Post on 21-Jul-2015
Onderzoek Verwijzing
Logopedie Stuur door bij:
Taal/spraak onder ontwikkelingsniveau.
Overweeg verwijzing bij:
Disharmonisch IQ of disharmonie tussen taalvorm, taalinhoud, taalgebruik.
Intelligentie Verricht IQ-test bij:
Onverklaarde leerproblemen.
Verdenking overvraging.
Overweeg IQ-test wanneer:
IQ bekend maar onderzoek ± 2 jaar oud bij kinderen <12 jaar.
Nota bene:
Inschatting ontwikkelingsleeftijd jonger dan 6 jaar -> voorkeur WPPSI t.o.v WISC III.
Overweeg bij co-morbide
spraaktaalstoornis een non-verbale test (vb. SON/WNV inschatting optimale presteren) of een verbale test (realistischer beeld van dagelijks functioneren).
Inschatting IQ onder 55: voorkeur voor RAKIT-II (genormeerd tot IQ 40) of WISC-III bij kinderen >16 jr, of ontwikkelingsonderzoek zoals Vineland/SRZ, Mullen, BSID-III
De betrouwbaarheid van de WISC III en WPPSI nemen sterk af onder de 60-70
Neuropsychologie
Overweeg NPO bij:
Sterke-zwakte analyse (als basis voor begeleidingsadvies en/of ter ondersteuning van diagnostiek)
Schoolprestaties onder niveau verwacht op basis van IQ en psychiatrische stoornis
Vermoeden van specifieke leerstoornis (ondergrens IQ voor classificatie specifieke leerstoornis 70)
Nota bene:
Twijfel over classificatie stoornis vormt geen indicatie NPO
Kinderneurologie Overweeg verwijzing bij:
IQ < 85 en psychiatrische stoornis en (softe) neurologische kenmerken (zoals tenengang, onhandigheid)
Duidelijke motorische ontwikkelingsachterstand
Achteruitgang op ruwe scores IQ
Stuur door Progressieve achteruitgang motoriek of
bij:
coördinatiestoornissen (naast gedragsstoornissen)
Verdenking op epilepsie (staarepisodes, schokjes, maar ook bijv. toename slaapbehoefte en/of terugval nachtelijke zindelijkheid kan duiden op nachtelijke epilepsie)
Klinische genetica Stuur door bij:
Onverklaard IQ < 70 (ouders normaal begaafd)
IQ < 70 en psychiatrische stoornis
IQ <85, psychiatrische stoornis en meer dan 2 dysmorfe kenmerken
Overweeg verwijzing
IQ <85, psychiatrische stoornis en softe-neurologische kenmerken (o.a.
bij: tenenloop, onhandigheid)
IQ < 85 en psychiatrische stoornis
Onderdelen kinderpsychiatrisch onderzoek
Lichamelijke ontwikkeling
Motorische ontwikkeling
Verbale ontwikkeling
Cognitieve ontwikkeling
Sociaal-emotionele ontwikkeling
Overwegingen diagnostiek en status mentalis (KPO)
Houd bij het diagnostisch proces
Bij de diagnostiek van psychiatrische stoornissen bij LVB is een multidisciplinaire aanpak nog meer van belang dan in de normaalbegaafde populatie.
rekening met het feit dat:
Ouders van een kind met LVB hebben vaker LVB dan normaalbegaafde kinderen.
Houd bij het KPO rekening met de:
Hogere prevalentie somatische co-morbiditeit, waaronder genetische, metabole en perinatale afwijkingen
Afwijkende en minder gedifferentieerd presentatie symptomatologie
Grotere kans op overvraging bij kinderen (en eventuele gehele systeem).
Ontwikkelingstaken en vaardigheden
0-6 jaar Gebruik maken van basale infrastructuur
Omgaan met ouders en familie
Omgaan met anderen
Fysiek exploreren van de omgeving
Vergroten van onafhankelijkheid
Regulatievaardigheden ontwikkelen
Deelnemen aan peuter/kleuter opvang en onderwijs
6-12 jaar Omgaan met ouders en familie
Omgaan me volwassenen
Omgaan met leeftijdgenoten
Zorgdragen voor eigen gezondheid en veiligheid
Invullen van vrije tijd
Deelnemen aan basisonderwijs
Nemen van deelverantwoordelijkheid in de thuissituatie
Gebruik maken van basale infrastructuur
12-18 jaar Participeren in onderwijs of werk
Invullen van vrije tijd
Creëren en onderhouden van woon- en leefsituatie
Omgaan met autoriteiten en instanties
Zorgdragen voor gezondheid en uiterlijk
Opbouwen en onderhouden van vriendschappen en sociale contacten
Vormgeven aan intimiteit en seksualiteit
Vormgeven aan veranderende relaties binnen het gezin
Belemmerende omgevingsfactoren
Belemmerende kind-factoren
• Eerste milieu
• Tweede milieu • Derde milieu
• Biologisch • Cognitief • Emotioneel • Interactief en sociaal • Gedrag
Ontwikkelingstaken Vaardigheden
• Biologisch • Sociaal • Netwerk
• Biologisch • Cognitief • Emotioneel • Interactief en sociaal • Gedrag
Beschermende omgevingsfactoren
Beschermende kind-factoren
Differentiaal diagnostische overwegingen Suïcidaliteit
Er kan sprake zijn van recidiverende suïcidale uitspraken of gedragingen op basis van overvraging of bij een hoge mate van emotionele betrokkenheid, vijandigheid of kritiek binnen het gezin of op school/werk.
ADHD
Gezien het achterblijvende sociaal-emotionele functioneren wordt een grotere mate van speels en druk en vluchtig gedrag geaccepteerd dan bij normaal begaafden met een vergelijkbare kalenderleeftijd.
Druk, onrustig en ongeconcentreerd gedrag kan ook voort komen uit spanningsklachten zoals bijvoorbeeld bij overvraging.
In de differentiaal diagnose zijn hechtingsstoornissen en angst- en stemmingsstoornissen belangrijk.
Autisme
Veel symptomen in de ontwikkeling van kinderen met een autisme spectrum stoornis zien we ook terug bij kinderen met een verstandelijke beperking; bijvoorbeeld hang naar rituelen en rigide patronen, verminderd sociaal inzicht, verminderd integratievermogen, laat gaan praten, concreet opvatten van taal. Deze symptomen differentiëren dus onvoldoende tussen ASS en LVB. Vaak is hier het klinisch oordeel van een kinder- en jeugdpsychiater over de contactname doorslaggevend.
Kinderen met een verstandelijke beperking hebben een grotere kans op een co-morbide stoornis in het autismespectrum.
Depressie Er is in mindere mate sprake van een langdurige vlakke
somberheid: vaak zijn er wisselende stemmingen en spelen agitatie en heftige angsten een rol.
Omdat kenmerken als initiatiefloosheid, gebrek aan perspectief vaak al gelieerd zijn aan de verstandelijke beperking worden depressies vaak niet goed herkend en behandeld.
Angst
Door gebrek aan zelfvertrouwen en een onveilige hechting in combinatie met vele overvragende situaties is een basale angst een vast gegeven in het leven van verstandelijk beperkte mensen.
Het gevaar is dat chronisch angstige condities vaak voor lief genomen worden, er is dus sprake van onder-diagnostiek en onder-behandeling van angststoornissen.
Angststoornissen uiten zich soms als heftige gedragsproblematiek of kunnen psychotische toestandsbeelden imiteren.
Psychose
Door magisch denken en een algehele zwakkere realiteitstoetsing bestaat het gevaar verstandelijk beperkte mensen ten onrechte een psychotisch label te geven en met antipsychoticum te behandelen.
Een duidelijke achteruitgang in desorganisatie en desoriëntatie in vergelijking met het premorbide functioneren dient daarom nadrukkelijk bij de diagnostische overwegingen betrokken te worden.
Er ontstaan vaker kortdurende psychotische toestandsbeelden op basis van chronische stress en overvraging.
Oppositioneel gedrag bij kinderen
Het gevaar bestaat dat ODD ten onrechte bij kinderen met een verstandelijke beperking gesteld wordt als niet herkend wordt dat weigerachtigheid en prikkelbaarheid voort komen uit (verbale) overvraging en onbegrip.
Oppositioneel gedrag kan een uitingsvorm zijn van onderliggende angst- of stemmingsproblematiek of verwijzen naar psychotrauma.
Gedragsstoornis bij kinderen (of conduct disorder, wordt onder andere gekenmerkt door oppositioneel en anti-sociaal gedrag)
Hechtingsstoornis, autismespectrumstoornis en actueel psychotrauma moeten uitgesloten worden alvorens de diagnose te stellen.
Onderzoek goed pedagogische en affectieve tekortkomingen in het leefmilieu. Het is nodig met warmte maar duidelijk, eenduidig, consequent en voorspelbaar op te voeden.
Geringere weerbaarheid en sociale isolatie maken verstandelijk beperkten extra vatbaar voor beïnvloeding door criminelen.
Persoonlijkheidsstoornissen
• Door de heftige en vaak wisselende emoties wordt vaak te snel de diagnose van een persoonlijkheidsstoornis gesteld.
Psychotrauma
Door geringe weerbaarheid en grotere naïviteit alsmede door hogere mate van institutionalisatie, zijn verstandelijk beperkten vaker slachtoffer van (seksueel) misbruik en mishandeling.
Door verminderde verbale vermogens wordt psychotrauma vaker geuit in de vorm van onaangepast gedrag.
Ook dadergedrag, zelf mensen gaan misbruiken, kan een aanwijzing zijn dat men zelf slachtoffer was van misbruik.
Een verhoogde sexuele arousal en zelfstimulatie komen ook voor zonder sexueel misbruik, deze fenomenen kunnen ook gekoppeld zijn aan een meer ernstige verstandelijke beperking of psychiatrische problematiek. Een verhoogde mate van zelfstimulatie wordt ook gezien als ontspannend in stressvolle situaties.
Verslaving
Er is een hoge mate van comorbide verslavingsproblematiek, waarschijnlijk op basis van sociale isolatie, gebrekkig perspectief, geringe zelfcontrole en onvermogen consequenties op langere termijn te overzien.
Verslaving wordt onvoldoende herkend in deze doelgroep.