereiste is voldaan :

- indien een lift vanaf dit evacuatie­niveau alle bovenliggende verdiepingen bedient ;

- indien verscheidene liften vanaf dit evacuatieniveau een gedeelte van boven­liggende verdièpingen bedienen, op voor­waarde dat het geheel van de liften met prioritaire oproep toegang verleent tot alle compartimenten van het gebouw.

De lift met prioritaire oproep is niet vereist in de gebouwen bedoeld in§ 4.2.2.7.

6.1.2.2 De bediening van de liften met prio­ritaire oproep is beschreven in bijlage G van NBN E 52-014 •

Een lift met prioritaire oproep legt haar volledige loop af in maximum 60 seconden.

Buiten de omstandigheden die hun inzet ver­gen,mogen de liften met prioritaire oproep normaal gebruikt worden.

6.1.2.3 De kooi van de lift met prioritaire oproep heeft een minimale oppervlakte van 1,5 m2 en de minimale nominale belasting ervan bedraagt 630 kg voor de gebouwen van het type A •

Ze heeft een minimale oppervlakte van 2,10 m2 en de nominale .belasting ervan bedraagt 1 000 kg voor de gebouwen van het type AB en B.

6.1.2.4 De schachtdeuren zijn zelfopenend en zelfsluitend en bieden een nuttige breedte van ten minste 0,80 m •

Page 25: BATIMENTS ELEVES ET BATIMENTS rDYENS HOGE EU ......NBN S 21-'202 (1980) 0 GENERALITES 0.1 Objet La prêsente norme fixe les conditions minimales auxquelles dolvent rêpondre la conception,

NBN S 21-202 (1980)

6.2 Paternosters, transporteurs à conte­neurs et monte-charge à chargement et dêchar­gement automatiques (Planche VI)

6.2.1 Ils ont des aalles de machines, gaines et paliers qui leur sont propres.

Les aalles de machines dolvent se trouver à la partie supêrieure de la gaine. Les pa­rois intêrieures des aalles des machines et des gaines prêsentent

- pour les BE

- pour les BH

Rf 2 h ;

Rf 1 h •

A la recette de chaque niveau desservi dolt exister un sas à parois

- pour les BE Rf 2 h

- pour les BH Rf 1 h

Les po~tes ou portillans d'accês, à ferme­ture automatique, satisfont pendant 1/2 heure au critêre d'êtanchêit~ aux flammes et sont e.ssayês avec la face paliêre vers le four (planche VI,fig. 1). La superficie du sas de chaque recette permet l'installation aisêe des stations de dêpart et d'arrivêe, ainsi que l'accês facile du persennel pour la des­serte des stations. L'usage de ce sas est strictement limitê à la desserte des sta­tions.

Les ouvertures d'accês du ·sas à la gaine sont fermêes par des portea ou des por­tillons.

Iesfayades paliêres des gaines et les ac­cês pratiquês dans ces fayades prêsentent Rf 1 h • Les portea paliêres ou portillans de ces appareils sont à manoeuvre automatique et normalement fermês ; leur ouverture est subordonnêe à la fermeture de l'autre porte ou portillons du sas.

Les passages êventueJs des transporteurs horizontaux vers les paternosters et les monte-charge, ainsi que les passages de compartiment à compartiment, se font· au travers d'un sas fermê par deux clapets ou portillons qui satisfont pendant 1/2 heure au cri têre d' êtan::hêi tê aux flammes et qui sont essayês avec la face paliêre vers le four {Planche VI, fig. 2).

Les clapets sont à manoeuvre automatique et normalement fermês, !'ouverture d'un clapet ou portilion au passage d'un con­teneur est subordonnêe à la fermeturè de l'autre.

Si les transporteurs à conteneur sulvent un trajet continu horizontal ou vertical et traversent soit des compartiments, soit des niveaux, des sas sont prêvus à chaque endrolt de passage. Les parois des sas prêsentent :

- pour les BE - pour les BH

Rf 2 h

Rf 1 h

Les deux clapets ou portillons satisfont pendant 1/2 heure au critêre d'êtanchêitê aux flammes (Planche VI, fig. 3). Ils sont essayês avec la face paliêre vers le four.

25

6.2 Paternosterlift, containertransport en goederenlift met laad- en losautoma­tisme (Plaat VI)

6.2.1 Deze toestellen hebben hun eigen machinekamers, schachten en bordessen.

De machinekamers bevinden zich bovenaan de schacht. De binnenwanden van machine­kamers en van de schachten hebben 1

- Rf 2 h in de· HG

- Rf 1 h in de HG

Bij de aankomst op elk bediend niveau moet een sas bestaan met wanden :

- Rf 2 h in de HG

- Rf 1 h in de HG

en waarvan de deuren pf de toegangslui­ken zelfsluitend zijn en gedurende 1/2 uur voldoen aan de criteria van vlamdichtheid. Deze deuren of toegangs­luiken worden getest met de bordeszijde naar de oven gekeerd (Plaat VI, fig. 1). De oppervlakte van dit sas, dat uitslui­tend voor de goederenverhandeling mag dienen, is berekend op een oordeelkun­dige schikking van de laad- en losinstal­latie en op vlotte toegankelijkheid van hèt dienstpersoneel.

Tussen he~ sas en de schacht zitten deu­ren of luiken.

De bordeswanden van de schacht en hun toezichtsluiken hebben Rf 1 h •

De schachtdeuren of toegangsluiken vah deze toestellen werken automatisch en zijn normaal gesloten. Het ene ele­ment kan slechts opengaan bij gesloten stand van het andere.

De eventuele doorgangen van horizontale transportbanden naar de paternoster- en goederenliften, evenals de doorgangen van het ene naar het andere comparti­ment gebeuren via een sas, afgesloten door twee luiken of deurtjes die gedu­rènde een 1/2 uur voldoen aan de cri­teria van vlamdichtheid. Deze luiken of deurtjes worden getest met de bordes­zijde naar de oven gekeerd (Plaat VI, fig. 2).

Deze lU!ken werken automatisch en zijn normaal gesloten ; bij doorgang van een container kan zulk luik slechts open­gaan zo het andere gesloten is.

Zo de installatie van het container­transport een horizontaal en/of verti­caal traject volgt en daarbij verdie­pingen en compartimenten doorloopt, worden sassen voorzien aan elk vandeze doorgangen. De saswanden hebb6n 1

- Rf 2 h in de HG

- Rf 1 h in de HG

Hun twee luiken of deurtjes voldoen gedur~nde 1/2 uur aan de criteria van vlamdichtheid (Plaat VI, fig. 3). Ze worden qetest met de bordeszijde naar de oven.gekeerd.

Page 26: BATIMENTS ELEVES ET BATIMENTS rDYENS HOGE EU ......NBN S 21-'202 (1980) 0 GENERALITES 0.1 Objet La prêsente norme fixe les conditions minimales auxquelles dolvent rêpondre la conception,

26

Ils sont a manoeuvre automatique et norma­lement fermês ; !'ouverture d'un clapet ou portillen au passage d'un conteneur est su­bordonnêe a la fermeture de l'autre. En cas d'incendie, les installations sont mises hors service.

6.2.2 L'installation de paternosters pour le transport de persennes est interdite.

6.3 Escaliers mêcaniques

6.3.1 La cage des escaliers mêcaniques est entourêe de parais :

- pour les BE

- pour les BM

Rf 2 h

Rf 1 h

6.3.2"Pour les BE, l'accès est assurê à cha­que niveau, par un sas prêsentant les caractê­ristiques suivantes :

1. c"omporter 2 portes Rf 1/2 h sollicitêes à la fermeture ou à fermeture automatique en cas d'incendie ;

2. avoir des parois Rf 2 h ;

3. avoir une supe~ficie minimalede 2 m2

4. être distinct des paliers et des sas des cages d'escaliers et ne pas être inclus dans le chemin d'êvacuation.

Pour les BM, l'accès est assurê à chaque ni­veau par une porte Rf 1/2 h sollicitêe à la fermeture ou t fermeture autornatique en cas d'incendie.

6.3.3 L'escalier mêcanique est mis à !'arrêt dès dêtection d'un ineendie dans un comparti­ment auquel il donne accês.

6.4 Ascenseurs hydrauliques

Le local des machines est sêparê de la gaine d'ascenseur et situê au bas de celle-ci (au­dessous, sur le cötê ou derrière).

Ses parais prêsentent Rf 2 h

Son accès se fait par un sas prêsentant les caractêristiques sui~antes :

1. camporter 2 portes Rf la ferroeture,

2. avoir des parais Rf 2

1/2 h sollicitêes a

h ; • 3. avoir une superficie mininal.e de 2 m2 ;

4. être distinct des paliers et des sas des cages d'escaliers et ne pas être inclus dans le chemin d'êvacuation.

Les locaux de machines et les gaines d'ascen­seurs dolvent être pourvus d'une ventilation naturelle avec prise d'air extêrieur.

Les orifices de ventilation prêsentent une section minimale de 1 \ de la section hori­zontale du local.

Le seuil des portès d'accès au local des ma­chines est relevê de façon que la cuvette ainsi rêalisêe alt une capacitê êgale à 1,2 fois au moins la capacitê d'huile des machi­nes.

NBN S 21-202 (1980)

Ze wetken automatisch en zijn normaal ge­sloten. Zulk een luik of deurtje kan slechts opengaan zo het andere gesloten is. Bij brand worden de installaties bui­ten dienst gesteld.

6.2.2 Het installeren van paternosterlif­ten voor personenvervoer is verboden.

6. 3 Rol trappen

6.3.1 Het trappehuis van de roltrappen heeft wanden met

- Rf 2 h in de HG

- Rf 1 h in de MG

6.3.2 In de HG geschiedt de toegang·tot het trappehuis, op elk niveau, via een sas met de volgende kenmerken :

1. het bevat twee zelfsluitende deuren Rf 1/2 h die van het type "zelfsluitend bij brand" mogen zijn ;

2. de wanden hebben Rf 2 h

3. de oppervlakte bedraagt minimum 2 m2 1

4. het is onderscheiden van de overlopen en sassen der trappehuizen en mag geen deel uitmaken van de evacuatieweg.

In de HG geschiedt de toegang tot het trap­pchuis op elk niveau, via een zelfsluitende deur Rf 1/2 h, die van het type "zelfsluitend bij brand" mag zijn.

6.3.3 De roltrap wordt uitgeschakeld zodra er brand verklikt wordt in een compartiment waarheen hij leidt.

6.4 Hydraulische liften

De machinekamer is van de liftschacht ge­scheiden en wordt onderaan geplaatst (onder, naast of achter de schacht).

De wanden hebben Rf 2 h •

De toegang geschiedt via een sas met de volgende kenmerken :

1. het bevat 2 zelfsluitende deuren Rf 1/2 h

2. de wanden hebben Rf 2 h

3. de oppervlakte bedraagt minimum 2 m2 ;

4. het is onderscheiden van de overlopen en sassen der trappehuizen en mag geen deel uit­maken van de evacuatieweg.

De machinekamers en de liftschachten worden op natuurlijke wijze verlucht via buiten­luchtmonden.

De verluchtingsopehingen hebben een minimale doorsnede van 1 \ van de horizontaie door­snede van het lokaal.

Het peil van de deurdrempels der machinekarners is derwijze verhoogd dat de aldus bekomen ku.ip een inhoud heeft die ten minste gelijk is . aan 1,2 maal de olie-inhou:l van de machines.

Page 27: BATIMENTS ELEVES ET BATIMENTS rDYENS HOGE EU ......NBN S 21-'202 (1980) 0 GENERALITES 0.1 Objet La prêsente norme fixe les conditions minimales auxquelles dolvent rêpondre la conception,

IIBN S 21-·202 (1980)

L'appareillage êlectrique ainsi que les canalisations êlectriques et hydrauli­ques, passant du·local des machines vers la gaine de l'ascenseur, sont situês A un niveau supêrieur A ce.lui que peut at­teindre l'huile rêpandue dans le local des machines.

L'espace autour du trou de passage de ces canalisations est obturê par un dis­positif prêsentant au moins le même Rf que la paroi correspondante.

La machinerie est maintenue l la pression atmosphêrique et est installêe l une dis­tanee de 1 m au moins des parois contigu~s l d'autres compartiments. Une thermo-coupure est prêvue dans le bain d'huile et dans les enroulements du moteur d'entra1nement de la pompe. caractêristiques de l'huile :

- point d'êclair en vase ouvert 190 •c

- point de feu

- point de cernbustion spontanêe 45o •c

Un extincteur fixe, d'une capacitê en rap­port avec la quarititê d'huile mise en oeuvre et avec le volume du local des ma­chines, est installê au-dessus de la ma­chine. Il est commandê par dêtection de tempêrature.

6.5 Installations êlectriques de force motrice, d'êclairage et de signalisation

6.5.1 Elles sont confermes aux prescriptions des arrêtês et normes les concernant ainsi qp'au rêglement technique du CET •

6.5.2 Pour les canalisations êlectriques de ces installations, seuls sont admis 1

a) les fils confermes aux NBN C 32-131 ou C 32-132 OU C 32-123 OU C 32-124 placês sous tubes d'acier rêpondant ·1 la NBN 45, ou placês sous tubes en matêriaux non pro­pagateurs de flamme, ces derniers êtant bien enrobês de mortier, de plAtre ou de tout autre matêriau non combustible A l'endroit de la traversêe des parois prêsentant Rf 1/2 h OU plus •

b) les c!~les de type retardant la propa­gation de la flamme selon la NBN C 30-004 et de plus.conformes l l'une des NBN C 32-131, C 32-132, C 32-123, C 32-124, C 33-111, c 33-121, c 33-221, 259, 751 e~ 759.

6.5.3 Les cahalisations êlectriques ali-·mentant des installations ou appareils dont le maintien en service est indispen­sable en cas de sinistre sont placêes de maniêre l rêpartir les risques de mise hors service gênêral. De plus, ces canalisations

· sont êloignêes des locaux prêsentant des risques particulier& d'incendie tels que chaufferies, cuisines, dêbarras, • • . . Elles sont rêsistantes au ·feu selon la NBN c 30-004.

Leur isolation thermique garantit pendant une heure le maintien en servlee des

27

De elektrische apparatuur, evenals de elektrische en de hydraulische leidingen die van de machinekamer naar de liftschacht lopen, zijn hoger aangebracht dan het hoogste peil dat uitgelopen olie in de ma­chinekamer kan bereiken.

De ruimte rond de doorboringen voor deze leidingen moet gedicht worden met mate­riaal met dezelfde Rf als de wand.

De machines worden op atmosferische druk gehouden en staan op ten minste 1 m van de wand die de scheiding vormt met andere compartimenten. Een thermische onderbreker is voorzien in het oliebad en in de wikkelingen van de aandrijfmotor van de pomp. Kenmerken van de olie 1

- vlampunt in open vat, 19o •c

- verbrandingapunt

- zelfontbrandingspunt 450 •c

Een vaste snelblusser, waarvan de in~ .houd wordt bepaald in verhouding tot de gebruikte hoeveelheid olie en tot het volume van de machinekamer, wordt boven de machines geplaatst. Hij wordt bediend" door een thermische detector.

6.5 Elektrische installaties voor drijf­kracht, verlichting e~_signalisatie

6.5.1 Zij voldoen aan de ·voorschriften van de desbetreffende besluiten en nor­men ter zake evenals aan het technisch reglement van de CTS •

6.5.2 Voor de elektrische leidingen van deze installaties worden enkel gebruikt :

a) draad die beantwoordt aan de NBN c 32-131 of c 32-132 of C 32-123 of c 32-124 en die geplaatst wordt in sta­len bulzen volgens NBN 45 of ·in buizen van niet-vlamvoortplantend materiaal, bekleed met mortel, pleister of gelijk welk onbrandbaar materiaal op de plaats waar zij door de wanden van Rf 1/2 h of meer gaan.

b) kabel van het type dat de vlamvoort­planting vertraagt volgens norm NBN C 30-004 en bovendien conform is met een van de normen NBN C 32-13~, C 32-132, c 32-123, c 32-124, c 33-111, c 33-121, c 33-221, 259, 751 en 759.

6.5.3 De elektrische leidingen die in­stallaties of toestellen voeden die bij schadegeval absoluut in dienst moeten blijven, worden zodanig geplaatst dat de risico's van algehele buitendienst­stelling gespreid zijn." Daarenboven mogen deze leidingen niet in de nabijheid lig­gen van lokalen met bijzonder brandge­vaar zoals stookplaatsen, keukens, berg­plaatsen, •••.• Zij weerstaan aan brand· volgens UBN C 30-004 •

De thermische isolatie van die leidingen is dusdanig dat het in bedrijf houden

Page 28: BATIMENTS ELEVES ET BATIMENTS rDYENS HOGE EU ......NBN S 21-'202 (1980) 0 GENERALITES 0.1 Objet La prêsente norme fixe les conditions minimales auxquelles dolvent rêpondre la conception,

20

installations et appareils qu'elles allmentent dans les compartiments non affectês par !'ineen­die.

Cette caractêristique est considêrêe ~ vêrifiêe quand la canalisation munie êven­tuellement de sa proteetion ou protêgêe par une gaine, ne subit pas de court-circuit lorsqu'elle est exposêe pendant 1/2 h aux conditlans d'essai de rêsistance au feu de la NBN 713-020.

Les installations ou appareils visês sont

al l'êclairage de sêcuritê et êventuelle­ment l'êclairage de secours,

bi les installations d'annonce, d'alerte, d'alarme · et de dêtection des ineendies

cl la machinerie des ascenseürs A appel prioritaire.

6.5.4 Sourees autonornes de courant

Les circuits dont question au § 6.5.3 dol­vent pouvoir être alimentês par une ou plusieurs sourees autonornes de courant tvoir NBN S 21-201 "Terminologie") dont la puissance est suffisante pour allmenter simultanêment toutes les installations rac­cordêes A ces circuits. Dês que l'alimentation normale en ênergie êlectrique fait dêfaut, les sourees auto­nomes assurent automatiquement et dans.un dêlai d'une minute, le fonctionnement des installations susdites pendant une heure.

Pour les BE, l'enclenchement de la souree autonome de courant provoque l'acheminement successif des cabines d'ascenseurs non prio­ritaires au palier du niveau d'êvacuation et leur immobilisation à ce niveau, portes fermêes après temporisation convenable.

6.5.5 Eclairage de sêcuritê

Les chemins d'êvacuation, à l'exception des coursives, les paliers, les cabines d'ascenseurs, les salles ou locaux acces­sibles au public, les locaux abritant les sourees autonornes de courant ou les pom­pes des installations d'extinction, les chaufferies et les tableaux principaux sont pourvus d'un êclairage de sêcuritê, permettant d'atteindre un êclairement de 1 lux au moins.

Celui-ei peut être alimentê, par la souree de courant normal, mals, en cas de dêfail­lance de celle-ci, l'alimentation est fournie par une ou plusieurs des sourees autonomes.

L'êclairage de ~êcuritê peut être fourni par des appareils autonornes branchês sur le circuit alimentant l'êclairage normal con­cernê, si ces appareils prêsentent toutes garanties de bon fonctionnement.

6.5.6 Proteetion contre la foudre

Les BE sont munis d'un dispositif de protee­tion contre la foudre.

NBN S 21- 202 (1980)

van de installaties en toestellen die ze voeden verzekerd blijft gedurende 1 h in de compartimenten die niet door vuur zijn aangetast.

Aan deze eis is voldaan indien de leiding, eventueel voorzien van haar bescherming of beschermd door een koker, geen kort­sluiting veroorzaakt indien ze gedurende een 1/2 h blootgesteld is aan de beproevinga­voorwaarden voor weerstand tegen brand van NBN 713-;-020.

De installaties of toestellen bedoeld in bovenvermelde alinea zijn :

a) de veiligheidsverlichting en eventueel de noodverlichting ,

b) de installaties voor melding, waar.schu­wing, alarm en verklikking van brand :

cl de machines van de liften met prioritaire oproep.

6.5.4 Autonome stroombronnen

De stroomkringen waarvan sprake in § 6.5.3 moeten kunnen worden gevoed door êên of meer autonome stroombronnen (zie NBN S 21-201 "Terminologie") ; het vermogen van die bron­nen moet voldoende zijn om gelijktijdig alle aan die stroomkringen aangesloten installa­ties te voeden. Zodra de normale stroom uitvalt, verzekeren de autonome bronnen automatisch en binnen 1 minuut, de werking gedurende êên uur van de bovenvermelde installaties.

In de HG veroorzaakt de inwerkingtreding V.Qn de autonome stroombron de achtereenvolgende terugkeer van de kooien der liften zonder prioritaire oproep naar het evacuatieniveau waar ze met gesloten deuren in stilstand ge­houden wonÈn, na voldoende verloop van tijd.

6.5.5 Veiligheidsverlichting

De evacuatiewegen, met uitzondering van de vluchtterrassen, de overlopen, de liftkooien, de zalen of lokalen die toegankelijk zijn voor het publiek, de lo­kalen waarin de autonome stroombronnen of de pompen voor de blusinstallaties opgesteld zijn, de stookplaatsen en de voornaamste bor­den,zijn voorzien van een veiligheidsverlich­ting met een verlichtingssterkte van ten minste 1 lux •

Deze veiligheidsverlichting mag gevoed worden door de normale stroombron, maar valt deze uit, dan moet de voeding geschieden door êên of meer autonome stroombronnen.

Autonome verlichtingstoestellen aangesloten op de kring die de betrokken normale ver­lichting voedt, mogen eveneens gebruikt worden voor zover. zij alle waarborgen voor een goe­de werking bieden.·

6.5.6 Bliksembeveiliging

De HG worden uitgerust met een beveiligingsin­stallatie tegen bliksem.

Page 29: BATIMENTS ELEVES ET BATIMENTS rDYENS HOGE EU ......NBN S 21-'202 (1980) 0 GENERALITES 0.1 Objet La prêsente norme fixe les conditions minimales auxquelles dolvent rêpondre la conception,

UBN S 21-~02 (1980)

6.6 Annonce, alerte, alarme et extinction des ineendies

6.6.1 Dispositifs d'annonce, d'alerte, d'alarmé et d'extinction dans les b!timents

Sont obligatoire& 1

- pour les b!timents du type A, des dispositifs d'annonce et d'extinction ,

- pour les b!timents des types AB et B, des dispoaitifs d'annonce, d'alerte, d'alarme et d'extinction.

6.6.2 Nombre et emplacement des appareils d'annonce, d'alerte, d'alarme. et d'extinction

6.6.2.1 Le nombre d'appareils est dêter­minê par les dimensions, la situation et la destination des locaux

Les appareils sont rêpartis judicieusement et en nombre suffisant pour desservir tout point du lieu considêrê.

6.6.2.2 Les appareils qui nêcessitent une intervention humaine sont placês en des endroits visibles ou convenablement repê­rês et facilement accessibles en toutes circonstances. Ils sont notamment placês a proximitê des baies de passage vers l'ex­têrieur, sur les paliers, dans les dêga­gements et de maniêre a ne·pas gêner la circulation et a ne pas être dêtêriorês OU renversês.

A l'extêrieur, ils sont, au besoin, mis a !'abri des intempêries;

6.6.2.3 La aignalisation relativa aux dispositifs de lutte contre l'incendie est conforme A la ·rêglementation en vi­. gueur.

6.6.3 Annonce des ineendies

6.6.3.1 L'annonce de la dêcouverte oude la dêtection d'un ineendie est transmi$e, sans dêlai, aux se~vices d'incendie.

- pour les BE : par un moyen d'annonce A chaque êtage et au moins un dans cha­que comp,ar'timen t ;

- pour les DM : par un moyen d'annonce dans chaque compartiment sauf pour les . DM du type A doni la superficie -est in­fêrieure a 500 m oQ un moyen d'annonce par b!timent suffit.

6.6.3.2 Les liaisons nêcessaires sont as­surêes a tout·moment et sans dêlai par

·des lignes têlêphoniques ou êlectriques ou par tout autre systême prêsentant les mêmes garanties de fonctionnement et les mêmes facilitês d'emploi. ·

6.6.3.3 Chaque appareil, par lequel la liai­son peut ainsi être êtablie et nêcessitant une'intervention humaine, porte un avis mentionnant sa destination et ·son mode d'emploi.

S'il s'agit d'un appareil têlêphonique, eet

29

6.6 Melding, waarschuwing, alarm en blussen·

6.6.1 Inrichtingen binnen de gebouwen voor melding, waarschuwing, alarm en blussen

Zijn verplicht : - in de gebouwen van het type A :inrich­tingen voor melding en blussen,

- in de geBouwen van het type AB en B 1

inrichtingen voor melding, waarschuwing alarm en blussen.

6.6.2 Aantal en plaats van de toestellen voor brandmelding, waarschuwing, alarm en blussen

6.6.2.1 Het aantal toestellen wordt be-· paald door de afmetingen, de toestand en de bestemming van de lokalen

De toestellen worden in voldoend aantal oordeelkundig gespreid, zodat zij elk punt van de betrokken ruimte bedienen kun­nen.

6.6.2.2 Oe toestellen die menselijke interventie vergen,worden aangebracht op zichtbare of helder aangeduide plaatsen die in alle omstandigheden vrij bereik­baar zijn. Zij bevinden zich ondermeer nabij ûitgangen,op overlopen, in gangen en worden derwijze aangebracht dat zij de circulatie niet hin~eren en niet bescha­digd of aangestoten kunnen worden.

De buiten geplaatste toestellen worden desnoods tegen alle weersomstandigheden beschut.

6.6.2.3 De signalisatie in verband met de brandbestrijdingsinrichtingen beant­woordt aan de geldende voorschriften •

6.6.3 Brandmelding

6.6.3.1 De melding van ontdekking of verklikking van brand moet terstond aan de brandweerdiensten kunnen worden door­gegeven :

- in de HG : door een meldingatoestel op elke verdieping en ten minste êên in elk compartiment ; - in de MG.: door een meldingatoestel per compartiment ; maar in de MG van het type A waarvan de oppervlakte kleiner is dan 500 m2 volstaat êên méldingstoestel.

6.6.3.2 De nodige verbindingen worden bestendig en terstond verzekerd door telefoon- of elektrische. lijnen, of door elk ander systeem dat 'dezelfde werkinga­waarborgen en dezelfde gebruiksfacilitei­ten biedt.

6.6.3.3 Elk toestel dat de verbinding tot stand kan brengen mits menselijke inter­ventie, draagt een bericht over zijn bestemming en gebruiksaanwijzing.

Gaat het om een telefoo~toestel, dan

Page 30: BATIMENTS ELEVES ET BATIMENTS rDYENS HOGE EU ......NBN S 21-'202 (1980) 0 GENERALITES 0.1 Objet La prêsente norme fixe les conditions minimales auxquelles dolvent rêpondre la conception,

30

avis indique le numêro d'appel ~ former, sauf s'il y a liaison directe ou automatique.

6.6.4 Alerte et alarme

Les signaux ou messages d'alerte et d'alarme sont perceptibles par toutes les personnes intêressêes et ne peuvent être confondus en­tre eux ou avec d'autres signaux. Leurs rê­seaux êlectriques sont distincts.

6.6.5 Moyens d'extinction

6.6.5.1 Gênêralitês

Les moyens d'extinction comprennent des appa­reils ou des installations automatiques ou non.

Les extincteurs et les dêvidoirs muraux sont dits de première interventioh, c'est-~-dire qu'ils sont destinês ~être manoeuvrês par l'occupant.

6.6.5.2 Extincteurs portatifs ou mobiles

En présence de risques particuliers, ils sont choisis en fonction de la nature et de l'importance de ces risques.

6.6.5.3 Dêvidoirs muraux à axiale et hydrants muraux

alimentation

6.6.5.3.1 Les dêvidoirs muraux ~ alimenta­tion axiale et les hydrants muraux sont grou­pês et leurs alimentation en eau est .commune.

Leur nombre est dêterminê de maniêre que chaque compartiment dispose d'au moins un dêvidoir et un hydrant et que le chemin à parcourir , de n'importe quel point du compartiment jusqu'à l'appareil le plus proche, ne soit pas supêrieur à :

- 20 m, si le dêvidoir est du type DMH 20/19 (NBN S 21-02 3,) · 1

- 30 m, si le dêvidoir est du type DHH 30/25 (NBN S 21-023) •

- Le demi-raccord de refoulement des hy­drants muraux est conforme aux prescriptions de l'Arrêtê Royal de 30 janvier 1975 (M.B. du 9 avril 1975).

Pour les b~timents du type A, les dêvidoirs sont garnis de tuyaux de 20 m de longueur.

Pour les batiments du type B, les dêvidoirs sont garnis de tuyaux de 30 m de longueur.

Pour l~s bätiments de type B et pour la partie bureaux des bätiments du type AB, dont la superficie d'êtage est supêrieure ou êgale à 500m2, il y a lieu d'installer au moins un hydrant par compartiment.

6.6.5.3.2 La colonne montante qui alimente ces appareils en eau sous pression a les ca­ractêristiques suivantes :

NBN S 21-202 (1980)

vermeldt dit bericht het te vormen oproep­nummer, tenzij de verbinding rechtstreeks of automatisch geschiedt.

6.6.4 Waarschuwing en alarm

De waarschuwings- en alarmseinen of -be­richten kunnen door alle betrokken personen opgevangen worden en mogen niet onder elkaar noch met andere seinen kunnen worden verward. Hun elektrische netten verschillen van elkaar.

6.6.5 Blusinrichtingen

6.6:5.1 Algemeen

De blusinrichtingen bestaan uit toestellen of installaties die al dan niet automatisch zijn.

De snelblussers en de muurhaspels dienen voor eerste interventie, dat wil zeggen dat zij bestemd zijn voor gebruik door bewo­ners.

6.6.5.2 Draagbare of mobiele snelblussers

Voor bijzonder brandgevaar worden deze toe­stellen door de aard en de omvang van dit gevaar bepaald.

6.6.5.3 Muurhaspels met axiale voeding, muur­hydranten

6.6.5.3.1 De muurhaspels met axiale voe­ding en de muurhydranten worden gegroepeerd en hebben een gemeenschappelijke watertoe­voer.

Hun aantal wordt zodanig bepaald dat er ten minste êên haspel en ~~n hydrant per compartiment is en dat de af te leggen weg, vanaf enigerlei punt van het compartiment tot het dichtstbije toestel, niet meer be­draagt dan :

- 20 m naar een haspel van het type DMH 20/19 (NBN S 21-023) 1

- 30 m naar een haspel van het type DMH 30/25 (NBN S 21-023),

- Het perskoppelstuk van de muurhydranten beantwoordt aan de voorschriften van het Koninklijk Besluit van 30 januari 1975 tot vaststelling van de type koppelingen ge­bruikt inzake brandvoorkoming en -bestrij­~ing (B.S. van 9 april 1975).

ln de gebouwen van het type A zijn de has­pels uitgerust met slan~en van 20 m lang.

In de gebouwen van het type B zijn de has­pels uitgerust met slangen van 30 m lang.

In de gebouwen van het type B en in het bureaugedeelte van de gebouwen van het type AB waarvan de verdiepingsopperv~akte groter is dan of gelijk is aan 500 m , dient er ten minste êên muurhydrant per comparti­ment geplaatst te .worden.

6.6.5.3.2 De stijgleiding die deze toestel­len voedt met water onder druk, heeft de volgende kenmerken :

Page 31: BATIMENTS ELEVES ET BATIMENTS rDYENS HOGE EU ......NBN S 21-'202 (1980) 0 GENERALITES 0.1 Objet La prêsente norme fixe les conditions minimales auxquelles dolvent rêpondre la conception,

NBN S 21-202 (1980)

- pour les BE et pour la partie bureaux des BH du type AB dont la superficie d'êtage est supêrieure ou êgale ~ 500 m2 le diamêtre intêrieur est de 70 mm au moins, la presalon restante ~ !'hydrant le plus dêfavorisê est de 2,5 bar au moins, quand 11 dêbite 500 1 par minute sans tuyau ni lance. De plus, pour les BE, b!timent doit pouvoir horaire minimal de 30

l'installation du fournir un dêbit

m3 pendant 2 h au moins;

- pour les BH, le diamêtre intêrieur et la pression d'alimentation sont tels que la pression ~ !'hydrant le plus dêfavorisê satisfait aux prescriptions de la NBN s 21-023 en tenant compte que 3 dêvidoirs muraux, ~

alimentation axiale.doivent pouvoir être utilisês simultanêment pendant 1/2 h •

6.6.5.3.3 Les appareils sont, sans manoeuvre prêalable, alimentês en eau sous'pression.

Le branchement par lequel la canalisation est raccordêe au rêseau public de distri­bution d'eau peut être :

- soit ~ passage direct, sans compteur,

- soit pourvu d'un compteur,type "Woltmann" ou similaire, dont les caractêristiques de conception et de construction y rêduisent la perte de charge A une faible valeur.

Pour les BE, les prescriptlens sulvantea sont d'application :

- les vannes d'arrêt génêral et toutes les vannes intermêdiaires sont scellêes en po­sition ouverte;

- pour les branchements ~ passage direct,la cernmande des appareils d'extinction est scel­lêe en position fermêe 1

- les canalisations·exposêes au gel sont soigneusement protêgêes sans. que leur fene­tiennement n'en soit entravê ou retardê 1

- les canalisations sont munies, de vannes de barrage et de vidange, en nombre strietement indispensable, pour parer aux dangers et in­convênients qu'entra!nerait leur rupture1

- une varlne de barrage et une vanne de vi­dange sont placêes au pied de chaque con­duite verticale prês de son point de jonc­tion avec la conduite principale 1

- les indications relatives au sens d'ouver­tures des vannes de barrage et de vidange sont inscritea clairement sur les volants ou rnanettea commandant le fenetiennement de ces appareils 1

- un manomêtre avec robinet de contrOle ~ trois voies est installê aprês ·la vanne d'arrêt gênêral et un secend au-dell de l'appareil le plus êlevê par rapport au sol. Ces manomêtres permettent la lecture de presslons allant jusqu'~ 10 bar avec une prêcision ~e 0,2 bar (voir NBN 363),

31

- in de HG en in het bureaugedeelte van de MG van het type AB waarvan de verdie­pingsoppervlakte 500 m2 of meer meet is de binnendiameter ten minste 70 mm en bedraagt de overblijvende druk bij de minst bedeelde hydra'nt ten minste 2, 5 bar wanneer deze hydrant zonder slang noch straalpijp 500 1 per minuut debiteert. Daarenboven moeten de installaties van de HG een minimaal waterdebiet van 30 m3/h kunnen geven gedurende ten minste 2 uur 1

- in de MG, moet de binnendiameter en de voedingadruk zodanig zijn dat de druk aan de minst bedeelde hydrant beantwoordt aan de voorschriften van NBN S 21-023, ermee rekening houdend dat 3 muurhaspels met axiale voeding gelijktijdig moeten kun­nen werken gedurende een 1/2 h •

6.6.5,3.3 De toestellen worden zonder voorafgaande bediening gevoed met water onder druk.

De aftakking van het openbaar waterleiding­net naar de binnenleiding kan uitgevoerd worden :

- hetzij met rechtstreekse doorlaat zonder meter 1

- hetzij met een meter van het Woltmann type of gelijksoortig type, waarvan de opvattings- en constructiekenmerken het drukverlies tot een geringe waarde be­perken.

In de HG gelden de volgende voorschriften 1

- de algemene afsluitkranen en alle tus­senafsluiters worden in open stand ver­zegeld ;

- bij een aftakking met rechtstreekse door­laat is de bediening van de blustoestellen in gesloten stand verzegeld 1

- de aan vorst blootgestelde leidingen wor­den zorgvuldig beschermd; zonder dat hun werking daardoor belemmerd of vertraagd wordt 1

- de leidingen worden uitgerust met het strikt noodzakelijke aantal sperafslui­ters en leegloopkranen om gevaar en hin­der bij breuk te voorkomen ;

- aan de voet van elke verticale leiding worden bij de verbinding met de hoofd­leiding, een sperafsluiter en een leeg­loopkraan aangebracht 1

- de handwielen der sperafsluiters enl~­loopkranen dragen duidelijk aanwijzingen· in verband met hun openingarichting 1

- een manometer met een driewegcontrole­kraan wordt achter de algemene afsluit­kraan aangebracht en een tweede voorbij het hoogste toestel ten opzichte van de vloer. Deze manometers laten een druk tot 10 bar aflezen met een nauwkeu­righeidsgraad van 0,2 bar (zie NBN 363).

Page 32: BATIMENTS ELEVES ET BATIMENTS rDYENS HOGE EU ......NBN S 21-'202 (1980) 0 GENERALITES 0.1 Objet La prêsente norme fixe les conditions minimales auxquelles dolvent rêpondre la conception,

32

6.6.5.4 Souches et bornes d'incendie

6.6.5.4.1 Elles sont raccordêes au rêseau public de la distribution d'eau par une conduite dont le diamêtre intêrieur minimal est de 150 mm (100 mm s'il n'y a que les bouches d'incendie ä alimenter).

Si le rêseau public de distribution d'eau n'est pas en mesure de satisfaire ä cette condition, il y a lieu de recourir ä d'autres sourees d'approvîsionnemjnt dont la capacitê minimale est de 100 m pour les BE et 50 m3 pour les BH •

6.6.5.4.2 Le nombre et la localisation des bouches ou des bornes d'incendie sont tels que pour chaque entrêe du bätiment la somme des distances ä parcourir de l'entrêe jusqu' aux deux bouches ou bornes les plus preehes est infêrieure ä 100 m

6.6.5.4.3 Les bouches ou les bornes sont installêes dans ou sur le trottoir des rues, places, cours, •••• A une distance horizon­tale de 0,60 m au moins de la bordure des voies, chemins ou passage sur lesquels les vêhicules automobiles sont susceptibles de circuler ou d'être rangês.

6.6.5.4.4 Pour les BE de plus de 50 m les bornes d'incendie sont du type BH 100 (NBN S 21-019). Toutefois pour les autres BE on peut utiliser des bornes BH 80 (NBN S 21-019).

NBN S 21-202 (1980)

6.6.5.4 Ondergrondse en bovengrondse hydranten

6.6.5.4.1 Deze ondergrondse en bovengrond­se hydranten worden gevoed door het openbaar waterleidingnet vi~ een leiding met minimale binnendiameter van 150 mm (100 mm zo zij enkel ondergrondse hydranten voedt).

Kan het openbaar net aan.deze voorwaarden niet voldoen, dan wendt men andere bevoor­radingsbronnen aan met minimale capaciteit 100 m3 voor de HG en 50 m3 voor de HG •

6.6.5.4.2 De standplaat~ der boven- en ondergrondse hydranten en meteen hun aantal, worden derwijze bepaald dat bij elke ingang van het gebouw de som der afstanden van die ingang tot de twee dichtstbijgelegen hydran­ten minder dan 100 m bedraagt.

6.6.5.4.3 De ondergrondse of de bovengrond­se hydranten worden aangebracht in of op stoepen van straten, pleinen, binnenpleinen ••• op ten minste 0,60 m (horizontaal gemeten) van de kant der straten, wegen of doorgangen waarop voertuigen kunnen rijden en parkeren.

6.6.5.4.4 Voor de HG van meer. dan 50 m gebruikt men bovengrondse hydranten van het type BH 100 (NBN S 21-019). Voor de andere HG volstaat type BH 80 (NBN S ~1-019).

Page 33: BATIMENTS ELEVES ET BATIMENTS rDYENS HOGE EU ......NBN S 21-'202 (1980) 0 GENERALITES 0.1 Objet La prêsente norme fixe les conditions minimales auxquelles dolvent rêpondre la conception,

NBN S 21-202 (1980)

Tableau rêcapitulatif des principales exigences de rêsistance au feu (a titre indicatif)

33

Samenvattende tabel met de bijzonderste eisen over brandwerendheid (ter inlichting)

~-----------------------.~------r-------r-------r------------------------~

1. En gênêral - Parots sêparant 2 b!timents - Elêments de structure

- situês au-dessus du sol - situês en dessous du niveau

du sol - Toitures - Toitures dominêes·par des faça-

des vttrêes - Parots sêparant des comparti­

ments

2. Parois verticales : - Limitant

a) des appartements b) des chambres ou apparte­

ments a accupation nocturne c) des locaux d'archives

- Façades - Des chemins d'êvacuation

- A uh niveau d'êvacuation - A un autre niveau

- B!timents des types A et AB

- B!timents du type B

- Des locaux techniques ne constituant pas de compartiment

3. Parois horizontales : - Faux-plafonds

des chemins d'êvacuatfon des bureaux paysagers des locaux accessfbles au publies des cuisines collectives

- Plancher sous toiture des BH 4. ouvrages partfculiers

- Escalfers - Gafnes vide-ordure -Gaines contenant des canali-

sations

5. Parois horizontales et verti­cales de locaux spêcifiques :

- Cages d'escaliers y compris escaliers mêcaniques

- Chaufferies - Cabines de transformation - Local de rêception des or-

dures . - Locaux sans accupation humafne

inclus dans les parkings

- Salles de spectacle, restau­rants, salles de confêren-ces •••

- Locaux a caractêre commercial -·Cuisines collectives - Ascenseurs et paternosters

- Gaines d'ascenseurs et sas - Locaux de machtnes - Sêparation de gaines dont

les locaux de machines sont a des nive~ux diffêrents

- Local de machine ~·ascen­seur hydraulique

Paragraphe Paragraaf

1.4 3.2

3.6 1.3

4.1

3.4.2

3.4.3 3.4.4

{ 3.3 4.3.1

4.4.2 4.4.1

{ 4.4.1.2 4.4.1.3 4.4.1.4

5.1.1.2

3.5.1

3.6

4.2.3 5.1.4.1 5.1.5

{4.2.2 6.3 5.1.2 5.1.3

5.1.4

5.2

5.3

5.4 5.5

J 6.1

l6.2

6.4

* 5eul Je eraere de stab11ftê aureu est requ1s

BE HG

Rf4h

Rf2h Rf2h

Rf2h Rf2h

Rf2h

Rflh

Rflh Rflh

Rf2h

Rflh

Rfl/2h

Rflh

Rfl/2hA-

RflhA­Rf h

Rf2h

Rf4h Rf2h Rf2h

Rf2h

Rf2h

Rf2h Rf2h

Rf2h Rf2h Rfl/2h

Rf2h

BH HG

Rf2h

Rflh Rf2h

Rflh Rflh

Rflh

Rflh

Rflh Rflh

Rflh

Rflh

Rfl/2h

Rflh'

Rfl/2hA-

Rflh

RflhA­Rflh

Rflh

Rf2h Rf2h Rflh

Rf2h

Rflh

Rflh Rflh

Rflh Rflh Rfl/2h

Rf2h

1. In het algemeen - Scheidingswanden tlJssen 2 gebouwen - Structurele elementen

- gelegen boven het grondpeil - 9elegen beneden het grond-

pei.l - Daken - Daken beheerst door beglaasde

gevels - Wanden ~ussen compartimenten

2. Verticale wanden : - Voor afbakening

a) van appartementen b) voor kamers of appartemen­

ten met nachtbezetting . c) voor archieflokalen

- Buitenwanden - Van de evacuatiewegen

- Op een evacuatieniveau - Op een ander niveau

- Gebouwen van de typen A en AB

- Gebouwen van het type B

- Van de technische lokalen die geen compartiment vormen

3. Horizontale scheidingswanden : - Valse plafonds

van de evacuatiewegen van de landschapskantoren van de voor het publiek toegankelijke lokalen van de collectieve keukens

- Onderdakvloer in de MG 4. Bijzondere werken

- Trappen - Startkokers - Lefdingenkokers

5. Horizontale en verticale wanden van specifieke lokalen : - Trappehuizen met inbegrip van

rol trappen - Stookplaatsen - Transformatorlokalen - Huisvuilafvoerlokaal

- In parkeerruimten gelegen maar niet voor verblijf bestemde lo­kalen

- Schouwspel- en conferentieza-len, restaurants •••

- Lokalen met handelskarakter - Collectieve keukens - Liften en paternosterliften

-Liftschachten en sassen - Machinekamers - Sche{dingswand van schachten

waarvan de machinekamers zich op een verschillend niveau bevinden

- Machinekamer van hydraulfs.che lift

• Alleen het cr1ter1um van stabilHeit blJ brand is vereist

Page 34: BATIMENTS ELEVES ET BATIMENTS rDYENS HOGE EU ......NBN S 21-'202 (1980) 0 GENERALITES 0.1 Objet La prêsente norme fixe les conditions minimales auxquelles dolvent rêpondre la conception,

34

Tableau rêcapitulatif des exigences principales mises aux communications (A titre indicatif) : On dêfinit les accês suivants : Accês du type 1 :

Sas dont - les parois prêsentent Rflh - les portes sont sollicitêes a la

fermeture et de Rfl/2 h - la superficie est de 2m2

Accês du type II : Sas du type I dont les pa­rois prêsentent Rf2h

Accês du type 111 : Sas du type ventilê

Les autres types d'accês sont des portes sollici­têes A la fermeture (sauf mention contraire). On en donne le Rf ei-après :

Conmunications : - Entre b&timents voisins - Entre compartiments - Entre compartiments et cage

d'escaliers - au niveau d'êvacuation

- A un autre niveau

- Entre compartiment et escalier extêrieur

- Entre partie "paysager" et reste du compartiment

Accês aux chemins d'êvacuation -A un niveau.d'êvacuation - Aux autres niveaux

Portes des appartements Portes des appartements du type A Accês A des locaux spêcifiques

- Local d'archives - Locaux techniques ne consti-

tuant pas compartiment - Locaux techniques constituant

un compartiment - Chaufferies

- Locaux de transformation - Local de rêception des ordures

(accês intêrieur) - Locau·x sans accupation humaine

si tuêes dans des parkings - Salles de spectacle et autres

locaux de § 5.3 - Cuisines collectives

- Salles des machines d'ascenseur - Electriques - Hydrauliques

- Locaux d 'accês au x pa ternos te rs

Accês des êtages par l'intermêdiaire d'un escalier mêcanique.

*Non sollicitêes a la fermeture

Paragraphe Paragraaf

1.4 4.1

4.2.2

4.3.1

4.4.1

4.4.2 4.4.1

4.2.1 4.2.1

3.4.4

5.1.1 5.1.1

5.1.2

5.1.3

5.2

5.3

5.5

6.1 6.4 6.2

6.3

NBN S 21-202 (1980)

Samenvattende tabel met de bijzonderste eisen over verbindJngen (ter inlichting)_: Men bepaalt de volgende toegangen Toegang van het type 1 :

·sas waarvan - de wanden Rflh hebben - de deuren automatisch sluiten

en Rfl/2 h hebben - de oppervlakte 2m2 bedraagt

Toegang van het type II : Sas van het type I waarvan de wanden Rf2h hebben .

Toegang van het type 111 ·: Sas van het type I geven­tileerd De andere toegangstypen zijn zelfsluitende deuren (behoudens andere vermelding). Hierna ~e Rf terzake

BE BM HG MG

11 I II I

111 OU of

Rflh Rfl/2h 111 Rfl/2h

Rfl/Zh Rfl/2h

Rfl/2h Rfl/2h Rfl/21Jt' Rfl/2ht'

Rfl/21Jt' Rfl/2ht" Rfl/2h Rfl/2h

Rfl/2h Rfl/2h

Rfl/2h Rfl/2n 111 I

11 I OU of

Rflh II Rflh

Rfl/2h Rfl/2h

11 ou of Rfl/2h

Rflh00 11 of

Rflh Rfl/2h Rflh Rf1/2h

11 11 11 Rfl/2h

11 Rf1/2h

Verbindingen : - Tussen aangrenzende gebouwen - Tussen compartimenten - Tussen compartiment en trappehuis

- op het evacuatieniveau

- op een ander niveau

- Tussen compartiment en buiten-trappehuis

- Tussen het gedeelte met land­schapskantoor en de rest van het compartiment

Toegang tot de evacuatiewegen - Op een evacuatieniveau - Op de andere niveaus

Deuren van appartementen Deuren van appartementen van het type A Toegang tot specifieke lokalen

- Archieflokaal - Technische lokalen die geen compar-

time'lt vormen - Technische lokalen die een comparti­

ment vormen - Stookplaatsen

- Transformatorlokalen - Huisvuilafvoerlokaal (toegang

binnenkant) - In parkeercompartiment gelegen maar

niet voor verblijf bestemde lokalen - Schouwspelzalen en andere lokalen

van § 5.3 -Collectieve keukens

- Machinezaa~ voor liften - Elektrische liften - Hydraulische liften

- Toegang tot paternosterliften

Toegang tot de verdiepingen via een roltrap.

* Niet zelfsluitend

Page 35: BATIMENTS ELEVES ET BATIMENTS rDYENS HOGE EU ......NBN S 21-'202 (1980) 0 GENERALITES 0.1 Objet La prêsente norme fixe les conditions minimales auxquelles dolvent rêpondre la conception,

NBN S 21~202 (1980)

Documents d consulter :

NBN 45 (19?1) - Tubes et manchons mltal­Ziques pour installations de canalisations I lee triques

NBN 52-500 (1969) - Produits pitrotiers - Caraotlristiques des gas de pitroZe liqu4fils

NBN 259 (196?) - Cables sous plomb et ca­bles armls, isolis au papier imprlgn4 , pour r4seauz d tsnsion a~ternative de 20 d ?5 kV

NBN 309 (1964) - Hydrant souterrain de 80 -Raooord pour standpipe

NBN 383 (1989) - Manomdtres - Conditions ginirales

NBN 449 (1984) - Postee de transformation pour abonnls raooord4s d un rlseau d haute tension·

NBN 548 (1960) - Mat4riel de lutte oontre ~e feu - Lance d Jet plein

NBN 5?1 (1961) - Mat4riel de lutte contre Ze feu - Hydrant mural

NBN 5?? (1961) - Code de bonne pratique pour la protsetion des postee de transfor­mation oontre l'inoendie

NBN 648 (1965) - Mat4riel de sauvetage et de tutte contre l'inoendie- Armoire pour hydrant mural ·

NBN ?13-020 (1968) - Rlsistance au feu des lllments de oonstrudtion

NBN ?13-914 ( 1969) - Conduits' dohe

NBN ?51 (1968) - Cables armls isolis au polyl~hyline pour rlseauz de t4l4phonie

'NBN ?59 (1969)- Cables arm4s isolis au polychlorure de vinyle pour rlseauz de signalisation

NBN C 33-111 (19?2) - Cables d'lnergie -Cables sous plomb, d conducteurs en cuivre, isolis au papier imprlgn4 (types 1,6,10, 12 et 15 kV)

NBN C 33-121 (19?2) - C4blss d'4nergie -Ct!blss sous loran, d conductsurs sn ouivrs, isolis au poZychlorure de vinyle (types 1 et 6 kV)·

NBN C 33-221 (19?2) - CablBB d'4nergiR -Cables sous 4cran d conducteurs en alumi­nium, isolis au polychlorure de viny~ (types 1 et 6 kV)

NBN C 32-132 (projet) - Conducteurs et cdbles isolis pour installations - Conduc­teurs·et otlblee isolis au caoutchouc de tensions nominales Uo/ U inf4rieures ou lgales d 500/iOOO V - Types natipnauz

NBN C 32-123 (19?6; - Conducteurs et cables ·isol4~ pour inst~llations - Conducteurs et cablee isolis au polychlorure de vinyl• de tensions nominales Uo/U inflrieures ou 4gales d 450/?50 V + Addenda

35

Te raadplegen documenten :

NEN 45 (19?1) -Metalen buisen en sokksn voor de aanleg van elektrische leidingsn

NBN 52-500 (1969) - Petrolsumprodukten -Karakteristisken van vloeibaar gsmaakts petroleumgassen

NBN 259 (196?) - Loodkabsls en gspantssr­de kabels getsoleerd met getmpregnesrd papier voor wiesststroomnetten ondsr spanningen van 20 tot sn mst ?5 kV

NBN 309 (1964} - Ondsrgronds hydrant· van 80 - Aansluiting voor standpiJp

NBN 363 (1969} - Manomstere - Algsmene eisen

NBN 449 (1964) - Transformatorstations voor hoogspanningsvsrbruikers

NBN 548 (1960} - Brandwesrmaterieel -StraalpiJp mst gsbonden straal

NBN 5?1 (1961) - Brandwesrmaterissl -Muurhydrant

NBN 5?? (1961) - Richtlijnen voor de brandbsvsiliging van transformatorsta-tions ·

NBN 648 (19651 - Reddings-en brandwssr­materisel - Kast voo~ muurhydrant

NBN ?13-020 (1968} - Weerstand tegen brand van bouwelementsn

NBN ?13-914 (1969) - Droge leiding

NBN ?51 (1968) - Gepantssrde mst poly­sthytesn geteoleerde kabels voor indue­trille en private telefoniensttsn

NBN ?59 (1969) - Gepantserde met polyvi­nylchloride getsoleerde kabels vodr eignalisatienetten

NBN C 33-111 (19?2) - Energiekabsis -Kabels onder lood, met koperen'gelsidere, getsoleerd met getmpregneerd papier (types 1, 6, 10, 12 en 15 kV)

NBN C 33-121 (19?2) - Energiekabels -Kabels onder scherm, met koperen aders, getsoleerd met polyvinylchloride (types 1 en 6 kV)

NBN C 33-221 (19?2) - Energiekabels -Kabels onder scherm, met alumi~ium aders, getsoleerd met polyvinylchloride (types 1 en 6 kV)

NBN C 32-132 (ontwerp) - Geteoleerde draden en leidingen voor installaties -Draden en leidingen met aderisolatie van rubber voor nominale spanningen Uo/U tot en met 500/1000 V - Nationale types

NBN C 32-123 (19?6) - Getsoleerde draden en leidingen voor installaties- Dradsn: en Zeidingen met aderisolatie van poly­vinylchloride voor nominale spanningen Uo/U tot en met 450/?50 V+ Addenda

Page 36: BATIMENTS ELEVES ET BATIMENTS rDYENS HOGE EU ......NBN S 21-'202 (1980) 0 GENERALITES 0.1 Objet La prêsente norme fixe les conditions minimales auxquelles dolvent rêpondre la conception,

36

NBN C 32-124 (projet) - Conducteurs et ca­bles isol4s pour installations - Types na­tionauz - Conducteurs et cables isol4s au polychlorure de vinyle de tensions nomina­les Uo/U inf4rieures ou 4gales d 600/1000 V

NBN C 32-131 (1976) -Conducteurs et càbles isol4s pour installations - Conducteurs et càbles isol4s nu caoutchouc de t~nsions

nominales Uo/U inf4rieures ou 4gales d 450/750 V (avec erratum) + Addendum

NBN C 30-004 (projet) - Fils nus, conducteurs et cables - G4n4ralit4s - Camportement au feu des càbles 4lectriques - Classification et m4thodes d'essai

NBN E 52-014 (1979) - R~gles de s4curit4 pour la construction et l'installation · des ascenseurs et monte-charge - P~rtie I Ascenseurs 4lectriq~es

NBN S 21-019 (1977) - Mat4ri~l de tutte contre l'incendie - Barnes d'incendie BH 80 et BH 100

NBN S 21-023 (1976) - Mat4riel de sauvet~ge et de tutte contre l'incendie - D4vidoirs murauz d alimentation aziale (avec erra­tum)

NBN S 21-024 (1979} - Mat4riel de sauvetage et de tutte contre l'incendie - Tuyauz de !'efoulement

NBN S 21-029 (projet) - Mat4riel de sauvetage et de tutte contre l'incendie - Tuyau d'as­piration

NBN s 21.:.201 (19"80) - Proteation contre l 'in­cendie dans les batiments.- Terminologie.

NBN S 21-202 (1980)

NBN C 32-124 (ont~erp) - Gatsoleerde dra­den en leidingen ·voor installaties -Nationale typedraden en Leidingen met aderisolatie van polyvinylchloride voor nominale spanningen Uo/u en met 600/1000~

NBN C 32-131 (1976} - Gatsoleerde draden en leidingen voor installaties - Draden en leidingen met aderisolatie van rubber voor nominale spanningen Uo/U en met 450/750 V (met erratum) + Addendum

NBN C 30-004 (ont~erp) - Blanke draden, geleiders en kabels - Algemeenheden -Brandbestendigheid van elektrische kabels en leidingen - Classificatie en beproevinga­methoden

NBN E 52-014 (1979) - Veiligheidsvoorschrif­ten voor het vervaardigen '" het aanbren­gen van'personen- en goederenliften ~ Deel I - Elektrische personenliften

NBN S 21-019 (1977) - Brand~eermaterieel

- Bovengrond~e hydrant BH 80 en BH 100

NBN S 21-023 (1976) - Reddings- en brand­~eermaterieel - Muurhaspels met aziale voeding (met erratum)

NBN S 21-024 (1979) - Reddings- en brand­~eermateriaal - Persbrandslangen

NBN S 21-029 (ont~erp) - Reddings- en band­~eermateriaal - Zuigslang

NBN S 21-201 (1980} - Brandbeveiliging in de gebou~en - Terminologie.

Page 37: BATIMENTS ELEVES ET BATIMENTS rDYENS HOGE EU ......NBN S 21-'202 (1980) 0 GENERALITES 0.1 Objet La prêsente norme fixe les conditions minimales auxquelles dolvent rêpondre la conception,

NBN S 21-202 (1980)

PLANCHE PLAAT

-~

I

W/C//h

~ch0

FIG.1 FIG.2

UN COMPARTIMENT AVEC SURFACE C EEN COMPARTIMENT MET OPPERVLAKTE E 2500 m2 6; 2500 m2 ·

DUPLEX SUPERIEUR : LA SURFACE DE2 C1 HOOGSTE DUPLEX DE OPPERVLAKTE CHAQUE NIVEAU PEUT ETRE > 2500 m VAN ELK NIVEAU MAG > 2500 m2

DUPLEX : SURFACE TOTAL DES DEUX C2 DUPLEX : TOTALE OPPERVLAKTE VAN NIVEAUX ,..: 2500 m2 DE TWEE NIVEAUS 11$ 2500 m2

REZ-DE-CHAUSSEE + Ie ETAGE UN COMPARTIMENT AVEC VOLUME

:s2500 ml

C3 GELIJKVLOERS + 1 ste VERDIEPING EEN COMPARTIMENT MET VOLUME

• 2500 m3

37

Page 38: BATIMENTS ELEVES ET BATIMENTS rDYENS HOGE EU ......NBN S 21-'202 (1980) 0 GENERALITES 0.1 Objet La prêsente norme fixe les conditions minimales auxquelles dolvent rêpondre la conception,

38

PLANCHE PLAAT

Saillie Oversteek

0

1--------------

11

a,, Oo6

so 1 0 J a< Oo6

Ind1en -a+c+d >,1.00

I® Allège Borstwering

Linteau I

Latei

NBN S 21~202 (1980)

Si ) Indien

a<Oo6

-a+ b + c + d >, 1.00

Si 0 J a< Oo6

Ind1en -a+h+d >,1o00

_l ___________ _ b+c+d >, 1.00

C+d >,1o00

0

Dimensions en m Afmetingen in m

b +d ), 1.00

De voeg moet beantwoorden aan de Rf

Ï.e joint doit répondre à l'exigence deRf

Page 39: BATIMENTS ELEVES ET BATIMENTS rDYENS HOGE EU ......NBN S 21-'202 (1980) 0 GENERALITES 0.1 Objet La prêsente norme fixe les conditions minimales auxquelles dolvent rêpondre la conception,

NBN S 21-202 (1980)

PLANCHE PLAAT

Fig.1

COMPARTIMENT

OU/OF BA TUIENT

GEBOUW

Fig.3

COMPARTIMENT

OU/OF

BA TI MENT

GEBOUW

lil

.a+2h >, 1

COMPARTIMENT 2

OU/OF· BAT I MENT

GEBOUW 2

2b+c >, 1

COMPARTIMENT 2

OU/OF

BATIMENT 2

GEBOUW

Fig. 2

COMPARTIMENT 1

Fig.4

COMPARTIMENT

OU/OF

BA TUIENT

GEBOUW

Dimen•ion• en m Afmetingen in m

39

COMPARTlt-fENT 2

2a+2h+c ,, 1

COMPARTIMENT 2

OU/OF

BA TI MENT 2

GEBOUW

Page 40: BATIMENTS ELEVES ET BATIMENTS rDYENS HOGE EU ......NBN S 21-'202 (1980) 0 GENERALITES 0.1 Objet La prêsente norme fixe les conditions minimales auxquelles dolvent rêpondre la conception,

40

PLANCHE PLAAT

IV

Bitiment élevé (BEl

Hoog gebouw (HG) Rf= 2h

1

. -:::::::::- .-: -. ---.::::. ·--· --. -:;:::::::::.-. a .-_· -l.t:)

CN ,... ...r::!

-------- ------- ---

NBN S 21-202 (1980)

Bätiment moyen (BM)

Middelhoog gebouw (MG) Rf=1h

I

--·:::.---· ·:...---· s ·---. --:;::::::::.:~ l.t:)

. l---- CN :::::

...r::! :::::

s 0 -------- "t"'4

-------- ---Bàtiment moyen (BM)

Middelhoog gebouw (MG)

Rf = 1/2h

:::::

~----~------------~a 0 ,-I

1h

Page 41: BATIMENTS ELEVES ET BATIMENTS rDYENS HOGE EU ......NBN S 21-'202 (1980) 0 GENERALITES 0.1 Objet La prêsente norme fixe les conditions minimales auxquelles dolvent rêpondre la conception,

PLANCHE PLAAT

TYPE A

V

J:XJ:IIPLE 1 YOOilDELD 1

VOl ES D'EVACUATION (BE) EXEMPLES DE

VOORBEELDEN VAN EVACUATIEWEGEN (HG)

TYPE A

• > .. " g tJ

EXEIIPLE 2

• > .. " ::1 0 tJ

YOOilaEELDZ

TYPE AB

·---- --·------·-- --EXEMPLE 3 V00RBEELD3

Page 42: BATIMENTS ELEVES ET BATIMENTS rDYENS HOGE EU ......NBN S 21-'202 (1980) 0 GENERALITES 0.1 Objet La prêsente norme fixe les conditions minimales auxquelles dolvent rêpondre la conception,

42 NBN S 21-202 (1980)

PLANCHE PLAAT

VI

Fig. 1

Fig. 2

Flg. 3

i

~ :.

i tl ~ 11

PATERNOSTER; MONTE- CHARGE PATERNOSTER; GOEDERENLIFT

{Rf). ---.,.-

B

COUPE AB

DOORSNEDE AB

11 <!t!~-

11

11 r c ~-.!L2_h_

------- ------------------------~~--

I I

D I -----~

.. Autre compartiment I Ander compartiment

COUPE CD

DOORSNEDE CD

(Rf)

TRANSPORTEUR A CONTENEURS

LAADBAKTRANSPORT A••tre compartiment

I Ander compartiment

i

11 I

\I

i~~~;·-~1 ii l~y+ \ 11 ~~~n- I ''-------------'--------------11---J -~-- ----1

!' !

-~·--- ·-- •••wo•----• ,.., _______ ,, ---·- . .._._•

Page 43: BATIMENTS ELEVES ET BATIMENTS rDYENS HOGE EU ......NBN S 21-'202 (1980) 0 GENERALITES 0.1 Objet La prêsente norme fixe les conditions minimales auxquelles dolvent rêpondre la conception,

1980-07-10

INSTITUT BELGE DE NORMALISATION BELGISCH INSTITUUT VOOR NORMALISATIE

NBN S 21-202 (1980)

Proteetion contre l'incendie dans les bat~ents - Batirnents élevés et batiments moyens Conditièns générales

Brandbeveiliging in de gebouwen -Hoge en mi~delhoge gebouwen - Al­gemene eisen

E R R A T U M Page 11

A la fin du § 4.2.2.7, suppri­mer :

"par- dérogation au § 4. 2. 2. 3, . ce sas ne doit pas être venti­lé".

*

Bladzijde 1l

Schrap op het. einde.van § 4.2.2.7 :

"afwijkend van § 4.2~i.3, moet dit sas niet verlucht zijn".

* *